Muziekverenigingen in Brabant tijdens de 19e eeuw. (Griet Lemmens)

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

 

Inleiding

 

1.Probleemstelling en benaderingswijze

 

Door mijn lidmaatschap van verschillende muziekverenigingen werd de interesse gewekt om 'iets' te doen met het rijke verleden van de amateurmuziekbeoefening. Deze vorm van vrijetijdsbesteding heeft immers al twee eeuwen overleefd, een periode waarin toch wel wat veranderingen plaatsgegrepen hebben. Vele vragen kwamen hierbij in me op: hoe en wanneer zijn de eerste muziekverenigingen ontstaan? Vanwaar het grote succes van dergelijke verenigingen in de tweede helft van de 19e eeuw? Hoe komt het dat er zelfs in het kleinste dorp vaak twee concurrerende verenigingen waren? Hoe was zo'n vereniging vroeger georganiseerd? Wie speelde er in mee? Tijdens het ordenen van deze vragen en het zoeken naar bronnen kregen onderwerp en periode langzaam vorm. De regio die we zouden bestuderen lag al bij het begin vast. Het is voor dit onderzoek immers belangrijk dat men de verenigingen waarover het gaat kent en dat men vertrouwd is met de bestaande overkoepelingen. Daarom viel de keuze op de eigen provincie Brabant. Omdat over deze provincie, in tegenstelling tot andere, tot nu toe geen synthesewerk verscheen, besloten we om een vrij algemeen onderzoek te voeren dat als basis en aanzet kan dienen voor meer gedetailleerde studies. We kozen dan ook voor een vrij ruime periode en regio. We bestuderen heel Brabant in haar 19e-eeuwse vorm. Deze provincie heeft in de 20e eeuw een aantal veranderingen ondergaan, zodat een meer exacte afbakening hier wel nodig is. De zuidoostelijke hoek van de provincie met de gemeenten Landen, Walshoutem, Attenhoven en Neerwinden maakte tot 1862 deel uit van de provincie Luik. De gemeentefusies van 1976 deden de grenzen van de provincie ook nog even verschuiven. De gemeente Muizen werd een deelgemeente van het Antwerpse Mechelen en ging bijgevolg tot die provincie behoren. De recente federalisering van het land verdeelde de provincie in Vlaams- en Waals-Brabant en Brussel. Ten gevolge van deze opdeling is ook heel wat materiaal verspreid geraakt. De provinciale collectie streekliteratuur is verspreid over drie locaties. Wanneer we van de huidige kaart al deze verdelingen, grensveranderingen en fusies wegvegen, bekomen we een beeld van de provincie die we in deze verhandeling zullen onderzoeken.

De onderzochte periode is de 19e eeuw, maar ook hier zien we de afbakening vrij ruim. We keren om te beginnen nog even terug naar de 18e eeuw om te zien hoe het allemaal begonnen is. Aan het eind van de eeuw doen we nog even een stapje verder tot in 1914, omdat dan een eerste echt breekpunt komt in het steeds groeiend aantal muziekverenigingen.

Tenslotte willen we nog het onderwerp nader bepalen. Vele auteurs die over het verleden van de muziekverenigingen schrijven hebben het alleen over de harmonies en de fanfares. Koren worden soms in margine behandeld en soms helemaal niet. Omdat de koren toch een belangrijke plaats innemen, vooral in het muziekleven in de steden besteden we er ook aandacht aan. In het tweede deel ligt de nadruk eerder op harmonies en fanfares, omdat we desbetreffend de meeste monografieën en archieven vonden. Het gevonden bronnenmateriaal bepaalt grotendeels de behandelde aspecten. Uit de verschillende tellingen weten we hoeveel verenigingen er waren, in welke gemeenten of steden zij actief waren, hoeveel muzikanten er waren en hoe groot het aandeel was van harmonies, fanfares en koren. Deze aspecten worden in het eerste deel behandeld. In de verenigingsarchieven vinden we reglementen die ons inlichten over organisatie en regels; kasboeken vertellen ons iets over de financiële toestand en correspondentie zegt meer over activiteiten. Deze aspecten worden dan ook verder uitgediept in het tweede deel.

Het gebruikte materiaal is in te delen in bronnen die het hele land of een provincie behandelen en bronnen of werken betreffende één specifieke vereniging. Deze tweedeling heeft zijn weerslag op de globale structuur van onze studie. In het eerste deel wordt de groei van de amateurmuziekverenigingen in zijn geheel bekeken. We gebruiken vooral cijfermateriaal om de evolutie te schetsen van het aantal verenigingen en het aantal uitvoerders, en om de verhouding tussen de verschillende verenigingsvormen en tussen stad en platteland te duiden. In het tweede deel gaan we kijken naar de verenigingen zelf en bespreken we verschillende aspecten uit het bestaan van een vereniging: stichtingsredenen, leden, organisatiestructuur. We bespreken voor elk onderdeel de algemene tendensen en behandelen daarbij één of meerdere voorbeelden.

 

 

2. Werkwijze

 

De eerste verkenning polste naar de beschikbaarheid van voldoende en betrouwbare bronnen. Meer specifiek zochten we naar 19e-eeuwse bronnen die een opsomming geven van de bestaande muziekverenigingen. Een goed vertrekpunt was Harmonies en Fanfares in 150 jaar België, een tentoonstellingscataloog uitgegeven door het Gemeentekrediet. Hierin vonden we een verwijzing naar de werken van E. Jacops, A. Thys en J. Dufrane die in de periode 1853-1895 informatie verzamelden over de bestaande koren en muziekverenigingen. Er zijn ook nog algemene gegevens over de Belgische muziekverenigingen te vinden in officiële tellingen. Algemene statistische gegevens over België zijn opgenomen in tienjaarlijkse uitgaven van het Exposé de la situation du Royaume; daarin vonden we voor de periode 1850-1900 het aantal Belgische verenigingen, al dan niet opgedeeld per provincie. De provincie Brabant gaf jaarlijks een Mémorial administratif uit. Daarin werden voor de periode 1838-1880 lijsten opgenomen van de verenigingen die provinciesubsidies ontvingen. Beide bronnen kunnen cijfermateriaal leveren voor een kwantitatieve benadering van de groeibeweging in de amateurmuziekbeweging.

Naast algemeen bronnenmateriaal zochten we naar algemene werken over muziekverenigingen in België. Er bleken reeds werken te zijn geschreven over de harmonies en fanfares in verschillende Belgische provincies, enkel aan Luik en Brabant werd nog geen synthesewerk gewijd. In 1980 organiseerde het Gemeentekrediet een tentoonstelling rond Harmonies en Fanfares in 150 jaar België, waarbij bovengenoemde catalogus werd uitgegeven, die een beknopt maar degelijk overzicht geeft van de verschillende aspecten van het muziekleven. Dit werk werd verdergezet in publicaties van het Gemeentekrediet over Limburg en drie Waalse provincies: Harmonies en Fanfares in Limburg, Harmonies et Fanfares en Hainaut occidental, Harmonies et Fanfares en Luxembourg en Harmonies et Fanfares en Namurois. Een verdere zoektocht bracht ons bij G. Vermote en C. Baeten, Harmonies, fanfares en brassbands in de provincie Antwerpen. Verder ook bij enkele licentiaatsverhandelingen over de amateuristische verenigingen in West- en Oost-Vlaanderen geschreven aan de Rijksuniversiteit van Gent en de Katholieke Universiteit van Leuven.[1]

De overkoepelende federaties voor muziekverenigingen in België konden ons met hun uitgaven van dienst zijn. Het Koninklijk Muziekverbond gaf een boek uit ter ere van het vijftigjarig bestaan van de muziekfederatie Brabant, waarin een bijdrage is opgenomen over de historische evolutie van de muziekverenigingen in de provincie. Vooral interessant is het laatste hoofdstuk met een korte beschrijving en historiek van de aangesloten verenigingen[2].

Fedekam, de federatie voor katholieke muziekverenigingen, deed hetzelfde naar aanleiding van 25 jaar Fedekam Brabant[3]. Hierin vonden we eveneens een korte historiek van een aantal aangesloten maatschappijen. Beide federaties beschikken over een eigen tijdschrift: Caecilia, van het Koninklijk Muziekverbond, en Fedekamnieuws, van Fedekam. Deze tijdschriften geven regelmatig een verslag van een eeuwfeest of van andere feestelijkheden bij een aangesloten vereniging, waarbij soms ook een korte historiek geschreven wordt.

De belangrijkste uitgaven van Fedekam worden bewaard in het KADOC te Leuven. Voor de publicaties van het Koninklijk Muziekverbond moet men te rade gaan bij het bestuur van de vereniging. Fedekam heeft ook nog zijn Muziekcentrum in Kortrijk. Zij beschikken over een kleine bibliotheek met o.a. monografieën van muziekverenigingen. We vonden er ook vrijwel alle verhandelingen die aan de verschillende universiteiten en conservatoria gemaakt zijn rond harmonie en fanfare.

Meer specifieke informatie omtrent de Brabantse verenigingen zijn we verder gaan zoeken in geschiedenissen van verenigingen en in dorpsgeschiedenissen. Een goede vindplaats hiervoor was de Provinciale Bibliotheek in Leuven. Ook in de afdeling Belgische Bibliografie van de Koninklijke Bibliotheek werden nog heel wat interessante dorpsgeschiedenissen gevonden.

Een aantal verenigingen publiceerden hun historiek in Brabantse tijdschriften als Eigen Schoon en de Brabander en De Brabantse Folklore en Geschiedenis.

Tenslotte gingen we op zoek naar bronnenmateriaal van of over een aantal Brabantse verenigingen. We hebben dit bronnenonderzoek vooral in de steden uitgevoerd.

Over het muziekleven in Leuven zijn reeds meerdere verhandelingen geschreven; we wisten dus dat er in het Stadsarchief voldoende informatie zou te vinden zijn. Verrassend veel informatie vonden we ook in het Stadsarchief van Diest. We kunnen slechts enkele aspecten van de Diestse muziek behandelen maar het muziekleven in deze stad verdient zeker een meer uitgebreide behandeling. In Tienen was de zoektocht minder succesvol: er werden geen bronnen gevonden die rechtstreeks betrekking hadden op het muziekleven in de stad. In Aarschot wordt in het Stedelijk Museum het hele archief van de ter ziele gegane Harmonie bewaard.

In de gemeentearchieven gedeponeerd in het Rijksarchief bevindt zich één bundel met betrekking tot de fanfare van Rillaar. Het uitkammen van correspondentie en verslagen van de gemeenteraad in de Brabantse gemeentearchieven leek ons niet nuttig in het kader van een globaal onderzoek. Omdat de meeste gemeentearchieven nog ter plaatse worden bewaard zou dit een zeer tijdrovend werk zijn met een waarschijnlijk pover resultaat. De meeste bronnen betreffende het muziekleven op het platteland zijn waarschijnlijk in het archief van de nog bestaande verenigingen te vinden, als het al niet verloren of vernietigd is. Een kleine rondvraag in naburige gemeenten leerde ons dat de archieven vanaf 1945 goed bijgehouden zijn, maar dat er van 19e-eeuws bronnenmateriaal weinig te bespeuren valt. We konden wel beschikken over het archief van harmonie St Martinus van Overijse, één van de oudste van de provincie.

We pretenderen niet dit onderwerp uitputtend te hebben behandeld. Het vooronderzoek op lokaal niveau is daarvoor nog ontoereikend en de omvang van over de provincie verspreid materiaal te groot.

 

 

3. Bronnenbespreking

 

3.1. Bronnen voor het kwantitatieve deel

 

1838-1880: Exposé de la situation administrative de la province du Brabant

Reeds in de Nederlandse tijd gaf men jaarlijks een Bestuurlijk Memoriaal uit, met daarin de besluiten van het provinciaal bestuur. In de jaren dertig ging men daaraan een verslag koppelen van de uitgaven aan wegen, scholen, eredienst, enz. Dit Exposé gaf elk jaar een lijst van de verenigingen die subsidies kregen. Voor de 19e eeuw vonden we subsidies voor muziekverenigingen terug van 1838 tot 1848 en van 1853 tot 1880. Na 1880 werd er plots niet meer gesproken over de muziekverenigingen. De verenigingen werden in de beginjaren niet bij naam genoemd maar opgesomd als “société de Assche, Campenhout, …”. Wanneer er in een gemeente meerdere verenigingen actief waren werd de naam wel vermeld. In de uitgaven van 1838, 1840, 1841 en 1843 krijgen we ook een totaalcijfer voor de Brabantse verenigingen; voor de volgende jaren kunnen we alleen vaststellen hoeveel en welke verenigingen gesubsidieerd worden. In de Centrale Bibliotheek van de K.U. Leuven vonden we bij de overheidspublicaties deze provinciale Exposé, opgenomen in het Bestuurlijk Memoriaal en in de verslagen van de Conseil provincial du Brabant.

 

1851: Exposé de la situation du Royaume

In dit document werden statistische gegevens over België bijeengebracht. In augustus 1851 werd een telling gehouden onder de Belgische muziekverenigingen. Een tabel met het aantal verenigingen en uitvoerders in België per provincie en per arrondissement is verdeeld in steden en gemeenten; tevens wordt een onderscheid gemaakt tussen instrumentale en zangverenigingen. Tenslotte wordt de periode van stichting vermeld.

Om verwarring te vermijden tussen de "Exposés" zullen we de Exposé de la situation du Royaume afkorten tot SG (Statistique Générale), de Exposé de la situation administrative de la province de Brabant tot MA (Mémorial Administratif).

 

1853: E. Jacops, Nomenclature des sociétés musicales de Belgique

De secretaris van de “Association royale des sociétés lyriques d’Anvers” is de auteur van een eerste lijst met informatie over de muziekverenigingen in België, gerangschikt per provincie. Hij haalde zijn informatie bij de verenigingen zelf, die hij schriftelijk om inlichtingen verzocht. Om zo veel mogelijk informatie te bekomen schreef hij de gemeenten ook aan om de verenigingen aan te sporen. In het archief van Leuven vonden we een brief terug van E. Jacops aan de burgemeester waarin hij deze vraagt de verenigingen die hem nog niet geantwoord hebben aan te sporen, vermits de informatie aan het einde van de maand moet binnen zijn.[4] Deze bron geeft van elke vereniging de naam, de stichtingsdatum en het aantal leden. In vele gevallen worden ook de naam van de bestuursleden, behaalde onderscheidingen en jaarlijkse activiteiten vermeld.

 

1855: A. Thys, Historique des sociétés chorales de Belgique

Hierin vinden we een algemene geschiedenis van het koorwezen. De auteur publiceert een officiële telling van koren uit 1841 en de telling van 1851, waarvan we de cijfers al vonden in de Exposé de la situation du Royaume. Hij geeft een beschrijving van alle bestaande en reeds verdwenen koren. Van een aantal geeft hij een uitgebreide historiek, van andere kan hij slechts vermelden dat ze aan een bepaald festival meegedaan hadden. Zijn informatie putte hij uit programma’s van concerten en festivals. De uitgebreide historieken komen waarschijnlijk van de verenigingen zelf.

 

1861: Exposé de la situation du Royaume

In 1865 werd een Exposé de la situation du Royaume uitgegeven, met betrekking tot de periode 1851-1861. Hierin vinden we de resultaten van een officiële telling van muziekverenigingen in 1861. Deze uitgave publiceert net als de vorige het aantal verenigingen en muzikanten per provincie, maar dan niet langer ingedeeld in arrondissementen. Er wordt binnen de instrumentale verenigingen wel een onderscheid gemaakt tussen fanfares, harmonies en symfonieorkesten.

 

1861: A. Thys, Les sociétés chorales en Belgique

Dit is een aangevulde en verbeterde uitgave van het werk uit 1855. De algemene geschiedenis van de koren wordt aangevuld met de aantallen en de namen van de verenigingen uit een officiële telling van 1859-1860. Zoals in de vorige uitgave geeft de auteur ook een uitgebreide bespreking van alle Belgische zangverenigingen.

 

1875 en 1900: Exposé de la situation du Royaume

De officiële tellingen laten respectievelijk 15 en 25 jaar op zich wachten. De gegevens over de Belgische muziekverenigingen worden niet meer opgesplitst per provincie: er worden alleen nog maar cijfers over het aantal fanfares, harmonies en koren in geheel België gegeven; het aantal uitvoerders wordt niet vermeld.

 

1880: J. Dufrane, Annuaire musical de la Belgique

Dit is de meest volledige lijst met informatie over de Belgische muziekverenigingen; hij is ingedeeld per provincie. Van de muziekverenigingen die hem informatie bezorgden vermeldt de auteur de stichtingsdatum, het aantal ereleden en leden met soms hun naam, het bestuur, het repetitielokaal en af en toe een korte historiek. Een vrij groot aantal korpsen antwoordde echter niet op zijn vraag en in dit geval beschikte hij enkel over de naam van de vereniging. In een aantal van deze gevallen is uit deze naam niet af te leiden om welk soort vereniging het gaat. Bijgevolg blijven er bij de telling van het aantal verenigingen in 1880 een aantal over die niet te specificeren zijn.

 

1884 en 1886: J. Dufrane, Annuaire musical de la Belgique

De bestudering van één provincie is moeilijker in de volgende uitgaven omdat de gemeenten van de 2e en 3e uitgave alfabetisch gerangschikt werden zonder aanduiding van de provincie. Hij geeft van de antwoordende verenigingen de stichtingsdatum, het bestuur, het aantal leden en het lokaal. De verenigingen die geen antwoord gaven op zijn vraag worden niet vermeld zodat het cijfermateriaal minder volledig is.

 

1890 en 1895: J. Dufrane, Annuaire musical de la Belgique

De gegevens worden in deze 4e en 5e uitgave in tabellen weergegeven, nog steeds alfabetisch gerangschikt. De tabellen zijn: gemeente, provincie, naam, genre, aantal leden, bestuur. De stichtingsdatum wordt niet vermeld.

 

1909, 1912-1914: Guide vade-mecum des sociétés chorales, fanfares, harmonies,

symphonies, conservatoires, academies, ecoles, professeurs, artistes-musiciens et

orchestres de Belgique

De titel geeft meteen de hele inhoud van deze gidsen, uitgegeven door het muziektijdschrift Le Diapason. Voor elke gemeente, gerangschikt per provincie en vervolgens alfabetisch, worden de aanwezige muziekverenigingen en muziekleraren opgesomd. Uitgebreide informatie betreffende de muziekverenigingen is hierin niet te vinden, naast de naam en het soort vereniging wordt regelmatig het aantal muzikanten vermeld; af en toe geeft men een stichtingsdatum.

 

3.2. Bronnen voor het sociale deel

 

Er zijn ongetwijfeld zeer veel bronnen te vinden die verband houden met het verenigingsleven in de 19e eeuw. Het probleem is echter dat deze meestal niet ondergebracht zijn in een archief maar ergens op een zolder van een bestuurslid liggen.

Over het stedelijke verenigingsleven zijn meestal nog wel bronnen te vinden in de stadsarchieven. Dit was het geval in Leuven en Diest. De archieven van de verenigingen zelf worden er niet bewaard maar wel de documenten uit de briefwisseling van de stad met de verenigingen. Deze zijn geordend per vereniging, naast de algemene documenten die op alle groepen betrekking hadden. Vanaf de jaren 1860 zijn in het Leuvense archief de reglementen van alle muziekverenigingen bewaard. Het was immers verplicht een reglement af te geven opdat de vereniging de goedkeuring van het stadsbestuur kon krijgen. In een aantal gevallen was het reglement vergezeld van een ledenlijst. Daarnaast vonden we in de beide archieven de briefwisseling van de verenigingen gericht aan de stad. Het gaat om aanvragen tot subsidie, vragen tot goedkeuring van een festival of concert, uitnodigingen e.d. Ook de gouverneur van Brabant correspondeerde regelmatig met de steden over hun muziekmaatschappijen.

In Aarschot vonden we het archief van de harmonie, die na haar opdoeking alle documenten in het stedelijk museum liet bewaren. Twee kasten met ongeordend materiaal bevatten vooral partituren, maar ook de administratieve bronnen werden bewaard. Uit de beginperiode vanaf 1821 vonden we alleen nog ledenlijsten. Het eerste reglement dateert van 1849 en de kasboeken zijn slechts vanaf 1872 bijgehouden.

 

In de gemeentearchieven bewaard in het Algemeen Rijksarchief vonden we slechts voor de gemeente Rillaar bronnen met betrekking tot de muziekvereniging. Het gaat om briefwisseling tussen de gemeente en de vereniging; ze betreft vooral financiële kwesties.

Ook nog in het Rijksarchief, vonden we in de documenten van de provincie Brabant één bundel met briefwisseling over de subsidiëring van verenigingen.

 

Door het globale karakter van onze studie hebben we minder gewerkt met privé-archieven. Voor het bestuderen van het muziekleven op het platteland hadden we meer aan beschikbare literatuur, nl. geschiedenissen van verenigingen zelf of dorpsgeschiedenissen. Deze maken meestal gebruik van archiefmateriaal uit privé-bezit. Een zeer interessant privé-archief dat we persoonlijk konden inkijken is dat van de harmonie St. Martinus van Overijse. Dit is één van de oudste verenigingen uit de provincie, gesticht in 1822. Ook uit deze beginperiode zijn er documenten bewaard gebleven: reglementen, verslagen van vergaderingen, programma’s, inkomkaarten, e.d.

We hopen dat deze verhandeling een aanzet mag bieden tot meer gedetailleerd onderzoek dat intensief kan gebruikmaken van het plaatselijk gemeentearchief en het beschikbare privé-archief.

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

 

[1] Haeghebaert, L. Terreinverkennend onderzoek naar de geschiedenis van de amateuristische muziekverenigingen in de provincie West-Vlaanderen gedurende de Nieuwste Tijden, onuitgegeven licentiaatsverhandeling, Gent, 1983. Verhelst, O. Harmonies, fanfares en brassbands in West-Vlaanderen: geschiedenis en evolutie, onuitgegeven licentiaatsverhandeling, Leuven, 1998. Ooms, H. Terreinverkennend onderzoek naar de elementen in het muziekleven in de periode 1770-1914, onuitgegeven licentiaatsverhandeling, Gent, 1982.

[2] Vannoppen, H. Koninklijke muziekfederatie Vlaams-Brabant v.z.w. 1946-1996, Leuven, 1996.

[3] 25 jaar Fedekam Brabant, sl, sd.

[4] SAL, Muziekverenigingen algemeen .