De NAVO in de 21ste eeuw
Een systeemtheoretische benadering.
Maarten Van den Eynde
Een paper in het kader van het seminarie politieke wetenschappen van de K.U.Leuven
Voorjaar 2001
home | lijst scripties |
Inleiding
In de vorige vijf hoofdstukken van dit werk werd de basis gelegd voor een fundamentele benadering van het NAVO-vraagstuk. Het antwoord op de vraag of de NAVO na de val van de muur nog een bestaansreden heeft, mag niet blijven steken in juridische en chronohistorische beschouwingen. Het is uiterst relevant om de case te benaderen vanuit een interdisciplinaire invalshoek, waar alle kennis en wetenschap die raken aan het onderwerp, met elkaar wordt geconfronteerd en zo verder uitgediept.
Immanuel Wallerstein (uitgesproken: ‘Wollerstien’) biedt voor deze stap in de analyse een goed doordacht kader. Wallerstein is een Amerikaans socioloog die internationaal heel wat bekendheid heeft verkregen door de geschiedenis te benaderen vanuit een wereldsysteem-analytische hoek. Zijn analyse is een socio-historische analyse, uitgewerkt in een viertal lijvige boeken en verder verrijkt door nog andere boeken en vele artikels, vaak via internet gepubliceerd. Wallerstein werkt echter ook samen met geografen, politologen, historici, etc en schuwt hij de kennis en wetenschap van de natuurwetenschappen niet. Zo bestudeert hij bijvoorbeeld de maatschappij vanuit de entropietheorie, die afkomstig is uit de scheikunde.
Welke waarde heeft deze wereldsystemische benadering nu voor het NAVO-vraagstuk? Allereerst moet duidelijk gesteld worden dat Wallerstein een theorie biedt. Popper indachtig zal dus nooit gesteld kunnen worden dat ze dé waarheid omvat. Wel moet opgemerkt worden dat Wallerstein zijn analyse op een uiterst secure manier onderbouwd en beargumenteerd. Hij komt dan wel uit de kritisch sociologische hoek, maar toch laat hij zich niet verleiden tot pamfletaire publicaties. Zijn eerste boek ‘Age of revolutions’ (1974)[1] telt meer dan 1800 bronnen en is dus sterk gedocumenteerd. Daarbij moet ook nog opgemerkt worden dat hij ruim 30 jaar met dit onderzoek bezig is, en dat er weinig fundamentele kritieken op zijn werk zijn geformuleerd. Natuurlijk is er een evolutie waar te nemen in zijn denken (vooral dan door de val van de muur), toch blijft hij de basispremissen van zijn theorie trouw én verder onderbouwen. Meer nog, de recente gebeurtenissen op internationaal vlak lijken zijn bevindingen te bevestigen. In een interview uitgezonden op Radio 3 op 11 januari 1998[2] maakt hij een analyse van het moslimfundamentalisme dat de nieuwe bedreiging zou worden voor de hegemoniale Verenigde Staten. Een opmerking die op 11 september op een pijnlijke wijze realiteitswaarde krijgt.
Aan de hand van de wereldsysteemanalyse zal onderzocht worden in hoeverre mate de NAVO na de val van de muur nog voor onze veiligheid kan zorgen. De eerste stap die gezet wordt is het geven van een coherente samenvatting van de wereldsysteemtheorie van Wallerstein. De belangrijkste kernbegrippen en thesen zullen daarin een plaats moeten krijgen. Deze theoretische stap is nodig om de volgende te kunnen zetten. Aan de hand van recente bijdragen uit de hoek van de systeemanalyse wordt het verband gelegd met de actualiteit en het vraagstuk dat behandeld moet worden. Het alternatief voor een stabiel veiligheidsbeleid in de plaats van de NAVO dat uit deze twee stappen zal groeien wordt in een laatste deel geformuleerd. De keuze die wordt gemaakt om het veiligheidsvraagstuk te benaderen via de wereldsysteemtheorie kan kritische reacties uitlokken. Daarom wordt in een laatste deel kort geschetst hoe de denkstroming ontstaan is en welke waarde zij heeft voor de toekomst.
1. De wereldsysteemanalyse van Immanuel Wallerstein
1.1. Het wereldsysteem: een sociaal systeem
Wallerstein bekijkt de geschiedenis van de mens op aarde in termen van één groot geheel waarbinnen veranderingen en verschuivingen zijn waar te nemen, maar waar toch een duidelijke samenhang in te vinden is. Hij beschouwt de wereld dus als een systeem, meer bepaald een sociaal systeem. Om een goed begrip te krijgen van dit sociaal wereldsysteem, is het nodig een aantal concepten te behandelen. Een systeem kent grenzen, structuren, ledengroepen, regels, legitimatie en coherentie. Het leven in het wereldsysteem is opgebouwd uit de conflictueuze krachten die het enerzijds tezamen houden, en anderzijds verscheuren in de eeuwige zoektocht van elke groep naar het vormen van het systeem op zulke wijze dat het in het eigen voordeel functioneert.[3]
Tot nu toe hebben zich in de wereldgeschiedenis maar twee soorten wereldsystemen zich aangediend. Het eerste, meest initiële en primitieve was het politieke wereldsysteem of wereldrijk. Hier is de verbinding tussen de verschillende entiteiten van het systeem op politiek vlak gesitueerd. De politieke en militaire dominantie is hierin primordiaal. Eén politiek systeem strekt zich uit over heel het grondgebied. Het Romeinse Rijk was daar een voorbeeld van. De tweede soort wereldsysteem was het economische wereldsysteem dat Wallerstein beschrijft en dat zich vanaf de zestiende eeuw begon te ontwikkelen. In feite is het wonderlijk dat het economische wereldsysteem zich gedurende 500 jaar heeft kunnen handhaven, en dat het niet sneller vergleden is tot een wereldimperie (wat Hitler bijvoorbeeld voor ogen had). Het is het kapitalisme dat dit verhinderd, het kapitalisme dat de bestaansvoorwaarde van het economische wereldsysteem is.[4] Wallerstein benadrukt dat hij niet de dogmatiek wil verkondigen die stelt dat het kapitalisme een systeem op zichzelf is. Het kapitalisme is eerder de politieke kant van het economische systeem. Hij wil dus niet de kapitalistische ideologie verdedigen dat het kapitalisme een systeem is, gebaseerd op de non-interferentie van staten. Integendeel: kapitalisme is gebaseerd op de voortdurende absorptie van economisch verlies door politieke entiteiten, terwijl economische winst verdeeld wordt over ‘private’ handen. Economische factoren opereren dus in een gebied dat breder is dan dat waar politieke entiteiten aankunnen. Dit verklaart dat op het hoogtepunt van het economische wereldsysteem (1945-1970, zie verder) de multinationale ondernemingen hun hoogtepunt kenden.[5] Het heeft de constante economische expansie van het wereldsysteem mogelijk gemaakt, zij het met onevenwichtige verdeling van de winsten,[6] die dan zogenaamde ‘gevaarlijke klassen’ genereerden. Voor deze groepen zouden o.a. het communisme in al zijn varianten een middel zijn in het kapitalistisch systeem om de rust te bewaren.[7] Maar dat wordt verder uitvoerig behandeld.
1.2. Het wereldsysteem als zeesysteem
Wallerstein schetst in zijn dertig jaar durende onderzoek de wereldgeschiedenis van de voorbije 500 jaar als één geheel, dat ingedeeld kan worden in een aantal subdelen op meerdere niveaus. De wereldgeschiedenis wordt gekenmerkt door drie verschillende soorten golven of cycli. Dit idee is niet nieuw, en Wallerstein maakt dankbaar gebruik van de vaststellingen van een aantal historici die een goed beargumenteerde theorie ontwikkelden van het cyclisch karakter van de geschiedenis. Toch mag dit niet verstaan worden dat de geschiedenis voorspelbaar is geworden. Er zijn wel een aantal patronen in waar te nemen. Het is Wallersteins verdienste deze kennis te implementeren in een coherente theorie. Hij onderscheidt drie soorten of niveaus van golven. De grootste golf is de kapitalistische golf, die zich inzette ergens in de 16de eeuw, en tot vandaag de dag zich verder zet. Voorlopig althans, want volgens Wallerstein is de kapitalistische golf aan het uitdoven, is het kapitalistisch wereldsysteem op zijn retour, o.a. door de val van het Sovjetsysteem, maar dat komt 1.4. nog uitgebreider aan bod. De kapitalistische golf is een economische golf, vandaar dat Wallerstein van het economische wereldsysteem spreekt. Het economische wereldsysteem verschilt van het politieke wereldsysteem in het feit dat het laatste gekenmerkt wordt door een politieke eenheid, en niet een economsiche, zoals in het economische wereldsysteem Het grondgebied waar het systeem zich over uitstrekte, was één grote politieke entiteit. Het Romeinse Rijk is hier een voorbeeld van. Het bindmiddel in het economische systeem was het kapitaal, of de kapitaalsaccumulatie en een specifieke arbeidsverdeling. Voortaan gingen de elementen in het systeem niet meer voor zichzelf een kleine lokale markt produceren, maar werden zij ingeschakeld in dat grote geheel van de wereldeconomie.
Deze kapitalistische golf die tot nu toe 500 jaar duurde, wordt gekenmerkt door politieke of hegemonische golven die zich uitstrekken over 130 à 150 jaar. Binnen het economische wereldsysteem zijn er steeds kernstaten en staten in de periferie. De kernstaten zijn hegemonisch over de periferie. De periferie produceert in functie van de kernstaten. Een staat wordt kernstaat doordat ze goedkoper en efficiënter kan produceren en transporteren. Vandaar dat de kernstaten vaak een krachtige propagandist zijn van vrijhandel. De hegemonische golven in de kapitalistische golf zijn respectievelijk de hegemonie van de Nederlandse Republiek, vervolgens die van Engeland en tenslotte die van de VS. Voor elk van die landen kunnen historische voorbeelden van hun liberale handelspropaganda gegeven worden. Na een periode van sterke economische groei (die in een volgende punt als kondratieff-cycli zullen worden verklaard) kende het wereldsysteem in de jaren 1870 een crisis o.a. door de Frans-Duitse oorlog en de agricultural invasion. Deze crisis leidde in een aantal staten tot protectionisme, zelfs in Groot-Brittanië, dat op dat moment haar hoogtepunt van hegemonie bereikte. Toch moet dit Brits protectionisme gerelativeerd worden, daar de protectionistische politiek bij de volgende verkiezingen afgestraft werd. De uiteindelijke trouw van Groot-Brittanië aan de vrijhandel was belangrijk als tegenbeweging van het economische wantrouwen in de rest van het wereldsysteem. Zo bleven België en Nederland uiteindelijk trouwe aanhangers van de vrijhandel.[8] Na Groot-Brittanië was de VS de hegemonische macht in het wereldsysteem. De invloed die zij uitoefende om een stabielere en meer open internationale markt te verkrijgen[9] op het hoogtepunt van haar dominantie, tijdens en na WOII, is een tweede onweerlegbaar voorbeeld van het voordeel van vrijhandel voor een hegemonische macht.
Een derde soort golf die Wallerstein onderscheidt, zijn de Kondratieff-golven. Het zijn cycli in de wereldconjunctuur die gemiddeld 50 tot 70 jaar duren. Het was de Russische geleerde Kondratieff (1992-1931) die dit fenomeen beschreef. Hij bestudeerde de groothandelsprijzen en interestvoeten van de VS, Groot-Brittanië en Frankrijk en kwam tot de bevinding dat de pieken en dalen in de economie een regelmatig verloop kennen. De theorie van cycli zou op punt gesteld worden door Chompetter.[10]
Elk van deze golven wordt gekenmerkt door een zelfde patroon, dat op zich vrij eenvoudig te percipiëren is en beschreven werd door de Franse historicus en socioloog-econoom François Simiand. Volgens hem wordt de conjunctuur bepaald door interdecennale cycli, waarin een fase A en een fase B elkaar afwisselen. Fase B in een cyclus betekent een periode van stagnatie en depressie, waarin men koortsachtig op zoek gaat naar mogelijkheden om de heersende negatieve toestand te verhelpen. Volgens Simiand zorgen innovaties voor de oplossing, maar deze innovaties zijn tijdens de B-fase overwegend van kwalitatieve aard. Pas wanneer deze kwalitatieve innovaties een ruime toepassing krijgen en dus een kwantitatief karakter aannemen, verdwijnt fase B ten voordele van fase A van de cyclus. Fase A staat dan voor expansie en hoogconjunctuur.[11] Aan de hand van deze kennis (de grote kapitalistische golf, hegemonische golven en Kondratieffgolven, kernstaten en periferie gekenmerkt door een typische arbeidsverdeling) reconstrueren de wereldsysteemonderzoekers de geschiedenis van de moderniteit. Toch is dit golfgegeven niet uniek voor de moderne tijd. Angus Maddisson onderscheidt in wat hij het agrarische tijdvak(500-1500) noemt, een onveranderlijke op vlak van hoofdelijk inkomen, die niet duidt op een statische periode maar wel op elkaar compenserende op- en neergaande bewegingen van de middeleeuwse economie.[12] Het verschil met de periode van de agrarische evolutie (1500 tot 1700) (om nog eens met Maddisson te spreken) en de moderne wereld economie, is dat die worden gekenmerkt door een opwaartse beweging door de op- en neergaande bewegingen van de wereldeconomie. Met andere woorden: het begin van A-fase 1 ligt op een lager niveau dan het begin van A-fase 2 van twee opeenvolgende Kondratieff-cycli.[13]
1.3. De wereldgeschiedenis volgens de wereldsysteemanalisten
Het moderne wereldsysteem, gebaseerd op de economische binding van de elementen, kwam tot stand in de 16de eeuw. De vraag was of Europa Habsburgs imperie zou worden, of het een stelsel van staten zou worden. Uiteindelijk werd het een stelsel van staten die vastgelegd werden in de Vrede van Munster. Dit was nieuw in de Europese geschiedenis. Tevoren was de gecentraliseerde staat een onbekend gegeven. Wallerstein meent dat versterking van de staatsstructuren een middel was voor de kernstaten om weerstand te bieden aan de contractie die de economie kende tussen 1600 en 1750. De B-fase tussen 1300 en 1450 ging daarentegen gepaard met bloedige oorlogen in het feodale Europa die tussen edelen onderling en met de boeren werden uitgevochten. De bestseller van Barbara Touchman, De waanzinnige veertiende eeuw, geeft hier een goed beeld van.[14] In de zeventiende eeuw kende men uiteraard ook bloedige oorlogen, maar de wijze waarop die werden uitgevochten verschilde. Het gebruik van huurtroepen was algemeen en de conflicten werden veeleer uitgevochten tussen staten dan tussen edelen onderling. De gevechten van de zeventiende eeuw konden bijgevolg dienen als groeipool voor economische macht.[15] Op die manier kon de gecentraliseerde staat tot ontwikkeling komen. Dit proces kan niet losgezien worden van de vertraging van de economie in die periode, waardoor de veranderende dingen de tijd hadden om te consolideren. Economische stagnatie maakte het mogelijk om moeilijk beslissingen te nemen, een fenomeen dat vooral voor de centrumgebieden geldde, dat wil zeggen: Holland en Zeeland, delen van Londen en Noord- en West-Frankrijk. Het proces dat hierna volgde is veel te complex om in het korte bestek van dit dossier te behandelen, en is niet zo relevant. Het komt er op neer dat de Verenigde Provinciën de hegemonie verkregen over het economische wereldsysteem, na de mislukte poging van Karel V om de wereldecomomie in een wereldrijk te veranderen: van economisch wereldsysteem terug naar een politiek wereldsysteem[16]
Wanneer aan de hegemonie van de Hollanders een einde kwam is moeilijk vast te stellen. Volgens Wallerstein kan verval slechts verklaard worden ‘in termen van opkomst, de opkomst van anderen binnen het kader van doelmatig winstbejag’. De situatie begon te veranderen in het begin van de zeventiende eeuw. De Dertigjarige oorlog was afgelopen, de Tachtigjarige oorlog was afgelopen. De Verenigde Provincies begonnen het beklemmende gevoel te ervaren van de contracterende economie (die de andere staten in Europa al langer voelden en die hen niet in staat stelde om concurrentieel te zijn met de hegemonische Verenigde Provincies). De Engelse burgeroorlog was voorbij, de langdurige interne strijd in Frankrijk was net beëindigd. De staten konden weer adem halen en het algemeen bestuur kon weer de hoofdtaak van de regeerders worden. In zekere zin verlaten we nu een tijdperk waarin de scheuringen hoofdzakelijk binnen de staten plaatsvonden, het zich naar binnen keren van Europese oorlogen en politiek, en gaan we naar een tijd waarin de scheidingen hoofdzakelijk tussen staten onderling plaatsvonden. Deze laatste periode loopt van 1650, het ogenblik van de eerste Engelse-Hollandse oorlog, tot 1763 en het einde van de Zevenjarige oorlog. In zekere zin is het onderscheid tussen de scheuring binnen de staat en tussen staten onderling zowel willekeurig als vaag; maar niettemin kan het nuttig zijn het overheersende karakter van een tijdperk te onderstrepen, iets wat in de analyse van de 21ste eeuw zeker ook nodig zal zijn. Klassenstrijd in een kapitalistische wereld-economie is een complexe zaak en hult zich in vele gedaanten. Het tijdperk dat leidt tot de bevestiging van een hegemonie lijkt misschien de binnenlandse vorm te bevorderen, omdat degenen die klassenvoordeel op de markt zoeken, proberen om de interne politieke beperkingen die uit vroeger tijden zijn overgebleven te elimineren. De periode van het verval van de hegemonie lijkt de tussenstaatse vorm te begunstigen, daar zij die op klassenvoordeel op de markt uit zijn, proberen om de politieke beperkingen tussen staten onderling, die uit vroeger tijden zijn overgebleven, te elimineren. In dit geval was er lange tijd onduidelijkheid door de blijvende sterkte van Holland, maar tegen 1763 was de strijd om de hegemonie tussen Frankrijk, Groot-Brittanië en een aantal semi-perifere staten (Zweden, Pruisen, Oostenrijk) in het voordeel van de Britten uitgedraaid, en was Engeland op weg om de volgende hegemoniale macht te worden. De contractie en reorganisatie van de periferie was volledig door het succes van Pruisen en de wereld was op dat moment klaar voor een nieuwe periode van verdere geografische en economische expansie.[17]
Het verhaal over de hegemonie van Groot-Brittanië verschilt niet zoveel van dat van de Verenigde Provinciën. Groot-Brittanië kende een vroege en sterke Industriële ontwikkeling en beschikte over een sterke vloot en vele kolonies. Dat Frankrijk in haar strijd om de wereldhegemonie voor de Britten in het zand moest bijten heeft te maken met een aantal factoren, die Wallerstein uitvoerig beschrijft, maar die door Ludo Abicht in een artikel in Streven duidelijk worden verwoord. ‘Hij [Wallerstein] ziet de Franse Revolutie als een indirect gevolg van de toenemende achteruitgang van Frankrijk in de strijd om de hegemonie op wereldvlak. De industriële ontwikkeling, zelf een gevolg van het streven naar steeds goedkopere exportproducten, tastte de welvaart van de Franse boeren en landeigenaars aan, in het bijzonder van de wijnbouwers. Daardoor ontstond er vanaf 1777 een crisis in de voedselproductie en een dramatische vermindering van de koopkracht. Toen deze problemen in 1788 en 1789 samenvielen met een ongekende verhoging van de prijzen van graan en brood, waren de mensen rijp voor een opstand tegen de privileges en, daarmee, tegen het Ancien Régime in zijn geheel. Wallerstein betoogt dat de mythe van de Franse Revolutie als anti-feodaal en dus burgerlijk, moet worden vervangen worden door de verklaring dat het hier eerder ging om de eerste mislukte ‘anti-systemische’, anti-burgerlijke revolte in de kapitalistische wereldeconomie.(…)’[18] De Franse Revolutie had het economische en politieke leven ontwricht en daardoor de overheersing van Engeland over Frankrijk versterkt, maar ook buiten Europa zetten deze ontwikkeling zich verder. De periode van kolonisering werd hiermee ingezet. In het belang van een maximale accumulatie van kapitaal streefden de Europese kernlanden, in dit geval vooral Engeland, ernaar de politieke structuren van de economisch ingelijfde staten sterk genoeg te maken om de interne stabiliteit, en dus een regelmatige goederenstroom te verzekeren, maar tegelijk zwak genoeg te houden, zodat ze aan de vereisten van de Europese belangen ondergeschikt bleven.[19]
De hegemonie van Groot-Brittanië begon aangetast te worden door de opkomst van de Verenigde Staten. Vanaf het moment dat daar de laatste interne twisten waren bijgelegd, begon het land zich toe te leggen op het produceren van goederen die efficiënt geproduceerd werden en bijgevolg goedkoop op de markt werden gebracht. Het bekendste voorbeeld hiervan (en belangrijk voor het verloop van dit betoog) is de Agricultural Invasion, waar de Amerikanen spotgoedkoop graan op de markt brachten.[20] Wallerstein stelt dat in deze periode (hij spreek zelf van 1870) de VS aan haar hegemonische opmars begon, en de Britten aan de B-fase van hun hegemonische cyclus begonnen. In deze openvallende ruimte deden een aantal andere staten in de periferie een gooi naar de wereldmacht (zoals dat bij de verzwakking van Holland ook geweest was, zoals eerder aangehaald). Het imperialistische Duitsland van na Bismark of de Japanse agressie in het begin van de 20ste eeuw waren hier kenschetsend voor.[21] Twee factoren moeten in de groei van de VS naar hegemoniale staat in beschouwing genomen worden. Ten eerste ontwikkelde de VS tijdens de Tweede Wereldoorlog een sterke economie die positieve repercussies had op politiek vlak. Een goeddraaiende oorlogseconomie gecombineerd met een uitzonderlijk lage oorlogsschade (meer nog, ze deden economisch voordeel bij de Tweede Wereldoorlog). Ten tweede kenden potentiële rivalen voor de wereldhegemonie grote oorlogsschade en politieke schade, dus grote illegitimiteit. Duitsland en Japan waren dus niet alleen verslagen, ze waren ook vernietigd.[22] De VS kende haar hegemoniaal hoogtepunt in de periode tussen 1945 en 1970. Vanaf de jaren zeventig kwamen de eerste barsten in de spreekwoordelijke muur, toen de eerste gevolgen van de Koude Oorlogdominatie over de Derde Wereld duidelijk werden. De schrijnende armoede in het Zuiden bracht een sociale beweging op gang in het Westen die het kapitalistische systeem in twijfel trok. De wereldwijde opstand van ’68 was daar de catharsis van.[23] Het consolideren van deze protestbeweging in het economische systeem kostte veel energie en geld, en toen begin jaren zeventig de eerste oliecrisis uitbrak begon de dominantie van de VS langzaam af te brokkelen.
De factor Vietnam moet hier niet in onderschat worden. Voor het eerst werd duidelijk dat de bevolking van de VS haar regering en de president niet meer die credebiliteit toemat die nodig is om oorlog te kunnen voeren. Het werd steeds minder heldhaftig geacht om in het verre Azië te gaan vechten en eventueel te sterven. In een commentaar op internet stelt Wallerstein dat dit een belangrijk teken was van de tanende hegemonie van de VS. Militaire slagkracht is een belangrijke variabele in het bepalen van de graad van hegemonie van een natie. Wallerstein stelt dat er twee voorwaarden zijn. Ten eerste is er de vraag hoeveel schade een vijand moet toebrengen aan de hegemoniale macht voordat er sprake is dat die de oorlog verliest. Ten tweede is er de noodzaak van een zekere interne consensus over de noodzaak van de oorlog.[24] Hier was Vietnam een duidelijk keerpunt. In de oorlog tegen China in Korea was er nog een zekere interne legitimering door de Amerikaanse burgers.[25] Daar was echter geen sprake meer van toen naar aanleiding van het ‘Tet’-offensief de Amerikanen beelden te zien kregen van de oneindig wrede oorlog. De massale protestbeweging die van dat moment begon te groeien, zou mee de hegemonie van Amerika aan tasten, samen met andere emancipatiebewegingen, zoals de zwarte beweging onder leiding van Martin Luther King.[26] Hobsbawn relativeert de rol van de studentenbeweging in de neergang van de Amerikaanse hegemonie en ziet die enkel als een waarschuwing voor de elite. Hij stelt dat het evenwicht in het Gouden Tijdperk afhankelijk was van een aantal factoren, zoals de evenwichtige verhouding tussen loonsverhoging en productieverhoging, het in evenwicht houden van de prijzen om inflatie te voorkomen, en de Amerikaanse hegemonie zelf als behoeder van de wereldorde. Vanaf de jaren zestig is een erosie vast te stellen van deze drie voorwaarden. Door het tekort aan arbeidskrachten, swingen de lonen de pan uit, door de hoge welvaart is er een extravagante consumentenvraag. Samen met de eerder vermelde elementen die volgens Hobsbawn eerder in de marge van betekenis zijn, betekende dit een neergang van de VS, met als gevolg dat het internationaal monetair systeem werd verzwakt. Het Bretton-Woodssysteem werd afgeschaft, wat een loskoppeling van de dollar van het goud betekende. Na twintig jaar was er een generatie volwassen geworden die de grote problemen uit het interbellum alleen als geschiedenis kende, en die besefte dat de regelmatige en welkome loonsstijgingen die door hun vakbonen werden afgedwongen, veel lager waren dan die uit de markt geperst konden worden. Of dit betekende dat er een soort van terugkeer was naar de oude klassenstrijd, moet hier in het midden gelaten worden. Waar het om gaat is dat deze bewustwording van de arbeiders relevant was voor de economie, en daardoor veel belangrijker was dan de studentenopstand van mei ’68.[27] Toch moet hier bij opgemerkt worden dat een collega van Wallerstein, William G. Martin van het Fernand Braudel Center, stelt dat een aantal anti-systemische bewegingen zoals de vrouwenemancipatie, de zwartenemancipatie, een nieuw soort arbeidersemancipatie, aan de wieg stonden van de afbrokkeling van de Amerikaanse hegemonie. Deze factoren zijn tevens de grond geweest waarin het wereldsysteemonderzoek kon wortelen en zich ontwikkelen.[28] Op het einde van dit dossier wordt op deze auteur nog teruggekomen, als het nut van de wereldsysteemanalyse in de toekomst kort ter sprake komt. De hegemonie over het economische wereldsysteem van de VS begon hoe dan ook te dalen, en de B-fase zette zich definitief in met de oliecrisissen in de jaren zeventig en tachtig.[29]
1.4. De crisis van het kapitalistische wereldsysteem
Immanuel Wallersteins analyse is tot hier omvangrijk en respectabel in zijn nauwkeurigheid, maar toch is het nog niet zo controversieel. Waar het wel controversieel is, is op het niveau van de toekomst. Ten eerste de toekomst die Wallerstein voor de val van de muur vooropstelde, en ten tweede de toekomst die hij nu voorziet.
In zijn eerste twee werken (uitgegeven in 1974 en 1980[30]) stelt Wallerstein dat het economische wereldsysteem zichzelf zal vernietigen door een steeds verder gaande proletarisering van de bevolking. Uiteindelijk zou het alternatief voor het kapitalistische systeem een socialistisch geïnspireerd systeem worden.[31] Maar Wallerstein ging verder. Zijn these was dat het kapitalistisch systeem fundamenteel polariserend is, zoals we kunnen afleiden uit de huidige welvaarts- en welzijnstegenstellingen in de wereld. Opmerkelijk is hoe het komt dat de armen hier niet tegen in opstand komen, en sterker nog, dat ze zelfs hun onderdrukkers in het zadel hielden. Wallerstein verklaarde deze ‘rust’ vanuit het feit dat er hen (tot voor kort) steeds een alternatief aan het einde van de tunnel voor ogen stond. De proletarische revolutie, zoals die door Marx was vooropgesteld, was ‘’s werelds hoop in bange dagen’. Wallerstein stelt in deze context dat het leninisme en de Sovjet-Unie met haar satellieten tout court dus juist deel uitmaakten van het kapitalistische wereldsysteem, in die zin dat ze de hoop levendig hielden bij de onderdrukte klassen dat het ooit anders zou worden. Een massa zonder alternatief is immers veel gevaarlijker.[32]
De val van de muur in november ’89 en de implosie van het Oostblok, veroorzaakte een fundamentele crisis in het kapitalistische wereldsysteem. De eerste spontane uitroep van conservatieven in het Westen, was “we hebben gewonnen”. Wallerstein vindt dat dit een voorbarige en zelfs fundamenteel foute uitspraak was. “Wij hebben verloren, verloren.”, zou volgens hem de correcte uitroep zijn geweest.[33] Wat is zijn redenering? Wallerstein en zijn onderzoeksteam stelde vast dat de hegemonische neergang van de VS samen gaat met een nieuwe B-fase van de kondratieff-curve. Deze beide fenomenen worden bestudeerd en gelieerd aan een aantal gebeurtenissen binnen het wereldsysteem die door deze analyse verklaard worden. Toch blijven er een aantal elementen open die niet door een neergang van de VS-hegemonie of de laatste kondratieff-golf verklaard kunnen worden. Dat alles wat onverklaard blijft, duidt op de neergang van de grote kapitalistische golf die in 1500 begon, en zijn hoogtepunt kende in de jaren zeventig, op het zelfde moment dat de hegemonische golf en de kondratieff-golf haar hoogtepunt bereikte. Dit kapitalistische hoogtepunt is te vinden in een maximum aan mogelijke kapitaalsaccumulatie en centraliteit van de staat. Het kapitalistische wereldsysteem zal de volgende decennia niet plots verdwijnen, wel langzaam afbrokkelen, net zoals de hegemonie van de VS. Dit land is op dit moment nog steeds hegemonisch, maar begint wel duidelijke tekenen van verzwakking te vertonen. De crisis van het kapitalistische wereldsysteem ligt in het feit dat het alternatief dat de ‘gevaarlijke klassen’ zoet kon houden, de droom op een andere samenleving, wegviel door het ineenstortten van het Oostblok. Plots bleek dat alternatief niet te werken, meer zelfs, bleek het in feite gewoon deel uit te maken van het als onrechtvaardig en polariserend ervaren wereldsysteem.[34]
1.5. En wat met de toekomst? Eeuw van transitie
Wallerstein verwerpt de gedachte dat het wereldsysteem een machine is die zich steeds weer herhaald. Hij maakt de vergelijking met de entropietheorie uit de scheikunde. Systemen bevinden zich steeds in een labiel evenwicht en zijn voortdurend in crisis. Dit wordt ook wel de chaostheorie genoemd.[35] De entropie van een systeem kan aldus als de maatstaf voor ongeordendheid gebruikt worden.[36] Dat er dus een einde zal komen aan het kapitalistische wereldsysteem staat buiten kijf, maar wanneer en hoe is moeilijk te voorspellen. Sterker nog: Wallerstein wijst het gegeven van lineaire ontwikkeling en voorspelbaarheid resoluut af. Bart Tromp maakt de vergelijking met een weersysteem, dat volledig fysisch bepaald is, en toch een grote mate van entropie heeft. Met dezelfde weergegevens kunnen vele verschillende voorspellingen gemaakt worden. De meest plausibele wordt uitgezonden op de radio. Een sociaal systeem waar het element van sociale entropie nog bijkomt kan op geen enkele manier voorspeld worden. Wel is het zinvol om verwachtingen te formuleren, aan de hand van actuele observaties.[37] Wallerstein verwacht een eeuw van transitie, van belangrijke verschuivingen, door het beginnen van een nieuwe A-fase van de kondratieff-cyclus, door de verschuiving van hegemonie en last but not least door de crisis van het totale systeem. Maar in wat deze transitie zal resulteren kan niet gezegd worden.[38] Het is vanuit dit uitgangspunt dat in punt 2 naar de NAVO-case zal gekeken worden.
2. De NAVO in de wereldsysteemtheorie
Nu de krijtlijnen van de wereldsysteemtheorie gezet zijn, is het mogelijk om de plaats en de functie van de NAVO te onderzoeken in het verleden en het heden en haar mogelijke te verwachten taken voor de toekomst de omschrijven en te evalueren.
2.1. De NAVO tijdens de Koude Oorlog
De NAVO kwam tot stand tijdens het hoogtepunt van de Amerikaanse hegemonie. De precieze geschiedenis werd in deel II van deze bundel uiteen gezet zodat er hier niet op hoeft in gegaan te worden. Belangrijk is het gegeven dat een defensieve alliantie pas zin heeft als ze sterker is dan eender welke andere mogelijke alliantie. Dit betekent dat de NAVO-paraplu voor België maar zin had, als elke potentiële vijand met een grote kans kon verslagen worden.[39] Was aan deze voorwaarde niet (of niet meer) voldaan, zou een strategische alliantie juist voor onveiligheid zorgen. De allianties die in de loop van de jaren voor Wereldoorlog I tot stand waren gekomen (Tripple alliantie en Tripple Entente), zorgden juist voor een snelle uitbreiding van het conflict, doordat staten verplicht waren elkaar bij te staan door deze verdragen. Een wereldoorlog was in die constellatie onvermijdelijk geworden. Er moest één spreekwoordelijk blokje in de domino-rij worden geraakt, of het ‘spel’ was begonnen.[40] Voor België was het dus een evidentie dat ze toetraden tot de alliantie, aanvankelijk uit angst voor het Duitse Revanchisme (Het gaat hier om de toetreding tot het Pact Van Brussel, de NAVO zou later tot stand komen met de toetreding van de VS en Canada) en later uit angst voor de Sovjets, Spaaks' historische woorden voor de VN indachtig: “Nous avons peur.”[41] De VS was immers de dominante macht in de wereld en beheerste in feite de verhouding met de Sovjets. Hobsbawn verwoordt het als volgt: “Kortom, terwijl de VS zich zorgen maakte om een mogelijke wereldsuprematie van de Sovjets, ergens in de toekomst, maakte Moskou zich zorgen om de feitelijke Amerikaanse hegemonie (…). Er was niet veel nodig om het uitgeputte en verarmde Rusland afhankelijk te maken van de Amerikaanse economie, die toen sterker was dan de rest van de economieën bij elkaar. De voor de hand liggende politiek was onverzettelijkheid.”[42] België had dus een vrij goede positie onder de NAVO-paraplu, een positie die het land, volgens Kolonel Hubert De Vos, een stabiel en vredevol tweede deel van de 20ste eeuw bood.[43]
2.2. De NAVO tijdens de jaren ‘90
Deze voorwaarde voor werkelijke partnerveiligheid is tot op heden geboden. De tanende hegemoniale macht van de VS wil niet zeggen dat het land op dit moment niet meer hegemoniaal is. Het zal dat de volgende decennia nog blijven. Hoelang dit nog exact zal duren, kan niet voorspeld worden. Deze actuele dominantie wordt goed geïllustreerd door voorbeelden op militair vlak, zoals de technologische mogelijkheden waarover de Amerikaanse strijdkrachten beschikken. Het Amerikaanse leger is het enige dat een zogenaamde Stand-off oorlog kan voeren, voorlopig alleen op lucht- en marinevlak. Dit wil zeggen dat er van op afstand wordt gevochten. Een vliegtuig vliegt op 30 000 voet en bombardeert de vijand. Het risico voor de piloot is relatief klein. Van op meer dan 150 kilometer afstand worden raketten afgevoerd door de marine. Via het satelliet netwerk dat de voorbije decennia werd ontwikkeld, worden deze bombardementen precies uitgevoerd en de doelen vrij precies geraakt. (Het begrip collateral damage geeft aan dat dit systeem niet altijd perfect werkt…) De landmacht beschikt nog niet over de nodige technologie om deze tactiek te volgen zodat deze bataljons nog groot gevaar lopen wat uit de oorlog in Afghanistan duidelijk naar voren komt. Maar dit is iets waar de Amerikaanse wapenindustrie zich nu op concentreert, en te verwachten is dat de VS binnen onafzienbare tijd op de drie militaire niveaus (land, zee en lucht) een stand-off oorlog kan voeren.[44] Toch is dit juist een argument dat de theorie van de verzwakking van de VS bevestigd. Zoals eerder al werd aangehaald is het juist eigen aan niet hegemoniale staten dat er enerzijds een kleinere interne consensus is over een mogelijke oorlog, en anderzijds dat er een lagere capaciteit is om oorlogsschade te incasseren. M.a.w. een groot verlies van soldaten en materieel zal er toe leiden dat de kans groter wordt dat de oorlog sneller als verloren wordt gepercipieerd. Het feit dat de VS het niet meer kan permitteren om Amerikaanse soldatenlevens op te offeren in een oorlog, duidt op haar tanende hegemonie.[45]
Door de val van de muur vielen de fundamentele bestaansredenen voor de NAVO weg. Het enige land of blok dat voor enig gevaar zou kunnen zorgen, de Sovjetunie, implodeerde. De voorbije 40 jaar was de NAVO uitgegroeid tot een strategische alliantie (geen militaire alliantie![46]) waarvan de lidstaten zich sterk op elkaar georiënteerd hadden. De defensiestrategieën die ontwikkeld werden tijdens de Koude Oorlog, waren dermate op elkaar afgestemd dat de afschaffing van de NAVO niet aan de orde was vermits de verdragsstaten dan plots zonder sterke defensie zouden vallen. In de onzekerheid die volgde op de plotse verdwijning van ‘de vijand’ was dit een optie die tot elke prijs moest vermeden worden. Wallerstein gaat hier echter een stuk verder in. Hij stelt dat de VS vanuit haar hegemonische positie de NAVO niet alleen zag als defensiemechanisme tegen de USSR, maar ook als middel om de Europese regeringen te weerhouden een te onafhankelijke geopolitiek te gaan voeren.[47]
Het wegvallen van de duidelijk omschrijfbare vijand confronteerde de alliantie met een aantal problemen waar ze niet gemakkelijk een antwoord op kon formuleren. Eén van de belangrijkste problemen lag in de moeilijk aanpasbare strategieën. De NAVO (net zoals de VN) ging immer uit van het principe dat een vijand gemakkelijk te detecteren en lokaliseren valt. In een tijdperk van bipolariteit was deze strategie logisch, maar in de post-Koude Oorlogsrealiteit van de jaren negentig faalde de strategische alliantie door de complexiteit van de conflicten waar ze haar belangen wilde veilig stellen. Zo had ze bijvoorbeeld problemen met het anticiperen op het Balkan-conflict.[48] Michael Hechter schreef in 2000 dat “Recent Years have witnessed a virtual epidemic of nationalist violance in the world. In 1994, for example, 18 of the 23 wars being fought in the world were based on nationalist or ethnic challanges to states.(…)”[49] Het waren deze multi-polaire conflicten die het de internationale gemeenschap (VN) en derde actoren (individuele staten en allianties) moeilijk maakten om daadwerkelijk en efficiënt te kunnen ingrijpen in conflicten.[50]
Om in te spelen op de sterk gewijzigde internationale constellatie, schreef de NAVO haar Nieuw Strategisch Plan. Op een vergadering in Kopenhagen keurden de ministers van Buitenlandse zaken van de NAVO-landen het Europese streven naar een eigen veiligheids- en defensiebeleid goed, zij het binnen het bondgenootschap met de VS. Waar de alliantie vroeger alleen maar refereerde naar een aanval op een lidstaat zelf (artikel 5) werd dit nu verruimd. Immers, de kans dat een natie of een andere alliantie een NAVO-lidstaat zou aanvallen was door het wegvallen van het Sovjetblok gereduceerd tot bijna nihil. Daarom werden de bevoegdheden uitgebreid en verklaarde de NAVO zichzelf gemachtigd om in te grijpen in materies (vaak conflicten) waar het belang of de belangen van een lidstaat bedreigd werden.[51] Dit rechtvaardigde het ingrijpen in Kosovo bijvoorbeeld, waar het argument van de bedreiging van de democratie en humaniteit één van de officiële beweegredenen was.[52]
Een tweede aanpassing, naast het Nieuw Strategisch Plan, was het opnemen van nieuwe lidstaten, meer bepaald van oud-Warshaupact-leden. De vraag van de vroegere satellietstaten om toetreding tot de Navo en de EU was bijzonder sterk. Het hield immers respectievelijk een militaire bescherming in tegen een mogelijke Russische agressie (die angst zat er vrij diep in na 40 jaar Sovjetbezetting) en een economische integratie in het economische wereldsysteem. Op 12 maart 1999 traden Tsjecië, Hongarije en Polen toe tot de NAVO. De Poolse politici waren opgetogen. De minister van Buitenlandse Zaken Bronislaw Geremek riep in zijn euforie zelfs uit dat voor Polen pas op dat moment een einde kwam aan de Tweede Wereldoorlog. De reacties van andere staten waren echter verdeeld. Ze vreesden de reactie van Rusland. Het feit dat een vroegere Russische partner toetrad tot de militaire alliantie van de vroegere vijand zou wel eens negatieve reacties kunnen losmaken bij Russische machthebbers. De West-Europese staten reageerden ook niet enthousiast. Wat is de verklaring hiervoor? Wallerstein stelt het als volgt. In de nieuwe constellatie vond de VS twee argumenten die het voortbestaan van de NAVO konden rechtvaardigen. Een eerste was dat de NAVO nodig was om de zogenaamde schurkenstaten aan banden te leggen. De tweede was dat de NAVO noodzakelijk was in het Balkan-conflict. De Europeanen konden zich echter in geen van beide argumenten volledig vinden. Zij waren het enerzijds vaak niet eens met de VS over de te volgen politiek naar Irak toe, en anderzijds hadden zij moeite met de rolverdeling die de VS had uitgedacht in de Balkan-crisis: de VS zoud de luchtmacht leveren, de Europeanen de grondtroepen. Deze elementen zorgden volgens Wallerstein voor spanningen tussen de twee grootmachten. Zoals eerder gesteld lieten de Europese leiders de NAVO niet aan zijn einde komen omdat zij geen alternatief klaar hadden. In deze troebele periode kwam de gretige vraag tot toetreding tot de NAVO van vroegere Oostbloklanden. Aanvankelijk was de reactie van zowel de EU als de VS koel en werden er pogingen gedaan om de zaak op de lange baan te schuiven. De Poolse lobby richtte zich daardoor meer op de VS en de daar wonende hoog gepositioneerde Poolse immigranten. Eens de bal aan het rollen was in de VS, kon niets een toetreding meer in de weg staan. De Europese lidstaten durfden ook niet tegen een toetreding te stemmen, om de diplomatieke verhoudingen niet te schaden.[53] Deze korte casestudy schets voor een deel de moeilijkheden waar de NAVO in de jaren 90 mee kampten en de pogingen die werden ondernomen om daar op in te spelen. Maar opmerkelijk in dit artikel van Wallerstein, is zijn slotconclusie, die als volgt luidt: “What may more important is the fact that a few days before the admission of the tree countries to NATO Tony Blair got on the bandwagon of establishing a European Army, one that would be autonomous from NATO and one almost certain not to include the tree newly-admitted NATO members.”[54]
2.3. De NAVO in de toekomst: transitie van hegemonie
De analyse is nu ver genoeg gevorderd om tot de centrale vraagstelling te komen. Welke functies kan de NAVO in de toekomst aangemeten worden, met in acht name van de wereldsysteemtheorie (verschuivende hegemonieën) en het einde van de Koude Oorlog?
Alles wijst er op dat de kern van het economisch wereldsysteem aan een transitie bezig is. Deze transitie zal niet eindigen met Europa of Japan in een kernpositie, zoals sommigen misschien verwachten of zelfs hopen, om de eenvoudige reden dat de economieën van beide machtsblokken te oud zijn. Zeer waarschijnlijk zullen het India en China zijn die de fakkel overnemen, en zullen de VS en Europa respectievelijk in de semi-periferie belanden en blijven. Het meest waarschijnlijke is de hypothese dat India even de dominante positie zal waarnemen, maar nog met een sterke invloed van de VS. Maar uiteindelijk zal het China zijn die de positie van de VS definitief overneemt.
Het zijn conclusies en stellingen die als ridicuul en onrealistisch worden afgedaan, maar die mening deel ik niet. Het is juist zinvol om er serieus bij stil te blijven staan. Dat India een belangrijke macht is op dit moment zal niemand ontkennen. Wat er zich afspeelde op de WTO-top in Doha geeft een goed beeld van die macht. India ging op het laatste moment dwars liggen over de ontwerptekst voor de agenda van een nieuwe ministeriële conferentie over handelsafspraken. Volgens De Standaard[55] “leek het er sterk op dat de VS en de EU er op gegokt hebben dat New Delhi niet zou durven om een mooi akkoord dat ze onderling hadden afgesloten, te kelderen.” En eerder in het artikel: "De ultieme aanpassingen die India in de wacht sleepte, hebben ook de WTO zelf gered. (…) Een nieuwe mislukking, zoals in Seattle, zou wellicht het voortijdige einde van de WTO betekend hebben.” Twee citaten die toch veelzeggend zijn. De macht van India wordt nog versterkt door het feit dat het land samen met China wordt gezien als de leider van de Derde Wereldlanden. Het paradoxale hiervan is dat hoe sterker de machtspositie is, hoe meer kans er is dat India (en China) leiders zullen worden ten koste van de Derde wereldlanden. Deze argumentatie wordt ook nog versterkt vanuit de systeemtheorie van Wallerstein. Een van de kerngegevens die hoger werden beschreven is de arbeidsverdeling over de wereld, en die is o.a. af te leiden uit de scholingsgraad. In India is het hoger onderwijs van goede kwaliteit en van grote kwantiteit. Indiase ingenieurs, managers, enzovoort, bekleden over heel de wereld kaderfuncties. Uiteraard is dit soort braindrain meestal niet positief voor een land, maar voor India is het misschien een investering op lange termijn. Wanneer zij het proces van internationale machtsverwerving in de toekomst voortzetten, zal het voor de hooggeschoolden interessanter worden om te blijven maar vooral om terug te keren naar hun thuisland. En dan brengen ze een schat aan intellectueel kapitaal via hun buitenlandse ervaring met zich mee.
Voor China liggen de zaken nog iets anders. China is op dit moment nog geen dominante macht. Om die positie te kunnen verwerven zal zij moeten participeren in de wereldeconomie. Aan die voorwaarde is sinds november officieel voldaan. Het land was immers voor de eerste keer aanwezig op een topconferentie van de WTO. Wanneer China volwaardig kan participeren in de ‘vrije markteconomie’ is moeilijk te zeggen. De ene maand zijn de nieuwsberichten erover positief, de maand erna weer een stuk pessimistischer. Ter illustratie enkele krantenkoppen uit De Standaard van de laatste twee jaar. “China blijft op koers voor WTO-lidmaatschap”[56], “China hoopvol over toetreding”[57], “China en WTO hebben nog veel werk”[58], “De stille strijd in China. Het land dreigt achterop te geraken met economische hervormingen”[59] “WTO stemt toe met lidmaatschap China”[60], “China zet economische hervormingen op laag pitje”[61], “Shangai symboliseert razendsnelle ontwikkeling Chinese economie”[62]. De moeilijkheden zijn te situeren op verschillende vlakken. Het belangrijkste element is het feit dat China voor een gigantische wisseling van de wacht staat. Zo moet Jiang Zemin vervangen worden evenals drie kopstukken uit het zevenkoppig politbureau. Daarnaast wordt 40% van het centrale partijcomité vervangen. Deze machtswisseling gaat uiteraard gepaard met hevige strijd en concurrentie, die zijn weerslag heeft op het beleid. De noodzakelijke beslissingen die de geëiste hervormingen voor de toetreding tot de vrije markt mogelijk moeten maken, worden op de lange baan geschoven.[63] Het gaat onder meer over de 100.000 inefficiënte staatsbedrijven die failliet moeten gaan opdat ze vervangen kunnen worden door efficiëntere privé-ondernemingen. Dit is een tijd gelukt. Zo produceerde de private sector in 1998 nog maar 20% van het BNP, waar dat in 2000 reeds 40% was.[64] Maar in oktober dit jaar lezen we het volgende in de kranten: “Deze week bleek echter dat Peking de tegenovergestelde richting uitgaat. Het Chinese hooggerechtshof heeft de provinciale rechtbanken opgedragen geen faillissementszaken meer te aanvaarden, als het gaat om bedrijven met meer dan 50 miljoen renminbi (6,82 miljoen euro) aan activa. Daar vallen zowat alle staatsbedrijven onder. En niemand weet wanneer de langverwachte wet op de faillissementen er eindelijk komt.”[65] De oorzaak van deze koersverandering lijkt ingegeven door een algemeen gevoel van onrust, waar 11 september wel voor iets tussen zit. Wanneer deze machtswisseling voltrokken zal zijn, de ruimste prognoses zeggen voorjaar 2003, zal China haar potentieel aan wereldmacht en zelfs wereldhegemonie kunnen genereren, kernstaat worden en India terug de semi-periferie in duwen. Dat de betrokken landen deze evolutie (die heel wat mogelijkheden voor hen opent) aanvoelen, versterkt deze hypothese. Waarom zou China al de moeite van al die moeilijke hervormingen doen, riskeert het vaak in haar hervormingen de sociale stabiliteit, als het er op lange termijn geen profijt uit zou halen? En India van haar kant is niet happig op de toetreding van haar grote broer China. Dit zou ook haar stugge houding in Doha verklaard.[66] Al deze argumenten verdwijnen echter bijna in het niets bij dat éne, al wat klassieke: China vertegenwoordigt 1,3 miljard mensen, India meer dan een miljard, samen meer dan een derde van de wereldbevolking. In een economisch wereldsysteem betekent dit een gigantische afzetmarkt, maar ook een gigantische concurrentiepool. Een blok waar je niet naast kunt, en dat bij deelname aan het systeem heel zwaar weegt. Het kan niet anders dan dat deze herpositionering gevolgen heeft voor de niet-economische internationale verhoudingen, zoals het veiligheidsbeleid van landen.
Als de redenering die hier werd opgebouwd klopt, dan betekent dat China over de lange termijn de hegemoniale macht wordt in de wereld. Zoals eerder gesteld, zal de NAVO dan niet meer kunnen instaan voor onze veiligheid doordat er allianties kunnen gebouwd worden die minstens even sterk zijn dan de NAVO-alliantie. Het wordt dus plots niet meer zo denkbeeldig dat een NAVO-lidstaat wordt aangevallen, iets wat op dit moment nog onwaarschijnlijk is door de suprematie van de VS.
De logische oplossing voor het toekomstig veiligheidsbeleid die volgt uit deze analyse is de noodzaak van een sterke, democratische en daadkrachtige VN, een hervormde VN dus, waar het vetorecht in de veiligheidsraad wordt afgeschaft en het systeem van permanente leden ernstig herdacht wordt. Op zich is dit een eis die al lang wordt gevraagd door o.a. democratisch links in het Westen en de kleine staten in het Zuiden. Deze eis wordt in het algemeen opzijgeschoven als utopisch en niet realistisch. Toch biedt de wereldsysteemtheorie daar een pragmatische oplossing die rekening houdt met de machtsverhoudingen tussen de staten.
Het lijkt er op dat we nu in een machtsvacuüm terecht gaan komen waar, net als Duitsland, Japan en de VS in het begin van de 20ste eeuw, een aantal staten dingen naar de wereldhegemonie. India en China lijken daar de sterkste kandidaten voor te zijn. India staat op zich verder in het proces dat hen sterker maakt in het kapitalistische wereldsysteem dan China, maar China zal op de langere termijn meer kapitaalsaccumulatiepotentieel ontwikkelen. De verwachting is dat op het korte moment dat India van de hegemonie proeft, er hervormingen binnen de VN kunnen doorgevoerd worden. Immers, de VS als wegkwijnende hegemoniale staat heeft er alle belang bij om de VN meer slagkracht te geven omdat zij zwakker komen te staan in het wereldsysteem. China zal die hervormingen logischerwijze proberen tegen te houden, maar heeft daar (voorlopig) de hegemoniale macht nog niet voor. India zou op zich dit proces van internationale democratisering kunnen tegenhouden, maar het feit dat zij snel zullen voorbijgestoken worden door China zal het land open doen staan voor dit proces. Aldus is er binnen dit en 50 jaar heel wat mogelijk.
Besluit
Vanuit de studie van het verleden blijkt dat er in de verhoudingen in de wereld een bepaald systeem is terug te vinden, dat economisch bepaald is en gevoed wordt door het kapitalisme. Doorheen de moderne geschiedenis hebben 3 staten een hegemoniale positie ingenomen binnen dit wereldsysteem. Het begin van de 21ste eeuw is gesitueerd in de neergang van de laatste hegemoniale macht, de VS. De opkomende staten zijn India maar vooral China. Deze stelling wordt onderbouwd vanuit de internationale politiek, zoals de posities van de vernoemde staten in de WTO.
Het is deze verschuiving in hegemonie die veel mogelijk kan maken op vlak van hervorming van internationale instellingen, en dit door het ontstaan van een tijdelijk machtsvacuüm. Hoe die hervormde VN er zal moeten uitzien werd niet in detail behandeld, omdat dat werk is voor een veel uitgebreider onderzoek, en nog niet echt relevant voor dit debat. Waar het wel over gaat is dat de NAVO volgens deze theorie in de toekomst een factor van onveiligheid zal worden, in plaats van een alliantie dat België en Europa veiligheid garandeert.
Persoonlijke reflectie
Ik ben nu al een tijdje de wereldsysteemtheorie aan het bestuderen en geraak er met de dag meer en meer door gefascineerd. Wallerstein verwerpt het idee van voorspellingen, maar toch blijken prognoses die hij maakt vaak uiterst kort op de bal te spelen. In het interview op Radio drie waar ik een aantal keren naar refereer, vermeldt hij bijvoorbeeld het moslimfundamentalisme als toekomstige gevaar voor het kapitalistische wereldsysteem waar dat vroeger het communistische gedachtegoed was. Een tweede element is het feit dat hij zijn thesen bijzonder nauwgezet onderbouwd, en bijgevolg heel wat literatuuronderzoek achter de rug heeft.
Een eigen idee, afgeleid uit alle elementen die Wallerstein en zijn studiecentrum aanbieden maar waar ik nog geen literatuur heb gevonden, maakt de hervorming van de NAVO nog realistischer. Wallerstein stelt dat het economisch wereldsysteem tot stand is gekomen door het ontstaan van de souvereine staat. Ten tweede beschrijft hij de crisis van het kapitaisme. Nu, ik stel, en dat zou misschien nog wel een zinvolle onderzoeksvraag zijn, dat er misschien nu een verschuiving ga komen van de souvereiniteit van de staat naar de souvereiniteit van de internationale gemeenschap. In dit kader zal de VN een vanzelfsprekendheid worden, die na een bepaalde tijd even vanzelfsprekend zal zijn als de organisatie van de huidige souvereine democratische staten. Maar daar kan ik nog geen weteschappelijke onderbouw voor geven in dit werk.
home | lijst scripties |
[1] I. Wallerstein, The modern Worldsystem I. Capitalist Agriculture and the origins of the European World-economy in the Sixteenth century, New York, Academic Press, 1974 (boek).
[2] J.P. Rondas, Wereldbeeld: Het wereldbeeld volgens Immanuel Wallerstein, Radio 3, 11-01-1998 (radio). Dit programma is op te vragen bij Klara, in principe 500BEF te betalen.
[3] I. Wallerstein, The modern Worldsystem I. Capitalist Agriculture and the origins of the European World-economy in the Sixteenth century, New York, Academic Press, 1976 (boek), pp 229-233.
[4] I. Wallerstein, The modern Wordlsystem I., o.c.
[5] Ik gebruik het begrip ‘multinationale ondernemingen’ in plaats van ‘transnationale ondernemingen’ bewust, om het onderscheid in visie tussen Wallerstein en iemand zoals Hobsbawn te benadrukken. Die stelt in zijn ‘Eeuw van uitersten’ (E. Hobsbawn, Eeuw van Uitersten 1914-1991, Amsterdam, het Spectrum, 1995 (boek), pp 322-325.) dat een transnationale economie een systeem van economische activiteiten is waarvoor staatsgrenzen en staatsterritoria niet het raamwerk vormen, maar alleen hinderlijke factoren. Wallerstein zelf stelt dat die ondernemingen juist de staat broodnodig hadden als legitiem middel om aan maximale kapitaalsaccumulatie te doen.
[6] I. Wallerstein, The modern Worldsystem I., o.c.
[7] J.P. Rondas, o.c.
[8] H. Van der Wee, H. Houtman-Desmedt, o.c., pp 65-66.
[9] zie o.m.; H. Houtman-Desmedt, L. Cuyvers, o.c., p 410 e.v.; H. Van der Wee, H. Houtman-Desmedt, o.c., pp 141 – 145.; R. Havenaar, o.c., pp 36-37.; en vele andere werken.
[10] J.P. Rondas, o.c.
[11] Houtman-Desmedt, H. & Cuyvers.L., o.c., p 515-516
[12] ibid., p 29.
[13] J.P. Rondas, o.c.
[14] B. Touchman, De waanzinnige 14de eeuw, Amsterdam/Brussel, Elsevier, 1978 (boek). (Bijvoorbeeld pp 207-213)
[15] I. Wallerstein, Het Moderne Wereldsysteem Deel II. Mercantilisme en de consolidatie van de Europese wereldeconomie 1600-1750, Weesp, Heureka, 1983 (boek), p22.
[16] ibid., pp31-32.
[17] ibid., pp 46-55.
[18] L. Abicht, “Immanuel Wallersteins wereldsysteem” in Streven, 64, (1997), 9, pp 815-822.
[19] I. Wallerstein, The modern worldsytem III. The second era of great expansion of the capitalist world-economy 1730-1840, San Diego, Academic Press, 1989 (boek), pp 113-179.
[20] H, Van der Wee, en H. Houtman-De smedt, o.c., p65.
[21] J.P. Rondas, o.c.
[22] B. Kerremans, Internatioanle politiek sinds 1945, Leuven, Acco, 2002 (boek).
[23] R. Havenaar, o.c., pp 195-199.
[24] I. Wallerstein, How strong is the superpower?, New York, Binghamton University, 1-10-1998, http://fbc.binghamton.edu/commentr.htm
[25] Indirect af te leiden uit de literatuur over de internationale politiek van na 1945, zoals; P. Van de Meersche, Internationale politiek 1945-2001 Feiten en interpretaties, Leuven, Acco, 2002 (boek).; R. Havenaar, o.c. pp 91-94 .
[26] R, Havenaar, o.c., pp 195-199.
[27] E, Hobsbawn, Een eeuw van uitersten De twintigste eeuw 1914-1991, Nederland, Het Spectrum., 1994 (boek).
[28] W. G. Martin, “Stille partners and still dissident after all these years? Wallerstein, worldrevolutions and the worldsystem perspective” in Journal of world-systems research, VI, 2 Summer/Fall 2000, 234-236, New York, juli 2000, http://csf.colorado.edu/jwsr.
[29] T.K. Hopkins, I. Wallerstein e.a., The age of transition: trajectory of the worldsystem 1945-2025.London: Zed Books. pp 98-138.
[30] I. Wallerstein, Het Moderne Wereldsysteem Deel I, o.c.; I. Wallerstein, Het Moderne Wereldsystem deel II. o.c.
[31] Opmerkelijk is wel dat Wallerstein nooit spreekt over moeten worden, maar over worden. Hij komt tot conclusies via wetenschappelijke analyse.
[32] B. Tromp, “Het systeem kraakt” in De Groene Amsterdammer, 03-12-1997, pp 22-24.
[33] B. Tromp, ibid.
[34] J.P. Rondas, o.c.
[35] ibid;
[36] Vandale, Groot Woordenboek der Nederlandse taal,
[37] J.P. Rondas, o.c.
[38] T.K. Hopkins, I. Wallerstein e.a., The age of transition: trajectory of the worldsystem 1945-2025, London, Zed Books, 1994 (boek), pp 98-138
[39] Losse gedachte bevestigd door Kolonel Hubert de Vos, van het Hoger Instituut voor defensie, in een gesprek op 4-03-2002
[40] E. Hobsbawn, Age of Emire 1870-1914, London, Micael Joseph Ltd, 1987 (boek), pp 302-327.
[41] M. Van den Wijngaert, L. Beullens, Oost West West Best. België onder de Koude Oorlog (1947-1989), Tielt, Lannoo, 1997 (boek), p54
[42] E. Hobsbawn, o.c., p 274.
[43] Gegevens uit een gesprek met Kolonel Hubert de Vos op 3 maart ’02
[44] ibid.
[45] I. Wallerstein, How strong is the superpower?, New York, Binghamton University, 1-10-1998, http://fbc.binghamton.edu/commentr.htm
[46] Gegevens uit een gesprek met Kolonel Hubert de Vos op 3 maart ’02.
[47] I. Wallerstein Commentary, “Terrorists, liberators, and the rest of us”, Fernand Braudel Center, Binghamton University, 1 maart 1999, http://fbc.binghamton.edu/commentr.htm
[48] R. Havenaar, o.c., p 434
[49] M. Hechter, Journal of World system research, VI, 2, summer/fall 2000, Departement of sociology University of Washington, 2000, http://cfs.colorado.edu/jwsr.
[50] R. Havenaar, o.c., p 434
[51] M. Van den Wijngaert, L. Beullens, Oost West West Best. België onder de Koude Oorlog (1947-1989), Tielt, Lannoo, 1997, p 48
[52] P. Van de Meersche, o.c. p 275
[53] I. Wallerstein, “The expansion of the Nato”How strong is the superpower?, New York, Binghamton University, 15-03-1999, http://fbc.binghamton.edu/commentr.htm.
[54] ibid.
[55] B. Bulcke, “Nieuw handelsoverleg start in januari”, De Standaard, 15/11/2001.
[56] Reuters, “China blijft op koers voor WTO-lidmaatschap”, De Standaard, 08/12/1999.
[57] Reuters, “China hoopvol over toetreding tot WTO”, De Standaard, 13/04/2000.
[58] G. De Jonqières, “China en WTO hebben nog veel werk”, De Standaard, 27/05/2000.
[59] J. Kynge, “De stille strijd in China. Het land dreigt achterop te geraken met economische hervormingen. De Standaard, 09/03/2000.
[60] ANP, “WTO stemt toe met lidmaatschap China”, De Standaard, 17/09/2001.
[61] J. Kynge, R. McGregor, “China zet economische hervormingen op een laag pitje”, De Standaard, 31/10/2001.
[62] S. Michielsen, “Shangai symboliseert razendsnelle ontwikkeling Chinese economie”, De Standaard, 20/11/2001.
[63] J. Kynge, o.c.
[64] J. Kynge, “China, de rijzende ster. Een economie van contradicties werkt zich op het voorplan”, De Standaard, 26/07/2000.
[65] J. Kynge, R. McGregor, o.c.
[66] B. Bulcke, “Nieuw handelsoverleg start in januari” De Standaard, 15/11/2001.