De Tweede Wereldoorlog in Middelkerke. Een korte aanfluiting van het democratisch bestuur. (Stefaan Ingelbrecht) |
home | lijst scripties | inhoud | vorige | volgende |
Hoofdstuk 2. De Meidagen van 40.
Toen het Duitse leger België binnenviel op 10 mei 1940 kon men niet spreken van een verrassing. Er waren in de tweede helft van de jaren dertig al talrijke tekenen die een oorlog aankondigden of op zijn minst de oorlogsdreiging deden toenemen.
In 1935 was er de herbewapening van Duitsland met de herinvoering van de algemene dienstplicht (maart 1935) en de bezetting van het Rijnland (7 maart 1936) dat na de Eerste Wereldoorlog gedemilitariseerd was. De internationale spanning werd versterkt door de Hitlers opzegging van het Locarno verdrag (6 maart 1936). Ook het uitbreken van de Spaanse burgeroorlog in juli 1936 droeg bij tot een toenemend spanning in Europa. Ten slotte was er de Italiaanse verovering van Ethiopië in oktober 1936. Bij deze laatste gebeurtenis viel vooral de machteloosheid van de Volkenbond op. Deze organisatie had onder andere als doel gewapende conflicten te voorkomen.
De Belgen trachtten te ontsnappen aan de internationale spanning en aan een nieuwe oorlog door een nieuwe onafhankelijkheids - of neutraliteitspolitiek. Tot 1914 was België op het internationaal toneel een neutraal land. De Eerste Wereldoorlog had daar verandering in gebracht. De Belgen wilden terug naar hun buitenlandse onafhankelijke positie en zegden op 6 maart 1936 het Frans – Belgisch Militair Akkoord op. Dit akkoord werd in 1920 afgesloten. Na de opzegging van het Militair Akkoord werd de nieuwe neutraliteitspolitiek van België geformuleerd tijdens een toespraak van de minister van Buitenlandse Zaken Spaak en door koning Leopold III tijdens de kabinetsraad van 30 juli 1936. De neutrale positie van België werd al snel aanvaard door de Europese grootmachten. Duitsland was de eerste in januari 1937. Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk volgden in april 1937.
De neutraliteitspolitiek van de Belgen werd in de periode tussen de aanvaarding van de buitenlandse mogendheden en de eigenlijke oorlog danig op de proef gesteld. Allereerst was er het toenemende vermoeden dat Duitsland een aanval zou inzetten in het westen. Vervolgens waren er de groeiende anti-Duitse sentimenten van de Belgische bevolking naar aanleiding van Hitlers acties in Oostenrijk en Tsjecho-Slowakije. Er waren zelfs geheime contacten tussen de Franse en Belgische legerleiding met als doel het opstellen van een gemeenschappelijke verdediging bij een eventuele Duitse aanval.
België bleef zijn nieuwe politiek trouw en verklaarde zich neutraal toen Duitsland samen met de Sovjetunie Polen binnenvielen. Als reactie op de inval verklaarden het Verenigd Koninkrijk en Frankrijk de oorlog aan Duitsland op 3 september 1939. Enkele dagen eerder had Leopold III namens de Oslogroep nog een oproep tot wereldvrede gedaan.
België mocht dan wel neutraal zijn, toch vertrouwde het kleine land Duitsland niet echt. De gedeeltelijke mobilisatie naar aanleiding van Hitler zijn optreden in Tsjecho-Slowakije en de volledige mobilisatie in augustus 1939 zijn daar getuigen van. Middelkerke ontsnapte niet aan de mobilisatie in augustus. In de eerste fase werden zo’n 150 mannen opgeroepen. Dit aantal liep naar het einde van de maand op tot 275.[36] De soldaten werden gestationeerd in de villa’s en hotels. De mobilisatie was niet goed voor het badseizoen. Het kusttoerisme leed dan ook onder de toenemende oorlogsdreiging: “De gespannen internationale toestand had vanaf 1938 een onmiskenbare terugslag op de kustbedrijvigheid. Het toerisme in al zijn vormen – het hotelwezen, de casino’s, de renbaan, de schouwburgen, het treinverkeer de Kanaaltrafiek – kende een forse teruggang. De werkgelegenheid daalde, er ontstond een crisis in de visserij.”[37]
In Middelkerke waren nog andere tekenen zichtbaar dat men de situatie niet gunstig inschatte. Op de dijk plaatste men een tanktoren voorzien van 47 mm geschut. Langs de ganse Belgische kust werden in totaal dertien dergelijke tanktorens gebouwd. Op het einde van 1939 werden oefeningen met afweergeschut gehouden op de dijk. Er werd een kamp opgericht zodat de soldaten continu zouden kunnen oefenen. Ten slotte was er nog de ‘loerdienst’. Deze bestond uit een ploeg van negen man die op het dak van hotel Excelsior de uitkijk hielden. Ze hadden de opdracht uit te kijken naar verdachte schepen en vliegtuigen. Knokke had ook zo’n ‘loerdienst’.[38]
België voelde zich dus niet zeker ten aanzien van Duitsland. Haar vermoeden werd bevestigd op 10 januari 1940 toen een Duits vliegtuig een noodlanding moest maken in België. Aan boord van dit vliegtuig bevond zich een Duitse majoor én aanvalsplannen voor het westen. België bracht Nederland, Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk op de hoogte. De Fransen en Britten wilden onmiddellijk de lage landen binnentrekken om er posities in te nemen en de vijand op te wachten. Nederland en België stonden dit niet toe. Zij waren ervan overtuigd dat Duitsland hun neutrale positie zou respecteren.[39]
De lage landen maakten een belangrijke vergissing, want op 10 mei 1940 opende het Duitse leger de aanval op het westen. Het zesde leger trok naar Nederland en naar het Albertkanaal waar Belgen een eerste verdedigingslinie hadden. Het vierde en twaalfde leger dat voornamelijk uit pantsers bestond, trok de Ardennen binnen.[40] Hoewel het de oostgrens was die aangevallen werd, brak de oorlog uit over het ganse land. In veel plaatsen werden mensen uit hun slaap opgeschrikt door het gedreun van inslaande bommen en het motorgeluid van laagvliegende vliegtuigen. Zo ook te Middelkerke. De zusters van de Sint-Jozefschool hebben hun ervaringen van de meidagen opgetekend[41]: “’s nachts en vooral rond 4 uur ’s morgens vliegen hier vijandelijke vliegtuigen rond, ze zoeken de vliegpleinen van Lombardsijde en Raversijde.” In het land ging het nieuws van de oorlog gepaard met angst bij de bevolking. In Middelkerke zochten talrijke mensen het gemeentehuis op, om meer klaarheid in de situatie te krijgen. Ondertussen zaten de geallieerden ook niet stil. Het Franse zevende leger marcheerde langs de kust naar Nederland om daar positie in te nemen in Zeeland. Zowel op 10 mei als op 11 mei trokken talrijke Franse soldaten door de gemeente. Boven hen vlogen Franse vliegtuigen met hun kenmerkende zwarte en witte vleugel.
Op 12 mei hadden de Duitse troepen posities ingenomen aan de Maas. Tijdens de volgende dagen staken ze deze natuurlijke barrière over. De Ardeense Jagers en het negende Franse leger probeerden tevergeefs de Duitse opmars te stuiten. In Vlaanderen was het zesde leger door de stellingen van het Albertkanaal gebroken. De Belgen en de Britten trokken zich terug en hergroepeerden zich. Het zevende leger van de Fransen had ondertussen stelling ingenomen in Zeeland en probeerde daar te verhinderen dat de Duitsers de monding van de grote rivieren zouden innemen.[42] In Middelkerke werden op 12 mei acht reservehospitalen opgericht in de hotels en in het instituut Eymard.[43]
Op 13, 14 en 15 mei staken de Duitse troepen de Maas over. Het Franse negende leger kon ze niet stuiten. Het Duitse leger onder leiding van Von Kleist begon met haar sikkelmanoeuvre en boog af naar het noordwesten. In Vlaanderen hadden het Belgische leger en het Britse leger zich teruggetrokken achter de KW linie of de Dijle-stelling. De letters K en W stonden voor Koningshooikt en Waver. Daar probeerden ze de volgende dagen stand te houden.[44] In Middelkerke begon het in deze dagen druk te worden. De eerste vluchtelingen kwamen aan op 13 mei. Hun aantal groeide de komende dagen flink aan: “Er verbleven toen wel zeker 20.000 vluchtelingen in Middelkerke, waarvan velen gewoon in de duinen.”[45] Op 13 mei kwam een ministerie toe in Middelkerke met in hun zog 1.500 soldaten[46]. Op 15 mei werd buurgemeente Oostende aangevallen door vliegtuigen die de stad en de Britse en Franse oorlogsschepen die op de rede van Oostende voor anker lagen, bombardeerden.
De Dijle-stelling hield geen stand en de Belgen en Britten moesten wederom terugtrekken. Brussel en Leuven werden ingenomen op 16 mei. In Zeeland trokken de Fransen zich terug op de linkeroever van de Schelde. In het zuiden draaiden de Duitsers verder af naar het westen en rukten op naar de kust van het Kanaal.
Op 18 mei hadden de Belgen zich gehergroepeerd langsheen de Schelde. Het Duitse leger uit Ardennen had aansluiting gevonden met het leger dat in Vlaanderen actief was. Op die manier ontstond er een lang front langs de loop van de Schelde.[47] In Middelkerke besloot het ministerie te vluchten naar Frankrijk. Ook de reservehospitalen vertrokken. Net als bij hun aankomst nam het ministerie heel wat soldaten met zich mee. Net op 18 mei kwam de koning naar Middelkerke voor een onderhoud met het de staf van de 36e Linie. De staf was echter al vertrokken: “De Vorst was in veldkledij en had een helm op. Ik leidde hem naar de raadszaal. Tot verwondering van de Koning stond de deur open en bleek iedereen er verdwenen te zijn. De officieren hadden er wel allerhande papieren en stafkaarten achtergelaten.”[48]
Het vertrek van het ministerie en de hospitalen werd voor de vluchtelingen het teken om eveneens de biezen te pakken. Ze vertrokken richting Frankrijk en wilden ten allen koste achter de IJzer zien te geraken. Een minderheid van gemeentebedienden vluchtte weg uit Middelkerke. De wet Bovesse van 5 maart 1935, die stelde dat alle gemeentebedienden in geval van oorlog ter plaatse moesten blijven, was blijkbaar niet overtuigend genoeg voor de ambtenaren van Middelkerke. [49] Schepen Medard Colpaert verliet de gemeente op 19 mei om familie en vee onder te brengen bij zijn schoonbroer in Houtem[50]. Hij keerde terug naar de gemeente op 22 mei. Theophiel Vereecke ging vrouw en dochter veilig stellen in Frankrijk. Hij verliet de gemeente op 17 mei. De oorlogsverrichtingen verhinderden hem echter terug te keren, met alle gevolgen van dien[51]. Volgens Andreas Inghelram hadden alle gemeenteraadsleden de gemeente verlaten, inclusief de burgemeester[52]. Ook de politie vluchtte weg. Inghelram zelf bleef de hele tijd in Middelkerke. Inghelram hekelde de vlucht van de gemeenteraadsleden. In het Brugsch Handelsblad van 3 augustus 1940 schreef hij: “en zo bestond die toch zo sterk liberaal patriottische meerderheid van onzer gemeenteraad, in meerderheid uit … deserteurs en moest er een beroep worden gedaan op die destijds zo miskende minderheid. Gezien de sterke fractie van geruchten achtte de gemeentesecretaris en de gemeenteontvanger het ook hun patriotardische plicht dat kleine parlement van Limoges te volgen.”[53]
Tussen 18 en 21 mei hielden het Franse, het Britse en het Belgische leger stand aan hun stellingen achter de Schelde. In het westen trok het Duitse leger echter om de flank van de geallieerde legers heen. Hierdoor moesten de Fransen hun stellingen verlaten en nieuwe posities innemen. Anders hadden de nazi strijdkrachten een aanval in de rug kunnen opzetten. De sikkelbeweging was bijna compleet.[54] Aan de kust kreeg men het idee om de IJzervlakte onder water te zetten.[55] Het succes van de actie in 1914 kon echter niet herhaald worden, want het water steeg niet zoveel als gehoopt. Enkel de laag gelegen weiden kwamen onder water te staan. Er werd geen ononderbroken barrière gevormd waar de strijdkrachten zich achter konden schuilen. Na 48 uur werd de actie dan ook stopgezet door het Belgische hoofdkwartier. Op zondag 19 mei werd vanwege het stijgende water in de polders het vee in Middelkerke verzameld aan het gemeentehuis. Middelkerke raakte stilaan overbevolkt. De vele vluchtelingen konden niet langer gevoed worden. Er was geen brood meer te vinden. Gelukkig bleef het weer aangenaam zodat de vluchtelingen zonder veel ongemak zowel overdag als ’s nachts in de open lucht doorbrachten.[56]
Op 21 mei werd het front gebroken. De Duitsers slaagden er in de Schelde over te steken en bedreigden Oudenaarde. De frontlijn van de Belgische troepen, strekte zich uit van Zelzate tot Menen. De Duitsers konden hun doorbraak behouden en een deel van het Belgisch leger moest zich terugtrekken achter de Leie. Het andere deel van het Belgische leger hield nog steeds stand aan het kanaal Gent-Terneuzen. De Fransen en Engelsen probeerden de westelijke flank van de Duitse strijdkrachten tegen te houden, maar deze konden oprukken tot Abbeville.[57] De geallieerden zagen dat het net zich aan het sluiten was. In Middelkerke was men die dag getuige van een nieuw bombardement op havenstad Oostende.
Op 23 mei moesten de geallieerde legers verder terrein prijsgeven aan de vijand. De Belgische stellingen aan het kanaal Gent – Terneuzen werden opgegeven. De pantserdivisies zetten hun aanval verder in Frankrijk en bereikten de Noordzee. De geallieerden waren omsingeld. De Panzergruppe Kleist veroverde Boulogne en trok langs de kust op naar het oosten om de greep op de geallieerden te verstevigen.[58] Vele vluchtelingen keerden gedwongen terug naar Belgisch grondgebied. In Frankrijk waren ze op de Duitse troepen gestuit. In totaal raamde men het aantal vluchtelingen in West-Vlaanderen op zo’n twee miljoen. De voedselschaarste liet zich ondertussen voelen. Vele bakkerijen en beenhouwerijen dienden noodgedwongen de deuren te sluiten. Ook Middelkerke deelde in de vluchtelingenstroom. Naar gelang de bronnen schatte men dat ertussen 20.000 en 30.000 vluchtelingen waren in de gemeente die alles bij elkaar slechts 337 hectare telde[59]. Het was dan ook een overrompeling. De zusters getuigen: “Er blijft geen onbezet plaatsje meer over te Middelkerke: huizen, wegen, straten, voetpaden, ’t stikt al van ’t volk. Om 2 uur is er geen brood meer te krijgen. De lucht is verpest door de opeenhoping van volk.”[60]
Voor de Duitsers kwam het er tijdens de laatste dagen van de achttiendaagse veldtocht op aan om de troepen die zich binnen de omsingeling zaten te vernietigen. Ze rukten dan ook verder op. Het front aan de Leie viel in duigen. Vanuit het oosten vielen de Duitsers de Engelsen aan en drongen ze terug tot de Vlaamse Ardennen. In het westen hadden de Belgen een nieuwe linie opgetrokken van de kust tot de Leie. Ze hadden er stellingen ingenomen achter een afleidingskanaal. Op 27 mei werd Middelkerke voor het eerst gebombardeerd. Één iemand stierf. De schade viel al bij al nog mee. Oostende had minder geluk want tijdens de nacht steeg er een gloed op vanuit de stad. Leopold III bevond zich op 27 mei in Middelkerke. De legerstaf wou het hoofdkwartier immers overplaatsen naar Middelkerke. Brandweerbevelhebber Jan Cools was bij de koning en getuigt: ”De vorst, die bestoft was en er zwaar vermoeid uitzag, vroeg mij wat er gebeurd was; hij scheen erg onder de indruk van de bombardementen. Toen hij langs de Koninklijke Baan uit de richting Westende gekomen was, had hij talloze vluchtelingen zien liggen in de duinen. Hij zei zijn officieren ‘Dat moet gedaan zijn. Al die vluchtelingen zullen gedood worden.’”[61]
Volgens Jean-Marie Pylyser was de capitulatie onvermijdelijk: “Op de ca. tweeduizend vierkante km in West-Vlaanderen die nog niet door de Duitsers veroverd werden, vertoefden op maandag 27 mei ca 800.000 ingezetenen, evenveel vluchtelingen, 600.000 Belgische en 300.000 Franse en Britse soldaten. Die 2,5 miljoen samengepakte mensen, die bloot stonden aan de Luftwaffe en de vuurkracht van de vijand, vertegenwoordigden het vijfvoud van de normale bevolkingsdichtheid (242 inwoners per vierkante km). De stopzetting van de vijandelijkheden was noodzakelijk, wou men een ware slachting voorkomen.”[62] Op 28 mei gaf België zich onvoorwaardelijk over. De vijandelijkheden stopten echter niet onmiddellijk. De Duitse troepen trokken Middelkerke binnen rond één uur in de namiddag. Om twee uur werd Middelkerke gebombardeerd door vliegtuigen van de Luftwaffe. De Duitse troepen legden een doek met een hakenkruis op de grond en de vliegtuigen stopten het bombardement. Naast bommen wierpen de vliegtuigen ook briefjes. Daarop stond een kaart van België waarop het kleine deeltje dat de geallieerden nog bezetten, was aangeduid. Er stond op geschreven: “Kameraden, ziehier de toestand: de ministers en officieren hebben u verlaten, legt dus wapens neer.”[63]
De oorlog mocht voor België dan wel voorbij zijn, de Fransen en Engelsen vochten verder. Middelkerke werd op 28 mei nogmaals gebombardeerd, ditmaal door de Britten. Op 29 mei werden Lombardsijde en Westende ontruimd omdat er nog Engelsen waren die de aftocht van hun makkers dekten. Ook Nieuwpoort deelde in de brokken. De stad werd met Duits artillerievuur bestookt vanuit Wilskerke en Middelkerke[64]. In Nieuwpoort bevond zich een achterhoede van de Britten die de Duitse strijdkrachten moest ophouden, terwijl het gros van hun leger de overtocht naar het vaderland ondernam.
Op zaterdag 1 juni keerde in Middelkerke de rust terug[65]. Het front was opgeschoven in westelijke richting, de artillerie vuurde niet meer. Voor de Middelkerkenaars was de oorlog voorbij. Zij mochten zich klaarmaken voor vier jaar bezetting van hun gemeente.
Besluit
Op 10 mei 1940 vielen de Duitse troepen België binnen. Het nieuws verspreidde zich als een lopend vuurtje onder de bevolking. Het gewone leven ging ten tijde van de eerste dagen na de inval gewoon verder.
Al snel kwamen vluchtelingen en troepen naar Middelkerke. Deze moesten een onderkomen krijgen, maar hun aantal groeide zo snel aan dat velen in de open lucht moesten verblijven. Door de steeds toenemende volkstoeloop ontstond een gebrek aan levensmiddelen. Heel wat mensen, zowel inwoners als vluchtelingen, vertrokken naar Frankrijk. Ze dachten daar veilig te zijn. Ze stootten echter op Duitse troepen die de een omsingeling gemaakt hadden. Zowel militairen als burgers zaten in de val. Op het einde van de veldtocht was de toestand in Middelkerke ondraaglijk.
Tijdens de meidagen is Middelkerke lange tijd gespaard gebleven van aanvallen. Slechts op het einde van de inval werd de gemeente gebombardeerd. Rekening houdend met het grote aantal mensen, was het aantal te betreuren doden en gekwetsten laag.
De vijandelijke vliegtuigen vlogen over de gemeente, maar tijdens de Achttiendaagse veldtocht kreeg Middelkerke de Duitse troepen niet te zien. Het duurde tot de dag van de capitulatie voor er Duitse militairen door Middelkerke trokken.
De gemeente bleef tijdens de veldtocht grotendeels gespaard van krijgsverrichtingen. Er bevonden zich heel wat vluchtelingen in de gemeente. Ook leden van het bestuur en de gemeentelijke diensten voegden zich onder de vluchtelingen.
home | lijst scripties | inhoud | vorige | volgende |
[36] GAM, XV Oorlog, doos 497, Lijst van onder de wapens geroepen militairen. 28-8-39.
[37] PYLYSER Jean-Marie. Kustvolk in de vuurlijn. Deel 1. De vluchtschans 1939-1940. Veurne, Pattyn, 1995, p. 33.
[38] PYLYSER Jean-Marie. Kustvolk in de vuurlijn. Deel 1. De vluchtschans 1939-1940. Veurne, Pattyn, 1995, p 40-41.
[39] COCLE Paul. West-Vlaanderen in mei 40. Roeselare, Roularta, 1981, p 10-11.
[40] COCLE Paul. West-Vlaanderen in mei 40. Roeselare, Roularta, 1981, pp. 23-33.
[41] Beknopt verslag over de oorlogsdagen van 1940 in Graningate., VI, 1986, 24, pp. 208-218.
[42] COCLE Paul. West-Vlaanderen in mei 40. Roeselare, Roularta, 1981, p 34.
[43] Beknopt verslag over de oorlogsdagen van 1940 in Graningate., VI, 1986, 24, p. 209.
[44] TAGHON Peter. Mei 40. De achttiendaagse veldtocht in België. Tielt, Lannoo. 1990. pp. 105-113.
[45] PYLYSER Jean-Marie. Kustvolk in de vuurlijn. Deel 1. De vluchtschans 1939-1940. Veurne, Pattyn, 1995, p. 65.
[46] Beknopt verslag over de oorlogsdagen van 1940 in Graningate., VI, 1986, 24, p. 210.
[47] TAGHON Peter. Mei 40. De achttiendaagse veldtocht in België. Tielt, Lannoo. 1990. pp. 158-165.
[48] PYLYSER Jean-Marie. Kustvolk in de vuurlijn. Deel 1. De vluchtschans 1939-1940. Veurne, Pattyn, 1995, p. 164.
[49] VERHOEYEN Etienne. België in de Tweede Wereldoorlog. 9 Het minste kwaad. Kapellen, Pelckmans, 1990, p 84-86.
[50] PAWV: archief 1940: gemeentezaken, rubriek 53, Rep.Z, pak 38, ambtsverlating der schepenen, Middelkerke: inlichtingsfiche naar de houding van burgemeester en schepenen tijdens mei 1940. 19-6-1940
[51] PAWV, archief 1941: gemeentezaken, rubriek 53, Rep.Z, pak 44, ambtsverlating der schepenen, Brief van Vereecke aan gouverneur Bulckaert. 10-10-1940.
[52] Interview afgenomen door Petra Gunst met Andreas Inghelram op 10 mei 1990
[53] Brugsch Handelsblad, 3-8-40.
[54] COCLE Paul. West-Vlaanderen in mei 40. Roeselare, Roularta, 1981, pp. 41-46.
[55] PYLYSER Jean-Marie. Kustvolk in de vuurlijn. Deel 1. De vluchtschans 1939-1940. Veurne, Pattyn, 1995, p. 212.
[56] PYLYSER Jean-Marie. Kustvolk in de vuurlijn. Deel 1. De vluchtschans 1939-1940. Veurne, Pattyn, 1995, p. 65.
[57] COCLE Paul. West-Vlaanderen in mei 40. Roeselare, Roularta, 1981, pp. 21-51.
[58] COCLE Paul. West-Vlaanderen in mei 40. Roeselare, Roularta, 1981, pp. 53-60.
[59] Beknopt verslag over de oorlogsdagen van 1940 in Graningate., VI, 1986, 24, p.215.
[60] Beknopt verslag over de oorlogsdagen van 1940 in Graningate., VI, 1986, 24, p.214.
[61] PYLYSER Jean-Marie. Kustvolk in de vuurlijn. Deel 1. De vluchtschans 1939-1940. Veurne, Pattyn, 1995, p 202.
[62] PYLYSER Jean-Marie. Kustvolk in de vuurlijn. Deel 1. De vluchtschans 1939-1940. Veurne, Pattyn, 1995, p. 209.
[63] Beknopt verslag over de oorlogsdagen van 1940 in Graningate., VI, 1986, 24, p. 215.
[64] Beknopt verslag over de oorlogsdagen van 1940 in Graningate., VI, 1986, 24, p. 216.
[65] Beknopt verslag over de oorlogsdagen van 1940 in Graningate., VI, 1986, 24, p. 217.