De NSV als metapolitieke voorhoede. Een duik in de kweekvijver van het Vlaams Belang. (Jeffrey De Keyser) |
home | lijst scripties | inhoud | vorige | volgende |
Bijlagen
Bijlage 1. Interview met professor Bruno De Wever.
Gent, 18 januari 2007
JDK: Het extreem-rechtse Vlaams-nationalistische landschap is in beweging: het Sint-Maartensfonds heeft zichzelf opgeheven, ook Dietsland-Europa is intussen een stille dood gestorven. Kunnen we daaraan de hypothese koppelen dat het VB zijn eigen kweekvijvers aan het leegvissen is? Daarbij weze opgemerkt dat de ontbinding van het SMF natuurlijk ook voor een groot stuk met de leeftijd van de Oostfronters zal te maken hebben.
BDW: Dat lijkt me in ieder geval een element van het gegeven te zijn. Wat zeker ook meespeelt is een generatiewissel: het lijkt me zo te zijn dat nogal wat uiterst-rechtse Vlaams-nationalistische organisaties die ontstaan zijn na de Tweede Wereldoorlog sterk gebonden zijn aan een specifieke generatie, met name de oorlogsgeneratie zelf en de generatie die daar nog zeer sterk tegen aanleunt, laten we zeggen de mensen die in de jaren ‘50 en ‘60 min of meer geworden zijn, maar in een klimaat te midden van groepen en individuen die heel sterk met die oorlogsgeneratie verbonden waren. Een aantal organisaties die vandaag verdwijnen zijn heel direct verbonden met die oorlog, omdat zij er hun bestaansrecht aan ontlenen. Je noemt het SMF, je zou ook Broederband nog kunnen noemen en een aantal andere, minder bekende organisaties van mensen die in de collaboratie hebben gestaan. Militaire collaborateurs: in het geval van het SMF gaat het over Oostfronters en Waffen-SS’ers, in het geval van Broederband betreft het mensen die geleden hebben onder de “repressie”, maar de facto is het een groep van oud-VNV’ers. Die organisaties ontbinden zichzelf vandaag, of zijn inmiddels – zoals u daar aanhaalt – eigenlijk een stille dood gestorven. Dat heeft natuurlijk te maken met het feit dat die generatie letterlijk en figuurlijk aan zijn eind aan het komen is, een factor die je dus zeker niet mag onderschatten. Natuurlijk is het zo dat dat voor een aantal andere organisaties minder of toch niet in dezelfde mate geldt. Denk maar aan bijvoorbeeld Voorpost en Were Di, om er maar twee belangrijke te noemen. Daar speelt inderdaad het gegeven mee dat het extreem-rechtse Vlaams-nationalisme een thuishaven heeft gevonden in het VB. Door haar electorale opgang en door het feit dat er veel middelen zijn, heeft die partij natuurlijk ontzettend veel postjes te verdelen. Wat men zowel in de internationale als in de Belgische literatuur over het VB al te vaak over het hoofd ziet – en ik heb dat nochtans al herhaaldelijk proberen duidelijk te maken – is dat men dat extreem-rechtse Vlaams-nationalisme absoluut niet mag onderschatten als onderdeel van het VB. Natuurlijk is het zo dat het electoraat van het VB absoluut niet samenvalt met dat extreem-rechtse Vlaams-nationalistisch electoraat. Het VB-electoraat is duidelijk veel gevarieerder en heeft op zich weinig te maken met die extreem-rechtse traditie. Maar om een partij aan de gang te houden heb je wel een apparaat nodig. Het grote verschil tussen het VB in vergelijking met bijvoorbeeld extreem-rechts in Wallonië, Nederland en zelfs Duitsland – in mindere mate Frankrijk, waar een andere traditie bestaat – is natuurlijk het gegeven dat de partij kan bogen op een goed georganiseerd, geölied apparaat. Dat apparaat wordt niet uitsluitend, maar toch in heel belangrijke mate aan de gang gehouden door mensen die precies uit die extreem-rechtse Vlaams-nationalistische traditie komen, en die vaak gepokt en gemazeld zijn in een aantal van de organisaties die we hebben genoemd. Maar het VB kan die mensen nu natuurlijk plaatsen aanbieden op lijsten, in het partijapparaat enz. En in die zin worden natuurlijk de beste krachten van die organisaties – zoals u daar terecht zegt – weggezogen door het VB.
JDK: Mijn volgende stelling sluit daar enigszins bij aan. In het verleden zijn er een aantal pogingen geweest tot extreem-rechtse frontvorming: de Vlaams-Nationale Raad (VNR), het Vlaams-Nationaal Directorium (VND), het Comité Vlaanderen ons Vaderland (CVOV)… Heeft het VB vandaag die rol overgenomen, als paraplu voor extreem-rechts, en is daarom het streven naar eenheid in dat kamp misschien voorbijgestreefd of minder relevant geworden? Of valt dat buiten-parlementair extreem-rechts toch niet volledig samen met het VB, en zo ja, wat leeft er dan nog daarbuiten?
BDW: Frontvorming heb je natuurlijk op diverse niveaus. Het idee van frontvorming speelt volgens mijn in de eerste plaats toch binnen het Vlaams-nationalisme, waar je een belangrijke vleugel hebt die zich uitdrukkelijk niet extreem-rechts definieert, en die zich in het verleden zelfs centrum tot centrum-links heeft gedefinieerd. Vandaag neemt die stroming opnieuw duidelijk een rechtser profiel aan, zoals in de partij van mijn broer (de N-VA van Bart De Wever, jdk) – die dan eerder centrum is, en wat koketteert met het conservatisme enz. Maar men profileert zich dus duidelijk niet extreem-rechts, dat is ook de belangrijkste reden waarom de Vlaams-nationalisten van N-VA weigeren om voorlopig te pacteren met het VB. Dus daar heb je natuurlijk een heel sterke roep tot frontvorming, maar dat is eerder een Vlaams-nationalistische frontvorming, waarbij het extreem-rechtse karakter van het Vlaams Belang eerder een sta-in-de-weg is. En die is ruimer dan alleen het VB en de N-VA: je hebt allerlei brugorganisaties, zoals de Vlaamse Volksbeweging, maar zelfs organisaties als het Davidsfonds enz., waar radicale Vlaamsgezinden elkaar vinden. Daar heb je toch een traditie van frontvorming, maar dan binnen het communautaire. Extreem-rechtse frontvorming? Laten we zeggen dat extreem-rechts een traditie heeft van versnippering en verdeeldheid.
JDK: Zoals bijvoorbeeld binnen het SMF, met de afscheuring van Hertog Jan van Brabant.
BDW: Inderdaad. Het lijkt me een morfologie te zijn die je nogal eens aantreft bij extreem-rechts, niet alleen in België maar ook elders in Europa. Wat daar de reden op zich van kan zijn… Je ziet eigenlijk hetzelfde aan de extreem-linkerzijde. We moeten misschien de reden daarvan niet zozeer in het specifiek gedachtegoed van extreem-rechts gaan zoeken, maar meer in het gedachtegoed van extreme bewegingen tout court, of die nu links of rechts zijn. En de reden daarvan lijkt me te kunnen zijn dat die bewegingen relatief weinig macht hebben, precies omdat ze extreem in het politieke firmament staan. En hoe minder macht een beweging heeft, hoe meer er geïnvesteerd wordt in ideologie, en hoe belangrijker ook ideologische verschillen worden. Binnen de CD&V, de SP.A en zeker de VLD bestaan grote ideologische verschillen, maar door de machtsfactor, het feit dat die partij bestuurt en dat er ontzettend veel mandaten in het geding zijn, is men gemakkelijker bereid om ideologische tegenstellingen te overbruggen en samen te werken. Bij partijen die geen macht hebben wordt die ideologische scherpslijperij veel belangrijker, en destructiever voor de partij en de beweging zelf. Vandaar dat je inderdaad zelfs binnen de Oostfrontersbeweging op een bepaald moment drie fracties had. De versnippering lijkt me dan ook structureel te zijn. Het VB is inmiddels een grote partij, in zekere zin machteloos – door het cordon sanitaire kunnen ze niet mee besturen – maar bekeken van binnenuit zeker niet machteloos als het over het uitdelen van mandaten gaat. Dat maakt natuurlijk dat het aspect van versnippering daardoor voor een groot stuk ondervangen wordt. Is het VB dan een soort van paraplu waar uiterst-rechts volledig ondervalt? Laten we zeggen dat we in ieder geval, sedert het VB bestaat, minder en minder horen van uiterst-rechtse groeperingen buiten de partij. Dat is zeker zo voor Voorpost en Were Di; het VMO is natuurlijk buiten de wet gesteld. Dat soort van organisaties lijken me intuïtief – want zelf heb ik dat niet bestudeerd – levendiger te zijn geweest in de jaren ’80 dan in de jaren ’90, en in de jaren ’90 levendiger dan in de eenentwintigste eeuw. Daar zal wel iets van zijn, en in feite hangt dat weer samen met het vorige: het bloedaanzuigend effect van het VB. Wat er dan voor de rest nog aan extreem-rechts bestaat buiten het VB lijkt me quantité négligable te zijn. Dat zijn dus effectief die groepen die zich niet verzoenen met de formele democratie, en werkelijk neo-nazistisch zijn. Het is heel duidelijk dat het VB daar de deur gesloten heeft.
JDK: Over welke organisaties gaat het dan concreet?
BDW: Ik ken ze allemaal niet bij naam, maar bijvoorbeeld die groepen die Hitler-herdenkingen organiseren, negationistische organisaties enz. Het is heel duidelijk dat het VB de deur heeft gesloten en wenst te functioneren binnen de formele democratie. Groeperingen die dwepen met nazistisch gedachtengoed kunnen bij ons niet meer.
JDK: Maar het SMF bijvoorbeeld was ook uitgesproken nationaal-socialistisch, negationistisch en antisemitisch.
BDW: Ja, maar daar heb je natuurlijk ook weer die omstandigheid dat dit een organisatie was die veeleer gericht was naar het verleden. De solidariteit van het VB met het SMF stoelde eerder op dat verleden dan wel op de actuele politieke standpunten. De standpunten van het SMF met betrekking tot de actuele politiek zijn van nul en generlei waarde. En de relatie tussen het SMF en het VB moet dan ook op die manier worden bekeken.
JDK: U haalde het net aan: het VMO. Het VMO-proces is door Peter Verlinden ooit een keerpunt genoemd voor extreem-rechts in die zin dat er een wijziging is opgetreden in profilering en structuur. Een groot deel van extreem-rechts zou voor een stuk ondergronds zijn gegaan of toch minder uitgesproken naar voor zijn getreden. Wat zijn volgens u in het algemeen de gevolgen van dat VMO-proces vandaag voor extreem-rechts?
BDW: Dat is moeilijk te zeggen maar voor mij is het VMO-proces - dat kwam na een optreden van het VMO, de bezetting van het gemeentehuis van Voeren - natuurlijk wel een symbolisch keerpunt, maar een beetje in een andere zin dan u het zegt. Je zou het kunnen beschouwen als een soort van zeer verre nageboorte van een ideologie en manier van aan politiek doen, die kenmerkend was voor het vooroorlogse Vlaams-nationalisme, waarin uiteindelijk het Vlaams-nationalisme gedefinieerd is als een ideologie en strategie waarin men macht wil verwerven. Niet via de normale parlementaire weg: het parlement werd gedefinieerd als een soort van propagandamachine…
JDK: Een praatbarak.
BDW: …een praatbarak inderdaad, zoals men dat in fascistische kringen nogal eens doet. Maar men ging dus op een revolutionaire manier via macht in de straat en via milities het onafhankelijke Vlaanderen realiseren. Je zou dus kunnen zeggen het VMO daar dus een nageboorte van is, van op zo een manier aan politiek te doen. Zolang dit beperkt bleef tot machtsvertoon, in de vorm van in uniform rondlopen op betogingen, was dit allemaal tolereerbaar door een Belgische overheid die ontzettend liberaal is en van wie veel kan. Maar op het ogenblik dat zij uiteindelijk die grens zijn overgegaan en in de onwettelijkheid zijn getreden door in de openbare ruimte een gemeentehuis - wat symbool staat voor een normaal democratisch bestuur - zijn gaan bezetten, heeft de Belgische justitie toegeslagen en die partij ontbonden, zoals trouwens voordien al was gebeurd in de jaren ’30 met een aantal milities.
Daar sta je dan natuurlijk als zelfverklaarde revolutionaire beweging. Je doet dan eens een actie, en dan wordt je volledig plat gemaald door justitie. Ofwel ga je dan door op dat pad en dan kom je terecht waar de IRA gekomen is, en waar de ETA stond en waar een aantal terroristische organisaties staan, ofwel doe je dat niet en blijf je een soort van salonrevolutionair en als je dan eventjes buiten spoor gaat, dan constateer je dat dat je uiteindelijk kraakt. Eriksson heeft uiteindelijk ongeveer een jaar in de gevangenis gezeten. Dus een soort van totaal ongeëigend optreden zonder eigenlijk een doordacht programma erachter. De logica van dat soort revolutionair optreden is precies dat je dan doorgaat en in de confrontatie gaat. Totaal illusoir eigenlijk in een samenleving die was zoals in de jaren ’70, waarin de ongerechtigheid tegenover de Vlamingen al hoog karikaturaal was. Er waren toen wel al belangrijke communautaire problemen, maar je kunt dat moeilijk een verdrukking van de Vlaming noemen. Er was helemaal geen ondergrond om een dergelijke beweging tot stand te brengen, ze zijn eigenlijk op hun eigen paradoxen kapot gegaan.
Een echt keerpunt van het Vlaams-nationalisme is genomen in 1955 met de oprichting van de Volksunie en het feit dat er een generatie aan de slag is gegaan die radicaal geopteerd heeft voor parlementaire democratie en die de partij op een bepaald moment heeft uitgebouwd tot de derde partij in Vlaanderen, en op die manier gewogen heeft op de politieke besluitvorming. Groeperingen zoals het VMO gaan daar dan inderdaad opereren als “wandluizen” - zoals Schiltz ze heeft genoemd - die “meesurften” maar zelf geen duidelijk project hadden.
Dat nieuwe project is er gekomen met het Vlaams Blok, aanvankelijk een Vlaams-nationalistisch project, duidelijk separatisme enz. Maar dan is het medio de jaren ’80 beginnen inspelen op de etnische breuklijn autochtoon-allochtoon, die sindsdien alleen maar belangrijker is geworden in de Belgische politiek. Daar heeft de partij garen uit gesponnen en zo een nieuw soort xenofoob Vlaams-nationalisme gevormd, dat duidelijk opteerde voor de parlementaire democratie als werkvorm, en niet meer in allerlei radicale en revolutionaire concepten gelooft.
JDK: Ik begrijp dat u dat ziet als een voortzetting van het antisemitisme, omdat er daar academisch toch wat discussie rond bestaat. Is het xenofobe gedachtegoed bij het VB vandaag een voortzetting van het vroegere antisemitisme?
BDW: Dat is een continuïteit en een discontinuïteit, de twee tegelijk. Het is duidelijk dat de anti-islam, de xenofobie tegen Marokkanen en Turken om het nu heel concreet te noemen, en het internationaal islamdiscours vandaag heel sterk gelijkend zijn met het antisemitisch discours van de jaren ’30. We zien dezelfde vorm van stigmatisering en eenzelfde soort van ‘remedies’: joden moeten zich inburgeren of... Daarin ligt dus de continuïteit. Als je een aantal teksten van het VNV gaat leggen op een aantal teksten van het VB, ga je heel sterke gelijkenissen terugvinden. En net zoals de joden toen het discours naar zich toetrokken, trekken de Turken en de Marokkanen nu het discours naar zich toe.
Het verschil is natuurlijk dat het globale maatschappelijke discours met betrekking tot allochtonen heel sterk gewijzigd is. Toen had je binnen de traditionele partijen, zeker binnen de katholieke partij, toch wel een vrij vergaand xenofoob gedachtegoed. Dat is vandaag anders, ik denk dat de maatschappelijke bon ton omgeslagen is. Dat heeft dan meer met de context te maken. Het antisemitisme van vroeger, van het VNV in de jaren ‘30 en van een aantal extremere groepen in het Vlaams-nationalisme, flirtte met het nazistische gedachtegoed. Men ging het in een soort völkisch kader gaan plaatsen, waarin niet meer culturele of religieuze, maar wel raciale verschillen centraal stonden. Dat gedachtegoed is zeker niet alomtegenwoordig in de jaren ’30, maar het is duidelijk aanwezig bij een aantal individuen en groepen, zoals het VNV, en het wordt natuurlijk de officiële ideologie tijdens de bezetting, als het VNV zich volledig inschakelt in de nazificering van dat gedachtegoed. Het is duidelijk dat het een totaal failliet heeft gekend na de oorlog, als gevolg van alles wat er toen gebeurd is. Met die racistische vreemdelingenhaat kon men niet meer vooruit. Dat vind je opnieuw alleen maar terug bij een aantal extreme groepen, die je niet bij het VB terugvindt; de partij heeft ze allemaal afgestoten. Het VB is die xenofobie wel gaan omkneden in een culturalistisch betoog: ‘de cultuur is het probleem’.
Besluitend kunnen we stellen dat het xenofobe gedachtegoed niet nieuw is, er is eenzelfde patroon aanwezig. Maar het is wel duidelijk dat het VB een grens getrokken heeft aan de völkische, raciaal ingevulde xenofobie.
JDK: Is die grens dan getrokken om ideologische of eerder om strategische redenen?
BDW: Beide denk ik. Het is heel duidelijk dat men binnen het VB een strategie heeft naar voor geschoven die stelde: dit is destructief, niet alleen omwille van de wetgeving, maar ook uit een soort van algemeen cultureel aanvoelen. Een consensus waarbij de meeste VB’ers er wel van overtuigd zijn dat het racistische gedachtegoed eigenlijk op geen enkele manier steek houdt, ook niet wetenschappelijk. Maar het zal tegelijk inderdaad ook wel strategie zijn.
JDK: Dat is ook waarschijnlijk ook de reden waarom het VB toen de anti-negationismewet mee heeft goedgekeurd.
BDW: Wat daar absoluut een rol heeft gespeeld, is de meerderheidsstrategie in Antwerpen: het feit dat de Dewinter er heel sterk in geloofde daar een absolute meerderheid te kunnen halen. Hij kon het zich natuurlijk niet permitteren om de joodse gemeenschap tegen zich op te zetten. En omdat er met die joodse gemeenschap in Antwerpen - die heel conservatief is - de facto een aantal gelijklopende belangen zijn: het anti-islamisme enz. Het is heel duidelijk dat een deel van de joodse gemeenschap in Antwerpen VB-gezind is, en Dewinter heeft dat – denk ik – vrij vroeg gezien. En de negationisten vormen uiteindelijk maar een kleine groupuscule zonder enig politiek belang, en daar heeft Dewinter duidelijk een grens getrokken. Daar waar het VB heel gemakkelijk een discours had kunnen ontwikkelen m.b.t. negationisme. Ikzelf ben heel stevig tegenstander van die wet, en met mij nogal wat intellectuelen – historici en specialisten – in Vlaanderen. Zoals Gie Van den Berghe die zich herhaaldelijk heeft uitgesproken tegen die wet. Ikzelf heb dat ook publiek gedaan, om heel andere redenen natuurlijk dan het VB. Maar de partij had zich wel gemakkelijk achter dat discours kunnen scharen, niet omdat men dat negationisme zo interessant vindt, maar wel vanuit de redenering dat het een aanfluiting is van de principes van de rechtsstaat, waar vrije meningsuiting belangrijker moet zijn dat kwetsende meningen. Men heeft het niet gedaan en heel duidelijk gekozen voor de strategie.
JDK: Opportunisme dus?
BDW: Opportunisme, absoluut.
JDK: Traditioneel worden er drie groepen onderscheiden in de morfologie van extreem-rechtse Vlaams-nationalistische verenigingen: de studenten- en jeugdverenigingen (type NSV), de ‘nostalgici’ (type Sint-Maartensfonds) en de actieve groeperingen (type Voorpost). In welke mate houdt die indeling van Etienne Verhoeyen en Peter Verlinden anno 2007 nog stand?
BDW: Het lijkt me in ieder geval een goede beschrijving van wat je aan extreem-rechtse organisaties had op het moment dat die morfologie werd opgesteld. Of je die morfologie nu altijd en overal terugvindt waar extreem-rechts optreedt in Europa, weet ik eerlijk gezegd niet. Ik denk dat politieke groeperingen, zowel links als rechts, altijd aanwezig zijn bij studenten. Maar dat heeft dan meer te maken met de sociologie van de student: men heeft tijd, men kan zich engageren en het engagement hoeft niet veel te kosten. Dat is dus eerder self-fulfilling prophecy. Wat de nostalgici betreft: in extreem-rechts Vlaanderen heb je dat soort van groeperingen in sterke mate gehad, gezien de voorgeschiedenis van collaboratie die heel wat mensen heeft getroffen en solidariteitsbanden heeft gecreëerd tussen degenen die dat hebben meegemaakt. Maar of dat soort van verenigingen altijd en overal een vaststaand gegeven is binnen extreem-rechts, weet ik niet. En dan de activistische groeperingen… waarin kenmerken die zich dan ten opzichte van de andere?
JDK: Een kenmerk dat wordt aangehaald is ‘vorming’, maar dat vind je ook terug bij de studenten- en jeugdverenigingen.
BDW: Ik denk dat je dat moet relativeren. Vandaag heb je nog altijd extreem-rechtse studentenbewegingen, maar die ga je altijd hebben. Bij de nostalgici heb je groepen van oud-collaborateurs en verenigingen die sociologisch en mentaal aansluiten bij die oorlogsgeneratie, maar die zie je nu wat wegvallen door de ‘wet van de demografie’. Een groep die misschien wel aansluit bij de derde categorie zijn de ‘denktanken’, waarin niet zozeer de actie – gewelddadige en provocatieve acties – centraal staat. Die denkgroepen zijn meer intellectueel gericht, ontwerpen een tegenideologie, en engageren zich heel sterk in tijdschriften en de debatcultuur. De Vlaams-Nationale Debatclub in Antwerpen is nu een Blok-filière geworden, maar dat is niet altijd zo geweest. Daarnaast heb je een plejade van tijdschriften, vaak verbonden aan organisaties maar ook vaak los daarvan. Denk maar aan Dietsland-Europa. Daarnaast is er een heel aparte niche die we Nieuw Rechts noemen, de sterk op Franse uiterst-rechtse groepen gebaseerde denktanken en tijdschriften. Teksten, Kommentaren en Studies (TeKoS) is daar de belangrijkste in. Daar ligt het laboratorium van de vernieuwing van het uiterst-rechts gedachtegoed. De omslag naar de culturalistische xenofobie en de herontdekking van het conservatisme als waarde zijn al heel vroeg – in de jaren tachtig – in TeKoS aanwezig. Ik weet niet hoeveel lezers dat blad heeft, maar ik constateer wel dat er een grote continuïteit is; het bestaat toch al ongeveer twintig jaar. Er is een permanente instroom van mensen die op een redelijk niveau schrijven, steunend op een internationaal netwerk waarbij ideeën doorvloeien. TeKoS leeft voor een belangrijk stuk van vertalingen van vooral Franse en Duitse teksten.
JDK: Kan men die teksten dan wel als extreem-rechts duiden, of zijn ze eerder rechts-conservatief?
BDW: Daar kan men eindeloos over discussiëren. In Nieuw Rechts put men aan de ene kant uit een oude traditie, maar tegelijkertijd probeert men dat de transformeren naar de problemen en debatten van vandaag. De oude traditie is die van de ongelijkheid, de onveranderlijkheid van cultuur, het idee van een natuurlijke elite die het recht heeft om zich te manifesteren. Er is ook een soort anti-democratisch gedachtegoed, dat heel sterk gericht is tegen bepaalde aspecten van de parlementaire democratie als procedure. Daarvan zie je toch ook wel de invloed op het Belang. Niet rechtstreeks, maar onder meer via beïnvloeding. Het koketteren bvb. met Gramsci, een heel sterke overtuiging dat men als intellectuele minderheid een grote invloed kan uitoefenen, als men maar de juiste strategieën volgt. Ik denk dat een aantal belangrijke mensen uit het Belang daar hun mosterd hebben gehaald.
JDK: Wordt extreem-rechts ook op andere manieren ingedeeld?
BDW: Dat gebeurt zeker. Eén van de meest interessante stemmen in dat debat is die van de Antwerpse politoloog Cas Mudde, die er sterk op gewezen heeft dat het weinig zinvol is om het Belang en extreem-rechts te gaan meten met meters van vijftig jaar geleden, en daar te gemakkelijk altijd continuïteiten te zien. De keuze van het Belang voor de parlementaire democratie als procedure bijvoorbeeld, lijkt me wel een sterk argument om te stellen dat morfologieën en taxonomieën van fascisme niet altijd bruikbaar zijn. Er zijn natuurlijk wel een aantal continuïteiten.
JDK: Dus het is een soort van self-fulfilling prophecy om de banden met extreem-rechts te overaccentueren of ze te zoeken waar ze er niet zijn?
BDW: Wat het politiek belang van die banden betreft: natuurlijk zijn ze er. Zeker in Vlaanderen is er een heel sterke continuïteit, zowel familiaal, sociologisch als politiek. Dat is evident: als je ze zoekt, ga je die vinden. De vraag is in welke mate die vandaag wegen. Zegt het feit dat men allerlei banden ontdenkt met het vooroorlogse Vlaams-nationalisme ook iets over het programma? Ik denk dat Cas Mudde daar één van de interessante auteurs is, die stelt dat daar een lijn moet getrokken worden. Het is heel duidelijk dat het Vlaams Belang functioneert binnen de parlementaire democratie, en dat ook wil doen. De partij droomt niet meer van fascistische modellen of machtsovernames.
JDK: Het Vlaams Belang heeft op dat vlak ook geen verborgen agenda?
BDW: Ik denk het niet.
JDK: Om terug te keren naar die eerste groep van extreem-rechtse organisaties: zijn de NSV en VNJ anno 2007 een schim van wat ze geweest zijn?
BDW: De NSV ken ik heel slecht, maar het is zo dat studentenverenigingen heel korte golven kennen: om de vier à vijf jaar heb je daar een nieuwe generatie studenten. Het hangt dus heel sterk af van het momentane. Als er een sterke generatie is met een aantal dynamische jonge mensen, de generatie Dewinter bvb., dan is die een paar jaar later weer weg. Ik heb de indruk dat in de bijna dertig jaar dat ik aan de universiteiten ronddraai de NSV er altijd geweest is. Nu wel wat minder dan vroeger. Ik heb de indruk dat de NSV vandaag wel wat verhard is in haar charisma. Het VNJ is een totaal ander verhaal. Ik denk dat het VNJ vandaag niet sterker of zwakker is dan 20 jaar geleden. Die vereniging heb ik van binnenuit gekend, toen ik er als jongeling actief in was. Eind jaren zestig, begin jaren zeventig telde de beweging over heel Vlaanderen een paar duizend leden, en ik denk dat dat vandaag niet anders is. Het is met andere woorden een vereniging met een heel grote continuïteit. Ook qua profiel en gedachtegoed heb ik de indruk dat daar niet zo verschrikkelijk veel veranderd is: het blijft een traditionalistische jeugdbeweging die een extreem-rechts gedachtegoed combineert met een uiterst Vlaams-nationalistische en zelfs Dietse idee. Natuurlijk is de roep van het Belang daar ook zeer groot, maar de idee dat de jeugdbeweging los moet staan van de politiek is daar nog altijd heel sterk. Je kunt het VNJ niet zonder meer als een Belang-filiaire beschouwen. Wat bij het VNJ altijd een zeer merkwaardig gegeven is geweest is dat de topleiding eigenlijk altijd uit volwassenen bestond. Ik heb de indruk dat men de laatste tijd binnen de jeugdbeweging de topfuncties meer en meer aan jongeren toevertrouwt.
JDK: Wat de zogenaamde actueel-actieve groeperingen betreft: houden Were Di en Dietsland-Europa er nu definitief mee op?
BDW: Daar heb ik geen idee van. Ik weet dat Dietsland-Europa gestopt is na het overlijden van de secretaresse van het blad. Ik had de indruk dat er daar echt bloedarmoede heerste, omdat het aanzuigeffect van het Belang er te groot geworden was. Het Belang kan die mensen allemaal casseren; een apart blad had geen zin meer.
JDK: In welke mate zijn Voorpost en het Dietse nationalisme in het algemeen vandaag nog relevant?
BDW: Mijn analyse is altijd geweest dat het koketteren met het Dietse nationalisme een instrument was in functie van het extreem-rechts gedachtegoed om niet aan constructieve politiek te moeten doen binnen een Belgische context. Dat was de functie ervan in de jaren dertig, en volgens mij is dat zo gebleven tot de dag van vandaag. Ik constateer dat al die Groot-Nederlanders eigenlijk nauwelijks in het concrete Nederland geïnteresseerd zijn en daar ook nauwelijks banden hebben. Het Vlaams-nationalisme is natuurlijk in essentie een taalnationalisme, en ik kan me wel voorstellen dat er in die Dietse beweging een aantal mensen zijn die heel sterk geloven dat taal werkelijk hét cement is van de natie, en dat Vlaanderen a fortiori samen met Nederland één natie moet vormen.
JDK: Voorpost heeft ook een afdeling in Zuid-Afrika…
BDW: Ook Zuid-Afrika is als instrument gebruikt om hier een heel ander debat te kunnen voeren. Het apartheidsregime is altijd omarmd door Vlaams-nationalistisch extreem-rechts als een prelude op het discours waaruit uiteindelijk het Blok is gegroeid.
JDK: En wat blijft er nog over van Voorpost als organisatie?
BDW: Ik heb de indruk dat de mensen van Voorpost nu meestal de ordedienst uitmaken binnen het Belang. Een aantal figuren die ik nog de visu ken en die vroeger in Voorpost hebben gemiliteerd, zie je nu op Blok-manifestaties en wellicht ook op de IJzerwake om er de stoelen goed te zetten. Maar nogmaals: ik heb daar geen empirisch onderzoek rond verricht.
JDK: Een aantal groeperingen zijn wat moeilijker te plaatsen in dat extreem-rechtse landschap. Het Taal Aktie Komitee bijvoorbeeld.
BDW: Dat is toch weer wat anders. Het TAK zit meer in de traditie van de taalgrensactie die ouder is dan het Vlaams-nationalisme en al bestaat van voor de Eerste Wereldoorlog. Taalgrens Wakker bestond toen al, een groepering die vooral opereerde in het Brabantse, het Pajottenland. Maar het is evident dat Vlaams-nationalistische groeperingen zich ook zijn beginnen engageren rond de taalgrensactie. Ik denk aan de figuur van Grammens tussen de twee wereldoorlogen, en zelfs na de oorlog. Het TAK baadt in die traditie, maar probeerde in de jaren tachtig op zijn eigen manier toch duidelijk te maken niet extreem-rechts te zijn. Vaak moest men wel optreden zij aan zij met o.a. de VMO, Were Di en Voorpost omdat die extreem-rechtse groeperingen ook meestal aanwezig waren op taalgrensacties. Maar ik heb de indruk dat zij daar toch echt geprobeerd hebben een grens te trekken. Sommigen leunden zelfs aan bij de linkerzijde van de Volksunie. Het TAK heeft natuurlijk zijn hoogtepunt gekend op het moment dat die taalgrensproblematiek ook echt de Belgische politiek beheerste, zoals met Schaarbeek, de Voerstreek en een aantal taalkwesties in Brussel. Naarmate die zaak gepacificeerd is geraakt, hoor je nog nauwelijks van die beweging, terwijl ze in hun hoogdagen bij wijze van spreken elke week de kranten haalden.
JDK: Samengevat: het TAK is niet extreem-rechts, maar heeft er wel banden mee.
BDW: Ja, tijdens de amnestie-acties ging men bijvoorbeeld op een heel naïeve manier te werk. Het is heel duidelijk dat ze in dezelfde biotoop opereerden, en dat er ook brugfiguren zijn. Maar de traditie is toch anders en ruimer.
JDK: Nog een geval apart is ’t Pallieterke.
BDW: Ja. Zeker niet te onderschatten als denktank. Vandaag is het wel een schim van wat het ooit geweest is. Maar in de jaren zestig, zeventig en zelfs tachtig had het blad een redelijke oplage. Het werd gelezen, had een intellectueler publiek, en heeft een enorme invloed gehad op de denkbeelden van het Vlaams-nationalisme – en niet alleen het extreem-rechtse deel daarvan. Ook vandaag fungeert het blad nog als een soort waakhond voor de Vlaams-nationalistische backbone van het Belang. Zoals Grammens met zijn eenmansblad dat ook voor een stuk is. Als je wilt weten wat er in het Belang gebeurt, is het wel belangrijk om te weten wat er in ’t Pallieterke gebeurt. Misschien was het belang van ’t Pallieterke in de jaren zeventig meer maatschappelijk. Men werd zelfs gehoord door de grote persorganen, en het blad werd gelezen door journalisten. Ik denk dat dat vandaag niet meer het geval is, maar mensen die met het Belang bezig zijn of tot de partij behoren, lezen het nog wel. Dat is voor een stuk de verschuiving.
JDK: Zou u Het Journaal van Grammens extreem-rechts noemen?
BDW: Ik heb Het Journaal tien jaar geleden een periode gelezen, en toen was dat niet zo duidelijk. Grammens is vooral Grammens, die zowat overal doorheen fietst. Maar hij is toch enorm opgevreeën door het Belang, en lijkt me nu een soort van kritische medestander. Hij volgt het Belang op veel punten, zeker op het vlak van het separatisme, het communautaire en gedeeltelijk ook het maatschappelijke discours. Op een aantal andere punten is hij het dan weer heel duidelijk niet eens met de partij.
JDK: De genoemde extreem-rechtse groeperingen onderhouden ook onderlinge contacten, zowel formeel als informeel. Het is wellicht moeilijk om als onderzoeker een zicht te krijgen op de informele relaties, maar het is wel duidelijk dat extreem-rechts vandaag bvb. samenkomt rond de IJzerwake. Zijn er nog andere ontmoetingspunten?
BDW: Ook de Vlaamse Volksbeweging (VVB) leunt vandaag heel sterk aan bij het Belang. Dat is niet altijd zo geweest. Maar de VVB kan men vandaag ook niet zonder meer een Belang-filiaire noemen. Het is toch wel wat ingewikkelder. De traditionele Vlaamse Beweging voorziet wel een aantal formele momenten waar die mensen elkaar kunnen ontmoeten: de IJzerwake (vroeger de IJzerbedevaart), de Vlaams-Nationale Zangfeesten (VNZ)… Hoewel ze nu heel wat van hun pluimen hebben verloren, waren dat tot voor tien à vijftien jaar belangrijke manifestaties. Daarnaast zijn er nog minder bekende zaken en herdenkingscomités zoals bvb. de Borms-herdenkingen. Er bestaat daar toch wel een organisatorisch veld waarin de mensen uit de genoemde groepen elkaar kunnen ontmoeten.
JDK: Slotvraag: zijn de genoemde extreem-rechtse organisaties allemaal schoot- en waakhonden geworden van het Vlaams Belang?
BDW: Nee, er zijn heel wat organisaties die een eigen dynamiek hebben. Het VNZ en de Borms-herdenking bvb. bestaan niet alleen omdat het Belang er is. Dat gaat wellicht ook op voor een aantal organisaties. Ook het VNJ heeft een eigen zijnsreden, en hangt op dat punt niet af van het Belang. Men definieert zich zo niet, en men is het ook niet. Als het Belang om welke reden dan ook morgen verdwijnt, dan zal het VNJ niet verdwijnen.
Bijlage 2. Dubbelinterview met Edwin Truyens en Jeroen Serpieters.
Kontich, 7 februari 2007
JDK: Mijnheer Truyens, de NSV werd opgericht op 4 oktober 1976. Dat is intussen meer dan dertig jaar geleden. In welke context hebt u toen die vereniging opgericht?
ET: Oorspronkelijk heb ik in december 1973 het KVHV-Antwerpen opgericht. Dat was bij zijn ontstaan nog een zuiver flamingantische organisatie, waarbij het accent lag op taal en staatshervorming. Ook de activiteiten waren daarop gericht. Gaandeweg ben ik me met een aantal medestanders gaan verdiepen in het nationalisme, waardoor het KVHV-Antwerpen – net als de afdelingen in Gent en Brussel – een nationalistische gedaante kreeg. Dat viel echter niet in goede aard bij het KVHV-Leuven, getalsmatig toch de sterkste afdeling. Ook KVHV-Nationaal stond kritisch tegenover die evolutie, maar hield zich fel op de achtergrond; die mensen moesten eigenlijk alleen maar gelden verdelen. Maar intussen waren we licentiaatstudenten geworden, en dachten we hoe langer hoe meer aan de periode ná ons. De ontsporingen bij het KVHV-Leuven indachtig, dat in de jaren ’60 en ’70 tot tweemaal toe geaccapareerd was door marxistische studenten, werd de idee opgevat om van onze afdeling een vzw te maken. Zo ontstonden er twee strekkingen binnen het KVHV-Antwerpen: enerzijds de groep rond Kris Barrezeele, die van oordeel was dat elk lid van het KVHV-Antwerpen lid moest kunnen worden van die vzw, en anderzijds de groep rond mij, die het lidmaatschap van de vzw – als bescherming tegen ontsporing – wou beperken tot het presidium. Toen duidelijk werd dat de twee standpunten onverzoenbaar waren, kwamen we tegenover elkaar te staan. Naast de principiële tegenstellingen gingen toen ook persoonlijke conflicten een rol spelen. Iemand als Bart Vandermoere, bijvoorbeeld, behoorde levensbeschouwelijk tot onze groep, maar heeft zich na verschillende conflicten bij het andere kamp aangesloten. Van het tienkoppige presidium stonden er uiteindelijk vijf leden aan mijn kant, vier mensen deelden het andere standpunt, en één persoon hield zich strikt neutraal. Het gevolg was dat er twee vzw’s “KVHV-Antwerpen” zijn opgericht, waardoor er automatisch een breuk ontstond. Zo kwamen we in een verwarrende patstelling terecht, waarbij beide verenigingen eigen activiteiten gingen inrichten en mekaar voortdurend tegenwerkten. In de zomer van 1976 werd de knoop vanuit KVHV-Nationaal doorgehakt: beide vzw’s werden erkend, op voorwaarde dat de groep-Truyens van naam veranderde. De officiële reden voor die beslissing was dat de andere groep ons was voor geweest in het oprichten van een vzw, hoewel die het spel niet eerlijk hadden gespeeld. De officieuze reden was natuurlijk dat men ons niet meer graag zag omwille van onze nationalistische standpunten.
JDK: Nationalistische standpunten die radicaler waren dan die van de andere groep.
ET: Inderdaad. Dat was trouwens ook nog een stuk partijpolitiek gevoed. De mensen van de Volksunie zagen ons fenomeen destijds ook niet graag opduiken, en kozen dan ook voor de andere groep. Omdat we van oordeel waren dat de naamsverandering een serieuze verzwakking zou betekenen, hebben we de banden doorgeknipt en beslist om verder te gaan onder de nieuwe naam “Nationalistische Studentenvereniging”, aanvankelijk met de toevoeging “KVHV”. Maar blijkbaar ging de naam “NSV” erin als zoete koek, waardoor we na enkele maanden zijn afgestapt van de dubbele benaming. De NSV was geboren, zoals je aangaf, in oktober 1976.
JDK: Werd de NSV gesticht in een “donkere Antwerpse kroeg”, zoals Gert Gillis aangeeft in het NSV-tijdschrift Branding?
ET: (Lacht). Wat Gert Gillis waarschijnlijk bedoelt, is de persconferentie die we toen gegeven hebben in de bovenzaal van ’t Blazoen, een respectabel café-restaurant. Maar de eigenlijke stichting van de NSV heeft plaatsgevonden in het appartement van mijn ouders in september 1976, waar toen wellicht ook de beslissing is genomen in verband met de naam van de vereniging. De naam van ons tijdschrift “Signaal”, de voorloper van Branding, is pas enkele weken later gekozen in het huis van medestichtster Hilde Van Orshaegen. We raakten daar toen maar niet over uit. De titel van het oorspronkelijke tijdschrift van KVHV-Antwerpen, “Tegenstroom”, was eigenlijk zeer goed gekozen – die naam is waarschijnlijk nog bedacht door Lionel Vandenberghe –, en het was dus niet eenvoudig om iets te vinden dat even origineel was. Het was uiteindelijk de vader van Hilde Van Orshaegen die met het idee “Signaal” is gekomen. Wij vonden dat wel een goed idee: het was een verwijzing naar Paul van Ostaijen, er was ook de symboliek van “Signaal” als teken. Voor de kwaadwillenden zit daar ook wel nog een andere connotatie aan, maar eigenlijk vonden we het geen slechte benaming. Nu, die connotatie is achteraf door onze tegenstanders wel sterk in de verf gezet, en in een onbewaakt ogenblik heeft men toen maar beslist om de benaming te veranderen in “Branding” (lacht).
JDK: Wie waren naast u de voortrekkers van de NSV-groep in het KVHV?
ET: In het praesidium? Ria Van Rompaey, Hilde Van Orshaegen… (Denkt na). Maar ik moet opletten dat ik een aantal zaken niet door elkaar begin te gooien. (Neemt er het boek “Hier komt het oud Sint-Jorisgild” van Wim Van Dijck bij)[551] Pieter Moerman was hoofdredacteur in november 1976, dus die zal er ook mee ingezeten hebben. De naam Hilde Van Orshaegen klopt ook, want die staat hier aangegeven als secretaris. Erik Vanschoonbeek en Ludo Van Rompaey (de broer van Ria) zaten ook mee in het presidium. Dan komen we wel aan zes, maar op het moment van de stichting begon wel net een nieuw academiejaar. Dus ik vermoed dat de groep van vijf bestond uit mijzelf, Ria en Ludo Van Rompaey, Hilde Van Orshaegen en Erik Vanschoonbeek.
JDK: Dan kom ik bij u, mijnheer Serpieters. Hoe lang bent u al actief in de NSV?
JS: Ik ben al vier jaar actief in de NSV, maar pas sinds dit academiejaar preses van de NSV Antwerpen. Mijn zus heeft me indertijd meegenomen naar het openingsvat van de NSV Gent, waar ze zelf actief was, en zo ben ik bij de vereniging terecht gekomen.
JDK: De NSV heeft vandaag afdelingen in Antwerpen, Leuven, Gent, Brussel, Hasselt en Kortrijk (Westland). Zijn er in de geschiedenis van de NSV ook afdelingen verdwenen of gesplitst, en wat waren daarvan de oorzaken?
JS: In Westland en Hasselt is er een onderbreking geweest, en Mechelen is verdwenen.
ET: Er zijn ook kortstondige onderbrekingen geweest in Gent en Brussel. Maar toch is er een vrij grote continuïteit geweest in de afdelingen. Volgens mij hadden die onderbrekingen vooral te maken met bloedarmoede. Dat is het grote probleem van studentenverenigingen: de generaties wisselen om de drie à vier jaar. Als je dan pech hebt, en de vereniging wordt niet gedragen door enkele voortrekkers, dan dreigt ze natuurlijk te verdwijnen. Zelfs in de beginperiode hebben we veel geluk gehad. Toen het eerste presidium afstudeerde, was het voor de opvolging al ‘armoede sta bij’. In 1977-78 hadden we nog Dirk Van de Wal als preses en mijn jongere zus als vice-preses (bedoeld wordt Gerd Truyens als penningmeester, jdk), die nog tot die eerste generatie behoorden. Maar voor het volgende academiejaar waren er al geen valabele opvolgers. Jan Verschueren is toen preses geworden, maar die bracht er eigenlijk niets van terecht. Het probleem was dat de mensen die wel in staat waren om de zaak te trekken al allemaal afgestudeerd waren. Dat is natuurlijk niet de bedoeling van een studentenvereniging. Maar we zijn de zaak blijven volgen, en hebben toen schachten gevonden – Hans Carpels en Tom Debacker – die het jaar nadien de zaak opnieuw wilden gaan trekken. Het academiejaar na Van de Wal is dus een overgangsjaar geworden, waarbij we met enige moeite de zaken in leven hebben kunnen houden. Daarna kwam er een nieuw élan. Maar hadden we dat niet gekund, dan was de NSV toen misschien voor goed van het toneel verdwenen. Want we waren nog zwak.
JDK: Heeft de heroprichting van de afdelingen in Hasselt en Westland te maken met het aantreden van een nieuwe generatie, of waait er ook maatschappelijk een gunstige wind voor de NSV?
JS: NSV Hasselt is vooral opgericht om een tegengewicht te bieden tegen de Actief Linkse Studenten. Toen de LSP in Hasselt werd geactiveerd, zijn we gecontacteerd door Thierry (Thierry Vanroy, nu preses van de NSV Hasselt, jdk) en een aantal andere mensen om die linkse aanwezigheid tegen te gaan. In het geval van Westland had de heroprichting vooral te maken met de aanwezigheid van studenten, die voornamelijk met de trein pendelden naar Antwerpen en Gent, maar uiteindelijk toch besloten om in de eigen streek een nieuwe afdeling op te starten. Blijkbaar bestond daar op dat moment een noodzaak voor.
ET: Dat zijn de concrete zaken, maar het is waarschijnlijk ook een algemene maatschappelijke evolutie. Het ideeëngoed is enigszins anders dan vroeger, maar het ligt tamelijk goed. En dus vind men gemakkelijker mensen die de zaak willen trekken.
JDK: Hebt u er een zicht op hoe de ledenaantallen in de loop der jaren zijn geëvolueerd, of is dat moeilijk in te schatten?
ET: (Lacht). Als we ons daar moeten aan wagen, gaan we misschien leugens zitten verkondigen.
JS: Op dit moment hebben we in Antwerpen tussen de dertig en veertig actieven, met een kern van twintig die sowieso altijd aanwezig is. Maar die cijfers fluctueren. Er bestaat wel een lidkaartsysteem, maar sommige mensen zijn feitelijk lid, hoewel ze geen lidkaart hebben.
JDK: En anderen hebben misschien wel een lidkaart, maar dan enkel om de NSV financieel te steunen.
JS: Ja. Als je die erbij neemt, hebben we natuurlijk veel meer leden, maar de helft is dan wel niet actief.
ET (richt zich tot JS): Is het in de andere afdelingen vergelijkbaar?
JS: In Gent zou het ook rond de twintig moeten draaien, in Leuven gaat het de laatste tijd iets minder. Dit jaar zou het rond de tien moeten liggen, maar er zijn ook jaren geweest met maar twee à drie actieve mensen. In die zin ziet het er nu wel goed uit. De laatste jaren zien we over het algemeen wel een stijgende lijn.
ET: Dat zijn geen abnormale cijfers; men moet daar realistisch in zijn. Zeker wat het verenigingsleven van de laatste decennia betreft. De fout die men dikwijls maakt, ook in historische studies, is dat men de studentenbeweging van nu gaat vergelijken met die van voor de Eerste of Tweede Wereldoorlog. Dat is een kapitale fout. Iedereen die toen student was, vertrok thuis en zat in Leuven op kot. Zij hadden toen alleen maar het studentenleven, en waren absoluut niet zo mobiel als de studenten vandaag. Gedurende een volledig academiejaar moest men dus zijn amusement vinden in Leuven zelf. Vanzelfsprekend hadden alle studentenorganisaties die toen actief waren veel meer mensen dan nu. Dat was gewoon een andere sociologische realiteit. De jaren vijftig konden wellicht nog de vergelijking doorstaan met de vooroorlogse periode. Maar naarmate men verder opschoof – de abnormale situatie van Leuven Vlaams uitgezonderd – kregen de studenten er naast hun activiteiten in de studentenbeweging andere zaken bij. Anderen waren helemaal niet actief in een studentenvereniging, omdat ze te veel andere dingen te doen hadden. Als een vereniging dus vandaag dertig à veertig actieve mensen heeft, scoort ze eigenlijk al heel goed. Als ik hier de cijfers hoor, hadden we in onze beginperiode in Antwerpen een vergelijkbaar aantal mensen. KVHV-Antwerpen draaide rond dertig/veertig mensen, en na de splitsing hadden we er zelfs allebei dertig/veertig. Ook dat is perfect te verklaren: zonder zo’n vaste kern is een vereniging niet denkbaar.
JDK: Waar ligt de feitelijke macht van de NSV? In het nationaal presidium?
JS: Het nationaal presidium heeft wel inspraak, maar de afdelingen hebben een heel grote autonomie en beslissen eigenlijk alles zelf. Enkel als er gevaar dreigt, zoals in het geval van het KVHV dat plots oversloeg naar marxistische zijde, kan NSV Nationaal wel ingrijpen en maatregelen treffen om dat te voorkomen. Als het erop aankomt, ligt de macht dus wel bij Nationaal, maar de feitelijke macht ligt toch bij de plaatselijke presidia.
JDK: Maar de jaarlijkse grote NSV-betogingen vertrekken toch wel vanuit NSV Nationaal?
JS: Dat wordt altijd door Nationaal gecoördineerd, in samenspraak met de afdeling waar de betoging plaatsvindt. Om de zoveel tijd is er een nationale vergadering voor onderling overleg, waarop alle senioren van de afdelingen, het nationaal presidium en enkele extra bestuursleden aanwezig zijn.
ET: Ik denk dat de wijze waarop de NSV vandaag werkt nog altijd min of meer dezelfde is als in de beginperiode. In het KVHV was de autonomie van de afdelingen traditioneel veel groter. KVHV-Leuven was natuurlijk een mastodont, en de andere afdelingen waren bijkomstig. NSV is enigszins anders geconcipieerd, omdat men een nationale structuur in het leven heeft geroepen die meer moest doen dan alleen maar gelden verdelen en de studentencodex beheren. NSV Nationaal was eigenlijk een soort van ideologische waakhond, maar de autonomie van de afdelingen werd van bij de oprichting gegarandeerd. Als het zou mislopen, kon Nationaal ingrijpen. Dat verhaal is nog altijd herkenbaar.
JDK: Wie draagt in die presidia de feitelijke beslissingsbevoegdheid?
JS: Op nationaal vlak is dat de Senior Senorium, en in de afdelingen heeft de preses de interne beslissingsmacht. De Senior heeft zelf de keuze over de manier waarop hij zijn bevoegdheid invult en hakt altijd de knoop door, maar meestal vindt er wel overleg plaats. In principe kan de Senior wel een beslissing nemen zonder overleg, maar het is maar de vraag of dat een goede zaak is.
JDK: Wordt een nieuwe preses verkozen of aangeduid door zijn voorganger?
JS: Bij ons in Antwerpen wordt die al een tijdje aangeduid. De vorige Senior kijkt rond en informeert zich over de capaciteiten van mogelijke kandidaten. De persoon die wordt aangeduid kan dan zijn eigen presidium samenstellen. Maar in het verleden zijn er ook verkiezingen geweest. Dat verschilt ook van afdeling tot afdeling. In NSV Gent bijvoorbeeld wordt de preses aangeduid door de oud-studenten in samenspraak met de huidige Senior. In Leuven gebeurt dat waarschijnlijk op dezelfde manier. Ook in NSV Nationaal vinden er geen verkiezingen plaats, maar eventueel wel een voorafgaande vergadering. Het is dus niet zoals bij het KVHV, waar de verbondsraad democratisch de preses verkiest. Ik vermoed dat het ook bewust zo gekozen is, en naar mijn mening is het die lijn die vandaag doorgetrokken wordt.
ET: Ik denk ook niet dat wij vroeger op één of andere manier verkiezingen hebben gehouden. Verkiezingen worden natuurlijk ook maar interessant op het moment dat er meerdere kandidaten zijn. Zolang er geen rivaliteit bestaat over een bepaalde post, is die manier van werken ook geen probleem. Mocht dat op een dag wel zo zijn, dan zal vlug genoeg blijken dat de huidige wijze waarop de fakkel wordt doorgegeven niet meer voldoet. We spreken hier nu over een studentenorganisatie met snel wisselende generaties, maar op veel plaatsen in het verenigingsleven vinden er geen democratische verkiezingen plaats, tenzij strikt formeel. Men is meestal al blij als iemand het wil doen. Als we nu even de parallel trekken naar de nationale politiek: bij al die partijen die zich democratisch noemen, kunnen we niet een korreltje maar een hele zak zout nemen. Ik zal nooit vergeten dat ik in mijn studententijd eens te gast was bij één van de traditionele politieke partijen. Ik was toen echt verrast over de autoritaire wijze waarop die vergadering plaats had. Dat beeld van die zogenaamd democratische partij is me achteraf altijd bijgebleven. Als men trouwens heel eerlijk zou zijn: de meeste verkiezingen binnen de politieke partijen worden gearrangeerd. De kiezer mag wel wat bolletjes kleuren, maar in werkelijkheid is dat ook allemaal gemanipuleerd.
JDK: De NSV heeft altijd een eigen tijdschrift verzorgd. Voor een korte periode was dat nog “Tegenstroom”, dat parallel met het KVHV-Antwerpen werd uitgegeven. Uiteindelijk koos men voor “Signaal”, dat later dan is omgedoopt tot “Branding”. Hoe belangrijk is zo’n periodiek voor een organisatie als de NSV?
JS: Voor de ideologische vorming van de studenten is dat toch heel belangrijk, zeker voor een politieke vereniging als de NSV. Men moet ze iets kunnen aanbieden in een vrij compacte en begrijpbare vorm. Het zou zonde zijn mocht er geen periodiek verschijnen. De artikels geven uiteindelijk wel onze ideologie weer, en soms zijn er ook tegenstemmen.
ET: Als ik nu nog student zou zijn, zou ik hetzelfde zeggen. Nu bekijk ik dat toch al met een zekere afstand. Ik heb de indruk dat de impact van de studententijdschriften vandaag minder is dan die van de vooroorlogse generaties. Toen kon men met een tijdschrift veel meer studenten bereiken, waardoor de verspreiding veel groter was. Nu gaat het over een zeer beperkt aantal exemplaren, die dan nog dikwijls onregelmatig verschijnen. Het is moeilijk om een blijvende impact te creëren. Ter vergelijking: in het begin van de jaren tachtig heeft de NSV een huldeviering georganiseerd voor Leo Wouters, die een toonaangevende rol had gespeeld in het AKVS. Ter gelegenheid van zijn tachtigste verjaardag hebben we toen een huldeschrift uitgegeven, waarin een aantal van zijn AKVS-artikels zijn opgenomen. Die hadden werkelijk een blijvende waarde. Ik vrees dat de kans klein is dat men nu gaat teruggrijpen naar nummers van Signaal of Branding om later te publiceren als artikels met een blijvende impact, wat natuurlijk geen afbreuk doet aan de waarde van bepaalde stukken. Dat is te betreuren, maar wellicht valt daar weinig aan te veranderen.
JDK: De NSV heeft sinds kort ook een vormingscel op het internet: “nationalisme.info”. Is die vorming niet net de taak van het tijdschrift?
JS: Die twee staan niet los van elkaar. De website is een soort verlengstuk van Branding, om ook een breder publiek te kunnen aanspreken. Het internet is daarvoor een medium bij uitstek, terwijl een tijdschrift vaak als oubollig wordt afgedaan. De oplage van Branding op zich is daarom niet verminderd, maar de precieze cijfers ken ik niet. We bieden nu de twee aan, en denk met nationalisme.info misschien ook een nieuw publiek te kunnen aanboren.
ET: Ik wil best aannemen dat de oplage niet verminderd is in vergelijking met de beginperiode. Wij werkten vroeger nog met de stencilmachine; internet was voor ons nog niet weggelegd. Nu zijn er op dat vlak veel meer mogelijkheden. Het voordeel van een studentenvereniging is dat je nu een jong publiek hebt dat met de computer kan werken. Die kans moet men zeker te baat nemen, maar dat neemt niet weg dat het tijdschrift moet blijven bestaan. Maar men moet er zijn energie blijven insteken. Al is het maar omdat het de enige manier is om de stiel te leren, zodat daar schrijvers kunnen uit voortkomen die later kunnen renderen in het verenigingsleven. Dat is zo mogelijk nog belangrijker geworden dan vroeger.
JDK: Branding is tussen 2001 en 2004 niet verschenen. Had dat ook te maken met bloedarmoede?
JS: Inderdaad. Een gebrek aan mensen die bereid zijn om de kar te trekken en te schrijven. Dat is de laatste twee jaar wel opnieuw gelukt. Er zijn weer mensen bijgekomen die geëngageerd zijn, en sneller bereid zijn om concrete zaken uit te werken.
JDK: Ik zou nu wat dieper willen ingaan op de ideologische profilering van de NSV. In 2006 werd naar aanleiding van het dertigjarig bestaan van de Nationalistische Studentenvereniging een nieuwe beginselverklaring geschreven. Was de oude niet goed genoeg meer?
JS: De oude was heel goed. Ik denk niet dat er zodanig veel verschillen zijn. Mijnheer Truyens heeft dat op de lustrumviering ook aangehaald in zijn toespraak. De grote verschillen zijn eerder het gevolg van een actualisering naar de hedendaagse maatschappij. Maar de kern is nog altijd dezelfde als vroeger. En hopelijk zal dat ook altijd zo blijven. Een aantal zaken zijn dus gewoon aangepast aan de hedendaagse normen. Maar ik denk trouwens dat de nieuwe beginselverklaring al dateert van 1996. Naar aanleiding van het lustrum is er wel sprake geweest om een aantal punten te herwerken, maar voorlopig is men daar nog niet klaar mee.
ET: Ik heb de nieuwe beginselverklaring pas voor de eerste keer gelezen naar aanleiding van ’30 jaar NSV’. In mijn toespraak heb ik ze daar vergeleken met die van 1976, en ik was aangenaam verrast over de continuïteit. De nieuwe beginselen zijn wel volledig geherformuleerd – wat logisch is na zoveel jaren – maar inhoudelijk zijn ze nog perfect herkenbaar. Men heeft alleen rekening gehouden met de veranderingen die zich in de maatschappij hebben voorgedaan.
JDK: Is de oude beginselverklaring van uw hand?
ET: Ik heb die tekst onlangs opnieuw gelezen, en herken daar zonder meer voor een stuk mijn pen in. Ik heb er zeker en vast intens aan gewerkt. Maar ik vermoed wel dat die tekst in het toenmalige presidium is besproken, en er ook wat aanpassingen heeft gekregen. Ik weet niet meer wie er allemaal aan meegewerkt heeft, maar het was zeker niet de zaak van één man. Maar door de bespreking en inspraak is het geen literair pronkstuk geworden: dat is vaak het lot van een beginselverklaring.
JS: Ik vermoed nu toch dat de nieuwe beginselverklaring is verschenen in de eerste heruitgave van Branding, dus ze dateert waarschijnlijk toch van 2004 (dat blijkt inderdaad te kloppen, jdk). Ik weet dat er een aantal zaken zijn aangepast, maar wellicht voor wat komma’s en punten.
JDK: In punt 7 van de nieuwe beginselverklaring eist de NSV de teruggave van alle gebieden die onterecht van Vlaanderen zijn afgenomen plus de onmiddellijke afschaffing van de faciliteiten. In Branding was dat de laatste 15 jaar één van de meest besproken thema’s. Zijn (de verfransing van) Brussel en de Vlaamse Rand symbolisch zo belangrijk voor de NSV?
JS: Het is inderdaad in de eerste plaats een niet onbelangrijk symbool. Brussel is tenslotte de hoofdstad van Vlaanderen. Het feit dat er steeds meer gebied door Franstaligen wordt ingenomen, is een gevaarlijke evolutie. Vandaar dat die zaken terecht continu worden uitgespeeld. We moeten erop toezien dat de rand rond Brussel een Vlaamse Rand is, en dat moet ook zo blijven; we mogen die zeker nooit loslaten. Het zou al te gemakkelijk zijn om ons neer te leggen bij de evolutie. We moeten ons blijven vastbijten in die Vlaamse Rand.
ET: Bij de teruggave van de ontstolen gebieden gaat het natuurlijk niet over Brussel of de Vlaamse Rand. Die rand is ons niet ontstolen; er zijn wel faciliteiten gekomen voor Franstaligen. Maar Kraainem, Wemmel, Linkebeek en Drogenbos maken nog altijd deel uit van Vlaanderen. Brussel is een apart gewest, maar we hebben er nog altijd onze zeggingskracht. Dus ook niet echt een ontstolen gebied. Die frase verwijst veeleer naar het gebied Komen-Moeskroen, Edingen, Lettelingen, Mark en eventueel het gebied van Overmaas. Frans-Vlaanderen? Ik weet niet of men zover mag gaan, maar ik vind het in elk geval belangrijk dat zoiets erin staat omdat de Vlaamse Beweging altijd een veel te defensieve houding aanneemt. Men is terecht bekommerd om Brussel en de rand, maar men moet eigenlijk verder denken. Men moet niet de rechten van de Vlamingen in Brussel verdedigen, maar er integendeel voor zorgen dat Brussel hervernederlandst wordt. En we moet niet vechten voor de Vlaamse Rand, maar er gewoon ons recht laten gelden. Men moet expansionistisch denken en ervoor zorgen dat Moeskroen, dat altijd al op de taalgrens gelegen heeft, ook nog verbonden kan blijven met Vlaanderen. Of je zover moet gaan met Frans-Vlaanderen is een ander paar mouwen, want je kan de klok van de geschiedenis niet terugdraaien. Mocht men dat gaan opeisen, dan krijg je natuurlijk een volksopstand, want daar leven geen Nederlandstaligen meer. We moeten een klein beetje realistisch zijn. Maar Komen, bijvoorbeeld, is een andere problematiek. Daar is nog altijd een Nederlandse aanwezigheid, maar men vergeet dat te veel. Een studentenbeweging moet dat zeker en vast durven beklemtonen. Want als zij het al niet meer durven of kunnen, dan moeten we helemaal niets meer verwachten van de politici aan de top.
JDK: Wordt de verfransing van Brussel voldoende opgevolgd in de nationale politiek?
ET: Ik denk dat het Vlaams Belang en de N-VA doen wat binnen hun mogelijkheden ligt. De N-VA is natuurlijk een kleine entiteit, en heeft daardoor weinig impact op de politiek. Het Vlaams Belang wordt – hoe groot de partij ook is – voortdurend uitgesloten van alles en wordt niet au sérieux genomen. Het is heel moeilijk om dan te gaan wegen, zeker op dat gebied. Er zijn andere zaken waar men kan vaststellen dat het Vlaams Belang, ondanks het feit dat ze overal uitgesloten worden, toch gaan wegen op de besluitvorming, zij het onrechtstreeks en met vertraging. Maar op die punten niet. En de traditionele partijen vinden het totaal onbelangrijk: daar zitten geen kiezers.
JDK: Wordt dat dossier in het VB niet opgevolgd door ex-NSV’er Bart Laeremans?
ET: Jazeker, ik krijg genoeg teksten van hem binnen. Bart Laeremans volgt dat uiteraard op de voet, maar wat kan hij concreet doen? Dat is trouwens de grote frustratie van veel partijpolitici. Men kan in het parlement ronkende verklaringen afleggen, die in het beste geval met één lijn in de krant komen en meestal helemaal niet. Dikwijls staat men te praten voor een lege zaal of voor mensen die toch niet geïnteresseerd zijn. Voor de eigen achterban kan je dat genoeg verkondigen, maar de impact daarvan is natuurlijk beperkt.
JDK: Zijn er andere parlementsleden van het Vlaams Belang die de NSV-breekpunten blijven opvolgen? Spelen de oud-studentenbonden daarin misschien een rol?
ET: Dat vind ik een vraag om over te struikelen (lacht). Want dat zou veronderstellen dat wij het individuele werk van al die partijmensen volgen en analyseren.
JS: Ik denk niet dat de oud-studentenbonden zich bezig houden met partijpolitiek, en ik denk ook niet dat dat de bedoeling mag zijn. Het is eerder een informele samenhang van een groep mensen die in dezelfde studentenvereniging hebben gezeten, en vooral dat als grootste gemene deler hebben. De NSV moet boven de partijpolitiek staan, en staat daar ook gelukkig nog boven.
ET: Uw vraag deed me eigenlijk al denken aan samenzweringstheorieën: een NSV dat met al zijn tentakels probeert om zijn politiek programma te realiseren. Zo werkt het natuurlijk niet. Zelfs al zouden we dat willen, dan denk ik dat het niet realistisch is om dat te veronderstellen. Daarvoor zou men een structuur in het leven moeten roepen die heel sterk hiërarchisch gestructureerd is, waarbij aan de top iemand de lakens uitdeelt en overal zijn pionnen in beweging zet. Als idee om iets te realiseren is dat fantastisch; eigenlijk is iedere onderneming in onze economie zo gestructureerd. In de politiek zou men dat niet aanvaarden, en zouden we binnen de kortste keren problemen hebben met het establishment. Zelfs al zouden we dat willen, dan zou het niet kunnen om de doodeenvoudige reden dat in de loop der jaren de NSV zoveel sterke persoonlijkheden teweeg gebracht heeft die onmogelijk in één structuur zouden kunnen samenwerken. De informele samenhang die met de viering van 30 jaar NSV voor het grote publiek tot uiting gekomen is, is er natuurlijk. En dat men vanuit de NSV enigszins trots is op het feit dat het Vlaams Belang zoveel mandatarissen telt die uit de vereniging komen, dat vind ik de logica zelve. Maar zoals Jeroen daarstraks zei: de NSV moet partijpolitiek ongebonden blijven. Zelfs al zou ik de individuele prestaties van iedereen volgen, dan zou je eigenlijk een band creëren tussen het Vlaams Belang en de NSV, en dat hebben we net altijd bestreden. De doorstroming is er, en moet niet tegengewerkt worden. Het zou me ook niet kunnen schelen mochten er morgen een aantal mandatarissen van de NSV in de N-VA of CD&V te vinden zijn, zoals dat bijvoorbeeld met het Vormingsinstituut Wies Moens het geval is, waar verschillende partijen in ons bestuur vertegenwoordigd zijn.
JDK: Maar moet het, los van een eventuele band met het Vlaams Belang, toch niet de bedoeling van de NSV zijn om haar programma te realiseren en zichzelf voor een stuk overbodig te maken?
ET: Natuurlijk wil men zijn programma realiseren, maar de NSV is inderdaad een vereniging die zich bij uitstek situeert in de metapolitiek en op die manier de mensen wil beïnvloeden om haar gedachtegoed te verspreiden, te ontwikkelen en te realiseren. Dat is heel belangrijk, en daar heeft de NSV zeker en vast toe bijgedragen. Dat is juist het bewijs dat nu geleverd wordt: de Vlaams Belang-mandatarissen die uit de NSV komen zetten eigenlijk stuk voor stuk die lijn voort. Ieder met zijn eigen capaciteiten en accenten, en misschien niet altijd zoals we het zouden willen, maar het gebeurt. Maar naast die mensen in het Vlaams Belang, zijn er een x aantal in een ander beroepsleven die dat ook doen.
JDK: In de algemene bepalingen van haar beginselverklaring eist de NSV ook de onvoorwaardelijke amnestie voor alle om politieke redenen veroordeelde personen na de Tweede Wereldoorlog. Waarom is die eis voor de NSV zo belangrijk?
JS: Omdat veel Vlaamse jongens die zogezegd hebben gecollaboreerd met de vijand dachten meer Vlaamse faciliteiten te krijgen van de toenmalige overheerser. En om die reden, omwille van hun – achteraf gezien – misschien naïeve idealen, zijn ze op een brutale manier gestraft. De repressie was ongemeen hard, en daarom is het als symbool heel belangrijk dat die mensen toch een soort amnestie wordt verleend, en dat hen wordt gezegd dat men geen schuld heeft getroffen en geen misdaad heeft begaan.
JDK: De amnestie lijkt me ook een punt te zijn dat samen met haar generaties aan het uitsterven is.
JS: Het punt wordt inderdaad op zich minder relevant. Als we zien dat nu zelfs het Sint-Maartensfonds in se opgedoekt is, wie blijft er dan nog over? Maar als symbool vind ik het toch belangrijk dat we blijven strijden voor die amnestie, zelfs al is het voor binnen 100 jaar. We willen het signaal geven dat het voor ons geen misdaad is om iets gedaan te hebben voor de Vlaamse idealen. Misschien heeft men de verkeerde keuze gemaakt, naar volgens de toekomst heeft uitgewezen. Maar op dat moment denk ik niet dat er, behoudens enkele uitzonderingen, een misdaad is begaan.
JDK: Had de NSV vroeger al dan niet formele contacten met verenigingen van Oostfronters, zoals het Sint-Maartensfonds of Hertog Jan Van Brabant?
ET: Er waren in elk geval geen frequente contacten, ook niet in onze tijd. Zelf ben ik twee keer uitgenodigd door het Sint-Maartensfonds om daar te gaan spreken; de eerste keer was ik toen wellicht nog preses van de NSV. We kenden natuurlijk wel een aantal mensen. Dat is ook niet zo verwonderlijk, want in de beginperiode waren die oud-Oostfronters allemaal nog een stuk jonger. In de NSV zaten dan ook mensen die zoon of dochter waren van mensen die in de collaboratie hadden gestaan. In die zin woog het thema amnestie in onze tijd nog een stuk zwaarder dan nu. Het staat nog in de beginselverklaring uit een soort van traditie. Ikzelf heb geruime tijd geleden al het standpunt ingenomen van liever geen amnestie te vragen, want het heeft praktisch bijna geen betekenis meer omdat de meesten toch al zo oud zijn. En het zou een aantal mensen gaan verzoenen met de Belgische staat, terwijl ik van oordeel ben dat die staat hoe dan ook moet verdwijnen. Het feit dat België geen amnestie geeft is voor mij om die reden dus een goede zaak. Ik geef ook toe dat ik in dat verband van mening ben veranderd. Op de eerste sticker die we destijds met het KVHV-Antwerpen hebben uitgegeven stond de slagzin “30 jaar haat, amnestie nu!”. In die periode hebben we ook de hongerstaking van August Van Humbeeck hier in Kontich ondersteund. Voor ons was amnestie toen nog een strijdpunt. Ik ben er niet tegen dat het nu in de nieuwe beginselverklaring staat, maar ik kom er niet meer voor op straat; heel bewust om de Belgische staat niet op het idee te brengen alsnog amnestie te verlenen.
JDK: Een ander punt in de nieuwe beginselverklaring is dat de NSV een solidaristische maatschappijordening voorop stelt. Wat zijn daarvan de (economische) pijlers?
JS: Het belangrijkste daarin is de organische samenstelling van de maatschappij, een natuurlijke ordening als economische basis. Er moet een solidariteit bestaan tussen de verschillende organen, in plaats van een puur kapitalisme waarin iedereen nu doet wat hij wil.
JDK: Geen ongebreideld kapitalisme dus, maar ook geen socialisme…
JS: Neen, de gulden middenweg. De derde weg. Concreet is daar al heel veel over geschreven en gezegd, maar het is op zich geen gemakkelijk punt om uit te leggen of verkocht te krijgen aan de mensen. Maar het blijft een mooi idee waar ik zeker achter sta.
JDK: Dus een organische samenleving, gestoeld op het volksnationalisme en een gemeenschapzin…
JS: Een gemeenschapszin, ja. Als individu sta je nooit alleen, maar binnen een gezin en een volksgemeenschap.
JDK: Ook hier wordt dus de lijn van de oude beginselverklaring doorgetrokken.
ET: Ik denk dat de term ‘solidarisme’ niet in de oude beginselverklaring van 1976 voorkomt. (Gaat in zijn archief op zoek naar de tekst… en leest paragrafen 9, 10 en 11 voor)[552]. Het woord ‘solidarisme’ werd dus niet gebruikt om de heel eenvoudige reden dat ik zelf een zware inbreng heb gehad in de tekst, en op dat ogenblik al zeer sterk beïnvloed was door het gedachtegoed van Edgard Delvo. In zijn boek ‘Sociale collaboratie’[553], in de jaren zeventig uitgegeven als historisch tijdsdocument door Pelckmans onder auspiciën van pater Van Isacker, wordt de term wat gecamoufleerd als ‘volksnationaal socialisme’, maar eigenlijk noemde Delvo zich nationaal-socialist. En dat was natuurlijk niet hetzelfde als solidarisme. De ‘derde weg’ is een begrip dat altijd opnieuw gebruikt wordt, omdat het een neutrale formulering is waarmee men zich niet moet verbranden. Eigenlijk is er voor nationalisten nooit een vaste sociaal-economische theorie tot stand gekomen. Dat hangt voor een stuk samen met het feit dat nationalisme eigenlijk geen ideologie is, maar een levensbeschouwing. Een ideologie is vast en onveranderlijk, een levensbeschouwing is gebaseerd op de ervaring en kan dus ook evolueren. Vandaar dat nationalisme ook gemakkelijk kan geaccapareerd worden door ideologieën, waardoor men ontsporingen krijgt die eigenlijk haaks staan op het nationalisme. Het nazisme van Adolf Hitler heeft zich vastgeënt op de nationalistische gevoelens van de mensen. Maar als men dat nazisme bestudeert, kan men alleen maar vaststellen dat het de negatie is van nationalisme: men onderwerpt immers volkeren, in plaats van ze hun volksbestaan te laten leiden. Toen men dat hier in de collaboratie begrepen had, was het natuurlijk te laat. Veel recenter is ook Milošević, eigenlijk een pure communist, gaan teren op de nationalistische gevoelens van de Serviërs, maar ook dat was in wezen de negatie van het nationalisme. En zo gebeurt het iedere keer opnieuw. Om terug te keren naar de kern van de zaak: de nationalisten hebben in hun sociaal-economische opvattingen altijd een weg gezocht die zich onderscheidt van het liberalisme en het marxisme, en zo is men onder andere terechtgekomen bij het solidarisme. Het is een christelijke leer die onder meer belichaamd werd door de jezuïet Pesch (Heinrich, jdk), en die in de loop der jaren ook van andere theoretici een invulling heeft gekregen. Het solidarisme wordt heel vaak, maar niet noodzakelijk, verbonden met het corporatisme. En zo kan bijvoorbeeld terechtkomen in het fascisme van Benito Mussolini, oorspronkelijk een marxistisch socialist, of het nationaal-solidarisme van Joris Van Severen. Het probleem is dat men in die strekking ook heel vaak terechtkomt in ideologie. Zeker wat betreft het corporatisme, dat trouwens ook voor een stuk in onze samenleving geïmplementeerd is. De paritaire comités, die zoveel te zeggen hebben in dit land, zijn eigenlijk voor een stuk corporatisme. Zelfs de uitwerking van het subsidiariteitsbeginsel, één van de kernpunten van het solidarisme, is ook heel dikwijls een ideologische stellingname: men moet de macht toebedelen aan het kleinst mogelijke niveau. Ik heb altijd bezwaren gehad tegen die formulering, want het doortrekken van dat beginsel dreigt te gaan aanleunen bij het anarchisme – wat trouwens bewezen is bij de VolksUnie. Het integraal federalisme van de VU vindt eigenlijk zijn oorsprong in een soort symbiose tussen solidarisme en anarchisme. Men mondt dus altijd uit in ideologie. Wat was nu eigenlijk zo typisch of verleidelijk aan de opvattingen van Delvo? Die zijn op een totaal andere manier ontstaan. De opvattingen van Delvo zijn ontstaan in de BWP, dus in het socialisme. Hendrik de Man en Delvo, die we eigenlijk niet van elkaar kunnen loskoppelen, waren originele denkers. Ze hebben trouwens vastgesteld dat anderen in Italië, Duitsland enz. tot dezelfde conclusies kwamen. Helaas werden die ideeën ingebed in het nationaal-socialisme van Hitler. Delvo was ook één van de mensen die lang bleef hopen dat Duitsland de oorlog zou winnen. Hij was één van de extreme collaborateurs, maar vanuit een intellectueel eerlijke opvatting. Nadien heeft hij veel problemen gehad, toen hij o.a. geconfronteerd werd met de uitroeiingskampen. Maar als men het gedachtegoed van Delvo gaat analyseren, dan zal men vaststellen dat hij eigenlijk vertrekt van een aantal ideeën die algemeen geldend zijn, en die louter uit de ervaring zijn geput: als een mens arbeidt, dan doet hij dat om iets te realiseren, om iets te verwerven, om het materieel goed te hebben. Dat moet ook gebeuren, want als men onder een boom blijft zitten, dan heeft men niets om te eten. De idee dat iedere mens een arbeidsplicht heeft in de maatschappij, is geënt op het feit dat men moet werken om iets te hebben. Aansluitend bij die vaststelling, heeft iedere burger de plicht om te werken. Maar de maatschappij heeft ook een plicht, want er zijn mensen die niet kunnen werken omdat ze te ziek of te oud zijn, of een andere tegenslag hebben gekend. De arbeidsplicht wordt dus gecompenseerd door een verzorgingsplicht. Dit zijn slechts enkele principes waarop het gedachtegoed van Delvo is gebaseerd. Maar het klopt ook wat die man zegt. We hebben Delvo zowel in Antwerpen als in Gent herhaaldelijk aan het woord gehoord, en zijn invloed is zo terechtgekomen in die beginselverklaring. We zworen niet bij het solidarisme, maar namen enkele principes over die Delvo vanuit zijn zogenaamd nationaal-socialisme verkondigde. Als je trouwens terugkeert naar de betekenis van de term, dan zeg ik nog altijd dat nationaal-socialisme in woorden exact weergeeft waar we voor staan. Alleen kunnen we dat niet maken, want de term is veel te beladen. Wij staan voor nationalisme, en socialisme is eigenlijk een synoniem voor solidarisme: het gaat over de solidariteit van de mensen in de maatschappij. Onlangs was er op zondagmorgen een interview met Rondas (Jean-Pierre Rondas, radio-interview op Klara; jdk), en ik heb daar een stuk van gehoord met professor en ex-VLD-senator Paul De Grauwe. De principes die De Grauwe in zijn nieuw boek[554] verkondigt, zijn voor mij herkenbaar. Daarmee wordt voor de zoveelste keer bewezen dat wanneer mensen onafhankelijk beginnen denken, en zich niet laten beïnvloeden door ideologieën en partijapparaten, ze heel dikwijls over levensbeschouwelijke grenzen heen tot dezelfde conclusies komen. Ik moet het boek nog lezen, maar ik ben ervan overtuigd dat er een verbinding te maken is tussen De Grauwe en Delvo.
JDK: Zou ik dus mogen samenvatten dat het beladen, aangebrande karakter van het solidarisme geen bezwaar vormt als men enkel gaat kijken naar de ideologie?
ET: Ik heb het vooral gehad over het beladen karakter van het nationaal-socialisme. Het is inderdaad heel moeilijk om weg te geraken uit de hoek waarin men onvermijdelijk wordt vastgepind. Dat is mij trouwens al overkomen. Toen ik pas afgestudeerd was, hebben marxistische elementen teksten van mij gevonden over Delvo en het nationaal-socialisme. Die werden dan gebruikt op pamfletten in Leuven om op te roepen tot een betoging tegen de NSV. Als men die termen gebruikt, krijgt men natuurlijk dat als reactie. De meeste mensen geraken immers nooit verder dan de vlag en de naam, en kijken nooit naar de inhoud. Delvo mag dan 100% collaborateur geweest zijn en zich nationaal-socialist genoemd hebben, het was een intellectueel eerlijk en rechtschapen man die een betere maatschappij wou realiseren op sociaal-economisch vlak. Die man heeft een zuiver geweten. Het was zelfs ne chiquen type. Hij heeft oneindig geboet voor zijn engagement tijdens de oorlog. Hij was staatloos en is jarenlang ondergedoken in Duitsland, terwijl zijn gezin hier in Vlaanderen woonde. Pas in de jaren zeventig is hij kunnen terugkomen, en heeft dan gelukkig nog een aantal jaren met zijn vrouw mogen bleven. Maar het was een idealist tot en met, die omwille van zijn idealisme zwaar geleden heeft.
JDK: Het solidarisme is ook voor de huidige generatie enkel ideologie en idealisme?
JS: Solidarisme is een op zich nog weinig beladen term, en ik denk dat het ook één van de redenen is waarom die term precies wordt gebruikt in de huidige beginselverklaring. Niet iedereen denkt bij solidarisme spontaan aan nationaal-socialisme, de connotatie is er wat minder. Bij nationaal-socialisme gaat iedereen onmiddellijk denken aan het regime onder Hitler.
ET: Solidarisme heeft inderdaad niet dezelfde beladenheid, al was het maar omdat het CVP-programma van de jaren vijftig gesteund was op solidarisme en personalisme. Solidarisme wordt in de eerste plaats nog altijd terecht geassocieerd met de christelijke denkers die ervan aan de basis lagen. Ik zou me wellicht gemakkelijker solidarist noemen als ik niet zo onder de indruk gekomen was van Delvo, én omdat het solidarisme heel vaak gekoppeld wordt aan het corporatisme. Het corporatisme werd, mijns inziens terecht, door Delvo heel sterk bestreden. Voor hem was het een verfijnde vorm van klassenstrijd. Het marxisme is gesteund op klassenstrijd: de bezittende klasse tegenover het proletariaat. Het corporatisme is eigenlijk het opdelen van de maatschappij per beroepsgroep, waarbij opnieuw het strijdbeeld wordt gecreëerd. Ook al gaat men dat heel vredevol voorstellen. Delvo meende dat het niet ging om het belang van de ene klasse of beroepsgroep tegen de andere, maar om de belangen van het individu en de gemeenschap. En we hebben allemaal dezelfde belangen te verdedigen. Dat was de filosofie die erachter stak. Tijdens de oorlog is men begonnen met het elimineren van de vakbonden, t.t.z. de eerste stap werd gezet tegen de kleurvakbonden. Er moest één vakbond komen, en dat werd de Unie van Hand- en Geestesarbeiders. De volgende stap moest de tweedeling tussen werknemers en werkgevers opheffen in één organisatie. Vandaag wil men dat niet meer geweten hebben, maar de verantwoordelijken van de vakbond waren in heel dat proces betrokken. Dat oversteeg de partijgrenzen: Delvo kwam niet uit het nationalisme, maar uit het socialisme. Hij was wel vatbaar voor de staatsopvattingen van het VNV, in tegenstelling tot Hendrik de Man die nooit afstand heeft kunnen nemen van zijn belgicisme. In het begin van de jaren twintig heeft de Man een boek geschreven, aanvankelijk in het Duits, waarin hij op een sublieme manier afrekende met het marxisme. Hij heeft daar gewoon kip kap van gemaakt. Hadden alle politici dat werk au sérieux genomen, dan had het communisme geen kans gekregen in Europa en was er veel leed bespaard geweest. Eigenlijk is dat het basiswerk, waar heel het gedachtegoed uit voortgekomen is. Het is niet alleen hier, maar ook in andere Europese landen ontstaan, en helaas geaccapareerd geweest door het nazisme.
JDK: In punt 10 van de nieuwe beginselverklaring stelt de NSV positief te staan tegenover sociaal overleg, vakverenigingen en het middenveld. Is het ‘incestueuze karakter’ van de politieke besluitvorming niet net in strijd met de elite-idee van de NSV?
JS: Volgens mij vloeit dat deels voort uit het vorige punt van solidarisme. Het is niet omdat wij inderdaad de NSV zien als een factor om de elite van morgen te creëren, dat wij negatief zouden staan tegenover het middenveld. Het middenveld is net heel belangrijk om als die zogenaamde elite te kunnen aanvoelen wat er precies leeft. Ook vakoverleg lijkt me sowieso heel belangrijk, maar ik heb er ook mijn vragen bij waarom het precies in die beginselverklaring staat.
ET: Ik denk dat het de hoogstpersoonlijke touch is van de auteur van die beginselverklaring. In mijn rede naar aanleiding van 30 jaar NSV heb ik daar niets over gezegd, maar als er nu ergens één punt is dat er niet bij hoort, dan is het inderdaad dat. Het staat eigenlijk haaks op wat ik hier heb zitten verkondigen. Ik ben trouwens nog een paar jaar actief geweest in het Vlaams Blok, waar ik sociaal-economische artikels publiceerde, en daarin heb ik de vakbonden aangevallen. Als het Vlaams Belang daar op dit ogenblik nog mee in zijn maag zit, dan is dat voor een stuk mijn verantwoordelijkheid. Er zijn vakbondsmensen die mij kennen, en die om die reden niets meer met mij willen te maken hebben. Ik heb in die tijd ook gefulmineerd tegen de wijze waarop de vakbonden gefinancierd worden via het betalen van de werkloosheidsbijdragen enz. Men beschouwde mij destijds als een gevaarlijk sujet dat de oorlog verklaard had aan de vakbonden. Mijn oordeel over de werkwijze van de vakbonden is een stuk genuanceerder geworden t.o.v. vroeger, want beroepshalve heb ik er dikwijls genoeg contacten mee. Maar vanuit het theoretisch concept zeg ik nog altijd: vakbonden zijn, zeker in de wijze waarop ze op dit ogenblik bestaan, niet meer van deze tijd. Ik heb er geen enkel probleem mee om te erkennen dat vakbonden hun nut bewezen hebben in de loop van de geschiedenis, maar op dit ogenblik is het niet meer van deze tijd.
JDK: Is de huidige generatie daarover dezelfde mening toegedaan?
JS: Ik denk dat de meesten vrij negatief staan tegenover de huidige vorm van vakbonden. In feite zijn het gewoon politieke machtsapparaten, meestal van een bepaalde partij, en dan voornamelijk de SP.A en CD&V. In die zin staan de meesten er wel negatief tegenover, maar ik denk dat men het idee van een vakvereniging op zich niet verwerpt. Het bestaan van sociaal overleg lijkt me wel een belangrijk punt, maar het blijft me ontgaan waarom het in de beginselverklaring is opgenomen. Het was me zelfs nog nooit opgevallen dat het erin stond.
ET: (Lacht). Misschien was de vader of moeder van de auteur lid van de vakbond.
JS: Een vreemd standpunt, al kan ik misschien wel vermoeden waarom het erin staat. Er wordt altijd gefulmineerd tegen het Vlaams Belang, en bij gevolg ook tegen de NSV, omwille van hun standpunten tegen de vakbonden. En misschien is dat er als een soort tegenreactie ingevoegd. Het is in ieder geval geen punt dat leeft binnen de NSV.
JDK: Zowel in de oude als in de nieuwe beginselverklaring verklaart de NSV zich uitdrukkelijk partijpolitiek onafhankelijk. Toch zijn er heel wat politieke mandatarissen, leden en sympathisanten van het Vlaams Belang uit de NSV afkomstig. Is die doorstroming een probleem of net een goede zaak?
JS: Op zich vind ik het geen slechte zaak, omdat ze de idealen die de NSV probeert uit te dragen willen blijven verdedigen op partijpolitieke wijze. Er zijn er evengoed die in andere sectoren binnenstromen. Het enige nadeel: als het te snel gebeurt, wordt de link te gauw gelegd tussen de NSV als een soort kweekvijver voor het Vlaams Belang. Terwijl we dat eigenlijk niet zijn.
JDK: De NSV is geen kweekvijver voor het Vlaams Belang?
ET: Ik heb er geen probleem mee dat die doorstroming er is. Ik sta er neutraal tegenover of dat nu een goede zaak is of niet. Als het niet zo zou zijn, zou het waarschijnlijk te denken geven over de NSV, de partijpolitiek of beide. Ik vind het dus heel logisch dat het gebeurt. Maar in de praktijk heeft dat aanleiding tot problemen: het is een voortdurend vechten om de partijpolitieke onafhankelijkheid te beklemtonen. Niet alle politici en studenten zijn natuurlijk in staat om die intellectuele opdeling te blijven maken. Maar er is niets nieuws onder de zon: er is altijd doorstroming geweest. Voor het Vlaams Blok / Vlaams Belang bestond, waren er ook politieke partijen. Er zijn in de jaren vijftig-zestig genoeg mensen van het KVHV doorgestroomd, hoofdzakelijk naar de CVP maar ook naar andere partijen. Er zijn dan de problemen geweest met de Volksunie. De VU heeft trouwens de kapitale fout gemaakt door te proberen teveel impact te krijgen op de studentenvereniging, en tegelijkertijd niet in te zien dat ze door er geen greep op te krijgen de trein aan het missen waren. Eigenlijk kan ik alleen maar post factum zeggen: dat waren een stel onbekwame pummels die niet begrepen hebben dat het tij aan het keren was. Ik kan dus alleen maar hopen dat de politici van het Vlaams Belang hun verstand gebruiken en niet proberen NSV te beïnvloeden. Zíj moeten beïnvloed worden door de NSV.
JDK: Dat is een standpunt waar u altijd zwaar op gehamerd heeft: de metapolitiek moet de politiek beïnvloeden, en niet omgekeerd. Toch is er de financiële steun van het Vlaams Belang naar de NSV toe. Er zijn al allerlei steun- en beschermingscomités en boetefondsen opgericht waaraan heel wat mensen uit de partij, of de partij zelf, een serieuze bijdrage leveren.
JS: Ik denk wel dat er een groot verschil is. Die mensen van het Vlaams Belang zijn in feite NSV’ers, oud-studenten die de NSV steunen. Dat die nu toevallig een partijpolitiek mandaat bekleden is bijkomstig. Er is geen effectieve steun van de partij Vlaams Belang, enkel van mandatarissen.
JDK: De onafhankelijkheid van de studentenvereniging komt daardoor dus niet in gevaar?
ET: Men is daar niet afhankelijk van. Uiteindelijk is dat ook iets van alle tijden. Mandatarissen hebben per definitie meer geld dan studenten en een studentenvereniging, en zien er ook nog een mogelijkheid in om naar een stuk van de achterban persoonlijke propaganda te voeren. Het is dus normaal dat die namen daarin voorkomen, en daar is niets verkeerd mee. Ik kan u tientallen boeken uit mijn bibliotheek tonen van alle mogelijke soorten publicaties waarin lijsten staan van intekenaars. Daarin komen altijd namen van mandatarissen terug.
JDK: Het Vlaams Belang heeft dus via de steun van die mandatarissen geen invloed op de NSV?
ET: Nee, ik heb dat in elk geval ook nog nooit ondervonden. Ik denk dat de NSV integendeel – als ik dat zo oneerbiedig mag formuleren – voor een stuk mandatarissen gebruikt. Het boek (cf. noot 1, jdk) is gedrukt bij Uitgeverij Egmont, waarvan iedereen weet dat die gelieerd is aan de partij. Ik heb zo een aantal dingen opgevangen waaruit duidelijk blijkt dat de infrastructuur van de partij heeft toegelaten om dat boek uit te brengen. Anders zou men dat misschien niet gekund hebben. Maar de partij heeft dat boek niet gemaakt. Dat is dus handig bekeken van de NSV. Ze gebruiken de partij en een aantal mandatarissen om een project te realiseren. Daar heb ik niets op tegen.
JDK: Ik vis dat ook niet uit het luchtledige. Were Di-voorzitter Ludo Gerits, bijvoorbeeld, zei dat het blad Dietsland-Europa misschien had kunnen blijven bestaan met de financiële steun van de partij, maar daar zou wel tegenover gestaan hebben dat men zich niet al te kritisch zou mogen opstellen t.a.v. het Vlaams Belang. Moet de NSV om haar onafhankelijke positie te kunnen vrijwaren niet volledig financieel onafhankelijk zijn? Of gaat die vergelijking niet volledig op?
ET: Het verhaal van Were Di is inderdaad moeilijk te vergelijken met het verhaal van de NSV. Were Di is altijd een zeer onafhankelijk denkende organisatie geweest. Ik heb daar trouwens zelf een aantal jaren deel van uitgemaakt, en ben een nog iets langere periode redactiemedewerker geweest van Dietsland-Europa. Maar Were Di en Dietsland-Europa waren intussen al jaren op de terugweg. Het sociologisch verhaal was zich daar aan het voltrekken. We moeten nu niet in detail treden, maar in de loop der jaren heeft men daar heel veel medewerkers verloren door stommiteiten van de mensen die de lakens uitdeelden. En op het einde ging de natuur natuurlijk zijn werk doen, want Bert Van Boghout (mede-oprichter van Were Di, jdk) en zijn naaste medewerkers werden oud. Van Boghout is gestorven, en er was eigenlijk geen opvolger meer. Als je de laatste redactieploeg bekijkt en ziet wie er in Dietsland-Europa publiceerde, dan waren dat bijna uitsluitend mandatarissen van het Vlaams Belang. Dan wordt het sowieso al, los van het financiële, aartsmoeilijk om te zeggen dat men partijpolitiek onafhankelijk is. Als er dan buiten een gedeeltelijk vernield abonnementenbestand – na het overlijden van de secretaresse Lea De Jonghe heeft men niet meer alles kunnen terugvinden – en nog wat redactionele medewerkers helemaal niets meer over blijft, en er komt zo’n voorstel, dan is het de partij die de vereniging gaat rechthouden. Dan kon men er inderdaad beter mee kappen. Ik denk zelfs niet dat men dat ernstig in overweging genomen heeft. Iemand van Were Di is zelfs bij mij nog raad komen vragen over hoe het verder moest. Ik heb gezegd: stoppen, onmiddellijk, want Dietsland-Europa heeft niet meer de inhoud en het volk die het vroeger gehad heeft. En die beslissing is ook genomen.
JDK: Were Di werd dus bemand door Vlaams Belangers. Was er ook een omgekeerde beweging?
ET: Degenen die de laatste jaren overbleven waren Vlaams Belangers. En als men dan op de koop toe teksten vraagt aan mensen die weliswaar niet in de redactie zitten, maar wel mandataris zijn, dan is het uiteindelijke resultaat dat er bijna niets anders meer verschijnt. Ik denk dat er nog twee mensen teksten schreven zonder mandataris te zijn, en dat waren Staf Callebout onder de naam ‘Gerhard’, en José Wilmots, een advocaat die intussen op emeritaat is. Doorstroming in de omgekeerde zin? Ludo Gerits is mandataris geworden toen de partij een paar jaar bestond. Heel veel van die mensen waren ook terug te vinden in de Volksunie. Herman Thuriaux misschien, dat weet ik eigenlijk niet. Hij was vroeger mandataris voor de VU, is lang gemeenteraadslid geweest in Vorst. Als hij geen mandataris was van de partij, hadden ze dus wel nog een belangrijke auteur. Maar dat weegt niet op tegen de teksten die verschenen van Ludo Gerits, Bart Laeremans, Luk van Nieuwenhuysen, Gerolf Annemans ook geregeld…
JDK: Terug naar de NSV nu, met een citaat van Bruno Valkeniers op de lustrumviering: “En toch, toch zou ik bij de NSV zowel als bij de partij willen pleiten voor een matiging. Matiging niet in de compromisloosheid uiteraard, maar in het kannibaliseren van de Vlaamse studentenvereniging. Geef ook een deel van onze huidige studentengeneraties en leiders de kans, neen… de opdracht om zich tot elite in onze maatschappij op te werken.” Klopt het beeld dat hier geschetst wordt?
JS: Persoonlijk vind ik van wel. Het Vlaams Belang stelt zich dikwijls te veel zo op: mensen die uit de NSV komen direct opslokken, hen een mooie plaats geven en veel beloven. Terwijl het volgens mij even belangrijk is dat er ook mensen doorstromen naar andere sectoren, zoals de culturele en de financiële wereld. We moeten niet alleen rondwaren in de partijpolitiek, maar ons ook daarnaast uitstrooien. De laatste jaren is dat helaas iets minder gebeurd, en zijn er heel veel naar de partijpolitiek doorgestroomd. Valabele mensen, maar jammer genoeg door de partij opgegeten.
JDK: Pleit u naar het Vlaams Belang toe om toch de boot enigszins af te houden?
JS: Tegen het Vlaams Belang kunnen we natuurlijk zoveel zeggen als we willen. Ik denk dat het belangrijk is van onze mensen duidelijk te maken dat er ook een andere weg is naast het Vlaams Belang, die minstens even belangrijk en misschien zelfs veel belangrijker is.
JDK: De NSV is niet het enige “slachtoffer” van dat kannibalisme.
JS: Ja, ik heb dat onlangs trouwens ook tegen mijnheer Truyens gezegd. Het beste voorbeeld vond ik Rita De Bont, die door het Vlaams Belang uit de VVB is weggehaald. Dat is vooral voor de VVB heel jammer.
ET: Het is helaas een probleem dat de NSV ver overstijgt, en dat al een aantal jaren bezig is. Vroeger bestond dat in zekere mate t.o.v. de Volksunie, maar in een veel mindere mate. Volgens mij hebben we hier te maken met een onrechtstreeks gevolg van het cordon sanitaire. Het Vlaams Belang had en heeft veel te weinig mogelijkheden om mensen te betrekken uit de brede stroming van het economisch, sociaal en cultureel leven. Waardoor men natuurlijk automatisch probeert de beste krachten die zich al tot een bepaalde richting bekennen, weg te plukken. En dat wordt bijvoorbeeld ook bewezen door Bruno Valkeniers en Rita De Bont. Dat waren toonaangevende figuren in de Beweging, en nu zitten ze in de partij. We kunnen alleen maar hopen dat het aantrekken van die figuren misschien juist één van de laatste elementen is om het cordon sanitaire te doen sneuvelen. Want dan lost dat probleem zich volgens mij vanzelf op. Maar het is inderdaad juist dat de partij voor een stuk de Beweging leegzuigt. En ik ervaar dat ook zelf. Het Vormingsinstituut Wies Moens heeft dat heel lang kunnen tegenhouden. Maar ik vind het natuurlijk geen gelukkige zaak dat Bruno bijvoorbeeld als gedelegeerd bestuurder van onze vereniging nu een toonaangevende rol gaat spelen in het Vlaams Belang. Ik gun hem dat, en beter hij dan iemand anders, want hij heeft de capaciteiten. Zoals een van de journalisten onlangs verklaarde: “Ik heb hem nog niet kunnen betrappen op fouten.” Dat is ook niet moeilijk. Ik ken Bruno al lang genoeg: dat is iemand die heel evenwichtig en vanuit de juiste filosofie in de partij stapt. Maar voor ons wordt de druk om de partijpolitieke onafhankelijkheid te bewaren natuurlijk… Enfin, die wordt niet groter, maar het is de indruk die de buitenstaander krijgt. We hebben nog het geluk dat ik als voorzitter met mijn geschiedenis en decennialange standpunten wat dat betreft onverdacht ben. Maar het is een stuk moeilijker geworden, en dat speelt in de NSV uiteraard ook.
JDK: Dat was ook zo bij Voorpost?
JS: Dat zit volledig bij het Vlaams Belang.
ET: Ja, en dat is eigenlijk ook al heel lang.
JDK: Zijn er zo nog andere voorbeelden? Want zoals u net aanhaalde, wordt bijna heel de Beweging aangezogen door dat Vlaams Belang.
ET: Het is natuurlijk het nationalistisch segment dat het meest wordt leeggezogen, dat is duidelijk. De Vlaamse Volksbeweging heeft er ook last van, maar minder. Ten eerste is de VVB in belangrijke mate pluralistisch, in de zin dat men zich bijna uitsluitend bezighoudt met de staatsrechterlijke aspecten, maar bijvoorbeeld niet met ethische dossiers en de vreemdelingenproblematiek. Ook niet direct, tenzij onrechtstreeks, met het sociaal-economische vraagstuk. Dus zij hebben een beperktere actieradius, waardoor ze naast nationalisten ook mensen aantrekken die eerder in liberale en socialistische richting denken. Zij hebben het probleem dus ook minder: Rita De Bont is naar het Vlaams Belang gegaan, maar Jan Jambon is terug te vinden in de N-VA. Dat geeft natuurlijk een ander beeld. Een vereniging zoals het Davidsfonds bijvoorbeeld, heeft daar al helemaal geen last van. Daar krijg je dan eerder het omgekeerde, namelijk de drang om daar ook het cordon sanitaire in stand te houden. Het probleem dat men ook heeft in de Marnixring: mag een Vlaams Belanger daar lid worden? Neen, zal een massa leden zeggen. Ze zullen Bruno Valkeniers er wel niet uitgooien, denk ik hoor. (Lacht).
JDK: Dus de belangrijkste ‘slachtoffers’ zijn Voorpost en NSV.
ET: Ja, Voorpost, NSV, Were Di – maar dat is dus een aflopende zaak –, en in het VNJ stelt het probleem zich toch ook dikwijls.
JS: Vanuit het VNJ is dat misschien iets minder zichtbaar. Het VNJ is heel veel verkleind natuurlijk, en per definitie scheelt dat wel.
JDK: Een ander citaat komt van Johan Vanslambrouck, de voorzitter van Voorpost en de IJzerwake vzw: “Zowel NSV als Voorpost zijn behoeders van de nationalistische gedachte. Het kader van de nationalistische partij in Vlaanderen wordt grotendeels gevormd door mensen die voorheen in NSV of in Voorpost – of in beide – actief zijn geweest. En dat is maar goed ook. Zeker wanneer de electorale successen lonken, kan de verleiding groot worden om de principes wat achterwege te laten ten voordele van stemmengewin.” Misschien is de doorstroming van de NSV naar het Vlaams Belang dan toch een goede zaak?
JS: Op zich denk ik niet dat het een slechte zaak is, maar ook geen goede zaak. Maar we zien te veel de negatieve kant, namelijk dat het systematisch gebeurt. Als het geleidelijk gebeurt dat goede figuren in de partij hun politiek engagement willen verder zetten, is dat een goede zaak. Zowel voor ons als voor de politieke partijen. Maar het wordt dus negatief als men ons systematisch gaat leegzuigen.
ET: Ik treed Jeroen volledig bij. Als alles leeggezogen wordt, dan heb je geen metapolitiek meer om de partijpolitiek te beïnvloeden. Dat is mijn belangrijkste bekommernis.
JDK: Zou de NSV zichzelf ook een ideologische waakhond van het Vlaams Belang noemen?
JS: Dat zijn grote termen. Ik denk niet dat wij echt veel invloed kunnen uitoefenen op het Vlaams Belang. Wij kunnen onze kritiek fulmineren en onze mening uiten, maar ik denk dat het daar bijna stopt. De idee dat we beslissingen van de partij zouden kunnen beïnvloeden is utopisch.
ET: Ik wil de rol van de metapolitiek nu niet reduceren tot die van kefferkes. (Lacht.) Maar het is natuurlijk wel zo dat als men spreekt over een waakhond, dat zou willen zeggen dat men effectief bijna de controle kan behouden over de grootste politieke partij van Vlaanderen – men zegt dikwijls dat dat de CD&V/N-VA is, maar dat zijn twee partijen. Ik zou het misschien wel willen, maar ik zie de NSV daar niet toe in staat. En ook geen enkele van de andere al genoemde organisaties. We moeten onszelf niet opblazen, dat leidt nergens toe. Maar dat hoeft natuurlijk ook niet. De vergissing die men vaak maakt, is dat men het verenigingsleven te dikwijls gaat benaderen in termen van economie. En dan vraagt men zich af: waartoe dient dat allemaal, wat is het resultaat? Als we dat moeten afmeten, is dat twee keer niets. Maar als de kleine vereniging die NSV altijd geweest niets betekende, dan zouden er zoveel mandatarissen niet in het parlement zitten die uit de NSV afkomstig zijn. Dus dat betekent wel degelijk iets. Men heeft niet de kracht en ambitie om een waakhond te zijn, maar men moet wel zelf groeien in het gedachtegoed en het gedachtegoed verspreiden. Zo kunnen de politici zien wat er in het studentenleven leeft. De aankomende generatie is immers de toekomstige elite, dat zijn hun opvolgers. Hun opvolgers, maar ook de opvolgers in het economisch, sociaal en cultureel leven.
JDK: Tussen het Vlaams Belang en de NSV zijn er een aantal ideologische parallellen, maar toch ook een aantal verschillen. Wat je niet vindt bij het Vlaams Belang is de Heel-Nederlandse gedachte, het Diets nationalisme. Een aantal mandatarissen zijn daar misschien wel voorstander van, maar het is in ieder geval geen officieel standpunt. In de NSV-beginselverklaring van 1976 staat nog “ons uiteindelijk doel is de hereniging van de Dietse volksgemeenschap”, terwijl er in de nieuwe beginselverklaring sprake is van “een verregaande institutionele en culturele, integratieve samenwerking”. Is de idee van die hereniging voorbijgestreefd voor de huidige generatie?
JS: Ik denk dat, volgens wat er nu leeft, dat niet meer als relevant wordt aanzien. Ik denk dat de meesten daar ook niet echt meer voor streven. Persoonlijk ben ik met nog een aantal mensen wel voorstander van de hereniging van de Nederlanden, maar ik vrees dat we op dit moment een beetje in de minderheid zijn.
JDK: Geen maatschappelijk draagvlak.
JS: Niet echt, maar sowieso is dat draagvlak maatschappelijk veel verkleind tegenover vroeger.
JDK: Maar zelfs binnen de NSV is er blijkbaar geen draagvlak meer, dat is toch nog iets anders.
JS: Er is ook geen vijandigheid tegen, maar ik merk niet dat het nog bij iedereen leeft. Ik vrees dat het een trend is, ondanks diverse vormingsavonden waarbij we het nog levend trachten te houden. Maar het is een moeilijke oefening.
JDK: Mijnheer Truyens, volgens u moet de NSV op dat punt radicaler zijn en blijven.
ET: Dat staat vast. (Lacht). Ik stel ook vast dat men het schachtenconvent besloten heeft met het verbondslied en het Wilhelmus. Toen heb ik gezegd dat ik hoopte dat men dat niet alleen deed om mij een plezier te doen. Als ik dat nu hoor van dat draagvlak, dan verwondert me dat natuurlijk niet. Ik weet maar al te goed dat het draagvlak op dit ogenblik beperkt is. Zelf blijf ik op de nagel kloppen, wel wetende dat ik tegen de stroom oproei – er is nog altijd iets van Tegenstroom (cf. supra, jdk) blijven zitten. Naar de toekomst toe ben ik niet pessimistisch, maar integendeel optimistisch. Het zal alleen op een andere manier gebeuren dan men in het verleden dacht. Waarom is nu dat draagvlak op dit ogenblik niet aanwezig? We betalen eigenlijk volop de tol van de kapitale strategische vergissing die gemaakt is in de jaren vijftig. Onlangs heb ik de biografie gelezen van Hendrik Elias[555], geschreven door Pieter Jan Verstraete. Ik denk dat daarin het kernprobleem staat, nl. Hendrik Elias die aan zijn advocaat Frans Van der Elst – de toonaangevende figuur in de Volksunie – zegt: begin in godsnaam niet met die Groot-Nederlandse gedachte. Elias heeft zelf altijd een zeer ambigue houding aangenomen tegenover de Groot-Nederlandse gedachte. Hij wás eigenlijk Nederlands bewust, en hij wás Groot-Nederlander. Maar hij was ook al voor de oorlog iemand die permanent dacht aan het haalbare en dat dus naar de achtergrond drong. Maar op dat ogenblik waren de Beweging en het VNV als politieke partij nog altijd in zeer belangrijke mate Groot-Nederlands gericht. Men kon dat gewoon niet negeren, het was de draagkracht van de Beweging. Op de koop toe had men nog de concurrentie van het Verdinaso, dat dan weliswaar in Bourgondische en belgicistische richting geëvolueerd is, maar de Nederlanders waren er nog altijd bij. Dat leefde toen heel sterk. Het waren de meest Dietse elementen in de collaboratie die het meest kritisch stonden tegenover de Duitsers, en die eigenlijk een dubbele strijd voerden: tegen België en tegen de Duitsers. Toch was de Dietse gedachte na de Tweede Wereldoorlog om één of andere reden aangebrand. Blijkbaar heeft Van der Elst de raad van Elias ter harte genomen. Er zijn ook gesprekken geweest tussen Van der Elst en Bert van Boghout, en Van Boghout heeft mij altijd verteld dat men in het begin in de Volksunie zei: dat is voor later. En dat is de politiek van de Volksunie gebleven. In principe was de Volksunie ook een Groot-Nederlandse partij. Dat stond in de oorspronkelijke beginselverklaring ingeschreven. En die strekking is ook altijd aanwezig gebleven. Walter Luyten en Willy Kuijpers (oud-VU-parlementsleden, jdk) zijn eigenlijk Groot-Nederlanders, maar het is onder de mat geveegd. Met het Vlaams Blok is hetzelfde gebeurd. Karel Dillen was en is (Dillen overleed op 27 april, enkele maanden na het interview, jdk) zonder enige twijfel een Groot-Nederlander. Men had als vlag de Vlaamse Leeuw, maar met het oranje-blanje-bleu (oranje, wit en blauw: de kleuren van de Nederlandse Prinsenvlag, jdk) als band daaronder. Dat was ook zo ingeschreven in de beginselverklaring. Maar het is ook stelselmatig naar de achtergrond verdrongen. Als men natuurlijk altijd beslist om er niet over te spreken, dan krijg je geen draagvlak in de maatschappij. En dat is op dit ogenblik de realiteit. Waarom denkt men niet meer Groot-Nederlands? Als niemand er mee bezig is, en niemand er op wijst, dan verdwijnt die idee. Dat is een enorme stommiteit. Want als België op dit ogenblik nog bestaat, dan is het omdat men die idee in de jaren vijftig begraven heeft. Anders was het al lang afgelopen. En het zal toch gerealiseerd worden, maar de politiek zal de feiten achterna lopen. Want de integratie is volop bezig op het terrein. In de eerste plaats in de economie. En op het ogenblik dat Wallonië effectief als een ballast van ons zal wegvallen, dan zal Vlaanderen automatisch aansluiting vinden bij Nederland. Het zal misschien niet van de ene dag op de andere zijn – dat hoeft ook niet –, maar er zal automatisch een toenadering komen, ook op het politieke terrein. De maatschappij zal integreren. Kijk naar de universitaire wereld: de Groot-Limburgse Universiteit is eigenlijk niets meer dan de Groot-Nederlandse gedachte in de praktijk. Er zijn tal van grensoverschrijdende projecten, zowel in Vlaanderen als in Brabant als in Limburg. Dat zijn dingen die op het terrein gerealiseerd worden. De ondernemingen die fusioneren… In mijn professioneel leven heb ik dagdagelijks contact met Nederland. Ik moet dus geen moeite doen om de Groot-Nederlandse gedachte in de praktijk te zetten, dat komt vanzelf. Bovendien – en ook dat is een nieuw fenomeen – groeit de belangstelling in Nederland voor wat politiek hier leeft met de dag. Ook politiek heb ik nu meer contacten met het Noorden dan ooit te voren.
JDK: Is daar wel een algemeen draagvlak voor in Nederland? Bij de politieke partijen of…
ET: Richelieu heeft gezegd: politiek is altijd de zaak van een minderheid. Als men nieuwe ideeën ingang wil doen vinden, dan begint dat altijd bij een heel kleine groep. Dat stoort mij niet, want het is die kleine groep die het draagvlak zal creëren. En de mensen zijn daar eigenlijk vatbaarder voor dan dat men zich dikwijls realiseert. De breuk die in Vlaanderen dikwijls wordt aangeduid tussen Vlaanderen en Nederland leeft over de grens ook, maar wordt gesitueerd bij de Hollanders. Van Egeraat (de Nederlandse publicist Leonardus Sebastianus van Egeraat, jdk) deed dat bijvoorbeeld ook, maar trok dan een totaal verkeerde conclusie: jullie Vlamingen moeten een eigen staat creëren, en vergeet in godsnaam die Groot-Nederlandse gedachte, want met de Hollanders valt niets te doen. Hij was zelf een Noord-Brabander. Ik vond dat kortzichtig. Juist hij moest een grote propagandist zijn van de Groot-Nederlandse gedachte. Dan zouden de Noord-Brabanders, de Nederlands-Limburgers, de Zeeuws-Vlamingen, de Gelderlanders en de Friezen veel krachtiger staan tegenover die Hollanders. Maar zelfs in Holland is de mentaliteit aan het veranderen. Waar men dikwijls via de tv en in de toeristische sector hier zoveel last van had, was die grenzeloze assertiviteit van de Hollanders die overal de boel op stelten zetten. Maar ons volk is ook veel assertiever geworden ten opzichte van vroeger. Als dat niet overdreven wordt, is dat zelfs goed. De vroegere generaties waren niet assertief genoeg. Het extreme bij de Hollanders gaat eraf, want ze hebben zelf ingezien dat dat niet kon. In de publicaties in het Noorden reageert men daar nu tegen. Die bezwaren verdwijnen dus als vanzelf. Vroeger werd dikwijls geschermd met politieke zaken die in Nederland zijn gerealiseerd en die we absoluut niet kunnen goedkeuren – het eerste land waar abortus en euthanasie gelegaliseerd werden – om hier de Groot-Nederlandse gedachte verdacht te maken. Maar we doen dezelfde slechte dingen, alleen met een beetje vertraging. Maar het omgekeerde is ook waar: men heeft daar niet de traditie van nationalistische politieke partijen, omdat men altijd in een homogene staat heeft geleefd. Maar voor het overige is de kentering daar heel duidelijk merkbaar, zowel op ethisch als religieus gebied.
JDK: Ik heb hier een citaat van u dat daar net op aansluit. Op de lustrumviering zei u: “Nationalisme is in het Noorden geen taboewoord meer, het is dus het uitgelezen moment om te proberen ook daar opnieuw één of meerdere afdelingen in het leven te roepen.” Zijn er al NSV-afdelingen in Nederland geweest?
ET: Als je een groep van twee of drie mensen een afdeling kunt noemen. Er zijn inderdaad een aantal schuchtere pogingen geweest in het verleden, met zeer beperkt succes. Maar dat is niet moeilijk. Wie zich vroeger in Nederland als nationalist uitgaf, werd onmiddellijk geïsoleerd door een spontaan cordon sanitaire. Je moest al bijna zot zijn om u te gaan ontpoppen als nationalist. Uiteraard was dat succes heel beperkt. Maar als men nu de geschikte mensen vindt, bestaat daar wel een mogelijkheid voor.
JDK: Zijn er daar plannen voor?
JS: Ik denk niet dat er op dit moment echt concrete plannen zijn. Er zijn misschien wel contacten met de Nederlandse beweging, maar op zich… Neen.
JDK: Voorpost heeft nochtans wel zo’n afdeling.
JS: Ja, maar ik zie dat de Voorpost-afdeling in Nederland ook niet zo sterk staat of leeft. Ik vermoed dat er wel een draagvlak voor is, als men er genoeg tijd insteekt en er echt naar toewerkt. Maar op dit moment is het toch geen prioriteit.
JDK: We hebben het gehad over de doorstroming van NSV’ers naar het Vlaams Belang. Maar ik ben ook eens benieuwd naar welke economische en culturele sectoren men is doorgestroomd.
ET: Er zijn in elk geval heel veel advocaten. (Lacht). Ikzelf, Jan Arnou, maar zo zijn er nog veel. En dan zijn er de voorbeelden die altijd aangehaald worden: Hans Carpels met zijn bedrijf Selexion, en Bruno Valkeniers als voorzitter van het ANZ en commercieel directeur van de Hessenatie. Maar voor de rest: ik heb daar ook nog nooit een inventaris van gemaakt. We hebben zelfs een magistraat, maar dat is niet voor publicatie vatbaar.
JS: Ik dacht dat Jan van Malderen ook een bedrijf had.
ET: Ja, inderdaad. Dat is een veearts, maar die heeft ook een bedrijf.
JS: En dan cultureel. Vroeger had je bijvoorbeeld Peter Logghe als hoofdredacteur van TeKoS. Maar die zit nu bij het Vlaams Belang.
ET: Patrick Verbraeken zit ook in het bedrijfsleven
JS: Ja, als directeur van een expeditiebedrijf.
JDK: De vzw Identiteit? Maar dat is kleinschaliger.
JS: Ja, daar zitten heel veel NSV’ers in. Albert Dekeyzer, ook mijn schoonbroer en één iemand van het KVHV, Pieter Vandermoere.
ET: Dat is een West-Vlaams tijdschrift zeker?
JS: Dat was vroeger een tijdschrift, maar is nu een boekendienst geworden.
ET: Karl Van Camp zit waarschijnlijk ook nog op een of andere manier in het ANZ.
JS: Ook in het bankwezen, in Argenta zijn er toch verschillende. Toch zeker in Gent.
ET: Ja, Peter De Vos is één van de belangrijkste juristen bij Fortis. Dan hebben we het hier alleen over de namen die ik ken, want… Er werkt ook iemand van de NSV hier in de Fortis in Kontich, wellicht op een lager niveau. Die is zich komen voorstellen op de lustrumviering. Zo zijn er waarschijnlijk honderden die ergens een post bekleden, maar dat weet ik niet. We hebben dus inderdaad geen structuur. (Lacht). Het zou verdacht zijn als ik dat allemaal uit mijn mouw kon schudden. Dan was het niet meer alleen een licentiaatsthesis, maar dan ging je ermee naar de pers lopen waarschijnlijk. (Lacht).
JDK: Een andere punt waarin de NSV en de partij van elkaar verschillen, is het ecologisch standpunt. Of toch in die zin dat het thema veel minder aan bod komt bij het Vlaams Belang. In Branding zien we wel vaker artikels rond het milieu opduiken, maar dan met een heel andere invulling dan die de ‘groene’ ecologisten. Waarom is milieu (vandaag) zo belangrijk voor de NSV?
JS: Ik denk dat milieu sowieso belangrijk is voor elk volk. Vrij simpel gezegd: zonder een goed milieu is er ook geen toekomst voor degenen die komen. Ik denk dat het in het belang is van iedere nationalist om ervoor te zorgen dat hij iets goed achterlaat voor de volgende generaties.
JDK: Het milieu wordt inderdaad ook bewust gekoppeld aan dat volksnationalisme. Hoe ziet die combinatie er dan uit, en welke onderbouw heeft dat?
JS: Ik denk dat je die twee ook niet echt kunt loskoppelen. Vroeger waren er van die stickers met de boodschap “ecologisme = nationalisme” of omgekeerd. Ik denk dat dat het ongeveer wel zegt: je kunt geen maatschappij vormen zoals je die wilt vormen, zonder dat er plaats is waarbinnen die maatschappij kan opereren.
JDK: Het staat trouwens ook in punt 16 van de nieuwe beginselverklaring: “De NSV erkent de zorg voor het milieu en de omgeving als een prioritaire morele opdracht.” Wat is uw verklaring voor het belang van het milieu binnen het nationalisme?
ET: Bert Van Boghout heeft altijd gezegd dat het ecologisme als thema gekaapt is geworden door de marxisten of linksen, maar dat van het oudsher een nationalistisch thema was. Dat klopt dus, en dat heeft Jeroen ook gezegd. De bekommernis om het milieu is inderdaad altijd aanwezig in de nationale stromingen. Om voor de hand liggende redenen: het milieu is gewoon belangrijk voor het volk en voor elk individu. Het is dus niet abnormaal. Dat thema is niet gekaapt, integendeel. De groene beweging vindt eigenlijk zijn wortels in de nationalistische beweging en in de christelijke beweging. Als je gaat kijken naar wie de stichters waren van Agalev…
JDK: Pater Versteylen.
Ja. Laten we maar zeggen: het Xaveriuscollege van Borgerhout was de eerste rekruteringspool van de groene beweging. Ik kom uit het Xaveriuscollege, en heb het allemaal meegemaakt. Maar de maatschappij was op dat ogenblik natuurlijk in zijn totaliteit aan het evolueren in die richting, en het is dus niet te verwonderen dat die groene beweging dan uiteindelijk een groen-rode beweging geworden is – tot op de dag van vandaag. Nu is iedereen voor een stuk milieubewust geworden, en dat merk je ook aan de stagnatie van de partijpolitieke beweging van de groenen. Er is geen enkele politieke partij die nog kan zeggen dat dat exclusief zijn jachtterrein is.
JDK: Is het toch niet opvallend dat het Vlaams Belang in dat debat wat afzijdig blijft?
ET: Ja, maar je mag niet vergeten – en dat is wellicht op dit ogenblik het belangrijkste probleem voor het Vlaams Belang – dat het vandaag de dag niet meer voldoende is om belangstelling te hebben voor de plantjes, de vogeltjes en de visjes. Eigenlijk is dat een heel technische aangelegenheid geworden, als je daar ten minste verstandige dingen wilt rond verkondigen. Ik heb er dus geen enkele moeite mee om te zeggen dat ik milieubewust ben, maar ik steek mijn handen in de lucht als je mij vraagt naar een programma, want ik ben daar niet voor bevoegd. Men moet dus de geschikte mensen hebben, en dat hangt voor een stuk van toeval af. In het prille begin van het Vlaams Blok – dat ik dus meegemaakt heb – was er iemand in de partij, Bert Van Der Krieken, die uit de groene beweging kwam en daar wel degelijk de nodige kennis over had. Maar die stond vrij geïsoleerd. Als de partij over zo’n mensen zou kunnen beschikken, dan ben ik er zeker van dat dat thema wel aan bod zal komen. De partij – en dat kan je ook lezen in de media – wordt op dit ogenblik au sérieux genomen op het gebied van havenbeleid. Dat is niet moeilijk: ze hebben er een paar dikke specialisten rondlopen. Maar ze zal niet au sérieux genomen op het gebied van ecologisme, want ze heeft vermoedelijk geen specialisten terzake.
JDK: Het is wel de grootste partij van Vlaanderen. Is dat dan zo moeilijk om iemand te vinden die én Vlaams Belang-gezind is én het milieu hoog in het vaandel draagt?
ET: Een partij die nog altijd vastzit in haar cordon sanitaire en die dus uit een vijver gaat vissen waar niet onmiddellijk dat soort van specialisten kan aangetroffen worden. Dat is een beetje het probleem. Maar de dag dat dat cordon sanitaire doorbroken wordt… Ik ken een aantal mensen, ook uit mijn generatie, die partijpolitiek niet actief zijn, maar eigenlijk uit het nationalisme stammen. Zij zouden mogelijkerwijze wel kunnen verleid worden voor een Vlaams Belang dat als een normale partij beschouwd wordt. Maar op dit ogenblik gaan ze die stap zeker niet zetten, want dan kunnen ze waarschijnlijk inpakken.
JDK: Een ander punt waarin de NSV en de partij misschien van elkaar verschillen is religie. Is de NSV nu eigenlijk religieus pluralistisch, katholiek of atheïstisch? Er zijn natuurlijk voor een stuk de katholieke wortels vanuit het KVHV…
JS: Uit de beginselverklaring blijkt toch dat de NSV op religieus vlak volledig pluralistisch is. Er zijn mensen uit allerlei soorten stromingen, er is ook terug een heropleving van een aantal katholieken, maar er zijn evengoed heidenen of atheïsten aanwezig, mensen die onverschillig staan tegenover religie.
JDK: En dat is verzoenbaar?
JS: Ja, dat stelt geen enkel probleem.
JDK: Vorig jaar verschenen in Branding ook een artikels rond religie, waarin de verschillende strekkingen aan bod kwamen. Heeft de NSV daar bepaalde lessen kunnen uit trekken?
JS: Als ik me niet vergis is daar ook een discussieavond over gehouden, via de voorloper van nationalisme.info. Op zich was het gewoon de bedoeling om de verschillende fracties die binnen de NSV vertegenwoordigd zijn aan elkaar te toetsen. Meer uit interesse, dan met de bedoeling om er ook concreet iets mee te doen. Het was vooral een verrijking naar de leden toe, om iets op te steken uit de verschillende ideeën die leven in het religieuze veld.
JDK: Volgens uw voorzitter kan er iets geleerd worden uit het gemeenschapsgevoel dat leeft binnen de islam. Dat staat dan tegenover het westerse individualisme en de postmoderne samenleving, waar dat veel minder speelt. Is dat een les?
JS: Ja, dat is iets waar we misschien uit kunnen leren. Maar ik denk dat het katholicisme ook dat sterk gemeenschapsgevoel heeft, tegenwoordig in onze contreien iets minder. Ik denk dat dat ook eigen is aan de fase waarin de islam en de moslimlanden op dit moment verkeren. Vijftig jaar geleden was het gemeenschapsgevoel hier, in het katholieke België, ook veel sterker.
JDK: Hoe staat de NSV algemeen ten aanzien van de islam?
JS: Dat is een goede vraag. Ten aanzien van de islam op zich niet per se negatief. Er zijn natuurlijk een aantal mensen die er in se wel negatief tegenover staan. Maar dan vooral tegenover de islam in Europa, niet tegen de islam op zich.
JDK: Omdat de waarden van de islam in Europa niet verenigbaar zijn met onze westerse waarden?
JS: Niet allemaal in elk geval. Europa is toch duidelijk op christelijke leest geschoeid. De islam is toch meer iets uit het oosten. Ik denk niet dat de islam thuishoort in onze westerse wereld.
JDK: Een land als Turkije kan dan bijvoorbeeld niet toetreden tot de Europese Unie?
JS: Neen, dat spreekt voor zich.
JDK: Om die reden?
JS: Ja, als één van de redenen. Het ligt natuurlijk ook helemaal niet in Europa.
JDK: Dat is een discussiepunt. Hebt u daar nog iets aan toe te voegen, mijnheer Truyens?
ET: De NSV is opgericht als een pluralistische vereniging, dus ook wat dat betreft is er een zeer grote continuïteit. Maar wat bij de NSV wel sterk tot uiting komt, is het algemeen maatschappelijk beeld. Bij de eerste generatie waren inderdaad – en dat was niet alleen omdat wij uit het KVHV kwamen – nog heel veel pratikerende katholieken. Als wij op presidiumweekend gingen, dan werd er ruimte vrijgemaakt om ’s zondags naar de mis te gaan. Niet iedereen ging, maar er was altijd een groot deel dat wel ging. De anderen gingen dan intussen een pint drinken. Dat was geen probleem. Het feit alleen al dat het gebeurde zegt natuurlijk iets over de vereniging. Ik denk dat het eerste lustrum van de NSV nog begonnen is met een misviering. Nadien is dat natuurlijk afgezwakt, zoals het in de maatschappij in het algemeen is afgezwakt. Dan heb je periodes gekregen dat de strekking binnen de NSV eerder antikatholiek was, om het zacht uit te drukken, dan iets anders. Maar dat scherpe anti, en die scherpe heidense sfeer – die trouwens samenging met de periode dat sommigen tot mijn grote ergernis het Front National achternaliepen –, dat is voorbij. Ik merk inderdaad dat het antireligieuze of antikatholieke bij de huidige studentengeneratie weg is. Dat merk ik zowel bij Jeroen Serpieters, bij Gert Gillis, als bij Berten Vermeulen (op het moment van het interview de hoofdredacteur van Branding, jdk). Er is een veel grotere openheid ten opzichte van het religieuze dan in het algemeen. En ik hoor zelfs een intellectuele tolerantie tegenover de islam bevestigd. Op zich vind ik dat een hoopgevende evolutie. Wat de houding tegenover de islam betreft, vond ik het zelfs vrij merkwaardig. Als je de Beweging bekijkt, heb je op dit ogenblik een heel grote intolerantie tegenover alles wat islamitisch is. Maar dat is natuurlijk meestal niet op intellectueel niveau te situeren. Dat is gewoon de reactie van de bevolking tegen het vreemde element. Als we ons verplaatsen naar het intellectuele niveau, is er een spanningsveld tussen twee groepen. Enerzijds de groep die zegt dat de islam als godsdienst en vanuit zijn eigen wortels onverenigbaar is met onze democratische samenleving en met wat wij hier in Europa als waarden beleven. Als Marc Joris (ondervoorzitter van het Vormingsinstituut Wies Moens en sinds 1992 werkzaam op de studiedienst van het Vlaams Blok / Vlaams Belang, jdk) hier bijvoorbeeld zou gezeten hebben, dan zou hij al gesteigerd hebben bij de uitspraken van Jeroen: hoe is dat mogelijk! Hij zou zich onmiddellijk opgeworpen hebben om eens een vormingsavond te komen geven. Hij is daarin heel extreem, maar iemand als Koenraad Elst (een Vlaamse filosoof, sinoloog en indoloog, jdk) zit in dezelfde richting, maar gaat het misschien wat genuanceerder formuleren. Maar zelfs iemand als Urbain Vermeulen, die denken allemaal op dezelfde manier. Namelijk: de islam als dusdanig is onaanvaardbaar, en moet dus bestreden worden. Daarnaast heb je de strekking die zegt dat de islam als godsdienst ook onderhevig is aan evoluties. Dat is niet intrinsiek slecht, en de islam zal misschien nog moeten evolueren. En men gaat ook rekening houden met stromingen binnen de islamwereld die dan wel verenigbaar zijn met de democratie. Ikzelf ben er niet uit, ik ben geen specialist in de islam. Ik stel alleen maar vast dat de twee stromingen bestaan.
JDK: Ook binnen de NSV?
ET: Binnen het geheel. Ik heb de indruk dat het binnen de NSV de tweede stroming is die op dit ogenblik opgang maakt.
JS: Beide zijn nog altijd aanwezig. Soms overheerst de ene groep, dan weer de andere. Iedereen heeft daar een andere mening over, maar het is vrij goed in evenwicht.
JDK: Een ander belangrijk aandachtspunt binnen de NSV is Europa. De Europese Unie zit na het débacle rond de Europese Grondwet in een vertrouwenscrisis. Hoe moet het verder met Europa, wat is het NSV-standpunt terzake? Het Europa der Volkeren, of zijn er ook andere zaken die moeten veranderd worden?
JS: De NSV staat in elk geval niet achter hoe Europa vandaag is samengesteld. Wat we willen van Europa is een soort volkerenbond, maar dan niet zoals wat er van de Volkenbond is geworden. Namelijk dat ieder volk dat plicht heeft op zijn autonomie, zijn autonomie kan behouden, en evenveel vertegenwoordigd is als stem binnen Europa of binnen de Europese Unie. Zoals nu de grenzen verder worden opengetrokken, daar zijn we ook voor. Dat is een goede evolutie, maar op bepaalde punten is het te extreem doorgetrokken. Nu is het natuurlijk vooral een economische unie in plaats van een echte Europese Unie, als vereniging van volkeren en mensen.
JDK: Een confederaal Europa?
JS: Ik ben er persoonlijk niet helemaal uit wat de beste situatie is. Maar confederaal lijkt me toch meer aangewezen dan louter federaal.
JDK: Hoe staat de NSV tegenover de toetreding van Roemenië en Bulgarije tot de EU?
JS: Wij hebben niet echt een uitgesproken standpunt over hoe groot Europa is. In Branding zijn over de uitbreiding van de Europese Unie wel een aantal artikels verschenen. Persoonlijk ben ik geen zo’n grote voorstander van de toetreding van een aantal Oost-Europese landen. Voor een aantal ben ik dat wel, zoals Bulgarije en Polen. Soms is het verschil te groot. Ik weet niet of het altijd positief is als we er al die landen bijhalen. Als er bij wijze van spreken veertig landen in Europa zitten, dan zijn uiteindelijk we een reus met lemen voeten.
JDK: Maar als u voor een volks Europa bent, dan ga je daar met nog veel meer groepen zitten.
JS: Ja, maar dan minder verdeelde groepen. Nu heb je bijvoorbeeld voor België de ene keer iemand van de Walen die vertegenwoordigd is, de andere keer iemand van de Vlamingen. Het lijkt me toch veel efficiënter moesten beide gewoon aanwezig zijn, als stem.
JDK: Het heeft waarschijnlijk ook te maken met het functioneren van Europa. Er is te weinig aandacht voor stemming bij meerderheid. Op veel vlakken is nog unanimiteit vereist.
JS: Ik denk dat landen sowieso een heel grote autonomie zullen moeten behouden. Er kunnen niet zomaar wetten van hogerhand door de strot worden geduwd. Het volk neemt dat niet, en ik denk dat de Grondwet dat ook duidelijk heeft aangetoond. Ook al heeft misschien niemand die Grondwet volledig gelezen, toch zijn de mensen het beu dat er vanuit Brussel wordt beslist en goedgekeurd.
JDK: Welke rol zien jullie voor de NSV weggelegd in de toekomst? Gert Gillis heeft het over idealisme en vorming, maar dat is een constante. U, mijnheer Truyens, haalde op de lustrumviering bijvoorbeeld de vreemdelingenproblematiek als aandachtspunt aan, maar ook het gezin als hoeksteen van de samenleving, de multiculturele samenleving, het Nederlands als onderwijstaal en de oud-studentwerking. Waar wil de huidige generatie met de NSV naartoe?
JS: De opstelling zoals ze nu is, is in principe goed. De dingen die zijn opgenoemd, leven sowieso al. Een aantal zaken misschien iets minder, maar voor het Nederlands als onderwijstaal zijn er ook acties en vormingsavonden geweest. Zoals het nu op dit moment verloopt, moet er niet echt veel gewijzigd worden. Dat kan natuurlijk bepaald worden door bepaalde maatschappelijke evoluties, waardoor we ons zouden herpositioneren of iets bijschaven. Maar op dit moment zie ik niet echt grote dingen die binnen de NSV moeten veranderd worden.
JDK: Verwerpt de NSV de multiculturele samenleving?
JS: Ja. Volgens ons kan het sowieso niet dat meerdere culturen samenleven in een land als Vlaanderen. In een toekomstig land als Vlaanderen kan er maar één echte cultuur zijn, die in feite de leidcultuur is.
JDK: Kan assimilatie voor de NSV?
JS: Ik denk dat de meesten daar niet echt positief tegenover staan. Maar er zijn opnieuw twee kampen. Er is een deel dat wel gelooft dat wie als Vlaming onder de Vlamingen leeft ook Vlaming is. Maar mijn persoonlijk standpunt, dat nog wordt vertegenwoordigd door verschillende mensen, is dat ik niet in assimilatie geloof. Ik denk dat afstamming ook een belangrijke rol speelt om toe te treden tot de volksgemeenschap. Ik ga me niet louter beperken tot het raciale kamp, want dat is een beetje gevaarlijk.
JDK: Deelt de NSV in dat opzicht het standpunt van de partij? Of is de NSV daarin nog radicaler?
JS: Ik denk dat ons standpunt over de multiculturaliteit of multi-etniciteit, zoals Bruno Valkeniers laatst zei, wel verschillend is van het standpunt van het Vlaams Belang. Het Vlaams Belang is bezig met de hedendaagse politiek, en evolueert anders dan de NSV. Ik vind multiculturaliteit op zich een moeilijk debat. We zijn nu natuurlijk al in een veel verder gevorderd stadium gekomen binnen de maatschappij. Op dit moment is het inderdaad een feit, maar dat keur ik uiteraard niet goed, ik denk trouwens niemand die rond zich kijkt. Maar de precieze oplossing kunnen wij ook niet in één, twee, drie aanbieden. Het is een denkoefening die we wel dikwijls maken, zonder te willen vervallen in puur racistische standpunten. Dat is simplistisch. Maar op zich geloof ik niet echt in multiculturaliteit, omdat ik denk dat de ene cultuur altijd met de andere gaat botsen. Multi-etniciteit, daar ben ik niet helemaal uit. Ik denk dat dat deels wel kan, als dat beperkt blijft en niet in groten getale is. Dan kan er gerust iemand van een andere etniciteit worden opgenomen in de volksgemeenschap. Eén iemand stelt geen probleem, tien of honderd mensen ook niet. Maar als het zoals met de huidige migratie gaat over duizenden, dan ga je van die multi-etniciteit sowieso terug naar die multiculturaliteit.
JDK: Maar bij de multi-etniciteit moet er wel sprake zijn van assimilatie?
JS: Ja. Het is zo dat er maar één cultuur is, onze cultuur namelijk, die zij ook moeten aanvaarden, opnemen en er zich naar gedragen.
JDK: Een ander punt dat Truyens aanhaalde waren die oud-studentenbonden. Wat is de rol daar precies van?
JS: In de eerste plaats het vroegere groepsgevoel levendig houden. Bijeenkomen en informeel die vriendschapsbanden stevig houden. En ook de werking actief ondersteunen, voor financieel dan.
JDK: Wordt de werking daar ook geëvalueerd? Gaan oude en nieuwe generaties er samen zitten om te zien wat er al verwezenlijkt is?
JS: Dat hangt voornamelijk af van de afdeling. In Antwerpen is dat niet zo. De oud-studenten steunen ons sowieso, en wij bouwen onze werking uit met wat wij krijgen als steun. Maar voor NSV-Gent heb ik bijvoorbeeld al aangehaald dat de verkiezing van de senior daar gebeurt via de oud-studentenbond. Op die manier hebben ze wel invloed. Maar die hebben ze sowieso, vermits ze ook over veel meer financiën beschikken dan de actieve verenigingen.
JDK: Financiële invloed, maar worden de standpunten daar ook getoetst?
JS: In feite niet. Het is louter informeel.
JDK: Hoeveel OSB’s zijn er?
JS: Per afdeling is er een oud-studentenbond. Maar in Antwerpen zijn er twee, als gevolg van een ruzie. Hasselt sluit in principe aan bij Brabant, maar een deel zit ook bij Antwerpen. Westland valt in feite onder de OSB-Gent. Zoveel leden hebben die uiteindelijk nooit gehad.
JDK: Samengevat: informeel overleg, en geen bespreking van het NSV-programma.
JS: Neen.
JDK: Bestaat daar dan een ander orgaan voor?
JS: Dat is NSV-Nationaal, eigenlijk de nationale overkoepeling die daarop toekijkt. Iedere afdeling heeft in principe volledige autonomie. Maar als het zou nodig zijn, dan kan Nationaal op elk moment ingrijpen.
JDK: Om het ideologische luik af te sluiten: wat was of is de invloed van Nieuw Rechts op de NSV?
JS: Er is een periode geweest. Ik weet dat Edwin Truyens in zijn interview met Marc Spruyt heeft aangehaald dat hij daar niet zo tevreden over was. Hij vermeldde dat daarnet nog, dat men vanuit de NSV het Front National achterna liep. Die invloed van Nieuw Rechts is er geweest, en dat is bij sommigen nog altijd merkbaar. Maar ik denk dat die nu geleidelijk aan terug aan het afkalven is. Die Nieuw Rechtse ideeën hebben sowieso de hele rechts-nationalistische beweging wel geïnfiltreerd. Dat leeft nog deels, maar de puur Nieuw Rechtse ideologie leeft niet meer op zich binnen de NSV. Dat fluctueert ook. De ene keer loopt men meer op met Nieuw Rechts. Nu is er bijvoorbeeld een periode geweest waarin het conservatisme weer opleefde, en Gert heeft daar heel veel rond gedaan. Dat varieert echt in periodes. Generaties leggen elk hun eigen nadruk.
JDK: Gert Gillis spreekt ook over de invloed van het neoconservatisme in Amerika. Kan dat ook een belangrijke inspiratiebron zijn?
JS: Voor een aantal mensen is dat wel zo geweest. Maar als ik kijk naar de huidige generatie, dan zie ik dat dat terug weg is. Gert, Berten en Koenraad Claes waren daar wel mee bezig, maar dat was meer de vorige generatie. De huidige generatie grijpt meer terug naar de vroegere ideeën van dertig jaar geleden. Het nationaal-solidarisme is nu terug meer de leidende idee.
JDK: Het conservatisme en Nieuw Rechts zijn naar de achtergrond verdwenen.
JS: Ja, grotendeels wel eigenlijk. Maar dat leeft natuurlijk nog altijd, en dat speelt wel af en toe op. Het is dus voornamelijk een mix van alles.
JDK: Hoe zit het met de aanwezigheid van de NSV in denktanken? De Warande-denkgroep bijvoorbeeld.
JS: Op de Vlaams-Nationale Debatclub zijn er ook wel altijd NSV’ers aanwezig. Maar voor het overige heb ik daar geen weet van.
ET: Bruno Valkeniers zat in de Warande, misschien ook Jan van Malderen. Ik heb die namenlijsten niet zo aandachtig bekeken. Maar wat zijn denktanken? Het Vormingsinstituut Wies Moens is eigenlijk ook een intellectuele organisatie, en de ruggengraat wordt gevormd door oud-NSV’ers. Maar het klinkt nogal ‘dikkenekachtig’ om dat te gaan bestempelen als een denktank. Dat is zoiets dat gemakkelijk gebruikt wordt. De 1-oktobergroep van Lode Claes, was dat een denktank? Die heeft ook niet zo geweldig lang bestaan. Dat was een interessante groep, omdat er mensen uit verschillende richtingen aanwezig waren. Er zijn heel wat interessant ideeën gespuid. De VLD is eigenlijk in die groep ontstaan.
JDK: Tot slot zou ik nog een aantal vragen willen stellen over de NSV-acties. Wat zijn voor jullie de hoogtepunten van de NSV wat dat betreft?
JS: Daar moet ik toch eventjes over nadenken.
JDK: Jaarlijks wordt er bijvoorbeeld een grote betoging georganiseerd.
JS: Dit jaar is er ook een betoging in Antwerpen, op 8 maart. Elk jaar is dat in principe het hoogtepunt van de actie.
JDK: Wat is dit jaar het thema?
JS: Halt aan de PS-staat.
JDK: Sommige van die betogingen waren misschien mijlpalen in de NSV-geschiedenis. Of misschien zijn er andere acties waarmee men duidelijk iets verwezenlijkt heeft.
ET: Ik moet altijd opletten dat ik geen activiteiten van het KVHV-Antwerpen ga noemen, want voor mij vloeit dat in elkaar over. Veel activiteiten van de NSV als dusdanig zijn er niet geweest voor mij.
JS: Van recente acties weet ik er wel een paar die de pers gehaald hebben. Onze Zes-stedentocht heeft wel wat aandacht gekregen, en dat was ook een goede actie. De taartactie tegen Di Rupo heeft heel veel de nationale pers gehaald. Dat is bijvoorbeeld een goede actie die iedereen zich nog herinnert. Er zullen er zo nog wel geweest zijn, maar ik ben er ook nog zo heel lang niet bij.
ET: De tussenperiode kan ik ook niet… De zaken waar ik nog het meest aan terugdenk, zijn niet zo’n spectaculaire acties als dusdanig. Maar de pogingen die er geweest zijn om NSV-Leuven op gang te brengen: bij elke activiteit die er georganiseerd werd, werd er tegenbetoogd. Het is een belangrijke zaak geweest om dat toch elke keer opnieuw te doen en vol te houden, zodanig dat NSV-Leuven uiteindelijk is kunnen blijven bestaan, en zo zijn aandeel tot stand gebracht heeft. Maar ik herinner me bijvoorbeeld een debat waar ik zelf samen met onder meer Bert van Boghout in het panel zat. Het is in die periode dat ze de pamfletten verspreid hebben met mijn uitspraken over Delvo. Leuven was toen een bezette stad. Ik was toen al aan het werk op het sociaal werkgeverssecretariaat, dat een kantoor heeft in Leuven. ’s Namiddags wist men op het kantoor dat ik ’s avonds in Leuven zou zijn. Dat is zo een keer of twee gebeurt in dezelfde periode. Dat zijn eigenlijk zaken waarvan je achteraf kan zeggen dat het als affiche niet zo belangrijk was. Maar het feit dat ze hebben plaatsgehad en de bakermat waren voor NSV-Leuven, dat is wel van belang geweest.
JDK: Bij de laatste betogingen was er ook één tegen de toetreding van Turkije tot de Europese Unie. Welke andere thema’s kwamen de laatste jaren aan bod?
JS: Die in Leuven vorig jaar was “Na 175 jaar: België barst!”. Twee jaar geleden was er de betoging in Gent, maar daarvan ben ik het thema vergeten. Daar was toen ook redelijk wat volk. Meestal komen die betogingen enkel in het nieuws als er geweld bij te pas komt. Ik weet niet of dat altijd positieve reclame is.
JDK: Er wordt wel eens gezegd dat de NSV in de loop de jaren minder strijdvaardig is geworden. Dat heeft voor een stuk met tijdsgeest te maken. Maar is de NSV als vereniging ook niet zwakker geworden?
JS: Als we zwakker staan, in aantallen bijvoorbeeld, is dat vooral sociologisch. Als ik ons vergelijk met andere verenigingen in Antwerpen die een puur studentikoze werking hebben, dan denk ik niet dat we zwakker staan. We kunnen minstens even veel volk mobiliseren. Dit jaar, bijvoorbeeld, staan we in Antwerpen toch vrij sterk binnen andere verenigingen. We worden niet altijd geaccepteerd, maar wel getolereerd. Niemand heeft er nog bezwaar tegen. In die zin is de weerbaarheid ook een beetje verdwenen, omdat we nu gewoon zonder enig probleem overal kunnen komen.
JDK: NSV-Gent is wel nog erkend geweest aan de universiteit.
JS: Ja, heel kort. Maar ze zijn terug buiten gegooid. Ik geloof dat het ook in het lustrumboek staat. Ze zijn even erkend aan de Universiteit Gent. Maar omdat ze ergens niet aanwezig waren, zijn ze er terug uitgezet. Daarna zijn ze nooit meer erkend geraakt.
JDK: Is dat problematisch voor de NSV-afdelingen?
JS: Persoonlijk denk ik niet dat we moeten werken voor een erkenning aan de universiteit. Onze werking draait op zich goed zonder die erkenning. Ik denk niet dat we die subsidies nodig hebben om te kunnen draaien.
JDK: NSV-Antwerpen wordt ook niet erkend?
JS: Neen, maar in Antwerpen wordt geen enkele politieke vereniging erkend aan de universiteit. In Gent heb je het PFK. In Leuven het Filosofisch Konvent, geloof ik. Maar hier in Antwerpen bestaat dat eigenlijk niet. De NSV wordt niet erkend, maar ook het KVHV niet. Maar dat is hier ook niet echt nodig. We kunnen van alle faciliteiten gebruik maken aan dezelfde prijs als erkende verenigingen. Problematisch is dat dus niet.
JDK: De NSV onderhoudt naar eigen zeggen uitstekende relaties met Voorpost. Hoe zou u die relatie omschrijven?
JS: Ik denk dat we ideologisch sowieso nauwe banden hebben. De ideeën en actiebereidheid stemmen grotendeels overeen. De NSV is toch nog altijd een vereniging die graag en veel actie voert. Voorpost voert natuurlijk louter actie. Maar die banden zijn vrij hecht. Bij de meeste acties die Voorpost organiseert, bij grotere acties, is er altijd een samenwerking met de NSV. We worden altijd vermeld als Voorpost-NSV. Die band is hecht, en ik hoop dat dat zo kan blijven.
JDK: Hebt u een zicht op de inhoudelijke overlappingen? Volgens Johan Vanslambrouck delen NSV en Voorpost “eenzelfde visie op mens en politiek”. Dan moet het wel heel dicht bij elkaar liggen.
JS: Voorpost heeft bij mijn weten niet echt zoiets als een politieke beginselverklaring. Maar ik kan me voorstellen dat die heel nauw aansluit bij wat wij denken: radicaal-nationalisme, rechts-nationalisme. Behalve Voorpost heb je vandaag geen actiegroepen meer. Er is ook TAK, maar dat is pluralistisch.
JDK: Voorpost heeft ook belangrijke campagnes gevoerd tegen de verengelsing in reclame en zo meer. Gebeurde dat ook in samenwerking met de NSV?
JS: Ja, maar dan niet per se met de NSV als vereniging op zich. Heel wat NSV’ers zitten ook bij Voorpost.
JDK: Geen structurele samenwerking dus?
JS: In dat geval niet. Maar bij de koningsacties is er bijvoorbeeld wel structurele samenwerking. Dat is ook zo bij grotere acties en betogingen.
JDK: Is dat ook zo voor de jaarlijkse NSV-betoging?
JS: Ja en neen. Voorpost is wel altijd structureel aanwezig als ordedienst. Het is zo dat onze ordedienst altijd voor de helft uit Voorposters bestaat, de andere helft zijn NSV’ers. Voor zover ik weet, is dat al altijd zo. Voorpost doet dat op zich niet als organisatie, maar werkt toch heel hard aan onze betogingen mee.
JDK: En ook omgekeerd dan?
JS: Ja, af en toe zijn er nog betogingen van Voorpost. De laatste was twee jaar geleden in Waterloo. Ook daar was er een samenwerking met de NSV.
JDK: Onderhoudt de NSV gelijkaardige relaties met andere organisaties in Vlaams-radicale milieus?
JS: Voor de rest zijn er niet zoveel mensen meer. Het KVHV, maar om deels begrijpelijke redenen is daar nog altijd niet echt een structureel verband. Daarnaast zijn er misschien nog wat groepjes in de marge, maar daarmee worden we ook liever niet geassocieerd.
JDK: Een belangrijk treffen voor de NSV in dat verband is de IJzerwake. Daar kunnen de relaties met die andere groepen misschien wat uitgediept worden.
JS: Ja. De NSV werkt samen met een aantal andere organisaties aan de IJzerwake mee, bijvoorbeeld voor de opstelling van de weide. In die zin is er ook wel een structureel verband met de IJzerwake vzw. Maar zo kunnen we inderdaad ook verbanden leggen met organisaties waar we anders niet altijd bijkomen, of die minder actief zijn. In die zin is de IJzerwake zeker nuttig.
JDK: Werd er op het gebied van actie vroeger ook samengewerkt met Were Di?
ET: Men heeft op een bepaald ogenblik een overkoepeling tot stand gebracht naast het Overlegcentrum van Vlaamse Verenigingen. Dat was de Vlaams-Nationale Raad. Daar maakten het KVHV (nadien NSV) deel van uit, naast Were Di, Voorpost, enz. Dat is het enige structurele verband dat er geweest is. Voor de rest was dat eventueel ad hoc. Op die manier is er genoeg overleg gepleegd en samengewerkt. Maar niet op een structurele manier. Het was ook nooit moeilijk om overleg te plegen. Ik ben in de redactie van Dietsland-Europa gegaan in 1975, nog voor het ontstaan van de NSV, en ben erin gebleven tot de jaren tachtig. Dus in heel mijn NSV-periode zat ik ook in Were Di. Maar die zaken waren wel gescheiden. Je kan niet zeggen dat het één pot nat was.
JDK: Hebt u nog iets toe te voegen aan het belang van de IJzerwake voor de NSV?
ET: De NSV zit in de IJzerwake. Maar ik niet, ook niet namens het Vormingsinstituut Wies Moens. Daar kan ik eigenlijk niet veel meer over zeggen. Ik ben zelf nog nooit op de IJzerwake geweest. Dat is een geschiedenis die eigenlijk los staat van de NSV. Alles wat zich heeft afgespeeld rond IJzerbedevaarders is allemaal van na mijn NSV-periode.
JDK: Hoe zijn de contacten met andere studenten- en jongerenorganisaties, zoals het KVHV, VNSU, NJSV en VNJ?
JS: Bij mijn weten bestaat het VNSU toch al eventjes niet meer.
ET: Dat is ooit heropgericht. Maar de VNSU heeft nooit een continuïteit gehad. Het heeft af en toe bestaan in Leuven en Gent, zelfs ooit misschien in Antwerpen. Er is eens een periode geweest dat de NSV verdwenen is in Gent, en in die periode was er het VNSU.
JS: Er waren financiële problemen, of het had iets te maken met een vervolging. De werking van NSV is toen opgedoekt, en men is toen weer met de VNSU begonnen. Met het KVHV zijn er eerder informele contacten. Het KVHV-Antwerpen is dit jaar heropgericht, maar er is niet zo’n goede vriendschap. De preses van KVHV-Antwerpen was lid van ons, en is om één of andere reden overgestapt. De banden zijn meestal wat gespannen, maar op een eerder amicale wijze.
JDK: Vreedzame coëxistentie.
JS: Ja, we gaan elkaar niet dwarsbomen. Dat gebeurt wel eens, maar dat is dan eerder studentikoos. En niet met de bedoeling van elkaar te vernietigen.
JDK: Het NJSV dan.
JS: Daarmee zijn er al een tijdje structurele banden. Dat is gegroeid vanuit de NSV. Maar de werking van de NJSV is intussen ook opgehouden te bestaan. Het heeft een tijdje gefloreerd. Voornamelijk in Antwerpen, enkele jaren terug tot vorig jaar. Continuïteit is daar niet echt aanwezig.
JDK: In enkele politiek-wetenschappelijke artikels wordt het NJSV ‘het kleine broertje’ van de NSV genoemd. Maar om welk verband gaat het concreet?
ET: Het NJSV valt onder het VSAG, dat is opgericht in Brugge. Ik weet niet precies in welk jaar, maar dat staat ook in het lustrumboek. Ik vraag me nu af of het NJSV wel is opgericht door het VSAG met Frank Vanhecke. Maar de NJSV is in het middelbaar onderwijs onafhankelijk van de NSV opgericht, we wisten dat zelf niet van elkaar. Maar dan is er effectief contact gelegd in het begin van de jaren tachtig, in de periode dat Hans Carpels preses was van Antwerpen. Toen werden ook Leuven en Brussel opgericht. Kort daarna Westland; Werner Marginet (stichtend preses van NSV-Westland, jdk) komt ook uit die groep. Vanhecke was in elk geval één van de stimulators. Op het moment dat er contacten gelegd werden, was Filip Dewinter preses van NJSV.
JDK: Maar vandaag bestaat het NJSV dus niet meer?
JS: Niet echt continu. Het heeft terug een tijdje bestaan. De laatste preses van NJSV-Antwerpen die ik me herinner, was in 1992. Het heeft dus zeker 8 jaar of langer niet bestaan. Tussen 2001 en 2004 was er een redelijk goede werking. Sinds dit jaar is er weer niets meer.
ET: Dat is niet te verwonderen. Wat we in het begin gezegd hebben over het studentenleven geldt in nog veel grotere mate voor de jongstudenten. Het AKVS functioneerde vroeger wel, omdat de aandacht veel meer was toegespitst op onderwijs en zomeractiviteiten, én omdat het AKVS ondersteund en geleid werd door een aantal priester-leraars. Achteraf hebben die natuurlijk de nodige tegenwerking gekend. Er is de breuk geweest met het KSA enz. Maar er was dus een gestructureerde werking, met ondersteuning vanuit de hoogstudenten en het lerarenkorps. Dat is nu ondenkbaar. Integendeel: wie zich nu opwerpt als NJSV’er, krijgt wellicht de wind van voren in de meeste scholen. Men is afhankelijk van enkele laatstejaars. Men kan twee jaar de kar trekken, en dan is men weer weg. Dat is allemaal vluchtig.
JDK: Hoe zijn de relaties met het VNJ?
JS: Bij mijn weten is er geen enkele structurele band. Het VNJ is echt een pure jeugdbeweging, de NSV is toch meer.
JDK: Maar het is wel een bevriende organisatie?
JS: Ja, er zijn heel veel NSV’ers die uit het VNJ komen.
ET: Tussen VNJ en NSV heeft altijd een haat-liefdeverhouding bestaan. En dat is niet moeilijk te verklaren. Het VNJ ziet niet zo graag zijn leiding naar de NSV overstappen, want dan zijn ze verloren voor het VNJ. Het VNJ is een organisatie die eigenlijk steunt op de totale inzet van zijn leden. Het is een gelijkgezinde organisatie, maar tegelijkertijd is dat een moeilijke verhouding.
JS: Vooral met de leiding stelt dat inderdaad een probleem. Toen ik bij het VNJ zat in West-Vlaanderen was dat ook zo. Er zijn toen verschillende afdelingen opgedoekt. Degenen die gingen studeren in Gent, sloten zich aan bij NSV-Gent. Het VNJ zag ze nooit meer terug.
JDK: Is die relatie vergelijkbaar met de relatie tussen de NSV en het Vlaams Belang? Of is dat een scheefgetrokken vergelijking?
ET: Ja, dat is een scheefgetrokken vergelijking.
JS: Vanuit de NSV probeert men niet actief mensen uit het VNJ te halen. Dat is meer een natuurlijke doorstroming.
ET: Een NSV’er studeert af en gaat zijn carrière maken, dat is normaal. Het is een afgesloten hoofdstuk. Maar het VNJ rekent op mensen die op de universiteit zitten en op jong afgestudeerden om het VNJ te dragen in de leiding. Als die dan naar de NSV gaan, is men ze kwijt. Maar dat was ook al in onze tijd zo. Ze konden natuurlijk niet zeggen dat ze ons niet graag zagen. Levensbeschouwelijk moesten ze wel, maar we waren eigenlijk concurrenten voor veel van de mensen.
JDK: In de laatste nummers van Branding staat een ‘tabula honoris’ afgedrukt, een lijst met ereleden. Welke betekenis heeft dat lijstje?
JS: Men wordt erelid door geld te storten. Dat is puur financieel. Uit erkentelijkheid worden die namen dan gepubliceerd.
JDK: Meer dan de helft van dat lijstje is actief binnen het Vlaams Belang: Filip Dewinter, Rob Verreycken, Bert Schoofs, Bart Laeremans, Agnes Bruyninckx-Vandenhoudt, Peter Logghe en Ludo Gerits. Dat is waarschijnlijk ook niet toevallig?
JS: Dat heeft meerdere redenen. Ze geven dat geld deels omdat ze oud-student zijn van de NSV, maar het is – zoals Edwin Truyens al aanhaalde – ook propaganda die niet eens zoveel kost. Ze spreken er toch een groot deel van hun achterban mee aan.
JDK: Ik heb nog een citaat om mee af te sluiten. Op de lustrumviering zei Bruno Valkeniers het volgende: “Met enige dichterlijke vrijheid mogen we zeggen dat wij het zover gebracht hebben, dat we een nieuwe en de meest succesvolle na-oorlogse Vlaams nationalistische partij mee uit de grond gestampt hebben. Maar zonder de NSV - en een klein beetje het KVHV - zou het Dillen niet gelukt zijn het Vlaams Blok, vandaag Vlaams Belang te brengen tot waar het is. En tot spijt van wie het benijdt is dit een van de grootste verdiensten van onze studentenbeweging.” Bent u ermee akkoord dat de oprichting van het Vlaams Blok één van de grootste verwezenlijkingen is van de NSV? Is dat niet een beetje het eigen principe van partijpolitieke onafhankelijkheid met de voeten treden?
ET: Ik ben niet verantwoordelijk voor wat Bruno Valkeniers zegt. (Lacht). De NSV is trouwens niet verantwoordelijk voor de oprichting van het Vlaams Blok. Het Vlaams Blok is ontstaan als een onrechtstreeks gevolg van het Egmontpact. Toen zijn er twee partijen ontstaan: VNP en VVP. Als je weet wie daar eigenlijk de motoren van waren, Karel Dillen en Lode Claes, dan is het vrij duidelijk dat geen een van die twee uit de NSV kwamen. Beide partijen en hun eerste entourage hadden eigenlijk met de NSV geen uitstaans. De eerste NSV’er die opdook in dat wereldje, was ikzelf. In mijn studententijd had ik wel contact met de Volksunie, met Hector Goemans (in die periode een medestander van Karel Dillen binnen de VU, jdk). Voor de verkiezingen die naar het Egmontpact zouden leiden, heb ik hem gezegd: ik wacht tot ik afgestudeerd ben, want ik wens dat de NSV buiten de partijpolitiek blijft. Zolang ik preses ben, kan ik daar niet instappen. Van zodra ik afgestudeerd ben, kom ik naar de VU, maar niet om braaf in het gareel te lopen. Wij hadden toen al plannen om een oppositiebeweging binnen de Volksunie op te richten. Het Egmontpact heeft dat allemaal wat bespoedigd. Daardoor zijn we ook onmiddellijk naar buiten moeten treden. Het Vlaams-Nationaal Directorium kwam er, die partijen zijn ontstaan, en de mensen van het Directorium zijn allemaal in die partijen gekomen. Achteraf zijn die twee partijen op verkiezingen samengekomen in de kartellijst ‘Vlaams Blok’, en zo is de partij ontstaan. Maar wie zat daarin? In mijn spoor zijn dan een aantal NSV’ers gevolgd, zoals Dirk Van de Wal, Bruno Valkeniers, Paul Valkeniers (broer van, stapte later over naar de VLD, jdk), en nog enkelen.
JDK: Die hebben wel mee aan de kar getrokken?
ET: Die hebben de eerste studiedienst van de partij belichaamd, en ik heb aan de kar getrokken van de partij. Dat is duidelijk. In 1983 ben ik eruit gegaan, deels eruit gegooid. De meeste van die mensen zijn toen ook verdwenen. Ook Bruno Valkeniers bijvoorbeeld, die nu zoveel jaren later zijn rentree heeft gemaakt. Eigenlijk moeten we dan wachten tot de trendbreuk. Dan is Hans Carpels afgestudeerd, en die generatie is dan effectief het Vlaams Blok gaan vervoegen. Het heeft uiteindelijk een tijd geduurd tot Karel Dillen de enige verkozene was, en dan is opgevolgd door Gerolf Annemans die uit het KVHV en niet uit de NSV kwam. Ik was er toen tussenuit, anders was ik dat geweest. Het is pas nadien, toen de partij gegroeid is en meerdere verkozenen had, dat de NSV’ers er in groten getale ingekomen zijn.
JDK: Het is dus niet één van de belangrijkste verwezenlijkingen van de NSV?
ET: Neen, dat is geen verwezenlijking van de NSV. Het is alleen zo dat NSV kaders heeft afgeleverd voor om het even welk project. En uiteindelijk is dat in belangrijke mate Vlaams Blok en Vlaams Belang geworden. Maar dat is geen realisatie van de NSV. Bruno weet dat zelf ook. Dat zit in de sfeer van een viering die wat opgeblazen is.
JDK: Wat mij betreft zit het er dan op.
ET: Dat was een kruisverhoor. (Lacht). Uiteindelijk vind ik die dingen wel amusant, dat is het probleem niet.
Bijlage 3. Interview met Bart Laeremans.
Brussel, 8 februari 2007
JDK: Mijnheer Laeremans, hoe bent u destijds bij de NSV terecht gekomen?
BL: Ik kom eigenlijk uit een politieke familie. Mijn grootvader, Leo Wouters, was destijds senator voor de Volksunie en onderhield toen goede contacten met Edwin Truyens. Vanaf mijn veertiende ben ik zelf actief geworden in de VNJ en het Taal Aktiekomitee. Via NJSV-Brussel en in navolging van mijn broer (Dirk Laeremans, jdk) kwam ik automatisch bij de NSV terecht. Later heb ik bij de NSV in Leuven heel wat mee op de rails gezet: het was de tijd van de grootschalige campagnes, het ontstaan van ons tijdschrift Spijker enz. Ook Bert Schoofs (nu federaal parlementslid voor het VB, jdk) en Wim Van Dijck (nu Vlaams volksvertegenwoordiger voor het VB, jdk) hebben toen mee aan de kar getrokken. Daarnaast was ik enkele jaren (1989-1991, jdk) hoofdredacteur van Branding, en gaf ik in 1991 nog een toespraak naar aanleiding van de jaarlijkse Borms-herdenking.
JDK: Klopt de stelling “eens NSV’er, altijd NSV’er”?
BL: Voor mij wel. Ik ben altijd intensief met de NSV verbonden gebleven, en vandaag ben ik nog steeds lid van het steuncomité. Maar dat geldt uiteraard niet voor iedereen. Een Peter Michiels is bijvoorbeeld op het CD&V-kabinet in Brussel terecht gekomen. De echtgenote van Bruno Tuybens was vroeger ook actief bij de NSV, maar is nu duidelijk naar links geëvolueerd.
JDK: Andere NSV’ers zijn ook naar niet-partijpolitieke organen doorgestroomd. Hebt u een zicht op die ‘mars door de instellingen’?
BL: Bruno Valkeniers heeft in het economisch en cultureel leven zijn strepen verdiend. Maar NSV’ers stromen eigenlijk door naar alle geledingen: de politie, de administratie, het onderwijs, de advocatuur; anderen zijn dan weer architect geworden, of dokter…
JDK: Na uw NSV-periode bent u ook even bij Were Di actief geweest. Was dat een logische stap?
BL: Ik was zelf geen vragende partij, maar Were Di heeft me indertijd aangetrokken in het kader van de verjonging van het blad Dietsland-Europa. Eigenlijk had ik toen geen tijd voor dat soort van inteelt. In 1991 zat ik immers voor het Vlaams Blok in de gemeenteraad van Grimbergen. Eigenlijk heb ik nooit rechtstreeks voor Dietsland-Europa geschreven. Er zijn wel teksten van mij in het blad verschenen, maar dat waren eerder toespraken en stukken die elders al gepubliceerd waren. Het klopt wel dat ik even in de redactieraad heb gezeteld.
JDK: Were Di en het Vlaams Blok onderhielden in het verleden nochtans goede relaties. Heeft de partij Dietsland-Europa financieel niet in leven willen houden?
BL: Dietsland-Europa was belangrijk in de jaren ’70 als denktank en intellectueel drukkingsmiddel tegen de verlinksing. Maar alle krachten zijn sindsdien naar de partij doorgestroomd. Mensen die zich exclusief met Dietsland-Europa bezig hielden, waren eerder uitzondering dan regel. Het probleem van Were Di was dan ook niet financieel, maar had vooral te maken met het tijdsgebrek van de auteurs die ook hun werk hebben binnen de partij. Het Vlaams Belang telt nu 65 parlementairen, en heeft eigenlijk geen behoefte meer aan een oubollig blad dat alles bleef herkauwen. Met het overlijden van secretaresse Lea De Jonghe is alles daar in elkaar gezakt. Were Di is dus eigenlijk virtueel dood. Ludo Gerits is inderdaad nog voorzitter van de vzw, maar of hij nog toekomstplannen heeft… Dat zult u aan hem moeten vragen.
JDK: Kijkt een blad als ’t Pallieterke misschien een stuk kritischer naar de ideologische koers van de partij in vergelijking met Dietsland-Europa?
BL: Were Di was af en toe kritisch voor het Vlaams Blok. ’t Pallieterke is misschien wat kritischer, maar dan vooral bij blunders en zware fouten, of als we te fel buiten de lijnen dreigen te kleuren. Ideologisch staat ’t Pallieterke heel dicht bij ons. Het blad is ook uitgesproken rechts en anti-Belgisch, dus inhoudelijk krijgen we uit die hoek zelden kritiek. Er zijn trouwens vandaag nog altijd mandatarissen uit onze partij die voor ’t Pallieterke schrijven. Die mensen schreven en schrijven altijd onder een pseudoniem; namen kan ik dus niet noemen.
JDK: Geldt bij ’t Pallieterke niet de ongeschreven regel dat medewerkers met een politiek mandaat niet langer voor het blad mogen schrijven?
BL: Ja, maar de medewerkers uit onze partij die voor ’t Pallieterke schrijven, doen in dat blad zeker niet aan partijpolitiek. Ik heb weet van iemand uit onze partij die een vaste rubriek heeft in ’t Pallieterke, maar dat is dan eerder buitenlands nieuws.
JDK: Welke externe tijdschriften zijn vandaag van belang voor de ideologische vorming binnen de partij?
BL: Teksten, Kommentaren en Studies (TeKoS) bevat nu wel interessant intellectueel voedsel, maar dat tijdschrift bestaat natuurlijk al veel langer dan vandaag. Het is eigenlijk geëvolueerd vanuit de Nieuw Rechtse stroming – met o.a. Alain de Benoist – naar een bredere maatschappelijke blik waarin ook cultuur en literatuur ruim aan bod komen. Op de meer flamingantische lijn zijn er bvb. ook raakpunten met Het Journaal van Mark Grammens, maar dat is natuurlijk een eenmansblad. De kritische geest en stijl van het blad hebben echter een belangrijke invloed op de mandatarissen van het Vlaams Belang.
JDK: Even terug naar de NSV nu. Zou men de Nationalistische Studentenvereniging kunnen omschrijven als een kweekvijver voor het Vlaams Belang?
BL: De NSV is inderdaad een kweekvijver voor de partij, maar dan toch minder bewust of minder gewild. De NSV heeft altijd op haar partijpolitieke onafhankelijkheid gestaan en moet een autonome vereniging kunnen blijven. Het is wel belangrijk dat we in dezelfde denkstroom zitten. Maar dat mag ook niet te ver gaan, zoals destijds met de VUJO (Volksunie-Jongeren, jdk) aan de KUL: dat waren eigenlijk gewoon de ‘gatlikkers’ van de Volksunie. Zo zie je bijvoorbeeld dat de NSV in Gent toch eerder N-VA-gezind is…
JDK: Is de NSV ook één van de ideologische waakhonden van de partij?
BL: Ik zou eigenlijk durven zeggen dat de NSV zich gerust wat kritischer mag opstellen ten aanzien van de partij. Op dat vlak is de studentenvereniging misschien wat tekort geschoten, hoewel er eigenlijk zelden aanleiding is geweest tot kritiek. Het Vlaams Blok is nooit mee aan de macht geweest, en dat is misschien de reden waarom er nooit een anti-VB actie vanuit de NSV is opgezet. Daar lag vroeger ook duidelijk het onderscheid met de VU, waartegen de NSV wel af en toe kritische acties heeft ondernomen. Maar al bij al heeft de NSV voorlopig al genoeg aan haar taak als waakhond tegen de linkse koepelorganisaties aan de Vlaamse universiteiten. Voor partijpolitiek blijft er bijgevolg niet veel tijd meer over.
JDK: Voorpost wordt ook vaak genoemd als kweekschool voor het Vlaams Belang.
BL: Ja, maar de doorstroming van Voorpost naar de partij gebeurt niet altijd op een rechtstreekse manier. Wim Van Dijck is bijvoorbeeld nog hoofdredacteur van Revolte geweest, maar die was toen ook al bij het Vlaams Blok actief. Idem voor An Michiels: zij is gevormd door het VNJ en Voorpost, maar werkte intussen ook al voor de partij. Mensen die wél rechtstreeks via Voorpost bij het Vlaams Blok zijn terechtgekomen zijn bvb. Hilde De Lobel (nu Vlaams Volksvertegenwoordiger voor het VB, jdk), Francis Van den Eynde (nu ondervoorzitter van de VB-kamerfractie en lid van het partijbestuur, jdk) en Ortwin Depoortere (nu federaal parlementslid voor het VB, jdk); maar Ortwin is eigenlijk ook in de eerste plaats door de NSV geschoold. Voor het kader van de partij zou je Voorpost dus inderdaad voor een stuk als kweekschool kunnen duiden.
JDK: Zou de steeds verdere uitbreiding van het partijapparaat door de opeenvolgende verkiezingsoverwinningen een reden kunnen zijn voor de vaststelling dat het Vlaams Belang de eigen kweekvijvers aan het leegvissen is?
BL: In vergelijking met vroeger is het engagement in de politiek vandaag veel kleiner geworden. Bij de eerder genoemde verenigingen vonden we wel steeds geëngageerde mensen. Maar dat neemt niet weg dat we ook daarbuiten mensen zoeken.
JDK: De programma’s van de NSV, Voorpost en het Vlaams Belang zijn vrij gelijklopend. Toch bestaan tussen de NSV en Voorpost enerzijds, en het Vlaams Belang anderzijds, ook een aantal ideologische verschillen. De kern van het sociaal-economisch NSV-programma is het solidarisme. Is het Vlaams Belang in dat verband eerder op een neo-liberale leest geschoeid?
BL: Binnen de partij bestaat een goed economisch evenwicht. Het Vlaams Belang koppelt een aantal interessante liberale punten met een solidair, misschien zelfs socialistisch gedachtegoed. Het solidarisme is volledig weggevallen: in onze nieuwe beginselverklaring vind je daar dan ook niets meer van terug. De sociale markteconomie zoals die bestaat, is voor ons quasi ideaal. Natuurlijk zijn er een aantal nuanceringen nodig. Wij zijn voorstander van een eenheidsstatuut voor arbeiders en bedienden. Daarnaast vinden we het niet de taak van de vakbonden om werkloosheidssteun uit te betalen. Vakbonden zouden trouwens beter rechtspersoonlijkheid krijgen om excessen – zoals we die vandaag zien – te vermijden. En als de politieke partijen vandaag een open boekhouding moeten bijhouden, waarom zouden we dan van de vakbonden niet hetzelfde mogen verwachten?
JDK: Omdat de vakbonden vrezen dat ze met het openbaar maken van hun stakingskassen een belangrijk politiek drukkingsmiddel dreigen te verliezen in geval van langdurige werkonderbrekingen.
BL: De vakbonden zijn echte multinationals geworden. Die hebben genoeg financiële reserves zitten waar wij zelfs geen weet van hebben. Een open boekhouding zou trouwens ook een belangrijke verantwoording zijn naar de eigen leden toe.
JDK: Een ander belangrijk NSV-strijdpunt is de amnestie-eis voor de slachtoffers van de Belgische repressie. Volgt het Vlaams Belang nog altijd die lijn?
BL: Het Vlaams Belang is principieel nog altijd voorstander van die eis, maar eigenlijk is het te laat. De betrokkenen zijn geen vragende partij meer; de meeste onder hen zijn intussen overleden. Voor het Vlaams Belang valt er met de Belgische staat dan ook niets meer te verzoenen. En dat hoeft ook niet meer. Vlaanderen zal sowieso onafhankelijk worden, het is enkel nog een kwestie van tijd.
JDK: U hebt het over de Vlaamse onafhankelijkheid. Wordt de Heel-Nederlandse of Dietse gedachte nog gekoesterd binnen de partij?
BL: De partij moet op dat vlak vooral naar de realiteit kijken. Electoraal gezien liggen de mensen daar niet wakker van. Eenmaal die Vlaamse onafhankelijkheid bereikt is, zullen Vlaanderen en Nederland ongetwijfeld naar elkaar toe groeien. Maar dat zal dan wel spontaan moeten gebeuren. Volkenkundig en historisch zijn we dan wel één volk, de laatste decennia zijn we toch ook een stuk uit elkaar gegroeid. De Nederlanders zijn bijvoorbeeld veel arroganter dan de Vlamingen. Het Dietse nationalisme leeft eigenlijk niet meer. Hier en daar zijn er wel nog individuen die het gedachtegoed genegen zijn. Edwin Truyens, bijvoorbeeld, noemt zichzelf consequent Nederlander; de Vlaamse Leeuw is zijn strijdlied, het Wilhelmus zijn volkslied. Ook bij het VNJ wordt de gedachte nog levendig gehouden, maar dan ook eerder om romantische redenen.
JDK: Een laatste belangrijk ideologisch verschil tussen de NSV en het Vlaams Belang is de koppeling die de studentenvereniging maakt tussen milieu en volksnationalisme. Besteedt de partij in dat opzicht voldoende aandacht aan ecologie?
BL: Zelf ben ik in ieder geval bekommerd om het milieu. In de gemeenteraad van Grimbergen leg ik lokaal toch duidelijk groene accenten. Voor het Vlaams Belang is leefkwaliteit wel degelijk een belangrijk thema. Bij de laatste gemeenteraadsverkiezingen zijn we toch met de slogan “Leefbaar Vlaanderen” naar de kiezer getrokken. Het is natuurlijk zo dat iedereen wel voorstander is van een goed milieubeleid. Maar onze partij mist op dat vlak inderdaad wellicht de nodige kennis, interesse en ondersteuning. Dat neemt echter niet weg dat we er ons niets moeten van aantrekken. In het Vlaams Parlement volgt Marleen Van den Eynde die problematiek wel op, maar dat is nu ook niet onmiddellijk een kopstuk van de partij. Het Vlaams Belang is in ieder geval voorstander van kernenergie: het is het enige alternatief voor de vervuilende fossiele brandstoffen. Ook aan de Verenigde Staten zouden we een voorbeeld kunnen nemen. Bush krijgt veel kritiek, maar onder zijn presidentschap werkt men toch lange termijnplannen uit voor het gebruik van waterstof. Groen! is op dat vlak totaal niet realistisch. Mensen gaan helemaal niet bezuinigen: dat is een wereldvreemd standpunt. Mensen willen comfort. De bevolking aanzetten om meer de fiets te nemen is dan ook quatsch. Isolatie? Ja, dat kan wel een goede besparingsmaatregel zijn.
JDK: NSV en Voorpost zijn veruit de belangrijkste traditionele kweekscholen van de partij. In het kader van de verruiming is het Vlaams Belang de laatste jaren ook andere bronnen beginnen aanboren. Is die verruimingsoperatie een goede zaak voor het Vlaams Belang?
BL: Alle waardevolle mensen zijn welkom in de partij, zelfs al komen ze niet uit de Vlaamse Beweging. Het Vlaams Belang heeft trouwens in het verleden al verruimende kandidaten aangetrokken. Guido Tastenhoye, vroeger journalist voor de Gazet van Antwerpen, is bijvoorbeeld al een hele tijd actief voor de partij (sinds 1999, jdk). Ook mensen uit de Marnixring zijn in die periode naar het Vlaams Blok overgestapt.
JDK: Volgens Jurgen Verstrepen heeft Marie-Rose Morel met haar kritiek op de harde partijlijn de verruimingsoperatie verraden. Klopt dit volgens u?
BL: Morel heeft daar inderdaad een flater begaan, een dommigheid. Maar ze had niet de bedoeling de partij te schaden. Nu is het wel zo dat die kritiek best intern gebeurt. Jurgen Verstrepen is een buitenbeentje, en heeft zeker zijn verdienste voor de partij: met zijn website brengt hij vaak nuttige documentatie aan. Maar soms steekt hij op die manier misschien wel wat te veel energie in het openlijk bekritiseren van andere partijleden. De partij is voorstander van de vrije meningsuiting, en kon hem vanuit die optiek moeilijk terugfluiten. Maar zoals gezegd: die discussie moet intern gebeuren. De partij heeft nu gelukkig weer de rangen gesloten. Ten andere: na zijn recente uitspraken over de uitbreiding van het Brussels Gewest, is minister Pascal Smet ook door niemand van zijn partij teruggefloten. Zelfs niet door sp.a-voorzitter Vande Lanotte. Dat is pas een ware schande.
JDK: Brengt de verruiming van het Vlaams Belang ook een matiging van de standpunten met zich mee?
BL: Het is duidelijk dat de radicale Vlaamse lijn wordt doorgetrokken. Ook ons vreemdelingenstandpunt is hetzelfde gebleven. Het 70-puntenplan moet daarin eerder als een provocatie gezien worden; het is niet de bedoeling om alle vreemdelingen het land uit te zetten.
JDK: Kan een overtuigde moslim zich integreren?
BL: Het Vlaams Belang is voorstander van assimilatie. Het verschil met integratie is overigens niet zo groot. Het is duidelijk dat de islam een ondemocratische godsdienst is die haaks staat op onze waarden. Moslims hebben een gevaarlijke maatschappijvisie die de wereldlijke verovering in het vooruitzicht stelt. In plaats van integratie zien we dus eerder een evolutie in de omgekeerde zin: moslims worden fundamentalistischer. De islamisering van Europa is trouwens al ingezet. In Roubaix is er al een islamitische meerderheid. In Engeland gaan er nu zelfs stemmen op om de sharia in te voeren. Als we daar niet tegen optreden, zal men bij ons hetzelfde eisen. De Deense cartoons zijn daarvan een perfecte illustratie. De vrije meningsuiting staat boven kwetsende opvattingen, want daarvoor bestaat geen objectief criterium. We zouden misschien wel een uitzondering kunnen maken voor bepaalde zaken die door negationisten worden verkondigd. Maar ik voel me niet geroepen om hier uitspraken over te doen. Dat is een kwestie die ik aan de historici overlaat. Voor mij staat in ieder geval vast dat er een genocide heeft plaatsgevonden, en dat vele joden daaronder geleden hebben. Maar ik ga daar niet verder over uitweiden. Er is zo eens een student Freddy Van Gaever gaan interviewen, en dat is uiteindelijk allemaal in de Humo verschenen.
JDK: Waarom heeft het Vlaams Blok in 1995 eigenlijk de anti-negationismewet mee goedgekeurd? Was dat een electorale tegemoetkoming naar de joden in Antwerpen?
BL: Het was niet zozeer om de joden gunstig te stemmen dat we die wet toen mee hebben goedgekeurd, maar omwille van de perceptie. Het was een reactie tegen de tactiek van de media om het Vlaams Blok te discrediteren. Op de dag van de stemming waren alle camera’s in het parlement op onze fractie gericht. Toen bleek dat we de wet hadden goedgekeurd, waren alle camera’s plots verdwenen.
JDK: Even terug naar de verruiming nu. Welke rol ziet u in de partij weggelegd voor mensen als Marie-Rose Morel, Jurgen Verstrepen, Freddy Van Gaever, Rita De Bont en Bruno Valkeniers?
BL: Het belangrijkste is dat we zo weinig mogelijk aan inteelt doen. Alle mensen die je daar hebt opgenoemd zijn goede kandidaten. Maar we moeten wel dezelfde koers zien aan te houden, en vermijden dat we onze eigen achterban zouden schofferen. Bruno Valkeniers komt nu over van het ANZ, maar was eigenlijk oorspronkelijk al bij het Vlaams Blok actief.
JDK: Kiest het Vlaams Belang niet beter opnieuw voor de harde lijn? Dat is tenslotte altijd haar succesformele gebleken.
BL: Onze partij wil absoluut af van haar imago van skinheads en geweldenaars. Dewinter heeft dat trouwens ook voldoende duidelijk gemaakt naar aanleiding van de zaak Van Themsche (bedoeld wordt: de racistische schietpartij van Hans Van Themsche op 11 mei 2006 in Antwerpen, jdk). Wij willen een partij zijn van fatsoenlijke mensen. In de jaren tachtig zijn er bij gebrek aan kandidaten misschien af en toe verkeerde mensen verkozen geraakt, die dan in het wilde weg begonnen te schelden. Maar daarbij ging het slechts over enkele individuen.
JDK: Dus de partij profileert zich nu minder radicaal dan vroeger?
BL: Onze laatste verkiezingscampagnes waren in ieder geval minder ruw, en meer herkenbaar voor de mensen. De bokshandschoenen en bezems dateren van vroeger, maar we moeten wel nog stoute taal durven spreken. We blijven immers radicaal, revolutionair en anti-Belgisch. En voor die idealen willen we alles doen, het regime mag ons nog zoveel verketteren. Maar de koerswijziging moet wel fundamenteel zijn. De partij staat voor een humaan maar kordaat vreemdelingenbeleid. We vinden nog steeds dat alle illegalen moeten terugkeren.
Post scriptum: op het moment dat het interview werd afgenomen was Guido Tastenhoye nog in leven, en was Jurgen Verstrepen nog Vlaams volksvertegenwoordiger voor het Vlaams Belang.
Bijlage 4. Interview met Wim Van Dijck.
Brussel, 9 mei 2007
JDK: Mijnheer Van Dijck, u bent 7 jaar lid geweest van de NSV in Leuven (1987 – 1994). In het academiejaar 1991-1992 was u daar ook even preses, om daarna twee jaar hoofdredacteur van Branding te worden. Hoe kijkt u vandaag op die periode terug en wat waren voor u de hoogtepunten van die NSV-jaren?
WVD: Ik kijk met veel genoegen terug op die jaren. Het is één van de meest belangrijke perioden in mijn leven geweest. Enerzijds is de studententijd altijd een gemakkelijke periode: men heeft weinig verantwoordelijkheden en financiële zorgen, en men moet enkel zien te slagen voor zijn studies. Dat is op zich al markant. De NSV was voor mij een politieke kaderschool: ik ben met politiek begonnen bij de NSV, en heb mij daar verder in bekwaamd gedurende mijn studententijd. Mijn presesjaar was voor mij zonder meer een hoogtepunt. Ik was natuurlijk verantwoordelijk voor de club, en had dan ook nog het geluk van dat jaar de betoging te mogen organiseren. En dat is toch nog altijd de NSV-betoging waarop het meeste volk aanwezig was. Het was natuurlijk ook de periode na 24 november 1991 (Zwarte Zondag, jdk), en er waren al heel wat linkse betogingen geweest tegen de verkiezingsuitslag. En dat was eigenlijk de eerste gelegenheid voor de rechterzijde om ook eens op straat te komen, wat wellicht heeft bijgedragen tot het succes van de betoging.
JDK: Waarvoor werd dat jaar precies betoogd?
WVD: Er waren verschillende onderwerpen, maar we betoogden onder meer voor een Europa der Volkeren. Er waren ook een viertal onderslogans rond allerlei thema’s, zoals Vlaamse onafhankelijkheid en het vreemdelingenthema.
JDK: Maar tot op vandaag is dat wel de grootste van de jaarlijkse NSV-betogingen gebleken?
WVD: Ja. Gewoonlijk schommelden de aantallen tussen 400 à 500 mensen, en dat jaar waren er toch vlot 700. Sindsdien hebben we dat aantal nooit meer geëvenaard.
JDK: Die aantallen zijn vandaag fel teruggezakt?
WVD: Het is redelijk fel teruggezakt. Maar de laatste jaren zit het toch weer wat in de lift. De laatste twee betogingen, vorig jaar in Leuven en nu in Antwerpen, hadden we weer zo’n 350 mensen. Maar het is inderdaad een paar jaar zeer mager geweest.
JDK: U bent ook voorzitter van de OSB-Brabant. Welke functie hebben die oud-studentenbonden eigenlijk?
WVD: Er zijn een aantal functies. In de eerste plaats spelen ze een financiële rol: we werken met lidgelden van oud-studenten die maandelijks op een rekening worden gezet. Van die alsmaar groter wordende pot wordt er dan steun verleend aan de afdelingen, of soms aan NSV-Nationaal bij grote aankopen die men zelf niet kan bekostigen. Een financiële buffer dus, maar ook een spaarpot om eventueel later grotere projecten te financieren. Een droom van de OSB’s is om ooit voldoende centen te hebben om een verbondskot te kopen, maar dat zal voor de verre toekomst zijn. Daarnaast doen we ook aan permanente ondersteuning van de actieve werking door vormingsavonden te organiseren, door de jonge studenten in contact te brengen met de geschiedenis van de NSV, artikels te schrijven voor Branding enz. En dan is er natuurlijk nog de interne oud-studentenwerking, waarbij oudgedienden - los van de actieve werking – nog eens samenkomen voor een etentje of een cantus.
JDK: Een OSB is dus niet alleen een informele samenhang van oud-studenten, maar er wordt ook wel effectief aan politiek gedaan.
WVD: Ja, de oud-studenten waken toch enigszins over de lijn die de afdelingen volgen. Moest men nu echt een weg inslaan die helemaal niet meer strookt met de beginselverklaring, dan zou de betreffende afdeling het al moeilijk krijgen binnen de nationale actieve structuur, maar ook waarschijnlijk met zijn OSB. Ook de overdracht van de besturen naar het nieuwe presidium wordt nog altijd actief begeleid door de oud-studenten.
JDK: Wat is het verschil tussen de oud-studentenbonden en de Fratres Coniuncti?
WVD: De Fratres Coniuncti is in feite ook een oud-studentenbond, maar die hebben een aparte structuur opgericht. De OSB’s van de afdelingen, zoals Brabant (voor Brussel en Leuven), Antwerpen en Gent zijn feitelijke verenigingen. De Fratres Coniuncti is gegroeid uit de oud-studentenbeweging in Antwerpen, maar die hebben een eigen vzw opgericht. Maar daar is wel een conflict geweest, zodanig dat daarna toch een OSB-Antwerpen is opgericht. En die twee verhouden zich niet al te best.
JDK: Hoe is dat conflict precies ontstaan?
Dat conflict is vooral ontstaan om persoonlijke redenen. Dat is ooit scheefgelopen omdat de Fratres zich misschien te veel hebben ingelaten met de actieve werking gedurende een bepaald presesjaar. Waken over een afdeling is één ding, maar echt schoonmoeder spelen is nog iets anders. Dat heeft wel wat voor wrijvingen gezorgd, en dat is sindsdien niet echt opgelost geraakt. Nu is het wel zo dat we sinds de lustrumviering het vaste voornemen hebben om die zaken bij te leggen, en terug te streven naar een eengemaakte structuur in Antwerpen. Al was het maar om praktische redenen: het is niet zo evident wanneer juridisch een vzw en een feitelijke vereniging naast elkaar bestaan. De OSB’s maken dus deel uit van de nationale structuur van de NSV, en de Fratres als dusdanig niet. Maar sinds een goed jaar hebben ze toch ook een waarnemer op de nationale vergaderingen.
JDK: Hoe belangrijk was die NSV voor u persoonlijk, voor uw vorming als Vlaams-nationalist?
WVD: Dat heeft een allesoverheersende rol gespeeld. Na mijn humaniora was ik wel politiek geïnteresseerd, maar ik was nog in geen enkele beweging actief. Ik ben eigenlijk pas actief geworden in de NSV, in Leuven, en daar heb ik eigenlijk zo goed als al mijn vorming opgedaan. Wij beschikten in Leuven over een vrij goede bibliotheek met heel wat werken en een permanente tijdschriftencollectie; op heel wat tijdschriften hadden we een abonnement. Alleen al daarom heb ik daar heel veel opgestoken. Daarnaast leerde ik in de NSV ook actie voeren, en kwam ik te weten waar de Vlaamse Beweging voor staat en wat ze doet.
JDK: In welke mate speelt de NSV vandaag nog die rol als leerschool voor nieuwe generaties Vlaams-nationalisten?
WVD: Ja, toch wel. Er zijn natuurlijk ook mensen die al uit de jeugdbeweging komen, en die via het VNJ in de NSV terechtkomen. Die hebben dan al een heel pak vorming gekregen. Er is ook het NJSV voor scholieren, en ook van daaruit stromen mensen door naar de NSV. Ook die hebben eigenlijk al een zekere bagage. Maar voor mensen als ik die helemaal nieuw zijn, en voor het eerst actief worden in een studentenvereniging, speelt het NSV vandaag nog altijd die rol. En trouwens ook voor die VNJ’ers en NJSV’ers, want dat zijn natuurlijk nog zeer jonge mensen. De NSV vormt die dan gewoon voort tot gedegen Vlaams-nationalisten.
JDK: In uw boek zegt u: “De meeste auteurs die het over de NSV hebben, vervallen meteen in clichés die over als ‘extreemrechts’ bestempelde organisaties gemeengoed zijn.” [556] Is de NSV volgens u dan geen extreem-rechtse vereniging?
WVD: Neen, ik gebruik trouwens die term niet graag. Ik heb ook geen schrik van het etiket “extremist”, dat is een etiket zoals een ander. Maar welke lading dekt extreem-rechts, en wat is links en wat is rechts enz. Wij zijn Vlaams-nationalisten, ik zou nog zeggen rechts-radicale of radicale nationalisten. Wij bevinden ons aan de rechterzijde van het politieke spectrum. Maar zeker in een studentenvereniging als de NSV heb je mensen van allerlei slag: Vlaams-nationalisten zijn ze allemaal, maar dan lopen de standpunten nogal wel eens uiteen. Op basis van de beginselverklaring kan je ons conservatief, Vlaams-nationalistisch en radicaal noemen, maar extreem-rechts vind ik zo’n etiket.
JDK: Merkt u ook een evolutie in het gedachtegoed van de NSV doorheen de jaren? Kan men daarin gewagen van een Nieuw Rechtse ideologie? Er wordt soms beweerd dat de NSV Nieuw Rechts heeft geïntroduceerd in de bredere kringen van het Vlaams-nationalisme.
WVD: Er zijn nog mensen in de beweging, en zeker tijdschriften, die al veel langer met Nieuw Rechts bezig waren dan de NSV.
JDK: TeKoS.
WVD: Ja, TeKoS heeft zijn wortels in de jaren zestig, in de tegencultuur tegen mei ’68. Tegen links kwam toen een Nieuwe Rechtse reactie, vooral in Frankrijk, en dat is dan onder meer naar Vlaanderen doorgesijpeld. De NSV was dat van in het begin zeker niet: ze kwam voort uit de katholieke Vlaamse studentenvereniging KVHV. En de eerste generaties NSV’ers hadden dat cachet zeer sterk. Zij waren allemaal katholiek, en het merendeel daarvan is dat nu nog altijd. Zij zetten een radicale flamingantische traditie voort die al begonnen was bij het AKVS. Nieuw Rechtse accenten zijn eigenlijk beginnen binnensijpelen in de NSV in het begin van de jaren tachtig. Door mensen als Erik Arckens (in 1984-1985 hoofdredacteur van Branding, jdk) bijvoorbeeld, en dan later ook misschien in iets mindere mate Filip Dewinter. Het waren vooral mensen als Arckens die daar echt sterk mee bezig waren, en dat heeft wel voor een zekere wrijving gezorgd met de eerste generatie. Truyens bvb. zag dat niet zo graag gebeuren, ook al omdat Nieuw Rechts niet-confessioneel was en zelfs heidense accenten had. En voor iemand als Truyens was dat… Ik zal niet zeggen des duivels, maar hij ergerde zich daar wel aan. Maar gaandeweg is die poot wel vrij zwaar beginnen doorwegen, en zo is de beginselverklaring ook stilletjes aan aangepast. Daar is ook veel over gediscussieerd. (4 minuten onderbreking: Van Dijck krijgt telefoon.) Er waren dus wat Nieuw Rechtse accenten ingeslopen, maar ten opzichte van het begin is er nu ook niet zo gek veel veranderd in die beginselverklaring. (1 minuut onderbreking: zelfde reden. “Nu ga ik hem uitzetten”.)
JDK: Nieuw Rechtse accenten dus, maar de NSV zou je niet als dusdanig kunnen bestempelen?
WVD: Nee, niet echt. Het hangt ook een beetje af van de invulling die de preses of het presidium eraan geeft. De jaren vóór mij bijvoorbeeld, met Dirk Bollen als preses (1989-1991, jdk), werd er heel veel gelezen en gediscussieerd, en Nieuw Rechts was daar eigenlijk vrij prominent aanwezig. Wij gingen ook zaken opdiepen uit Ernst Jünger en de nationaal-conservatieve stroming in Duitsland enz. Die zaken kwamen toen allemaal boven, dat leefde toen heel hard. Maar een paar jaar later was er een presidium dat voor een groot stuk was samengesteld uit jongens die van de Vlaamse Jongeren Overijse kwamen, en die hun accent lag veel meer op het Vlaams-nationale en actie in de Rand. Die waren dan ook meer bezig met andere Europese afscheidingsbewegingen, zoals in het Baskenland en Ierland. Die waren dus helemaal niet meer met Nieuw Rechts bezig. Het hangt dus sterk af van het presidium en de persoonlijke interesses van een aantal mensen.
JDK: Is de NSV volgens u in de loop der jaren minder of meer radicaal geworden?
WVD: Ideologisch misschien meer uitgediept, minder radicaal zou ik niet zeggen. In het begin lag het accent veel op het flamingantische, op Vlaamse actie, het Egmontpact en dat soort zaken. Gaandeweg is dat ideologisch wat meer uitgewaaierd, en werd er meer gediscussieerd over allerhande onderwerpen. Maar minder radicaal: niet echt. Het is wel zo dat de nood aan fysieke argumenten van alle kanten veel minder is geworden. Het klimaat aan de universiteiten is veel rustiger nu. Wat dat betreft zijn we wel veel minder militant geworden, gewoon omdat de noodzaak zich niet echt meer voordoet.
JDK: Hoe zit het met de erkenning van de NSV aan de universiteiten?
WVD: De NSV wordt op geen enkele universiteit erkend.
JDK: In Gent is het wel even zo geweest. Maar dat was rap gedaan.
WVD: In Gent zijn ze ooit een jaar erkend geweest, en in Leuven ook. Maar dat was helemaal in het begin van de jaren tachtig. Dan hebben we gezien dat ze hun criteria stelselmatig hebben aangepast, zodanig dat we altijd wel aan één of ander criterium niet voldeden. We hebben de hoop van erkenning eigenlijk al lang opgegeven. Af en toe zet er zich nog eens een presidium de schouders onder om een erkenningsaanvraag in te dienen, wel wetende dat het niet zal lukken, maar dan eerder om er wat commotie rond te maken. Maar uiteindelijk kunnen we ook zonder.
JDK: In uw boek zegt u ook: “Ietwat overdreven zou men kunnen zeggen dat de NSV op dit moment zo’n 25 parlementsleden telt…”[557] Ik heb het zelf even nageteld en kom aan 21 op 63 parlementsleden. Misschien ben ik er nog enkele vergeten…
WVD: Ja, ik heb er waarschijnlijk ook maar een getal op geplakt, maar het ligt in die grootteorde. Het is meer dan 20 in elk geval.
JDK: Ik heb alle parlementsleden van de Kamer, de Senaat, de Vlaamse Raad, de Brusselse Hoofdstedelijke Raad en het Europees Parlement samengeteld. Dan kom ik dus aan 21 oud-NSV’ers op de 63 parlementsleden die het Vlaams Belang vandaag telt; dat is precies één derde. Mag ik daaruit concluderen dat de NSV bij uitstek een kweekvijver is voor het Vlaams Belang?
WVD: In de feiten kan je die conclusie misschien wel trekken. Ik heb die vaststelling ook gemaakt, en daar kan je natuurlijk niet rond. Langs de andere kant is dat niet intentioneel. Mensen komen niet bij de NSV met het oog op een carrière in de partijpolitiek, en dan nog in één bepaalde partij. Dat is ook gegroeid. Ik weet van een aantal mensen die hier werken – geen parlementsleden – die in hun NSV-tijd eigenlijk een aversie hadden van de partijpolitiek, en die later toch in de partijpolitiek versukkeld zijn. Maar er zijn ook heel wat mensen die de partijpolitiek niet zagen zitten, en nog altijd niet zien zitten. Die geven dan les, of zitten in het bedrijfsleven, of waar dan ook. Het is niet zo dat de NSV bestaat óm kaders te leveren naar het Vlaams Belang. Het is eigenlijk omgekeerd: uit de feiten moeten we concluderen dat er heel veel NSV’ers zijn doorgestroomd naar de partijpolitiek. Wat mij dan wel doet besluiten dat de NSV-werking toch van dermate kwaliteit is dat ze die kaders kon afleveren.
JDK: Zijn er bij uw weten ook NSV’ers bij andere politieke partijen dan het Vlaams Belang terechtgekomen?
WVD: Ja. Maar niet als parlementsleden, denk ik. Wel medewerkers in een aantal parlementen, maar dat zijn er echt niet veel. Een aantal in N-VA-rangen en een tweetal bij de CD&V. Maar dat zijn mensen die misschien al tijdens hun NSV-tijd of net daarna zijn afgezwenkt of gematigder zijn geworden. Maar natuurlijk niet in die mate als bij het Vlaams Belang.
JDK: Van een bepaalde NSV-lichting in Gent zegt men ook wel eens dat die eerder bij de N-VA aanleunde dan bij het Vlaams Belang.
WVD: Dat wordt veel gezegd. In Leuven heb je ook zo’n generatie gehad. Van de generatie uit de Vlaamse Jongeren Overijse die ik reeds vermeldde, zijn er ook verschillende bij de N-VA – toen nog Volksunie – terechtgekomen. Maar ook op dit moment zijn er verschillende leden die actief zijn bij de N-VA-jongeren en toch NSV’er zijn. En dat was in mijn tijd ook zo toen er verschillende bij de VU actief waren, ook al omdat dat dikwijls familiaal gegroeid was. Dat is dus altijd al zo geweest. Bij ons is de stelregel altijd geweest: iedereen mag aan partijpolitiek doen of op lijsten staan, zolang de vereniging daardoor zelf niet in diskrediet geraakt. Die twee zaken moesten wel strikt gescheiden blijven. Daar hebben we altijd vrij strikt de lijn in gehouden, en dat is eigenlijk nog altijd zo.
JDK: Tussen de NSV en het Vlaams Belang lopen heel wat ideologische gelijkenissen, maar er zijn ook verschillen. Is het Vlaams Belang bijvoorbeeld nog altijd gewonnen voor een solidaristische maatschappijordening? Het staat niet meer in de grondbeginselen van het Vlaams Belang, maar wel nog in die van de NSV.
WVD: Dat staat er nog in, en dat is inderdaad iets dat er vanaf de beginjaren heeft ingestaan. Dat is eigenlijk ook logisch: het komt uit die hele denkstroming van het AKVS en het KVHV. Ook de christen-democratie heeft wel wat solidaristische elementen, zelfs al noemen ze dat zo niet. Het is er wel blijven instaan, hoewel er intern ook veel over gediscussieerd is. Er zijn twee onderwerpen waarover er bij de NSV altijd zeer veel discussie geweest is, tot op het scherp van de snee: godsdienst – het al dan niet katholiek zijn – en economie. Vooral over dat laatste werd altijd heel stevig gediscussieerd: je had solidaristen die er ook zo over dachten, maar ook rasechte liberalen (meestal TEW’ers), en dan ook mensen die veel linkser dachten (pol&soc’ers bijvoorbeeld), en daarin speelde ook de invloed van faculteiten en vriendenkringen. Maar de solidaristische ondertoon is altijd in de beginselverklaring gebleven.
JDK: Maar als één derde van de VB-parlementairen uit de NSV komt, hoe komt het dan dat het solidarisme niet meer opgenomen is in de nieuwe beginselverklaring van het Vlaams Belang?
WVD: Ten eerste is solidarisme een term die vandaag nog moeilijk bruikbaar is. Een politieke partij tracht een programma te verkopen. Als je dan afkomt met zaken als solidarisme, en je moet dat dan al beginnen uitleggen, dan haken al veel mensen af. Als je er het economisch programma op naslaat, zal je toch nog accenten vinden. In die zin dat men de kerk tussen werkgevers en werknemers wat in het midden wil houden, en de twee belangen met elkaar probeert te verzoenen. En daar staat het solidarisme ook voor: niet de klassenstrijd, maar het verzoenen van belangen op het niveau van de bedrijven, zodanig dat iedereen vooruit kan. Die accenten zitten nog in het Vlaams Belang-programma, zonder dat het als zodanig benoemd is.
JDK: Het is inderdaad een moeilijk te verkopen, oubollige term. Anderzijds verwijst solidarisme wel naar een ideologie en een economisch programma dat misschien wat dieper zou kunnen uitgewerkt worden. Of is het Vlaams Belang vandaag eerder geëvolueerd in liberale zin?
WVD: Niet echt. Er zijn zeker mensen bijgekomen die pogingen hebben gedaan om het wat meer in liberale zin te hervormen. Maar die zijn op hardnekkige weerstand gestoten in het Vlaams Belang, waar men toch altijd getracht heeft om op economisch vlak niet te veel naar links of naar rechts weg te draaien.
JDK: Dus toch nog altijd ‘de derde weg’?
WVD: Ja, eigenlijk wel. Zonder daar een term op te plakken. Het Vlaams Belang is intussen een grote partij geworden, en we zitten met alle geledingen van de samenleving in onze rangen. Ook een heel stevige poot arbeiders. Als je dan de neoliberale toer zou opgaan, dan verlies je die mensen sowieso.
JDK: Het Vlaams Belang heeft nu ook Bruno Valkeniers terug binnengehaald. Die komt uit het bedrijfsleven. Heeft die daar ook niet een meer liberale visie ontwikkeld op de economie?
WVD: Die zal natuurlijk wel veel meer aandacht hebben voor werkgeversbelangen. Bruno Valkeniers is iemand van het eerste presidium, van de begingeneratie van de NSV. Dus een neoliberaal zou ik hem toch zeker niet noemen. Hij komt natuurlijk uit werkgeverskringen, maar ik denk dat hij evengoed oog heeft voor de belangen van zijn werknemers, zoals een goede bedrijfsleider altijd zou moeten hebben.
JDK: Ook in de Groot-Nederlandse gedachte zijn het Vlaams Belang en de NSV wat uit elkaar gegroeid. Bij de NSV blijft daar wel nog iets van over, maar bij het Vlaams Belang lijkt dat folklore geworden. Of is dat ook weer zo’n punt dat moeilijk te verkopen is, terwijl het misschien wel nog in de achterhoofden speelt?
WVD: Het is altijd een moeilijk punt geweest, zowel bij de NSV als bij het Vlaams Blok / Belang. Dat was een principiële stellingname die vroeger nogal moeilijk lag omdat Nederland een zeer progressieve uitstraling had. Heel wat mensen vroegen zich af: moeten we daar mee samengaan, je moet eens zien wat voor een zooi ze er daar van gemaakt hebben. Dat is daar nu intussen wel wat genuanceerd, zodanig zelfs dat Nederland nu dikwijls een voorbeeldland is voor Vlaanderen, of voor mensen van het Vlaams Belang. Maar niettemin is het punt al lang verwaterd. Principieel is het nog opgenomen in het Vlaams Belang-programma, maar dan ook in termen van ‘we moeten streven naar culturele samenwerking’ enz. Maar goed, in Vlaanderen zitten daar weinig mensen op te wachten. Ik ben principieel voorstander, en zo zijn er nog velen. Maar om dat nu als groot punt van uw programma naar voor te schuiven… Wij weten ook dat je daar weinig mee raapt. En binnen de NSV is daar ook altijd heel veel discussie over geweest. Er zijn fervente voorstanders van, maar even fervente tegenstanders.
JDK: Voor de financiële ondersteuning van de lustrumviering werd er gewerkt met een steun- en beschermcomité, respectievelijk voorgezeten door uw partijgenoten Bart Laeremans en Filip Dewinter. Zelf werd u aangesteld als algemeen verantwoordelijke. Mag ik daaruit concluderen dat de NSV financieel afhankelijk is van het Vlaams Belang?
WVD: Wat de lustrumviering betreft zeker niet. De hele viering heeft eigenlijk kunnen plaatsvinden met gelden van de oud-studentenbonden en de individuele inschrijvingen. We hebben dan natuurlijk bekende koppen gezocht om die comités te leiden. Maar die mensen verbonden daar gewoon hun naam aan, en hebben er voor de rest eigenlijk weinig of niets voor moeten doen. En dat die alle twee uit het Vlaams Belang kwamen, dat was nu eenmaal zo. Daar is wel een klein beetje kritiek op gekomen. Daarom hebben we er ook nog Bruno Valkeniers als peter van de lustrumviering bijgenomen, om de kerk wat in het midden te houden. Maar enkele weken nadat hij het peterschap had toegezegd, heeft hij dan de overstap naar de partij bekend gemaakt. Dat konden we natuurlijk op voorhand niet weten. Maar ook uit eigen rangen was er dus kritiek: moeten dat nu per se twee Vlaams Belangers zijn? Waarop wij dan besloten om ook een andere grote naam te nemen, en zo is Bruno Valkeniers gesuggereerd.
JDK: Dat stelt geen probleem voor de politieke onafhankelijkheid van de NSV?
WVD: Neen, eigenlijk niet. Die mensen waren twee pro-senioren van de NSV. Dat die nu toevallig actief zijn in het Vlaams Belang, dat is dan maar zo. Voor de buitenwereld is dat altijd een moeilijke oefening natuurlijk. Zij weten ook dat er heel veel NSV’ers doorgestroomd zijn naar het Vlaams Belang, en concluderen daaruit dat de NSV een aanhangsel is van de partij. Dat is niet zo. In de tijd dat ik aan het afzwaaien was en nog actief was in NSV-Nationaal als hoofdredacteur van Branding, zijn er ook wat stevige conflicten geweest met de partij. Wij hebben altijd een beetje schrik dat de partij zijn greep zou verstevigen op bijvoorbeeld de studentenbeweging, en daar hebben we altijd de boot afgehouden.
JDK: Er wordt ook gezegd dat er vanuit de NSV niet zoveel kritiek is gekomen op de partij, omdat het Vlaams Belang nooit aan de macht is geweest of compromissen heeft moeten sluiten. Sommigen vinden echter dat er vanuit de NSV gerust wat meer kritiek zou mogen komen op de partij.
WVD: Kritiek is er altijd wel gegeven. Als je de publicaties leest, wordt daarin af en toe wel eens kritisch uitgehaald naar de partij of de partijpolitiek in het algemeen. Maar dat zijn ook dingen die nauwelijks de pers halen. Voor veel waarnemers is dat toch één cluster: het Vlaams Belang en zijn satellieten, waar de NSV er dan één van is. Maar we behoren wel tot dezelfde ideologische stal. En als het Vlaams Belang geen zware misstappen zet, zie ik niet in waarom de NSV de trom zou moeten roeren in kritiek op de partij. Als de partij echt een verkeerde richting zou inslaan, dan denk ik dat je het wel zou horen vanuit de NSV.
JDK: Is het niet zo dat er de laatste jaren een evolutie te merken is, waarbij NSV’ers zich al beginnen engageren voor het Vlaams Belang terwijl ze nog een bestuursfunctie hebben in de studentenvereniging? En stelt dat geen problemen voor de geloofwaardigheid van de NSV?
WVD: Daar heb je wel gelijk in. Dat is een evolutie die we toch wat trachten tegen te gaan. Vroeger kozen mensen voor de studentenbeweging, en de partijpolitiek was dan hoogstens iets voor in het weekend. Maar meestal werd de partijpolitiek uitgesteld tot na de studententijd. Het is wel zo dat toen ook al bijvoorbeeld in Leuven op de NSV beroep werd gedaan om tijdens verkiezingen voor het Vlaams Blok te plakken, maar dat was op vrijwillige basis. Er waren jonge mensen die dat konden doen in de binnenstad van Leuven, wat al niet evident was. En dus werd dat aan ons gevraagd. Maar vroeger was het wel niet zo dat mensen al meedraaiden in de partijwerking terwijl ze nog student waren. Dat is de jongste jaren meer het geval, en dat schept soms wel problemen. Dat is trouwens niet alleen bij het Vlaams Belang zo. Er zijn ook mensen vanuit de NSV op steeds hogere echelons in de N-VA actief. Iemand van NSV-Leuven, denk ik, zit in het nationaal bestuur van de N-VA-jongeren (Jong N-VA, jdk). Die moeten dan ook voortdurend kiezen wat er op de eerste plaats komt, en dat is voor ons niet altijd even aangenaam. Maar dat heb je ook al in het verleden gehad, niet alleen met de partijpolitiek, maar ook met andere verenigingen. In Gent is er een tijd het probleem geweest dat mensen lid waren van zowel NSV als Voorpost. Sommigen draaiden dan actief mee in Voorpost, en lieten de NSV verwateren.
JDK: Daar wou ik eigenlijk toe komen. Wie zijn vandaag de bevoorrechte partners van de NSV in acties en activiteiten? Voorpost is er daar één van. Maar is daar ook een evolutie merkbaar?
WVD: Met Voorpost zijn de contacten eigenlijk vrij goed geweest van in het begin. Het VNJ uiteraard ook; veel NSV’ers komen uit het VNJ. Zeker de jongste vijf, zes, zeven jaar hebben Voorpost, NSV en VNJ op een aantal terreinen vrij intensief met elkaar samengewerkt. Ook bij een organisatie als de IJzerwake zijn dat toch drie verenigingen die samen van alles op poten zetten. Maar er is ook nog altijd een vrij goede samenwerking met TAK. Dat verliep niet altijd rimpelloos, omdat TAK natuurlijk meer op zijn onafhankelijkheid staat dan bvb. Voorpost.
JDK: TAK is nu toch een onderdeel van de Vlaamse Volksbeweging?
WVD: Ja, dat is al bijna tien jaar zo. Maar goed, TAK is een neutrale actiegroep en doet eigenlijk alleen maar aan flamingantische actie. Voor de rest houdt men zich met ideologie absoluut niet bezig. Dus voor hen was het zeer belangrijk om niet ‘gemouilleerd’ te worden met mensen die wel veel met ideologie bezig waren, en die een rechts of radicaal-rechts cachet hadden. Wij mochten altijd wel meedoen met TAK, maar liefst niet herkenbaar. Er werd dikwijls gevraagd om bvb. geen kleuren te dragen. Langs de andere kant is het wel zo dat heel veel TAK-acties niet zouden hebben kunnen plaatsvinden als de NSV er niet was, omdat ze het gros van het volk leverde en soms nog altijd levert. Dat is ook niet moeilijk. TAK doet dikwijls overdag acties, en voor een werkende mens is dat niet altijd evident om daaraan mee te doen. Dus valt men terug op studenten, en dat is dan het KVHV en de NSV.
JDK: Hoe was de relatie met Were Di vroeger?
WVD: Daar zullen in het begin ongetwijfeld wel wat contacten mee geweest zijn. Maar Were Di bestond vooral uit oudere en bezadigde wijze dames en heren. Voorpost was eigenlijk de jongerenvleugel van Were Di, en is dan apart begonnen. Were Di gaf wel Dietsland-Europa uit, en dat is iets dat binnen de NSV wel als een goed vormingstijdschrift gold. Dat kwam ook aan op de verbondskoten, en werd er gretig gelezen. Maar dat is intussen ook al ter ziele gegaan.
JDK: De politieke beginselen van de NSV komen trouwens ook uit Dietsland-Europa.
WVD: Niet helemaal, maar er zijn wel een pak overeenkomsten. Met moet zijn mosterd ergens halen, en Truyens en zo waren zeer bekend bij Were Di. Die komen ook allemaal uit dezelfde stal, en dan zijn er natuurlijk overeenkomsten. De beginselverklaring van het Wies Moens Vormingsinstituut, dat door Truyens later is opgericht, bevat zo ook herkenbare elementen.
JDK: Waren er vroeger ook contacten met het Sint-Maartensfonds?
WVD: Minder. Het Sint-Maartensfonds heeft vooral contacten met VNJ en Voorpost, minder met de NSV. Door de natuurlijke gang der dingen werd die organisatie alsmaar kleiner. We gingen wel dikwijls naar hun jaarlijks bal in Nijlen, maar om echt te spreken van intense contacten… Neen, dat kon je toch niet zeggen.
JDK: U bent zelf ook zeven jaar lid geweest van de Voorpostraad. Tussen 1994 en 1999 was u ook hoofdredacteur van het tijdschrift Revolte. Hoe kijkt u algemeen op die periode terug? Bent u ook daar voor een stuk gevormd?
WVD: Mijn vorming had ik intussen wel min of meer gehad. In die periode moest ik dan eigenlijk anderen vormen, aangezien ik een tijdschrift maakte met teksten die dikwijls vormend bedoeld waren. Ik ben daar eigenlijk ingerold omdat ze mij gevraagd hebben. Ik was toen hoofdredacteur van Branding, maar was van plan om ermee te stoppen. Luc Vermeulen (actieleider bij Voorpost, jdk) had dat opgemerkt, en is mij gewoon komen vragen of ik dat wilde doen. Ik heb toegezegd, en zat dan ook meteen in die Voorpostraad. Dat betekende dat ik ook actief werd in Voorpost. Zelf had ik er eigenlijk nooit aan gedacht om dat te doen. Dat was eigenlijk ook een interessante periode, maar voor mij toch minder intensief en minder interessant dan de NSV. Dat was ook niet moeilijk. Met de NSV was ik dag in dag uit bezig. Wij kwamen zondag in Leuven en gingen vrijdag weg, maar van zondag tot vrijdagnamiddag was dat NSV.
JDK: Vroeger was Voorpost “de militante voorhoede van de Vlaamse ontvoogdingsstrijd”, maar vandaag vervoegt men blijkbaar vooral de ordediensten en plakploegen van het Vlaams Belang. Blijft er vandaag eigenlijk nog iets over van Voorpost? Is die organisatie niet volledig geïntegreerd in de partij?
WVD: Voorpost bestaat nog altijd en heeft nog tamelijk wat leden. Maar het is inderdaad wel zo dat Voorpost meer dan enige andere Vlaamse vereniging ingeschakeld is in het partijwezen. Ze zullen dat zelf misschien niet graag horen, maar het klopt wel dat ze veel moeten opdraven als ordedienst. Niet alleen voor de partij, maar bvb. ook op de betoging afgelopen zondag (het KVHV organiseerde op 6 mei een mars voor onafhankelijkheid in Sint-Genesius-Rode, jdk) vormden ze samen met de verbondswacht van het KVHV de ordedienst. Ze worden wel dikwijls gevraagd voor dergelijke zaken. Daarnaast hebben ze ook nog wel een aantal activiteiten, maar ik heb toch ook de indruk dat het minder is dan vroeger. Een aantal mensen zijn echt medewerker of werknemer geworden van de partij, en hebben daar ook heel wat taken. En misschien lijdt de werking van Voorpost daar wel onder.
JDK: Het Vlaams Belang krijgt dan ook vaak de kritiek dat het de verenigingen in dezelfde ideologische strekking rondom zich aan het kannibaliseren is.
WVD: Dat is wel zo, men kan daar niet naast kijken. Maar dat is niet echt een bewuste politiek van het Vlaams Belang. Veel mensen die in de Vlaamse Beweging actief zijn, kiezen er ook individueel voor om in de partij actief te zijn. Zó actief dat het werk in de verenigingen er onder lijdt. Het is niet echt een actieve politiek van het Vlaams Belang om die verenigingen zo aan zich te binden, of om de werkingen zodanig met mekaar te verweven. Maar in de praktijk leidt het er wel toe.
JDK: Het punt is: naarmate de partij groter wordt, moet ook dat partijapparaat continu gevoed worden met nieuwe mensen. En die worden dan meestal uit de genoemde verenigingen gerekruteerd.
WVD: Natuurlijk, en waarvan de leden dan zelf ook al lang lid zijn van de partij en bijeenkomsten frequenteren. Op den duur loop dat allemaal wat door elkaar. Ik vrees dat dat onvermijdelijk is. Maar ik denk dat iets dergelijks in de jaren tachtig ook wel gebeurd is met de Volksunie. Toen waren er ook veel verenigingen waarvan veel mensen in de VU terechtkwamen. Dat is van alle tijden. Als de partij nu zou verzwakken of een pad inslaat dat veel mensen niet zint, dan zul je de Vlaamse Beweging weer zien opbloeien. Dat is uiteindelijk ook na Egmont gebeurd. Er hebben toen veel meer mensen de overstap naar de niet-partijpolitieke beweging gemaakt, dan naar de splinterpartijen die het Vlaams Blok zijn geworden.
JDK: Even terug naar de NSV nu. In uw boek haalt u ook aan dat heel wat NSV-studenten in de loop der jaren zijn “doorgestoten naar alle echelons in Vlaanderen”[558], wat Bruno Valkeniers ‘de mars door de instellingen’ heeft genoemd. Naar welke niet-partijpolitieke geledingen stromen NSV’ers algemeen door? Welke zijn de belangrijkste organisaties in dat verband? Ik geef zelf een voorbeeld: het Vormingsinstituut Wies Moens bestaat nagenoeg volledig uit oud-NSV’ers, maar dat is met Truyens als voorzitter ook niet zo onlogisch.
WVD: Ja, dat is een vereniging die tot dezelfde zuil behoort. Maar er zitten mensen in het bedrijfsleven, in de gerechtelijke wereld, in de journalistiek enz. Nu is het wel niet zo dat al die mensen van de verschillende echelons als het ware een soort loge vormen die in het geheim bijeen komt en dan de zaken probeert te sturen. Maar een groot aantal onder hen denken nog altijd hetzelfde en hangen nog altijd het gedachtegoed aan. Dat is altijd goed om weten, want dat vergroot een zeker netwerk. Zoals elke partij, beweging of ideologie een zeker netwerk heeft. Dat van ons is nu wel niet zo groot, maar niettemin…
JDK: Maar dat wordt niet gedirigeerd?
WVD: Neen, absoluut niet. Ik denk dat veel van die mensen ook absoluut niet te dirigeren zijn, of zelfs niet te vinden zouden zijn voor de suggestie om af en toe eens de koppen bij mekaar te steken.
JDK: En hoe zit het met de doorstroming naar andere organisaties? De VVB misschien?
WVD: Ja, maar toch minder. (Denkt na). Pieter Bauwens, die toch aan het hoofd staat van de VVB. Maar die is niet zo geweldig actief geweest in de NSV, maar toch even in Leuven. Die komt eigenlijk vooral uit het VNJ, maar is ook enkele jaren bij de NSV actief geweest.
JDK: Zijn er anders noemenswaardige culturele organisaties, hoewel dat zeer gedifferentieerd kan zijn?
WVD: Het zou gekund hebben dat er NSV’ers actief werden in het Davidsfonds, maar dat is toch niet zo bij mijn weten. We hebben geen fichebak van wie waar zit, dus ik heb daar eigenlijk zelf zo geen zicht op. Ik ken wel een aantal mensen, waardoor ik met recht en reden kan zeggen dat NSV’ers doorgestroomd zijn naar verschillende geledingen van het maatschappelijk bestel.
JDK: De Marnixring?
WVD: Daar zitten verschillende mensen in, ja. Maar ook dat is heel divers qua achtergrond van de leden. Er zitten daar heel gematigde mensen in, CD&V’ers bijvoorbeeld, maar er zijn ook radicalere ringen, en daar zitten dikwijls wel NSV’ers in.
JDK: Hoeveel beginselverklaringen zijn er in de loop der jaren van de NSV verschenen?
WVD: De oude van 1976 is na heel wat discussie herwerkt medio de jaren tachtig, ik denk zes- of zevenentachtig. Die heeft lang dienst gedaan. De jongste versie dateert van een jaar of drie, vier terug. Dan is er een vrij grondige opschoning geweest van de tekst. Ik denk dat we nu aan de derde versie toe zijn.
JDK: Door wie is de nieuwste beginselverklaring precies opgesteld?
WVD: Ik denk dat de huidige senior seniorum (Gert Gillis, jdk) daar al mee bezig was. Hans Verreyt (de voorganger van Gillis, jdk) misschien ook, dat weet ik niet. Berten Vermeulen zou ook kunnen. Dat durf ik eigenlijk niet zeggen. Maar het zou wel Hans Verreyt kunnen zijn. Want met de aanpassing van de beginselverklaring was er ook sprake om de statuten eindelijk nog eens op orde te brengen. Maar dat is er dan toch niet van gekomen.
JDK: Slotvraag. In 1992 heeft Dirk Bollen een NSV-vormingscel opgericht: het Nationaal-Konservatief Studiecentrum. Is daar verder nog iets mee gebeurd? Is de Nationalistische Vormingscel, met daaraan gekoppeld de website nationalisme.info, daar vandaag een continuering van?
WVD: Neen, het Nationaal-Konservatief Studiecentrum heeft eigenlijk maar een viertal jaren bestaan. En concreet is daar eigenlijk niet veel van voortgekomen. Het was wel zo dat Branding daar organisatorisch onder viel. Daarnaast werden er ook wat vormingsavonden door georganiseerd, maar het was meer de bedoeling om brochures e.d. uit te geven. Ik denk niet dat er ooit één brochure verschenen is. Ik heb de werking van het NKS nog lang beheerd zonder dat er verrichtingen gebeurden met het nieuw rekeningnummer, en dan heb ik dat maar afgesloten. Dat is dus eigenlijk vrij snel ter ziele gegaan. De Vormingscel die enkele jaren terug is opgericht, is wel serieuzer. Ik denk dat vooral Berten Vermeulen daarmee bezig was, die nu ook is gestopt als hoofdredacteur van Branding. Er zou al één brochure moeten klaar zijn. Net als met het NKS is het de bedoeling om brochures uit te geven. We zullen zien hoe het verder verloopt, want zo’n initiatieven hangen heel dikwijls af van een paar mensen. Toen Bollen afstudeerde, werd de NKS overgedragen. Ik heb me daar toen wel mee bezig gehouden, maar had al werk genoeg met Branding.
Bijlage 5. Interview met Bruno Valkeniers.
Antwerpen, 2 juni 2007
JDK: In het academiejaar 1978-79 was u hoofdredacteur van NSV-Antwerpen. Was u al van bij de oprichting in 1976 lid van de NSV?
BV: Ja. Ik het in het boek[559] ook gelezen dat ik hoofdredacteur ben geweest. Dat was ik heel eerlijk gezegd vergeten. In ben in mijn studententijd de eerste twee jaar – eerste en tweede kandidatuur – lid geweest van het KVHV-Antwerpen. Typisch voor de Vlaamse Beweging en de Vlaamse politiek is daar dan omwille van een aantal personengeschillen een afsplitsing gekomen, tussen het KVHV en de NSV. De NSV werd in de beginjaren nog KVHV-NSV genoemd. Na een paar jaar is de naam KVHV daarvan verdwenen, en is het NSV geworden. Ik zat toen in mijn eerste licentie, hier in Antwerpen. En ik lig inderdaad mee aan de wieg van de NSV. Officieel niet als medestichter, maar toch als één van de leden van het eerste uur. Samen met Edwin Truyens was ik misschien toch wel één van de krachten achter de oprichting van de NSV. Dat was de fameuze tijd van het Egmontpact, dat toen door brede delen van de Vlaamse Beweging – zowel de radicale als de minder radicale – als een slechte oplossing werd ervaren. Dat was eigenlijk op het moment dat de NSV ongeveer een jaar bestond. In 1977 is Karel Dillen begonnen met zijn Vlaams-Nationalistische Partij (eigenlijk de Vlaams Nationale Partij, jdk), Lode Claes met zijn Vlaamse Volkspartij. Voor de verkiezingen bundelden ze toen samen de krachten in het ‘Vlaams Blok’, waar Karel Dillen, en niet Lode Claes, een beetje tegen de verwachting in verkozen werd. Lode Claes heeft toen afgehaakt, en het geheel is voortgegaan als Vlaams Blok, onder leiding van de gedurende jaren enige verkozene Karel Dillen. De NSV, toen in Antwerpen en toch wel in Vlaanderen de meest radicale studentenbeweging, heeft toen bijna onmiddellijk de kant gekozen van VNP / Vlaams Blok. Vermits dat toen een nieuwe partij en stroming was – toen de meest radicale Vlaams-nationalistische partij –, zijn heel wat NSV-studenten bijna automatisch in het Vlaams Blok terechtgekomen. Tijdens hun studies maar ook daarna had men eigenlijk een keuze. Om de idealen van Vlaams-nationalist verder te zetten, kon men kiezen voor de Vlaamse Beweging – zoals vroeger traditioneel het geval was – of de partijpolitiek. Eigenlijk door het feit dat die nieuwe partij er was, zijn er heel veel van mijn generatiegenoten uit de NSV en de jaren daarna bijna automatisch in de rangen van het Vlaams Blok terechtgekomen. Ook onder andere omdat Marijke Dillen, dochter van, toen lid was van de NSV, en omdat NSV-stichter Edwin Truyens de eerste was in de toenmalige amateuristische studiedienst van het Vlaams Blok. Zo ben ik er toen trouwens ook in terechtgekomen.
JDK: Bent u gevraagd door Edwin Truyens? Want die had de studiedienst opgericht.
BV: Edwin Truyens heeft de studiedienst opgericht, en vermits ik hem al jaar en dag kende van in het KVHV en de NSV – hij zat een jaar vóór mij in de rechten – ben ik hem gevolgd. Wij waren en zijn trouwens nog altijd goede vrienden. Ik ben persoonlijk lid geweest van de partij tot 1982 of 1983. Toen heb ik mijn ontslag gegeven, voornamelijk omdat ik vanaf 1980 actief was in de maritieme sector. Het was het begin van een carrière, en dat betekende bijna dag en nacht werken. Dat was niet meer te combineren met partijpolitiek. Ik moest de keuze maken tussen voortgaan in de partijpolitiek en mijn zakencarrière, en ik heb aan het laatste voorrang gegeven.
JDK: U hebt in het begin nooit een politiek mandaat geambieerd?
BV: Neen, neen. Ik was lid van die studiedienst, en heb toen wel een aantal keren opgetreden. Onder andere op een congres in 1981 in de Ancien Belgique in Brussel, waar ik nog een referaat heb gehouden. Maar daartoe was het beperkt.
JDK: En ook binnen de NSV hebt u geen bestuursfunctie opgenomen?
BV: Neen, omdat ik eigenlijk ook tijdens mijn studententijd altijd actief geweest ben in twee werelden. Dat is trouwens een constante in mijn leven geweest tot nu toe. Ik ben twee jaar preses geweest van Sofia VRG (Vlaams rechtsgenootschap), de studentenorganisatie van de rechtsfaculteit van het UIA. In tweede licentie was ik jaarpreses, in derde licentie algemeen preses. Ik heb eigenlijk altijd mijn inzet voor de klassieke studentenbeweging gecombineerd met mijn inzet voor de radicale Vlaams-nationalistische beweging.
JDK: Was de NSV niettemin belangrijk voor uw vorming als Vlaams-nationalist?
BV: Ik heb mijn vorming gekregen op drie gebieden, of vanuit drie bronnen. Ten eerste van thuis uit. Ik kom uit een Vlaamsgezind nest, alhoewel dat ook niet 100% evident of duidelijk is. Mijn moeder is bijvoorbeeld in het Frans opgevoed, dat waren verfranste Vlamingen. Mijn vader was zeer Vlaamsgezind. Maar bij zijn broers en zussen zat zo een beetje van alles, gaande van belgicisten tot gematigde en radicale Vlamingen. Een tweede bron was de school. Ik kom van het Sint-Lievenscollege in Antwerpen, toch zeker in de jaren zestig en zeventig een zeer Vlaamsgezind college. Wij hadden een aantal leraars die zeer radicaal Vlaamsgezind waren, en daar is die aanwezige basis verder ontwikkeld. Voor de rest ben ik zelf vanuit het studentenleven actiever en actiever geworden, en van het één komt eigenlijk altijd het andere. NSV heeft toch wel zeer duidelijk mee mijn mening beïnvloed.
JDK: Hebt u vandaag nog contact met de NSV, bijvoorbeeld via de oud-studentenbonden?
BV: Ja. Dat is een aantal jaren op een laag pitje geweest, zoals met de partij van 1982 tot een jaar geleden. Ik ben wel altijd met de partij in contact gebleven, in die zin dat heel veel mandatarissen uit NSV-middens komen. Dat waren ook goede vrienden, toch zeker degenen die student waren eind de jaren zeventig, begin jaren tachtig. Maar mijn carrière had natuurlijk voorrang. Ik ben wel altijd actief gebleven in de Vlaamse Beweging, ook tijdens mijn zakencarrière. Ook daar was dat in het begin op een laag pitje, maar ook daar kwam van het één het ander naarmate ik erin aanwezig was. In de Vlaamse Beweging heb ik meer en meer een leidinggevende positie ingenomen, en dan houd je ook automatisch contact met alle Vlaams-nationalistische partijen. Een aantal mensen uit de Volksunie, dan N-VA, en het Vlaams Belang, maar ook uit de NSV. Vooral de laatste jaren is dat terug een beetje aangetrokken, omdat mijn oudste zoon ook lid is van de NSV. En vorig jaar heeft men mij dan gevraagd om het peterschap waar te nemen van de lustrumviering, en om een toespraak te houden in het Elzenveld.
JDK: Als we de NSV anno 2007 bekijken, merkt u dan een evolutie in ideologie en actie? Is de NSV minder of meer radicaal geworden dan vroeger, of is daar een zekere constante in gebleven?
BV: Ik denk dat daar een constante in gebleven is. Op zich is het natuurlijk al een merkwaardig fenomeen dat een studentenorganisatie die dertig jaar geleden in zeer specifieke omstandigheden uitgebouwd is, vandaag nog altijd groeit en bloeit en toch aanwezig is aan vier of vijf universiteiten en hogescholen. Maar alle studentenverenigingen, politiek of niet, kennen klassiek hoogten en laagten. Dat is bij het KVHV, en ook bij de NSV. De ene keer is de afdeling in Gent radicaler of actiever dan die in Antwerpen, dan weer die in Brussel… Verschillen zie ik eigenlijk niet direct. Er is de constante van het radicale Vlaams-nationalisme, en er is de constante van het radicaal-rechtse, alhoewel ook dat soms door individuen anders wordt ingevuld.
JDK: Een citaat van u op de lustrumviering: “Met enige dichterlijke vrijheid mogen we [zelfs] zeggen dat wij het zover gebracht hebben, dat we een nieuwe en de meest succesvolle naoorlogse Vlaams-nationalistische partij mee uit de grond gestampt hebben. […] Zonder de NSV - en een klein beetje het KVHV - zou het hem (Karel Dillen, jdk) niet gelukt zijn het Vlaams Blok, vandaag Vlaams Belang, te brengen tot waar het is. En tot spijt van wie het benijdt is dit een van de grootste verdiensten van onze studentenbeweging.” Kan men daaruit concluderen: zonder de NSV zou het Vlaams Blok / Vlaams Belang vandaag zo ver niet staan?
BV: Ik denk het wel (bis). Ik herhaal het: Vlaams Blok / Vlaams Belang is ontstaan rond de periode van het Egmontpact. Rond diezelfde periode bestond de NSV één of twee jaar als zeer radicale studentenvereniging, met studenten die dat jaar of een paar jaarna daarna afgestudeerd zijn en een weg zochten om hun idealisme en radicaliteit verder te zetten. Men had de keuze tussen de Vlaamse Beweging en de Vlaams-radicale partij. De meerderheid van degenen die toen actief waren – eind jaren zeventig, begin jaren tachtig – hebben bijna automatisch de weg gevonden naar het Vlaams Blok. Ze zijn daar gaan militeren: hetzij in de studiedienst, hetzij geleidelijk aan als kandidaat, hetzij als militant. Naarmate het Vlaams Blok succesrijker werd, zag je dat het eigenlijk die oud-studenten van de NSV waren die heel wat mandaten invulden. Ik denk dus inderdaad: mochten veel van die NSV-studenten de weg gekozen hebben van de Vlaamse Beweging of een andere politieke partij, dan zou het Vlaams Blok niet geworden zijn wat het vandaag geworden is. En uiteraard wordt dat een beetje een sneeuwbaleffect. Naarmate de partij succesvoller werd dankzij oud-NSV’ers, kreeg ze een voorbeeldfunctie naar bestaande NSV’ers. Ik zie vandaag wel dat de NSV bewust en terecht een beetje afstand probeert te houden van de partijpolitiek, en intussen ook van het Vlaams Belang. Ik vind dat zeer goed, en heb daar trouwens ook voor gepleit op de lustrumviering. Dat automatisme hoeft er niet echt te zijn.
JDK: We kunnen het ook kwantitatief toetsen: van de 63 parlementsleden die het Vlaams Belang vandaag telt, komen er 23 uit de NSV. Dat is iets meer dan een derde. De NSV is dus de kweekvijver bij uitstek voor het Vlaams Belang.
BV: Ja, dat klopt.
JDK: Op de lustrumviering haalde u ook het volgende aan: “En toch zou ik bij de NSV zowel als bij de partij willen pleiten voor een matiging. Matiging niet in de compromisloosheid uiteraard, maar in het kannibaliseren van de Vlaamse studentenvereniging. Geef ook een deel van onze huidige studentengeneraties en leiders de kans, neen... de opdracht om zich tot elite in onze maatschappij op te werken. In het bedrijfsleven, de pers, de vakbonden, de ambtenarij enz.” U zegt met andere woorden: het Vlaams Belang zuigt de NSV leeg, en dat is een slechte zaak.
BV: Dat is een tweesnijdend zwaard, en ik heb daar bewust voor gepleit. In het begin was dat een noodzaak voor het Vlaams Blok, en dat is ook hun kracht en sterkte geworden. Anderzijds is het zo dat de meeste partijen vol zitten met beroepspolitici, mensen die onmiddellijk na hun studies in de partijpolitiek actief zijn geworden. Het gevolg is dat er een zekere bloedarmoede dreigt te ontstaan, in de zin dat heel veel van die mensen geen praktische ervaring in de wereld hebben. In het bedrijfsleven, de ambtenarij, de magistratuur of waar dan ook. Ik heb ervoor gepleit dat het eigenlijk heel belangrijk is voor onze maatschappij, voor onze gemeenschap en voor de partij dat wij radicale Vlaams-nationalisten de kans geven om een carrière uit te bouwen los van de partijpolitiek. Daardoor kunnen ze hun Vlaams-nationalistische ideeën verspreiden in andere middens, en zo een kruisbestuiving vormen naar het Vlaams-nationalistische ideeëngoed en – in een later stadium – naar de partij. Ik verwees daarmee eigenlijk voor een stuk naar de weg die ik zelf gevolgd heb. Ik heb in 1982 de keuze gemaakt voor mijn carrière, die ik dan een jaar geleden heb stopgezet door mijn ontslag te geven bij het bedrijf waar ik 26 jaar actief was. Ik heb toen mijn eigen consultingbedrijf opgericht, en ben dan bijna automatisch terug gecontacteerd door mijn vrienden, door de partij met de vraag of dat niet het moment was om opnieuw te stap te zetten. Wat ik dan ook gedaan heb. Ik denk dat de bijdrage die ik aan het Vlaams-nationalisme heb geleverd door niet partijpolitiek gebonden te zijn, maar toch een zeer duidelijk profiel te hebben in mijn zakencarrière, groot is. Net zoals de bijdrage die ik aan de partij kan leveren met mijn 26 jaar ervaring in de wereld en in het bedrijfsleven vandaag groter is, dan wat ik 26 jaar zou kunnen geleverd hebben, mocht ik toen definitief te stap hebben gezet.
JDK: Men heeft u dus gevraagd bij de partij. Kwam die vraag van de partijtop?
BV: Ja, dat was de partijtop. Zowel Frank Vanhecke als Filip Dewinter als Gerolf Annemans. Allemaal mannen die ik op het einde van mijn studentencarrière gekend heb. Gerolf is een jaar of vier jonger, dus ik was op het einde van mijn studententijd toen hij er in het begin bijkwam. Filip Dewinter en Frank Vanhecke zijn een jaar of zeven jonger. Ik was net afgestudeerd, maar hing daar nog een beetje rond via het Vlaams Blok toen zij actief werden in de NSV.
JDK: U haalde daarnet het sneeuwbaleffect aan. Naarmate de partij groter wordt, moet ook dat partijapparaat continu gevoed worden. En dan komt men bijna automatisch in die traditionele kweekvijvers terecht, met de NSV op kop. Als u de rechtstreekse doorstroming van de NSV naar het Vlaams Belang betreurt, is dat dan niet ergens een verkapt pleidooi voor een verruiming van de partij buiten de traditionele kweekvijvers?
BV: Betreuren is het foute woord. Ik zeg dat het geen automatisme mag worden en dat men daar voorzichtig moet in zijn. Omdat ik ervan overtuigd ben dat de toegevoegde waarde die mensen kunnen leveren groter is, indien zij na hun radicale studentenperiode eerst andere ervaring opdoen om dan daarna de stap te zetten. Dat is een kleine nuance. Het is trouwens niet alleen de NSV. Er komen er ook heel wat uit het KVHV.
JDK: Ja, maar toch in veel mindere mate.
BV: Minder, ja. Verruiming van de partij? Neen, ik ben zeer tevreden. Dat zij gaat zoeken in de kweekvijvers van de NSV en het KVHV, vind ik eigenlijk een bewijs van het feit dat het Vlaams Belang wel degelijk een Vlaams-nationalistische partij is. Ik zou het betreuren mochten zij te veel in andere kweekvijvers gaan zoeken, tenzij in de traditionele Vlaamse Beweging die niet uit die studentenmiddens komt. In die zin ben ik zeer blij: door in die kweekvijvers te gaan zoeken, bevestigen ze dat ze geen one-issue vreemdelingenpartij zijn, maar een Vlaams-nationalistische partij. Maar ik pleit voor matiging: het mag geen automatisme worden.
JDK: De mandatarissen en kaderleden moeten natuurlijk van ergens komen. Het partijapparaat zwelt alsmaar aan.
BV: Dat klopt.
JDK: Maar u sluit zich blijkbaar wel aan bij de partijlijn als het over verruiming gaat. Wat met rechts-conservatieve en rechts-liberale krachten, de ‘Forza Flandria’?
BV: Ik heb er geen enkele moeite mee. Ik ben zelf voorstander van verruiming, maar de basis moet altijd dezelfde blijven: Vlaams-nationalisme. Dat is heel duidelijk. Als verruiming betekent dat we moeten toegeven op de kernboodschap, dan ben ik het daar niet mee eens. Verruiming betekent voor mij enerzijds dat men niet uit automatisme altijd uit dezelfde kweekvijvers komt. Maar verruiming betekent inderdaad ook dat men mensen aantrekt die – naast hun Vlaams-nationalisme, dat de kern blijft – andere toegevoegde waarden aanbrengen. Verruiming heeft wat mij betreft ook te maken met de stijl, niet met de boodschap.
JDK: Rita De Bont en uzelf zijn door bepaalde media ook als verruimende kandidaten aangekondigd, maar jullie komen uiteindelijk uit dezelfde traditionele beweging. U bent weggeplukt bij het ANZ, Rita De Bont bij de Vlaamse Volksbeweging. Een echte verruiming is dat toch niet.
BV: Daar ben ik het mee eens.
JDK: Kunt u voorbeelden geven van mensen die, dankzij hun scholing in de NSV, een noemenswaardige niet-partijpolitieke carrière hebben uitgebouwd? Want daar gaat het dan uiteindelijk wel over, als de doorstroming naar de partijpolitiek geen automatisme mag zijn.
BV: Ik denk dat er verschillende zijn. Ik noem niet graag namen, omdat ik niet weet of de betrokkenen daarmee akkoord zouden zijn. Er zijn een aantal oud-studenten van de NSV die in de magistratuur zitten, die een zeer goede advocatenpraktijk hebben uitgebouwd. Er zijn er zelfs een aantal die bedrijfsleider geworden zijn, een eigen bedrijf hebben, of hoge functies hebben in bvb. de maritieme of industriële sector. Die vandaag nog altijd dat radicalisme aanhangen, maar daarom niet partijpolitiek actief zijn, zelfs niet in de marge. Maar in Vlaanderen, in de maatschappij spelen ze wel een rol die niet te verwaarlozen is.
JDK: In mindere mate is er ook een doorstroming van de NSV naar de N-VA. Heeft de NSV of het Vlaams Belang daar problemen mee?
BV: Neen. Wij dicteren als partij niet wat de NSV moet doen. In tegenstelling tot wat sommigen er proberen van te maken, is de NSV geen jongerenafdeling van het Vlaams Belang. Integendeel, vandaar ook mijn oproep tot matiging in het kannibaliseren. De NSV heeft zijn specifieke taak: Vlaams-nationalistische studenten bundelen en vormen. Voor ons mogen en moeten zij hun toekomst uitbouwen volgens wat kan, in de hoop dat die mensen hun Vlaams-nationalistische ideeën goed verder blijven behouden en verspreiden. Of dat dan in de Vlaamse Beweging is, in het bedrijfsleven, of in de partijpolitiek via de N-VA of het Vlaams Belang, is eigenlijk bijkomstig. Als ze voor de partijpolitiek kiezen, heb ik natuurlijk veel liever dat het bij het Vlaams Belang is dan bij de N-VA. Dat is duidelijk. Maar ieder individu is daar vrij in.
JDK: Volgens haar beginselverklaring is de NSV partijpolitiek onafhankelijk. Maar is men niet voor een stuk financieel afhankelijk van de partij? Het steun- en beschermcomité die naar aanleiding van de lustrumviering in het leven werden geroepen, waren alle twee onder hoede van mensen uit het Vlaams Belang. Dat waren wel oud-NSV’ers, maar is dat nog toevallig?
BV: Dat is opnieuw een wisselwerking: het één is het gevolg van het ander, en het ander is het gevolg van het één. Ik ben gevraagd als peter van de lustrumviering op een moment dat ik de stap naar de partijpolitiek nog niet had gezet of overwogen. Ik ben eigenlijk gevraagd als oud-NSV’er die het gemaakt had in de zakenwereld, en als voorzitter van het ANZ. Dat was bijna een jaar voor de eigenlijke lustrumviering doorging. Dus voor ik door de partij gecontacteerd werd en de beslissing had genomen om het te doen. De reden voor die beslissing is dat het voor mij hoe langer hoe moeilijker werd om neutraal te blijven en mij niet uit te spreken. Sommige mensen worden minder radicaal, gematigder met ouder te worden. Ik word radicaler en ongeduldiger met ouder te worden. Toen ik de stap heb gezet, heb ik voor vele functies in de Vlaamse Beweging mijn ontslag gegeven. Ik heb zelf mijn ontslag gegeven in het ANZ, en werd daar niet toe gedwongen zoals in De Morgen stond. Dat is quatsch: in de statuten staat dat je dan je ontslag moet geven. Ik heb ook mijn ontslag gegeven voor een aantal andere leidinggevende functies in de Vlaamse Beweging, voor een aantal andere niet om men er geen enkel probleem mee had.
JDK: Voor welke functies hebt u nog uw ontslag gegeven?
BV: Ik was ook ondervoorzitter van de beweging Vlaanderen-Europa en de Elfdaagse Vlaanderen-Europa. Ik was daarnaast al een jaar of acht lid van de denkgroep In De Warande. In die functies heb ik mijn ontslag gegeven. Ik heb vandaag nog altijd een goede verhouding met die mensen en zie ze nog regelmatig. Maar officieel ben ik geen lid meer. Van de Elfdaagse Vlaanderen-Europa ben ik nog bestuurslid, maar geen ondervoorzitter meer.
JDK: Ook omdat dat volgens de statuten niet verenigbaar was?
BV: Ja. Ik heb toen ook de NSV gecontacteerd om te zeggen dat ik die stap had gezet. Indien ze er de voorkeur aan hadden geven, dan had ik mij teruggetrokken uit het peterschap. Maar voor wat hen betrof, was er geen probleem. Volgens de NSV had men mij toen gevraagd voor wie ik was, en de stap naar de partijpolitiek veranderde daar niets aan.
JDK: De NSV heeft voor haar lustrumviering niet alleen u gevraagd, maar ook Wim Van Dijck, Bart Laeremans en Filip Dewinter. Dat was wel veel duidelijker.
BV: Dat is veel duidelijker. Maar ik vermoed dat ook een aantal NSV’ers die geen lid zijn van de partij dat gesteund hebben. Maar zoals je zelf zegt: iets meer dan een derde van de mandatarissen komt uit de NSV, en is vandaag nog zeer actief in het Vlaams-nationalistisch ideaal. Dan is het een beetje logisch dat zij mee tot dat peterschap zijn toegetreden. Maar er zijn gelukkig ook anderen die niet tot onze partij behoren.
JDK: U gaat dus niet akkoord met de stelling dat de NSV financieel afhankelijk zou zijn van het Vlaams Belang, en dat dat een probleem zou stellen voor de onafhankelijkheid van de vereniging?
BV: Neen, ik denk dat niet.
JDK: U bent 26 jaar bedrijfsleider geweest bij Hesse-Noord Natie (1980-2006). Sinds 2002 bent u zaakvoerder van het maritiem consultingbureau Falconsult. Is het de bedoeling om met die bagage uit de economische wereld ook te gaan wegen op de economische dossiers binnen uw partij?
BV: Ja, ik ben daar eigenlijk nu al mee bezig. We zullen zien wat de verkiezingen van 10 juni geven. Als ik in het parlement zit, dan zijn er een aantal dossiers die mij zullen interesseren. Enerzijds binnenlandse zaken, wat dan natuurlijk te maken heeft met het Vlaams-nationalistische ideeëngoed. Ook dossiers van buitenlandse zaken, omdat ik in mijn vorig leven heel de wereld heb afgereisd voor zaken. Er zijn heel veel jaren geweest dat ik drie tot vier maand in het buitenland zat. En dan uiteraard ook de Commissie economisch beleid en dergelijke.
JDK: U bent trouwens niet de eerste zakenman die het Vlaams Belang vervoegt. Ook Freddy Van Gaever heeft enkele jaren geleden die stap gezet. Zijn er bij uw weten nog andere mensen die na het bedrijfsleven of via een economische omweg in de partij zijn beland?
BV: Bij mijn weten niet op het voorplan.
JDK: Wijst het aantrekken van mensen zoals u en Freddy Van Gaever er niet op dat de economische weg die de partij bewandelt aan het wijzigen is? Het solidarisme is intussen uit de statuten geschrapt. Er is het discours tegen de vakbonden. Gaat men nu de (neo)liberale toer op?
BV: Liberaal of neoliberaal… Wat zijn termen en definities? Ons economisch programma, dat trouwens de laatste paar jaren beter en beter bepaald wordt, omschrijf ik als volgt: wij zijn voorstander van de vrije markteconomie, sociaal en ecologisch gecorrigeerd. Liberalisme zou ik dat zeker niet noemen; dat gaat een heel stuk verder. Wat wij wel vinden – en ik denk dat we daar vandaag de enige partij zijn – is dat wij de klassieke terminologie, die nog altijd gebaseerd is op de marxistische dialectiek van werkgever tegenover werknemer, niet aanvaarden. Voor ons is dat conflictmodel achterhaald.
JDK: Dus toch nog ‘het organische’ dat beklemtoond wordt?
BV: Ja. Als je dat zo wilt noemen, mij niet gelaten. Maar wij aanvaarden dus niet dat er continu belangengroepen tegen elkaar worden uitgespeeld. De andere partijen zitten daar nog altijd in vast. Inclusief de CD&V, dat op zich een verzameling is van belangengroepen: de middenstand, de Boerenbond en de vakbond. Bij andere partijen is het klassiek één belangengroep. 97% van de bedrijven in Vlaanderen zijn KMO’s; dat is ons economisch weefsel. Het is ons standpunt dat werkgevers en werknemers eigenlijk hetzelfde belang nastreven, namelijk welvaart en welzijn voor de gemeenschap en voor de individuen. En dat er dus maximaal moet samengewerkt worden om die welvaart en dat welzijn te bereiken. Dat er soms belangenconflicten zijn, gaan wij niet ontkennen. Maar als men samen aan tafel zit, dan moet men er veel rapper uitgeraken dan vandaag. Op voorwaarde dat het natuurlijk niet gebeurt op de klassieke manier: via kleurvakbonden die voornamelijk geïnteresseerd zijn in de eigen macht of vastzitten in één belangengroep.
JDK: U haalt aan dat KMO’s het economisch weefsel vormen. Is uw partij voor- of tegenstander van vakbondsvertegenwoordiging in KMO’s?
BV: Wij zijn daar tegenstander van. Volgens ons is dat een fout probleem, een streven van de kleurvakbonden om opnieuw overal hun tentakels in vast te hechten en meer macht te verwerven. Wij zijn trouwens sowieso tegen de kleurvakbonden. Wij hebben niets tegen vakbonden of tegen werknemersorganisaties, -verenigingen en -vertegenwoordigers. In een aantal sectoren zijn er verschillende werknemersvertegenwoordigingen, vakbonden die niet behoren tot de drie klassieke kleurvakbonden. Ze worden niet erkend, maar hebben enorm veel leden, vooral in de administratie bijvoorbeeld. Wij begrijpen niet dat die overal worden buitengehouden. Dat is tegen alle logica in.
JDK: Mag ik dat samenvatten als corporatisme?
BV: Als je het een naam wilt geven…
JDK: Dus eerder corporatisme dan vakbonden?
BV: Dan kleurvakbonden. In onze ogen zijn die alleen geïnteresseerd in de eigen macht, of in de macht voor hun groep van onderhorigen.
JDK: U bent ook medestichter van de internationale serviceclub Marnixring. Is dat misschien zo’n organisatie bij uitstek om de mars door de instellingen voor te bereiden, waar verschillende Vlaams-nationalisten uit de economische, culturele en politieke wereld elkaar kunnen ontmoeten?
BV: Nee, ik denk dat dat te ver gezocht is. De Marnixring is eigenlijk een serviceclub, min of meer vergelijkbaar – maar dan ook weer niet – met de Lions of de Rotary. Maar ze is uitsluitend actief in Vlaanderen, Nederland, Frans-Vlaanderen en Zuid-Afrika, dus in de Nederlandse taalgebieden. Het is een dienstenvereniging die specifieke doelstellingen heeft: het verdedigen en verspreiden van de Nederlandse taal en cultuur. De Marnixring is totaal apolitiek, a-partijpolitiek. Er zijn een aantal mandatarissen lid, van verschillende partijen trouwens. Ik ben 20 jaar lid van de Marnixring, en stichter van de Marnixring internationale serviceclub. Een jaar of vijf geleden onderging ze een totale gedaantewisseling qua statuten en organisatie. Daardoor werd de oude vzw opgeheven, en werd er een nieuwe opgericht. Ik was toen zeer actief op het beleidsniveau, vandaar dat ik medestichter ben. Maar de Marnixring is meer dan welk segment van de Vlaamse Beweging geen strijdvereniging, geen barricadespringer, en zeker geen partijpolitieke vereniging.
JDK: U was ook een jaar voorzitter van het Algemeen Nederlands Zangverbond.
BV: Twee jaar, van 2004 tot 2006. Ik heb gesproken op het Zangfeest van 2005 en 2006. Maar ik was daar al een jaar of zeven lid van de Raad van Bestuur.
JDK: Is uw overstap niet het zoveelste bewijs dat het Vlaams Belang niet alleen de NSV, maar de hele (radicale) Vlaamse Beweging kannibaliseert? De oude kweekvijvers zijn leeggevist en nu worden er nieuwe aangeboord, zoals de VVB en het ANZ.
BV: Op het moment dat ik en Rita De Bont gevraagd zijn, zijn we niet over één nacht ijs gegaan. Ik moet eerlijk zeggen dat ik er zeer lang over nagedacht heb of ik die stap zou zetten. Ik heb er zeer lang over getwijfeld, maar niet omwille van de partij. Indien ik de stap ooit zou genomen hebben, dan kwam het Vlaams Belang als enige partij ter sprake omdat ik 100% achter het programma sta. Daarom niet altijd achter de stijl, maar iedere vogel zingt zoals hij gebekt is. Maar ik heb zeer lang getwijfeld om een aantal redenen. Ik ben van mijn vijftiende of zestiende actief in de Vlaamse Beweging – dus vijfendertig jaar – en dan laat je die voor een stuk verweesd achter. Je maakt een keuze, goed wetende dat bij de militanten van de Vlaamse Beweging mensen zitten die zowel sympathie hebben voor of lid zijn van het Vlaams Belang, als van N-VA, als een aantal van Spirit en CD&V. Automatisch stel je met de keuze een aantal mensen teleur. Dat heeft me zeer lang doen nadenken. Een tweede punt dat me heeft doen nadenken, was de vraag waar ik de meeste toegevoegde waarde kon brengen: in de Vlaamse Beweging of in de partijpolitiek? Mijn besluit, net zoals dat van Rita De Bont of dat van Jan Jambon – die dan de keuze gemaakt heeft voor de N-VA –, is dat het vandaag in de partijpolitiek is. Jan Jambon was vijfentwintig of dertig jaar een goede vriend en blijft dat, ondanks het feit dat wij een andere partijpolitieke keuze gemaakt hebben. Maar zijn redenering is juist dezelfde. Wij hebben ons gedurende dertig jaar ingezet in de Vlaamse Beweging, en hebben daar toch één en ander mee bereikt. Al was het maar door ons imago daaraan aan te verbinden. Maar we denken dat wij vandaag meer waarde kunnen toevoegen in de partijpolitiek, omdat het daar tenslotte – veel meer dan in de Vlaamse Beweging – zal moeten gebeuren. In de Vlaamse Beweging is er nieuw bloed (aan het komen), omdat inderdaad een aantal mensen uit de studentenbeweging, KVHV en NSV, vandaag iets minder automatisch die stap naar de partijpolitiek zetten dan in het verleden.
JDK: Tot slot bekijken we nog een aantal ideologische verschillen tussen de NSV en het Vlaams Belang. De NSV is nog altijd, zij het in mindere mate, gewonnen voor de Heel-Nederlandse gedachte. Binnen het Vlaams Belang leeft dat wellicht ook nog voor een stuk, hoewel dat niet naar buiten toe wordt vertaald. Het thema is niet populair en je kan er ook geen stemmen mee winnen, maar is er nog een draagvlak voor?
BV: Ik denk dat binnen de partij de meeste mensen er wel nog akkoord mee zullen zijn dat een onafhankelijk Vlaanderen zeer nauwe banden moet hebben met Nederland, en dat wij cultureel, taalkundig, en misschien zelfs voor een groot stuk economisch dezelfde lotsbestemming hebben. Dat is zeer duidelijk. Maar iets dat 180 jaar gescheiden geweest is, herenig je niet zomaar direct. Dat kan een ideaalbeeld zijn, en dat is het ook. Maar ik denk dat we nu in allereerste instantie in een onafhankelijk Vlaanderen gaan moeten zorgen voor de welvaart en het welzijn van de zuidelijke Nederlanden. De hereniging van de Nederlanden ligt inderdaad nog wel een eindje voor ons. Er zullen nog wel ideologische verschillen zijn tussen de NSV en het Vlaams Belang, en dat is maar goed ook.
JDK: Een ander verschilpunt dat reeds werd aangeraakt is het solidarisme. U had het over een sociaal gecorrigeerde markteconomie, maar daar zijn alle partijen wel voorstander van. Wat is dan voor het Vlaams Belang de ideologische basis van die economie? Is dat economisch rechts?
BV: Ik zie niet goed in waarom economie een ideologische basis zou moeten hebben.
JDK: Een economische keuze is toch altijd voor een stuk een ideologische keuze, zowel maatschappelijk als globaal. Als je bijvoorbeeld bedrijven gaat nationaliseren…
BV: (Onderbreekt). Ja, maar dan ben je al niet meer voor de vrije markteconomie. Wat de globalisering betreft: wij zijn daar niet tegen. Maar voor ons is nationalisme juist een tegenpool voor de globalisering. Globalisering en het streven naar independentisme zijn niet met elkaar in tegenspraak. Globalisering is de logica zelve en is een gevolg van het feit dat onze wereld alsmaar kleiner en kleiner wordt: door de media, het internet, het gemak van reizen… De wereld is enerzijds ons dorp geworden. Er is een tendens naar meer en meer economische en politieke macht bij hoger gelegen functies, Europa en de wereld. Maar anderzijds was communisme vroeger de tegenpool was van kapitalisme. Het communisme bestaat niet meer en is ineengestuit is als een kaartenhuisje. Via het kapitalisme gaat men hoe langer hoe meer naar een globalisering. Maar het onze overtuiging dat regionalisme, kleinere economieën, KMO’s en politieke besluitvorming dichter bij de burger een katalysator zijn van de globalisering. Het ene sluit het andere niet uit, integendeel. Het ene is een gevolg van het andere. Dat zijn twee middelpuntvliedende krachten waar de klassieke natiestaten ergens middenin zitten, en op termijn gedoemd zijn om te verdwijnen. Dat zie je de laatste tien, vijftien jaar trouwens in heel de wereld. Het aantal staten is enorm toegenomen. Voor ons is dat geen tegenstelling: globalisering en europeanisering zijn een normaal verschijnsel, maar daartegenover staat de logica dat mensen nood hebben aan een thuis. Zelfs de grootste trekvogels hebben ergens een nest. En voor ons zijn dat de nieuwe naties, landen, volkeren en de grondwettelijke regio’s. Een heel andere discussie zijn de economische regio’s. In Europa zijn er verschillende regio’s die over grenzen heen gaan, maar dat zijn economische belangengroepen. Bij de grondwettelijke regio’s heb je volkeren met een eigen taal en cultuur, die hoe langer hoe meer streven naar independentisme. Dat zie je in heel de wereld, en dat is een gevolg van die globalisering.
JDK: Om toch nog even terug te komen op die economische derde weg. Volgens Edwin Truyens hebben Vlaams-nationalisten moeite om een economisch programma uit te bouwen, deels omwille van het beladen karakter van het nationaal-socialisme. Socialisten en liberalen hebben een duidelijk economisch programma. Het Vlaams Belang kiest daarin de derde weg, maar wat houdt dat dan precies in?
BV: Ik weet eerlijk gezegd niet goed waarom Vlaams-nationalisten een apart economisch programma zouden moeten hebben. Het economisch programma van het nationaal-socialisme ken ik niet goed genoeg om me daarover uit te spreken. Maar in welke mate is het socialistisch programma vandaag nog socialistisch? Zeker in de uitvoering. In welke mate is een liberaal programma nog echt liberaal? Ik zie niet goed in waarom Vlaams-nationalisten een eigen economisch programma moeten hebben. Wat zij moeten hebben, is een ideaal waar het volk en de gemeenschap centraal staat. Waar de economie ten dienste staat van het volk en de gemeenschap, en niet omgekeerd. Voor mijn part is een ecologisch en sociaal gecorrigeerde vrije markteconomie het beste systeem.
JDK: Wat dat ecologische betreft: binnen het Vlaams Belang is er weinig aandacht voor milieu. Nochtans is het ecologisme ontstaan vanuit het conservatisme. Maar binnen de partij zie je daar eigenlijk niets van terug. Het Vlaams Belang heeft geen milieuspecialisten, terwijl het vandaag toch weer een ‘hot item’ is.
BV: Het is een hype. Ik denk dat we ons daar de laatste paar jaren wel stilaan mee zijn beginnen bezighouden. Ecologisch heb je natuurlijk een aantal stromingen. Net zoals volksnationalisme geen exclusieve is van rechts – en eigenlijk ook geen exclusieve van rechts zou mogen zijn –, is ook ecologie geen exclusieve van links. In de wereld heb je veel meer linkse volksnationalisten dan rechtse. Ik denk aan Catalonië, Baskenland, Schotland, Ierland en noem maar op. Het is eigenlijk door het abdiceren van links in Vlaanderen en België dat men het alleenrecht van de Vlaams-nationalistische idee in handen van rechts heeft gespeeld. Ik vind dat fout. Ik heb altijd gezegd dat een onafhankelijk Vlaanderen voor mij de eerste betrachting is, en dat zal dan wel uitmaken of het links, rechts of midden is. Laat dat een democratische keuze zijn. Ik ben een sociaal-conservatief. Noem dat radicaal-rechts, Vlaams-nationalistisch. Maar ik heb evenveel respect voor andere Vlaams-nationalisten. Ecologisch heb je twee stromingen. Rechtse ecologisten zoals de mensen van Vrijbuiter of wat dan ook, en linkse ecologisten. Ik ken er niet zoveel van, maar ik weet wel dat de ecologie en de natuur belangrijk zijn. Niet als fetisj, maar als ruimte waarin wij wonen en waarin onze nakomelingen moeten wonen. Als je dan het laatste jaar de evolutie in onze standpunten ziet, dan denk ik dat wij daar ook in groeien. Onze partij bestaat amper dertig jaar. Wij zijn geëvolueerd van een partij die voornamelijk twee kernideeën had: een onafhankelijk Vlaanderen, en onze westerse waarden en normen met migratiestandpunten die erop neer komen dat men zich moet aanpassen. Maar geleidelijk aan worden die twee kernideeën verruimd en aangevuld met andere, namelijk ons economisch en ecologisch programma. Wij stappen niet mee in de hype die ontstaan is. Het is vandaag zeer in, omdat het Groen! moet toelaten om terug over de kiesdrempel te geraken, en tegelijkertijd misschien mee een minister te leveren voor een tweederde meerderheid of een meerderheid. Anderzijds moet het de socialisten toelaten om groener dan de groenen te zijn, die dan hopen dat Groen! de kiesdrempel niet haalt. Voor ons moet er een evenwicht gevonden worden tussen milieu, economie, welvaart en welzijn. Daarop is ons economisch programma en milieuprogramma gebaseerd.
JDK: Het Vlaams Belang is ook voor een stuk schatplichtig aan de Nieuw Rechtse stroming, waarin ook een volledig eigen ecologisch programma is uitgewerkt. Dat is dan blijkbaar niet doorgesijpeld naar het Vlaams Belang?
BV: Daar ben ik eerlijk gezegd niet zo in thuis. Noch in het Nieuw Rechtse, noch in het ecologische.
JDK: Slotvraag. Hoe ver reiken uw ambities bij het Vlaams Belang? Volgens Wikipedia[560], niet noodzakelijk een betrouwbare bron, zou u al onrechtstreeks gesolliciteerd hebben naar het voorzitterschap.
BV: (Lacht). Wikipedia heeft dat natuurlijk ergens gehaald. Ik denk dat ze het bij De Standaard gehaald hebben. Dat gerucht is eigenlijk ontstaan door het feit dat ik door de partijtop benaderd ben. Als er dus al kampen zouden bestaan binnen het Vlaams Belang – wat ik ontken, er zijn soms wel discussies over welke strategie er moet gevolgd worden – dan behoor ik tot geen enkel kamp. Want dan zijn het alle kampen die mij benaderd hebben. Ook uitgaande van mijn verleden, mijn pedigree van Vlaamse Beweging en bedrijfsleven, de waarde die ik aan de partij kan toevoegen en het feit dat ik geen backbencher ben, zijn er waarschijnlijk een aantal mensen binnen de partij die met dat idee rondlopen. Op een of andere manier is dat ter ore gekomen van Bart Brinckman, en ik denk ook van De Morgen. Die zijn dan beginnen schrijven dat ik de ambitie heb om voorzitter te worden van de partij. Op een of ander congres heb ik een toespraak gebracht, waarin Bart Brinckman een duidelijke sollicitatie zag naar het voorzitterschap van de partij. Dat was de allereerste keer in mijn leven dat ik een toespraak gebracht heb die ik niet zelf had geschreven. Ze was geschreven door de studiedienst. Als die ambitie er dan al is, dan heeft de studiedienst die in mijn mond gelegd. Laat me daar klaar en duidelijk in zijn: voor mij is dit een heel nieuwe wending in mijn leven, en ik besef ten volle dat ik zeer veel te leren heb op politiek gebied. Vandaar dat ik dat ook niet wil overhaasten. Ik neem regelmatig deel aan debatten en heb al een paar tv-optredens achter de rug. Vorige week dinsdag heb ik in Roeselare voor de eerste keer aan een debat deelgenomen met Leterme, Vande Lanotte, Van Quickenborne en Bourgeois. Ik heb dat heel goed overleefd en ben daar goed uitgekomen. Maar op zo’n momenten kom je tot de vaststelling dat je nog veel te leren hebt. En dan gaan solliciteren naar een voorzitterschap: neen. Mijn ambitie is om de partij mee te laten groeien, om de partij mee te helpen op haar kernbasis te blijven, radicaal te blijven, misschien een beetje de stijl te veranderen, en ik wil naar een onafhankelijk Vlaanderen. In welke functie dat dan is, zal de toekomst uitmaken. Het is natuurlijk wel zo dat ik, afhankelijk van de uitslag van de verkiezingen, meer waarde kan bijdragen aan de partij als ik lid zou worden van het partijbestuur, dan van de partijraad zoals vandaag.
JDK: Om dan misschien later het triumviraat te vervoegen?
BV: De toekomst zal dat uitwijzen.
JDK: Goed. Bedankt voor het interview.
BV: Graag gedaan.
home | lijst scripties | inhoud | vorige | volgende |
[551] VAN DIJCK, W., Hier komt het oud Sint-Jorisgild. 30 jaar Nationalistische Studentenvereniging (NSV). Brussel, Uitgeverij Egmont, 2006, 263p.
[552] (red.), Politieke beginselverklaring NSV-Antwerpen. Kontich, persoonlijk archief van Edwin Truyens, 1976, 2p.
[553] DELVO, E., Sociale collaboratie. Pleidooi voor een volksnationale sociale politiek. Ingeleid door prof. dr. K. Van Isacker. Kapellen, Pelckmans, 1975, 266p.
[554] DE GRAUWE, P., Waar gaat het naartoe met onze economie? Tielt, Lannoo, 2006, 244p.
[555] VERSTRAETE, P.J., Hendrik Jozef Elias. Biografie (2 delen). Kortrijk, Pieter Jan Verstraete, 2005, 1238p.
[556] VAN DIJCK, W., Hier komt het oud Sint-Jorisgild. 30 jaar Nationalistische Studentenvereniging (NSV). Brussel, Uitgeverij Egmont, 2006, p.16.
[557] VAN DIJCK, W., Hier komt het oud Sint-Jorisgild. 30 jaar Nationalistische Studentenvereniging (NSV). Brussel, Uitgeverij Egmont, 2006, p.21.
[558] VAN DIJCK, W., Hier komt het oud Sint-Jorisgild. 30 jaar Nationalistische Studentenvereniging (NSV). Brussel, Uitgeverij Egmont, 2006, p.20.
[559] VAN DIJCK, W., Hier komt het oud Sint-Jorisgild. 30 jaar Nationalistische Studentenvereniging (NSV). Brussel, Uitgeverij Egmont, 2006, 263p.
[560] http://nl.wikipedia.org/wiki/Bruno_Valkeniers