Het politiek leven te Lokeren tijdens het interbellum (1918-1940). (Vicky T'Jampens)

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

 

Hoofdstuk 2. Periode 1919-1926.

 

1. Algemene schets van deze periode

 

1.1  Politiek.

 

1.1.1 Algemene toestand in België.

 

Na de wapenstilstand van 11 november 1918 kon België de balans opmaken van vier jaar oorlogsgeweld. Het productieapparaat was zwaar geteisterd, hoewel de schade van regio tot regio en van sector tot sector erg verschillend was. In geheel België was ongeveer 120 000 hectaren aan landbouwareaal getroffen. De veestapel was drastisch uitgedund: 600 000 koeien, evenveel varkens en 10 000 paarden gingen verloren. Het industrieel potentieel had minder te lijden gehad van de oorlog. De steenkoolsector kwam vrij intact uit de strijd, de staalnijverheid en de metaalconstructie bleken uitermate zwaar door plundering te zijn getroffen[20]. Bovendien hadden 40 000 soldaten en 9 000 burgers het leven verloren, en nog eens duizenden hadden have en goed verloren. 70 000 woningen waren verwoest en meer dan 200 000 waren min of meer ernstig beschadigd. Daarnaast had de Belgische bevolking ook nog eens vier jaar lang met hongersnood gekampt[21].

 

De schok van de oorlog en de ontwrichte sociaal-economische verhoudingen brachten een grondige mentaliteitsverandering teweeg bij een groot deel van de bevolking en versnelden het sociaal en politiek bewustwordingsproces van de volksklassen. Het elan van het syndicalisme, de oprichting van boerenorganisaties, rumoerige middenstandscongressen, dat alles behoort tot het beeld van onmiddellijke naoorlog[22].

 

Wereldoorlog I heeft in België geleid tot een doorbraak van de democratie. Er kwam een einde aan meer dan dertig jaar katholiek bewind en de socialisten, die konden steunen op een indrukwekkende syndicale macht, werden na de verkiezingen van 16 november 1919 de tweede sterkste partij. Drie jaar lang werd het land geregeerd door kabinetten van nationale unie, die ingrijpende hervormingen tot stand brachten. Het zuiver algemeen stemrecht werd al in mei 1919 bij uitzonderingswet ingevoerd en nadien bekrachtigd door de Constituante, die ook de Senaat zijn elitair karakter ontnam[23].

 

Deze naoorlogse jaren hadden voor elke partij een andere betekenis. Bij de katholieken stond deze periode in het teken van een grondige hervorming van hun partij. Op 14 september 1921 ontstond de «Belgische Katholieke Unie», het eindresultaat van een reorganisatie op basis van de standen. Er ontstonden vier groepen: de Fédération des cercles, de Boerenbond, het Algemeen Christelijk Werkersverbond (ACW) en de Christelijke Federatie van de Middenstand. De liberale partij droeg gedurende deze periode steeds regeringsverantwoordelijkheid, behalve onder Poullet-Vandervelde. Ze streed voor de algemene principes van orde en vrijheid, en was antiklerikaal. De meerderheid stond vijandig ten opzichte van de Vlaamse verzuchtingen. Hun voornaamste stokpaardje was een stevige landsverdediging, waarbij ze vaak in botsing kwamen met de socialisten en de katholieke flaminganten. De Belgische Werkliedenpartij ondervond het meeste voordeel bij de invoering van het algemeen enkelvoudig stemrecht. Het was de meest homogene groep, en zag in deze periode de verwezenlijking van heel wat sociale eisen.

 

De regering Theunis, die op 16 december 1921 tot stand kwam, was de natuurlijke reactie van de behoudsgezinde krachten op de socialisten, maar ook op de flamingantische opmars en een mogelijk samengaan van beide ‘staatsontbindende’ krachten. Deze katholiek-liberale coalitie was al voor de verkiezingen door koning Albert I en zijn raadgevers voorbereid en kreeg als voornaamste opdracht de openbare financiën te saneren en orde op zaken te stellen in het leger[24]. Daarnaast was er ook nog strijd rond de uitvoering van de koninklijke belofte inzake de oprichting van een Vlaamse universiteit te Gent en was er heel wat beroering rond België’s deelname aan de bezetting van de Ruhr door Franse troepen[25].

 

De wetgevende verkiezingen van april 1925 brachten een belangrijke verschuiving teweeg. De socialisten, die vooral profiteerden van de antisocialistische politiek van de regering-Theunis en de stijgende levensduurte, kwamen als grote overwinnaars uit de kiesstrijd met een winst van 10 zetels. Zij hadden er nu 78. Dat was evenveel als de katholieken, die met een verlies van twee nog redelijk hadden standgehouden. De winst van de socialisten ging vooral ten koste van de liberalen, die bijna een derde van hun kamerzetels kwijtspeelden en er nog 23 overhielden.

 

Na de verkiezingen van 5 april 1925 volgde een lange politieke crisis, de meest merkwaardige uit de tussenoorlogse periode. Pas op 17 juni, na welgeteld 73 dagen en heel wat wisselvalligheden, kwam een relatief stabiel kabinet tot stand: een katholiek-socialistische coalitie, geleid door de christen-democraat Prosper Poullet[26]. De regeringsverklaring maakte een gematigde indruk. Voor de flaminganten werd een uitbreiding van de amnestiemaatregelen voor de oorlogsfeiten in het vooruitzicht gesteld. Daarnaast stonden opnieuw sociale verwezenlijkingen op het programma, op voorwaarde dat er niet teveel uitgaven aan werden besteed. De Belgische buitenlandse politiek werd meer afgestemd op de bepalingen van de Volkenbond, en er werd ook een eventuele inkorting van de dienstplicht voorzien. De oppositie, die gevormd werd door liberalen en katholieke conservatieven, werd getekend door antidemocratische en anti-Vlaamse gevoelens. Ze weigerde bovendien haar medewerking bij de bestrijding van de financiële crisis, wat dan ook de val van de regering Poullet-Vandervelde inluidde. Door die financiële toestand was er nood aan een nationale-unieregering. Deze werd op 20 mei 1926 samengesteld en diende zicht uitsluitend bezig te houden met de bestrijding van de financiële en monetaire crisis[27].

 

1.1.2 Toestand in Lokeren.

 

A. Naoorlogse jaren.

 

Het einde van de eerste wereldoorlog bracht voor de stad Lokeren immense problemen met zich mee. In eerste instantie had men te maken met een overbevolking van de stad, ten gevolge van vluchtelingen – die hoofdzakelijk van het front afkomstig waren – en de achtergebleven Duitse soldaten. In tweede instantie had men ook grote veiligheidsproblemen. De eerste zorg van de burgemeester na de wapenstilstand van 11 november 1918 was het in de hand houden van de bevolking door de openbare orde en veiligheid op punt te stellen.

 

De terugkeer van August Raemdonck uit Nederland, waar hij tijdens de oorlog was heen gevlucht, bracht ook de politieke tegenstellingen opnieuw op de voorgrond. In de eerste gemeenteraadszitting in Vredestijd, op 8 december 1918, werd Raemdonck door de katholieke raadsleden opgevoerd als martelaar van de Duitsers. Ze verdedigden zijn buitenlands verblijf en beschuldigden de liberalen ervan dat deze zich schuldig maakten aan «politieke bedoelingen» door aan te halen dat de burgemeester, indien hij dit echt gewild zou hebben, wel degelijk terug in zijn stad zou gekomen zijn[28].

 

De Lokerse gemeenteraad ging het jaar 1919 in met August Raemdonck als burgemeester, bijgestaan door de katholieke schepenen Lerno (financiën), Vanneste (openbare werken en wegenis), Blancquaert (onderwijs en nijverheid) en Goedertier (burgerlijke stand en bevolking). Liberalen en socialisten zaten net als voor 1914 in de oppositie[29].

 

In de gemeenteraadszitting van 20 januari 1919 werd door de gemeenteraad, op voorstel van burgemeester Raemdonck, besloten tot de oprichting van een monument tot aandenken en eere der Lokeraars, gevallen in den grooten strijd voor de verdediging onzer nationale eer, onzer nationale onafhankelijkheid. In de stadsbegroting voor 1919 werd dan ook een krediet van 195 000 frank[30] voorzien, maar er werd eveneens op gehamerd dat dit geen individuele bijdragen van de Lokerse bevolking uitsloot. Integendeel, van de bevolking werd verwacht dat iedereen in de mate van zijn vermogen zou bijdragen in deze blijvende hulde aan de gesneuvelde medeburgers[31].

Meer dan anderhalf jaar later kwam er een vervolg inzake dit monument. In de zitting van 22 november 1920 werd door de raadsleden besloten dat het oude plein «het Hoeksken» voortaan de naam «Vrijheidsplein» zou dragen. Het was de bedoeling dat op dat plein alles te samen werd gebracht wat aan de ‘grote oorlog’ en aan de nationale bevrijding deed herinneren. Men zou er een reeds een vrijheidsboom planten, en later zou het monument daar dan geplaatst worden[32].

 

Een ander opmerkelijk feit is dat de gemeenteraad in de naoorlogse jaren veel aandacht besteedde aan grote projecten, zoals de verderzetting van het ontwerp voor een buurtspoorweg Gent-Lochristi-Lokeren, via Zeveneken; het ijveren voor een betere spoorwegverbinding;en een elektriciteitsovereenkomst.

Voor de oorlog was het voorstel van een buurtlijn Gent-lochristi-Lokeren, via Zeveneken, reeds aangenomen en was een kapitaal van 95 miljoen frank beraamd. De belanghebbende gemeenten zouden de intrest van een vierde van dat kapitaal waarborgen. Lochristi weigerde hier echter mee in te stemmen omdat zij van mening was dat de buurtlijn voor haar van geen belang was. Na de oorlog werd dit voorstel opnieuw bekeken, en werd aan de Nationale Maatschappij der Buurtspoorwegen gevraagd nieuwe berekeningen te maken. Indien Lochristi nog steeds niet bereid is om hun intrest te waarborgen, dan is de raad bereid met de gemeente Zeveneken te overleggen om eventueel samen in te staan voor de intrest van Lochristi.

In dezelfde zitting van 25 februari 1919 werd eveneens de slechte toestand van het spoorverkeer voor Lokeren en omliggende gemeenten aangeklaagd. Enkele spoorbanen bevonden zich nog steeds in dezelfde toestand als de Duitsers hen achtergelaten hadden. Een ander punt dat aangeklaagd werd, was de ongunstige uurregeling van een enkele trein die, via Dendermonde, naar Aalst rijdt. De Lokeraars zijn enkel in staat om van 11.55u tot 2.05u in Dendermonde te verblijven. De tijdspanne waarin alle winkels en kantoren gesloten zijn, zodat men slechts kan eten in Dendermonde. In Aalst kunnen de Lokeraars slechts 45 minuten vertoeven. Daarom dringt schepen De Pesseroey erop aan om de nieuwe trein die om 9u in Sint-Niklaas vertrekt naar het Vlaams-hoofd, en vandaar om 17u terug keert, langs Lokeren te laten doorkomen[33].

In de gemeenteraadszitting van 31 mei 1920 legt een tevreden schepencollege een ontwerp van overeenkomst met de maatschappij «centrales electriques de Flandres (CEF)» voor aan de raad. Burgemeester Raemdonck spreekt van een historische dag voor de stad en beweert dat deze zitting een van de voornaamste is die Lokeren ooit gehouden zal hebben. Het voorstel wordt goedgekeurd door de raad, en vanaf dan is de provinciestad aangesloten op het elektriciteitsnetwerk[34].

 

In die eerste naoorlogse jaren is er ook weer ruimte voor politieke tegenstellingen in de Lokerse gemeenteraad, die zich dan uiten in enkele ideologische discussies. Beiden vinden plaats in de gemeenteraad van 30 juli 1921.

Een eerste onenigheid heeft te maken met de inhuldiging van drie socialistische vlaggen van hun arbeidersverenigingen op de laatste dag van de gemeentefeesten, meer bepaald op zondag 14 augustus 1921. De socialistische raadsleden vragen in de zitting of zij hiervoor gebruik mogen maken van de stadsfeestzaal, aangezien zij door de kermisfeesten niet over hun gewone zalen kunnen beschikken. De feestzaal van de Beroepsschool werd hen geweigerd omdat zij een aanhanger zijn van de republikeinse regeringsvorm. De socialistische raadsleden klagen deze houding aan en wijzen op de kleingeestigheid ervan, meer nog ze zeggen dat die weigering ingaat tegen het algemeen belang. Een feest als die vlaginhuldiging zou immers vermaak brengen in de stad. De burgemeester weigert, in naam van het schepencollege, de stadsfeestzaal open te stellen voor de inhuldiging, aangezien het onmogelijk is een zaal, waarin de borstbeelden van de Belgische koningen prijken, open te stellen voor de inhuldiging van rode vlaggen, van een partij die de republikeinse regeringsvorm aanhangt. De burgemeester wijst er wel op dat deze beslissing gericht is tegen de principes van de BWP, niet tegen de personen.

 

De andere ideologische discussie draait rond de inhuldiging van het monument voor de gesneuvelden en opgeëisten van de eerste wereldoorlog. In de zitting van 30 juli geeft de liberale partij te kennen dat zij zich van deelname aan de inhuldiging zal onthouden. Ze geven hier verschillende redenen voor. Ten eerste is er volgens hen geen rekening gehouden met de opmerkingen van de oud-strijders en opgeëisten; ten tweede omdat men zich voor het ontwerpen van het monument niet gericht heeft tot alle kunstenaars, bijvoorbeeld via een wedstrijd; ten derde omdat men het ontwerp niet heeft tentoongesteld zodat de Lokerse bevolking zich geen eigen oordeel over het ontwerp heeft kunnen vormen; ten vierde omdat men niet is overgegaan tot een algemene aanbesteding; ten vijfde omdat het monument geen enkel zinnebeeld draagt ter herinnering aan onze soldaten en opgeëisten; ten zesde omdat het gedenkteken wel bekroond is met een godsdienstig zinnebeeld, dat niet overeenstemt met de filosofische overtuiging van een aanzienlijk deel van de bevolking. Het gedenkteken stelt immers een «heilig Hartbeeld» met gespreide armen voor, gesteund door twee arduinen muren, waarop de namen prijken van de gesneuvelden. Het is dan ook duidelijk dat de weigering om de inhuldiging bij te wonen vooral te maken heeft met de aanwezigheid van een godsdienstig zinnebeeld. De heer Lamborelle verwoordt het als volgt: «Ik criticeere hoegenaamd dit godsdienstig zinnebeeld niet om zijne innerlijke beteekenis, en ik zou het ten volle op zijne plaats geoordeeld hebben in eene kerk of in de nabijheid eener kerk, maar hier verheft men het tot eene betooging van geloof, in naam van gansch eene bevolking een aanzienlijk deel dat geloof niet deelt.» De voorzitter dient de heer Lamborelle op zijn beurt van antwoord: « Op ons monument rijst het beeld van het Heilig Hart, niet als eene uitdaging, maar als een beschermengel voor onze gevallenen in hunne glorierijke rust, zooals het teeken des geloofs rijst op de graven onzer dooden.» De burgemeester wijst erop dat men in deze situatie groot moet zijn in zijn opvattingen, en zich niet mag bezondigen aan onderlinge twisten. Dadelijk reageert de socialist Gijssens en wijst nog eens op de kleingeestigheid van het schepencollege dat weigert om de stadsfeestzaal open te stellen voor de inhuldiging van de socialistische vlaggen. Het hele incident wordt afgerond nadat de heer Lamborelle heeft duidelijk gemaakt dat ze de kunstwaarde van het gedenkteken niet bekritiseren, maar dat hun verzet andere gronden heeft[35].

 

De socialisten en liberalen ijverden in deze periode ook samen voor de samenstelling der secties en commissies op een evenredige basis. Dit kwam voor de eerste maal aan bod in het jaar 1921. Eén jaar later was er nog steeds geen antwoord. Uiteindelijk werden wel drie liberalen opgenomen in de secties en commissies, de socialisten bleven echter in de kou staan. De Lokerse BWP stemde vanaf toen systematisch tegen de begroting, maar waren een minderheid. Ze stemden tegen uit principe, omdat ze geen plaats hadden in die belangrijke commissie. Op 5 april 1925 werd een wet gestemd waarin de evenredige vertegenwoordiging diende toegepast te worden. De socialisten mochten toen twee afgevaardigden sturen, met name Tony Bracke in de commissie van de meisjesschool en Romain Gijssens in de commissie van de jongensschool.

Gedurende het interbellum zouden liberalen en socialisten ook steeds opnieuw de evenredige vertegenwoordiging in het schepencollege eisen: twee katholieken, een liberaal en een socialist. De katholieke meerderheid zou dit voorstel steeds blijven afwijzen[36].

 

Een steeds terugkomend thema tijdens het interbellum zal de verbinding van de twee Scheldeoevers zijn. Een thema dat voornamelijk aan bod komt in de kamer van volksvertegenwoordigers, met als belangrijkste Lokerse vertegenwoordiger August Raemdonck. Dit vraagstuk kwam reeds in de 19de eeuw voor de eerste maal aan bod in de kamer. De wet van 17 april 1874 stelde immers dat er een brug over de Schelde zou komen; een brug voor wagens, een weg voor voetgangers, evenals een spoorweg. De wet van 10 mei 1900 voorzag een buitengewone som voor een transbordeur en de belangrijkste wet, die van 30 maar 1906, voorzag 6 miljard voor de Scheldewerken. Maar het bleef tot aan wereldoorlog een bij deze beloftes. Tijdens de tussenoorlogse periode zullen de volksvertegenwoordigers van het waasland er alles aan proberen doen om er een oplossing voor te vinden, want veel beloven en weinig geven, doet de zotten in vreugde leven. Volksvertegenwoordiger Raemdonck wijst erop dat als men de rijke handelsstad Antwerpen vergelijkt met het Land van Waas, men het beeld krijgt dat men te maken heeft met streken uit verschillende landen. Terwijl de ene oever steeds rijker en voorspoediger wordt, wordt de andere totaal verwaarloosd. De enige stap voorwaarts in deze periode is de aanhechting van een deel van het grondgebied van Oost-Vlaanderen bij de provincie en bij het bestuursarrondissement Antwerpen[37].

 

B. 1922-1926.

 

Na de gemeenteraadsverkiezingen van 24 april beschikt Lokeren opnieuw over een homogeen katholiek schepencollege. August Raemdonck blijft burgemeester en wordt bijgestaan door de schepenen Lerno (financiën), Taelman (openbare werken en wegenis), De Groote (onderwijs en nijverheid) en Van Winckel (burgerlijke stand en bevolking). Socialisten en liberalen werden door de verkiezingsuitslagen opnieuw tot de oppositie veroordeeld.

 

Deze periode wordt voornamelijk getekend door de woningnood, die overal toeslaat, en door de daarbijhorende sociale problemen. In de gemeenteraadszitting van 30 januari 1922 komt het thema van de woningnood uitgebreid aan bod. Schepen Van Winckel wijst erop dat de woningnood het gevolg is van de eerste wereldoorlog, en dat er in 1921 minstens 200 000 woningen te kort waren in België. Ook Lokeren blijft hiervan niet gespaard, want ook hier zin er 300 woningen te weinig. De staat heeft met de wet van 11 oktober 1919 reeds ingegrepen. Deze wet voorzag in een stichting van een Nationale Maatschappij voor goedkope woningen; en tevens was er een bepaling die het mogelijk maakte dat er plaatselijke of gewestelijke afdelingen kwamen van deze Nationale Maatschappij. Aangezien de stad Lokeren de investering in zo’n plaatselijke afdeling niet alleen kan dragen werd de hulp ingeroepen van de heer Hanus, een nijveraar te Gent, en eigenaar van een fabriek op de wijk Nieuwpoort. Hierna werd besloten een dergelijke afdeling te stichten, met een kapitaal van 9 540 000 frank verdeeld in 400 aandelen van 23 850 frank ieder. De stad zal intekenen voor 1/5, namelijk 1 908 000 frank. De Nationale Maatschappij zal hier dan een bedrag van 4 770 000 aan toevoegen (aan 2% intrest per jaar). Hierdoor zouden er 70 huizen kunnen gebouwd worden in de wijk Nieuwpoort, waarvan ieder huis 715 000 tot 763 000 frank kosten zou; en de huurprijs zou niet hoger mogen liggen dan 21 465 tot 23 850 frank per jaar. Het is volgens de schepen ook de bedoeling dat deze maatschappij na verloop van tijd haar werking zou kunnen uitbreiden, zodat ook de overige delen van de stad er baat bij zouden hebben. De gemeenteraad besluit voltallig om in te tekenen voor een bedrag van 1 908 000 frank[38].

 

In de gemeenteraadszitting van 3 juni 1924 komt een ander sociaal thema aan bod. De heer Gijssens doet namens de socialistische raadsleden volgend voorstel. Zij wensen dat de gemeente een toelage geeft aan de mutualiteiten. Ze vragen voor het wezenfonds een ondersteuning van 17,75 frank per dag, voor iedere wees onder de 14 jaar van elke overleden mutualist; eveneens een vergoeding van 71 frank per dag gedurende zes weken voor een kraamvrouw die lid is van de onderlinge bijstand; vervolgens een bijdrage voor ondersteuning van een mutualist ten gevolge van ziekte: 71 frank per dag voor hen die meer dan zes maanden ziek zijn; tenslotte wordt nog een tegemoetkoming van 5,33 frank per lid en per maand gevraagd voor de aangeslotenen bij de geneeskundige dienst. De heer Gijssens denkt dat de uitgaven de 1 242 000 frank niet zullen overstijgen.

Op dit voorstel komt heel wat protest van de katholieke meerderheid, die erop wijst dat dit voorstel de stad aanzienlijke jaarlijkse uitgaven zal vergen, uitgaven die door de stad niet kunnen gedragen worden. Bovendien wijzen de socialisten ook geen enkele bron van inkomsten aan. Schepen Lerno komt zelfs tot een uitgave van 2 840 000 frank per jaar. Hij wijst er eveneens op dat de stad reeds voor 5 325 000 frank bijdraagt in de ouderdomspensioenen, voor 3 550 000 frank in de werken voor Kinderwelzijn, en dat de uitgaven voor het Weldadigheidsbureel en de Burgerlijke Godshuizen steeds toenemen.

Na een lange discussie wordt het voorstel van de socialistische raadsleden dan ook verworpen met 8 stemmen tegen 7 en één onthouding[39].

 

Op zondag 10 augustus brengt ZKH Prins Leopold van België een bezoek aan de provinciestad. De prins komt een vaandel overhandigen aan de afdeling Lokeren van de Nationale Bond der Invaliden. Daarna zullen door de prins bloemen neergelegd worden aan het gedenkteken onzer gesneuvelden, gevolgd door een bezoek aan onze ouderen van de burgerlijke godshuizen en aan de kinderen van het Sint-Benedictus gesticht. Op het programma staat ook een ontvangst op het stadhuis zodat al degenen die deel uitmaken van de stedelijke overheid de gelegenheid zullen hebben om hun eer aan de erfprins te betuigen[40].

 

Op 11 december 1924 overlijdt Dr. Jan Persoons na een vreselijke ziekte. In zijn laatste levensmaanden was hij verlamd en had de grote redenaar van vroeger moeilijkheden met zijn spraak en werd hij gehinderd in zijn bewegingen. Ondanks het gure weer op zondag 28 december 1924, trekken duizenden mensen, vergezeld van de harmonie Ste-Cecelia en Liberale Associatie, naar het kerkhof om een laatste hulde te brengen aan Dr. Jan Persoons, de enige liberale volksvertegenwoordiger die Lokeren ooit heeft gehad. Dr. Persoons wordt als gemeenteraadslid vervangen door Camiel De Smet[41].

Tien dagen later werd de Lokerse gemeenteraad opnieuw getroffen door een overlijden. Op 21 december 1924 overleed Irma De Vuyst, het enige vrouwelijke gemeenteraadslid. Ze was gedurende haar leven heel actief in het Lokerse gemeenschapsleven, zo was zij onder meer erevoorzitster van de Christene Vrouwenvereniging, de Katholieke Vlaamse Meisjes Jonge Wacht en ook van het Gildenhuis; evenals medestichtster van de Bond der Talrijke Huisgezinnen. Tijdens haar gemeentelijk mandaat woonde ze trouw de zittingen bij en kwam een aantal keer tussen bij besprekingen[42]. De Lokerse burgemeester verwoordde het als volgt: «Altijd was zij op hare plaats, altijd werkte zij voor het goede. Gedurende het leven van haar echtgenoot[43] was zij zijne hulp en nog altijd bezield met deze grote werking verdedigde zij bijzonderlijk de jeugd en de belangen harer partij[44]. Zij werd als gemeenteraadslid vervangen door de heer Van De Walle.

 

In het midden van het jaar 1926 wordt de economische recessie ook voelbaar in de gemeenten. De minister van financiën stuurt in deze periode een omzendbrief naar alle Belgische gemeenten in verband met de bezuiniging. Hierin roept hij op dat de hele natie een krachtsinspanning zal moeten leveren voor het welslagen van het economisch opbeurings- en financieel saneringsplan. De openbare overheden worden ertoe verplicht hun uitgaven op ieder gebied tot het minimum te beperken. De gemeentebesturen moeten van hun ondergeschikte besturen, die een nieuwe uitgave voorstellen of die pleiten voor de uitvoering van een werk tot algemeen nut, een nauwkeurige documentatie eisen die de onverbiddelijke noodzaak van deze uitgave of van dit werk doet uitschijnen[45].

 

1.2 Sociaal-economisch.

 

De sociaal-economische situatie ziet er in deze naoorlogse periode allesbehalve rooskleurig uit, zowel in België als in Lokeren. In deze periode heeft men voornamelijk te maken met twee problemen: de woningnood en de werkloosheid, met hieraan gekoppeld de sociale spanningen en problemen.

 

De woningnood was in 1921 voor het eerst een belangrijk punt op de agenda van de Lokerse gemeenteraad. Deze woningnood is in de eerste plaats een gevolg van de verwoesting van vele steden ten gevolge van de eerste wereldoorlog. In tweede instantie speelde ook de opschorting van alle bouwactiviteiten tijdens de oorlogsjaren een rol. Tenslotte is de duurte van de bouwmaterialen in de huidige tijd ook mee verantwoordelijk voor de woningscrisis. De katholieke krant ‘De Stad Lokeren’ verwoordt het als volgt: «De woningcrisis is heden eene sociale kwestie van het hoogste belang, gezien zijne onmiddellijke terugkaatsing op het leven van den werkman en den burger, en ook om zijnen aard van algemeenheid, want geen enkel land ter wereld ontsnapt aan deze crisis[46].

In de gemeenteraadszitting van 7 maart 1921 gaat het over een vergadering die in Sint-Niklaas gehouden werd betreffende de bouw van goedkope woningen. De Lokerse burgemeester Raemdonck wijst er op dat hij dit initiatief zeer genegen is, maar dat elk in zijn omgeving moet kijken wat verwezenlijkbaar is en wat niet. In de Durmestad zou de huurprijs van zo’n «goedkope» woning al vlug 26 760 tot 35 680 frank bedragen, wat voor een Lokerse arbeider veel te duur is. Daarom wordt er in 1921 besloten om niet over te gaan tot de stichting van een maatschappij voor goedkope woningen[47].

Al gauw wordt echter op deze beslissing teruggekomen. Reeds in de zitting van 30 januari 1922 beslist de nieuwe gemeenteraad tot de stichting van een maatschappij voor het bouwen van goedkope woningen. De stad roept hierbij wel de hulp in van de heer Hanus, een belangrijke nijveraar en eigenaar van een fabriek in de wijk Nieuwpoort. De maatschappij zou er voor zorgen dat er op de wijk Nieuwpoort ongeveer 70 huizen zouden gebouwd worden, die elk 715 500 tot 763 200 frank zouden kosten, ofwel een huurprijs van maximum 23 850 frank per jaar. De raad is het in ieder geval eens dat de stichting van zo’n plaatselijke maatschappij een heuglijk feit zal zijn om de woningnood van de arbeiders tegen te gaan. Degenen die dan ook de voorkeur krijgen om de huizen te bewonen zullen de behoeftigen en de mensen met een talrijk gezin zijn[48].

 

Een ander probleem dat zich voordoet bij het bouwen van noodwoningen is de erbarmelijke toestand van dergelijke barakken. Het zijn voornamelijk de socialistische raadsleden die hiervan een punt op de agenda maken. Ze wijzen erop dat de meeste van die barakken zowel aan de binnen- als buitenkant zouden ontsmet moeten worden, aangezien er wandluizen en ander ongedierte tussen de voegen kunnen zitten. Schepen De Groote wijst erop dat het onmogelijk is om zulke woningen te ontsmetten, de enige oplossing is het instrijken van de wanden met teer[49].

 

Het tweede probleem dat ik hier wil aansnijden is de werkloosheid, en voornamelijk de sociale problemen die daarmee verbonden zijn. In de lokale kranten vindt men vanaf 1922 regelmatig vermeldingen die verwijzen naar allerlei werkstakingen, onder meer bij het bedrijf Hanus op de wijk Oudenbos: «Zaterdag morgend tusschen tien en elf uren, hebben de werkstakers van Laerne en Oudenbosch, na eene meeting bijgewoond te hebben, eene manifestatie ingericht, en de straten van het gehucht doorlopen, de vlag aan het hoofd. In negen woningen van niet-stakende werklieden zijn al de ruiten uitgeworpen met steenen en stukken ijzer[50]. Andere stakingen vonden plaats in de weverij «La Jutière», waar de wevers hun arbeid neerlegden, en zo ook de andere 600 werknemers van het bedrijf zonder werk zetten. De werknemers waren niet langer tevreden met hun loon[51]. Ook in de fabriek «Etablissements Jutières» werd het werk door wevers stilgelegd, niet omwille van looneisen, maar omwille van de slechte kwaliteit van het garen en de slechte werkomstandigheden[52]. Deze aangehaalde voorbeelden tonen aan dat er wel degelijk crisis heerste, en het minste ongenoegen volstond dikwijls om de hele fabriek stil te leggen.

 

Een belangrijke maatregel van de gemeenteraad draait rond het al dan niet toekennen van een bredere tussenkomst van de stad in het nationaal crisisfonds[53], met het oog op de heersende crisis. Schepen Lerno stelt voor dat de stad zal tussenkomen wat betreft de onderstand gedurende 30 dagen per jaar, op voorwaarde dat de werkloze gezinshoofd is en recht moet hebben op de steun van het Nationaal Crisisfonds. De ondersteuning van de stad zal aanvangen wanneer de steun van het Nationaal Crisisfonds en van de provincie uitgeput zijn. De socialisten protesteren tegen het feit dat alleen de gezinshoofden van de stadssteun zouden kunnen genieten. Wat gebeurt er dan in een gezin waar de vader en twee kinderen werken en waarbij de twee kinderen werkloos worden? In zo’n geval zal er zeker nood heersen in dat gezin, doch kunnen zij niet genieten van de steun. Uiteindelijk wordt beslist dat de steun van de stad geldig is a) voor elke gesyndiceerde, hoofd van een gezin, die zijn rechten heeft uitgeput van syndicaat, crisisfonds en provincie en b) voor alle andere gesyndiceerden, zoweel mannen als vrouwen, na ondersteuning van syndicaat en crisisfonds[54].

 

Andere maatregelen die door de gemeenteraad getroffen worden zijn het toezicht op de voedingswaarde van het brood, dat ook uitgebreid wordt tot andere levensmiddelen, waarvoor een vermoeden bestaat dat ermee geknoeid is. Het gaat hier dan voornamelijk om meel, bloem, melk, boter en dergelijke meer. Verder beslist de gemeenteraad in het najaar van 1926 het gebruik van kolen te beperken, omwille van de schaarste aan kolen, ten einde iedereen van de nodige brandstof te verzekeren. De raad neemt hiervoor twee maatregelen. Ten eerste wordt de openbare verlichting van de stad beperkt. De dagelijkse duur van de verlichting van de stad zal ingekort worden met een uur, en het aantal elektrische lampen wordt van 260 teruggebracht op 168. Ten tweede worden de inwoners verzocht om de verlichting van hun etalages, winkels, herbergen en andere openbare instellingen te beperken ten einde het verbruik aan kolen tot het strikte minimum te beperken[55].

 

 

2. Verkiezingen in deze periode

 

2.1  Kandidaten.

 

2.1.1 Gemeenteraadsverkiezingen.

 

A. Gemeenteraadsverkiezingen van 24 april 1921[56].

 

Bij de eerste gemeenteraadsverkiezing na de eerste wereldoorlog werd voor de eerste maal de grondwetswijziging van 1919 in uitvoering gebracht. Leden werden voortaan verkozen voor zes jaar (als uitloper van de oorlogsomstandigheden liep het eerste mandaat slechts van april 1921 tot december 1926). Voor het eerst was er ook sprake van het algemeen enkelvoudig stemrecht, voor mannen ouder dan 21 jaar, die minstens 6 maand in de gemeente woonden. Een ander gevolg van deze grondwetswijziging was dat de vrouwen nu ook stemrecht hadden bij lokale verkiezingen[57]. Gemeenten met 20 000 tot 25 000 inwoners, zoals Lokeren, moesten 17 gemeenteraadsleden verkiezen[58].

 

Deze eerste naoorlogse gemeenteraadsverkiezingen zorgden voor een primeur. Het was immers de eerste maal dat vrouwen mochten deelnemen aan de verkiezingen. Ze mochten stemmen en ze konden zich kandidaat stellen voor een plaats in de gemeenteraad. In de provinciestad Lokeren werden drie lijsten ingediend, twee volledige met 17 katholieke en 17 liberale kandidaten, en een onvolledige lijst met 9 socialistische kandidaten. Voor de eerste keer stonden er ook twee vrouwelijke kandidaten op de lijst met kandidaten: Irma De vuyst voor de katholieke partij en Maria Van Cauwenberghe voor de liberalen. De kandidaten werden enkele weken op voorhand verkozen door polls te organiseren bij de leden van de verschillende partijen. Degenen die hier het beste uitkwamen, kregen een plaats op de lijst.

 

Hieronder vinden we de tabel met de verschillende kandidaten die deelnemen aan de gemeenteraadsverkiezing van 24 april 1921. Ik heb ze weergegeven met hun beroep en hun functie in de vorige gemeenteraad.

 

Katholieken

 

 

 

Beroep

Vorige verkiezingen

Raemdonck

Advocaat, Burg[59],Volksvertgw[60].

Uittredend burgemeester

Blancquaert O.

Schepen, Nijveraar

Uittredend schepen

Lerno

Schepen, Arts

Uittredend schepen

Taelman

Landbouwer

Uittredend lid

Verstuyven

Velbewerker

 

De Vreese

Bakker

 

Beirnaert

Wever

 

Van Winckel

Notaris

 

Van Eetvelde

Landbouwer

 

Rosseel

Brouwer, Landbouwer

 

Van De Walle

Landbouwer

 

De Groote

Arts

 

Wed. Thuysbaert-De Vuyst

Afgevaardigde Vrouwenbond

 

Blancquart E.

Nijveraar

 

Baeyens

Meubelmaker

 

De Wilde

Schrijnwerker

Uittredend lid

Van Loo

Landbouwer

 

 

 

 

BWP

 

 

 

Beroep

Vorige Verkiezingen

Ysewijn

Vakbondssecretaris

 

Gijssens

Blokmaker

 

Verstraeten

 

 

Bracke

Velbewerker

 

Van De Voorde Ph.

 

 

Collewaert

 

 

Milliau

 

 

Ketels

Velbewerker

 

Van Onderbergen

Wever

 

 

 

 

Liberalen

 

 

 

Beroep

Vorige verkiezingen

Persoons

Arts

 

Lamborelle

Arts

 

Van Doorselaer

Bediende

 

De Smet

 

 

Ohrem

Nijveraar

 

Van Den Broeck

 

 

Van De Voorde G.

Bakker

 

Maria Van Cauwenberghe

 

 

Van Driessche

Slijper

 

Rubbens

Nijveraar

 

Van Gijseghem

Arts

 

Cnops

Magazijnier

 

Baetens

Steenkapper

 

Van Hooff

 

 

Van De Voorde J.

 

 

Van den Hove

 

 

De Hauwere

Nijveraar

 

 

B. Gemeenteraadsverkiezingen van 26 oktober 1926[61].

 

Bij deze gemeenteraadsverkiezingen dienen de drie traditionele partijen elk een volledige lijst met 17 kandidaten in. Opnieuw waren deze kandidaten vooraf aangeduid door het organiseren van polls bij de leden van de drie partijen.

 

Vergeleken met de gemeenteraadsverkiezingen van 1921 vinden we enkele wijzigingen terug. Bij de katholieken zijn Taelman, Rosseel, De Groote, Blancquaert E. en Baeyens van de lijst verdwenen tengevolge van de poll die werd georganiseerd onder de katholieke kiezers. Irma De Vuyst is eveneens verdwenen van de lijst omdat zij in de voorgaande periode overleden is. De nieuwkomers zijn Herbert (9de plaats), Baetens (10de), Thuysbaert (11de), De Palmenaer (13de), De Palmeneire (15de) en Goossens (16de). Bij de liberalen zijn zes namen verdwenen: Persoons (eveneens gestorven in de voorgaande periode), De Smet, Van den Broeck, Van Cauwenberghe, Van De Voorde J. en Van den Hove. De nieuwkomers zijn Jacobs (3de plaats), Verbraecken (5de), De Smul (6de), Vermeirsch (10de), Schalckens (15de) en De Clercq (16de). De meeste nieuwkomers vinden we terug op de lijst van de BWP, aangezien deze bij de gemeenteraadsverkiezingen van 1921 een onvolledige lijst hadden ingediend, en nu een volledige. Alleen de heren Gijssens (1ste plaats), Ysewijn (2de), Bracke Cesar (3de), Van Onderbergen (9de) en Ketels (10de) kregen ook in 1926 een plaats op de lijst, alle anderen zijn nieuwkomers.

 

Hieronder geven we opnieuw de kandidaten weer, met hun beroep en hun functie in de vorige gemeenteraad.

 

Liberalen

 

 

 

Beroep

Vorige Verkiezingen

Lamborelle

Arts

Uittredend lid

Van Gijseghem

Arts

Plaatsvervanger

Jacobs

Haarkapper

 

Rubbens

Nijveraar

 

Verbraecken

Wever

 

De Smul

Handelaar

 

Van Driessche

Slijper

 

De Hauwere

Nijveraar

 

Ohrem

Nijveraar

Plaatsvervanger

Vermeirsch

Wever

 

Van De Voorde G.

Bakker

 

Baetens

Steenkapper

 

Cnops

Magazijnier

 

Van Doorslaer

Bediende

Uittredend lid

Schalckens

Meestergast

 

De Clercq

Lijndraaier

 

Van Hooff

Fabrikant

 

 

 

 

BWP

 

 

 

Beroep

Vorige verkiezingen

Gijssens Romain

Blokmaker

Uittredend lid

Ysewijn P.

Vakbondssecretaris

Uittredend lid

Rogiers

Velbewerker

 

Bracke C.

Handelaar

 

Van Cotthem

Bediende

 

Bracke Th.

Velbewerker

 

Schockaert

Spinner

Uittredend lid

Ysewijn A.

Wever

 

Van Onderbergen

Wever

 

Ketels

Velbewerker

Plaatsvervanger

Baetens L.

Broodvoerder

 

Gijssens Roger

Broodvoerder

 

Everaert

Steenkapper

 

Clement

Beheerder

 

Noppe

Wever

 

Audenaerde

Velbewerker

 

Pauwels

Metsersknaap

 

 

 

 

Katholieken

 

 

 

Beroep

Vorige Verkiezingen

Raemdonck

Advocaat, Burg, Volksvertgw

Uittredend burgemeester

Lerno

Arts

Uittredend schepen

Verstuyven

Werkman

Uittredend lid

Van De Walle

Landbouwer

Uittredend lid

De Vreese

Nijveraar

Uittredend lid

Van Eetvelde

Landbouwer

Plaatsvervanger

Beirnaert

Werkman

Uittredend lid

Van Winckel

Notaris

Uittredend lid

Herbert

Handelaarvertegenwoordiger

 

Baetens E.

Landbouwer

 

Thuysbaert Pr.

Notaris

 

Blancquaert O.

Nijveraar

Uittredend lid

De Palmenaer

Handelaar

 

Van Loo

Landbouwer

Plaatsvervanger

De Palmeneire

Propagandist

 

Goossens

Nijveraar

 

De Wilde

Handelaar

 

 

2.1.2 Wetgevende verkiezingen.

 

A. Parlementsverkiezingen 16 november 1919[62].

 

De kandidaten die deelnamen aan de wetgevende verkiezingen werden eveneens aangeduid via polls en waren afkomstig uit de verschillende kantons die het arrondissement Sint-Niklaas omvat. Het gaat hier om de kantons Beveren, Lokeren, Sint-Gillis, Sint-Niklaas en Temse. Bij de kandidaten voor de kamer der volksvertegenwoordigers treffen we bij de katholieken één persoon uit onze provinciestad aan: burgemeester August Raemdonck (1ste plaats), die reeds sinds 1889 zetelde als katholiek volksvertegenwoordiger. Ook op de liberale lijst stond een lokerse volksvertegenwoordiger, met name Jan Persoons (1ste plaats). En ook bij de lijst van de BWP vinden we een Lokeraar terug: Cesar Bracke (3de plaats bij de effectieven, 2de plaatsvervanger). Daarnaast hebben we ook nog een volledige lijst voor de Frontpartij en de afzonderlijke kandidaat Hernalsteen.

 

Voor de verkiezing van de senatoren werd het kanton Lokeren ingedeeld bij het arrondissement Sint-Niklaas / Dendermonde. Bij deze eerste naoorlogse verkiezing van vier senatoren zijn er slechts twee partijen die een lijst met kandidaten indienen: de katholieken en liberalen, waarvan de liberale lijst dan nog onvolledig is. Bovendien vinden we op deze lijsten geen kandidaten van de stad Lokeren terug.

 

Hieronder geef ik opnieuw in tabel de kandidaten van de verschillende partijen voor de wetgevende verkiezingen weer.

 

KAMER

 

 

 

Effectieven

Plaatsvervangers

Katholieken

Raemdonck

Heyman

 

Van Brussel

Van Haver

 

Heyman

Domy

 

Van Haver

 

 

 

 

Liberalen

Persoons

De Cock

 

De Lausnay

Hereman

 

De Schaepdrijver

De Smul

 

Verheyen

 

 

 

 

Frontpartij

De Palmeneire

De Schepper

 

Heirwegh

Verbruggen

 

Verbruggen

 

 

De Schepper

 

 

 

 

BWP

Van Hoeylandt

De Block

 

De Block

Bracke

 

Bracke

Willockx

 

Willockx

 

 

 

 

Afzonderlijk Kandidaat

Hernalsteen

 

 

 

 

SENAAT

 

 

 

Effectieven

Plaatsvervangers

Katholieken

Mertens

De Bergeyck

 

Dubois

De Lausnay

 

De Bergeyck

 

 

De Lausnay

 

 

 

 

Liberalen

Coullier-De Mulder

Goossens

 

Goossens-Bara

 

 

B. Parlementsverkiezingen 20 november 1921[63].

 

Bij de wetgevende verkiezingen van 1921 is August Raemdonck (1ste plaats) opnieuw aanwezig op de lijst van de katholieken voor de kamer der volksvertegenwoordigers. Bij de liberale partij vinden we ook Jan Persoons (1ste plaats) opnieuw terug. Daarnaast is er ook een andere kandidaat uit Lokeren, met name Jacobs (4de plaatsvervanger). In 1921 vinden we ook een Lokerse socialist terug op de lijst van de BWP: Ysewijn (3de effectieve plaats en 2de plaatsvervanger). Naast deze drie traditionele partijen, vinden we ook nog een lijst met kandidaten van de Frontpartij, de onpartijdige landbouwers van het Land van Waas en twee afzonderlijke kandidaten. Op deze lijsten vinden we een Lokeraar terug, met name Van De Walle voor de onpartijdige landbouwers.

In vergelijking met de effectieve kandidaten voor de kamer van 1919 zijn er twee nieuwe afzonderlijke kandidaten die opkomen, en een nieuwe lijst, namelijk de onpartijdige landbouwers. Dit zijn eenmalige initiatieven. Bij de katholieken en liberalen vinden we maar een nieuwe kandidaat terug, respectievelijk Van Ecke (3de plaats) en De Smet (4de). Bij de volledige lijst van de socialisten zijn er drie nieuwe effectieve kandidaten: De Vos (2de), Ysewijn (3de) en Van Kerckhoven (4de).

 

Bij de kandidaten voor de senaat zijn er nu wel drie lijsten ingediend: een liberale, katholieke en socialistische, hoewel deze laatste slechts onvolledig is. We treffen enkel op de katholieke lijst een Lokeraar terug: Lodewijk Herbert (4de effectieve plaats en 2de plaatsvervanger).

In vergelijking tot 1919 vinden we nu 2 volledige lijsten terug, die van de katholieken en liberalen. Met hierbij slechts een nieuwe naam bij de katholieke partij, namelijk Lodewijk Herbert (4de plaats) en de liberale lijst met kandidaten voor 1919 wordt aangevuld met twee nieuwe namen: De Bruycker (3de) en Pensis (4de). Er is deze keer ook een onvolledige socialistische lijst ingediend, met twee kandidaten: Van Fleteren en van Schoor.

 

Hieronder geef ik opnieuw een overzicht van de kandidaten in tabelvorm.

 

KAMER

 

 

 

Effectieven

Plaatsvervangers

Liberalen

Persoons

De Cock

 

De Schaepdrijver

Hereman

 

Verheyen

Pallemaerts

 

De Smet

Jacobs

 

 

 

BWP

Van Hoeylandt

De Block

 

De Vos

Ysewijn

 

Ysewijn

 

 

Van Kerckhoven

 

 

 

 

Katholieken

Raemdonck

Van Ecken

 

Heyman

Van Haver

 

Van Ecken

Cornelis

 

Van Haver

Mels

 

 

 

Frontpartij

Verbruggen

Kennis

 

Kennis

De Meyer

 

De Meyer

 

 

De Mayer

 

 

 

 

Landbouwers

Van De Walle

 

 

De Bock

 

 

 

 

Afzonderlijk Kandidaat

Van Landeghem

 

 

 

 

Afzonderlijk Kandidaat

Van Brussel

 

 

 

 

SENAAT

 

 

 

Effectieven

Plaatsvervangers

Liberalen

Couiller-De Mulder

Van Praet

 

Goossens-Bara

Lamborelle

 

De Bruycker

Ramlot

 

Pensis

Phylipsen

 

 

 

BWP

Van Fleteren

Van Schoor

 

Van Schoor

 

 

 

 

Katholieken

Dubois

De Lausnay

 

De Bergeyck

Herbert

 

De Lausnay

Vaerendonck

 

Herbert

Vilain XIIII

 

C. Provincieraadsverkiezingen 27 november 1921[64].

 

Voor de provincieraadsverkiezingen behoort het kanton Lokeren ook tot het arrondissement Sint-Niklaas. Bij de katholieken vinden we een Lokeraar terug, met name Prosper Paul Thuysbaert (2de plaats). Bij de BWP vinden we twee kandidaten uit onze provinciestad terug: Rogiers (2de) en Bracke (4de). En bij de liberalen tenslotte tellen we drie Lokerse namen: Ohrem (1ste), Van Driessche (5de) en Jacobs (6de).

 

Ik wil hier toch ook wijzen op het belang van deze provincieraadsverkiezingen, hoewel zij meestal in de schaduw staan van de parlementsverkiezingen. De provincieraad heeft in eerste instantie een politiek belang, enerzijds het feit dat de verschillende provincieraden instaan voor de levering van de provinciale senatoren en anderzijds is de bestendige deputatie in feite de voogdes van de gemeentelijke instellingen. Daarnaast kan met ook het bestuurlijk belang van de provincieraad niet onderschatten, ze staat immers in voor de bestuursaangelegenheden in de provincie.

 

Hieronder vindt men de kandidaten van de verschillende partijen voor de provincieraads-verkiezingen terug in tabelvorm.

 

Katholieken

BWP

Liberalen

Verwilghen

De Block

Ohrem

Thuysbaert

Rogiers

Meert

De Bock

Symoens

Cnudde

De Groote

Bracke

Dyckers

Gijselinck

De Vos

Van Driessche

Vervaet

Van den Berghe

Jacobs

 

D. Parlementsverkiezingen 5 april 1925[65].

 

Bij de wetgevende verkiezingen van 1925 vinden we vijf lijsten met kandidaten terug voor de kamer der volksvertegenwoordigers: de katholieken, de liberalen, de socialisten, de frontpartij en de katholieke nationalisten. Bij de Katholieken vinden we voor de kamer der volksvertegenwoordigers twee Lokerse kandidaten terug: opnieuw August Raemdonck (1ste plaats) en Lodewijk Herbert (3de effectieve plaats en 1ste plaatsvervanger). Ook bij de socialistische partij treffen we nu twee vertegenwoordigers uit onze provinciestad aan: Ysewijn (3de effectieve plaats en 2de plaatsvervanger) en Gijssens (4de plaatsvervanger). Bij de liberale partij blijft na het overlijden van Jan Persoons op 11 december 1924 slechts een Lokerse kandidaat over, namelijk Jacobs (1ste plaatsvervanger). De scheurlijst van Frans Van Brussel, die inmiddels overleden was, werd nu verdergezet door zijn zoon. Samen met Blancquaert voerde hij een uitgesproken anti-flamingantische nationaal-katholieke lijst aan.

 

In vergelijking tot 1921 hebben we bij de katholieke lijst voor de kamer twee nieuwe namen: Herbert (3de plaats) en van Royen (4de); bij de liberalen hebben we drie nieuwe kandidaten, namelijk Vermast (1ste), Pallemaerts (3de) en Scheltjens (4de); bij de BWP vinden we slechts een nieuwkomer terug en dat is De Bosschere (4de); tenslotte vinden we ook bij de Frontpartij drie nieuwe namen terug: Rooms (2de), Claus (3de) en Van Riet (4de). Er is ook een nieuwe lijst van de Katholieke Nationalisten met twee kandidaten: Van Brussel (die in 1921 deelnam als afzonderlijk kandidaat) en Blancquaert.

 

Bij de senaat treffen we deze maal drie volledige lijsten aan (katholieken, liberalen en socialisten) en een kandidaat voor de Frontpartij. Alleen bij de liberale partij zien we twee Lokerse kandidaten: Rubbens (4de effectieve plaats) en Lamborelle (3de plaatsvervanger).

In vergelijking met 1921 zijn er twee nieuwe katholieke namen, met name Vermeersch (3de plaats) en Vilain XIIII (4de); bij de socialisten zijn er eveneens twee nieuwkomers: Van De Wiele (3de) en Van Damme (4de). De liberale lijst met kandidaten voor de senaat is helemaal vernieuwd: Van Praet, Philipsen, Janssens en Rubbens. Tenslotte heeft ook de Frontpartij een kandidaat voor de senaatsverkiezing voorgedragen, namelijk Van Schamelhout.

 

Hieronder vindt men opnieuw de lijst met kandidaten terug voor zowel kamer als senaat.

 

KAMER

 

 

 

A. Effectieven

B. Plaatsvervangers

Katholieken

Raemdonck

Herbert

 

Heyman

Van Royen

 

Herbert

Tavernier

 

Van Royen

Beeckx

 

 

 

BWP

Van Hoeylandt

De Block

 

De Vos

Ysewijn

 

Ysewijn

Wijmeersch

 

De Bosschere

Gijssens

 

 

 

Liberalen

Vermast

Jacobs

 

De Smet

Verheyen

 

Pallemaerts

Dhondt

 

Scheltjens

De Schaepdrijver

 

 

 

Frontpartij

Verbruggen

Claus

 

Rooms

Van Zandbergen

 

Claus

Rossaert

 

Van Riet

 

 

 

 

Katholieke Nationalisten

Van Brussel

Blancquaert

 

Blancquaert

 

 

 

 

SENAAT

 

 

 

C. Effectieven

D. Plaatsvervangers

Katholieken

Dubois

Vermeersch

 

De Bergeyck

Vilain XIIII

 

Vermeersch

Broeckaert

 

Vilain XIIII

Hebbinckuys

 

 

 

BWP

Van Fleteren

Van Schoor

 

Van Schoor

Van De Wiele

 

Van De Wiele

Van Keer

 

Van Damme

Straetman

 

 

 

Liberalen

Van Praet

Hereman

 

Philipsen

Loret

 

Janssens

Lamborelle

 

Rubbens

De Schepper

 

 

 

Frontpartij

Van Schamelhout

 

 

E. Provincieraadsverkiezingen 8 november 1925[66].

 

Bij de provincieraadsverkiezing van 8 november 1925 vinden we in vergelijking met 1921 een nieuwe, afzonderlijke kandidaat terug, en dat is De Maeyer. Bij de andere partijen treffen we zowel nieuwe als oude namen aan. Bij de katholieken zijn de nieuwkomers Thibaut (4de plaats) en Van Peteghem (5de); bij de liberalen gaat het om Pallemaerts (2de), Wauman (4de) en Van Goethem (6de); bij de socialisten tenslotte zijn Willockx (3de) en Ysewijn (4de) de nieuwe namen.

De kandidaten die uit onze provinciestad komen zijn Thuysbaert voor de katholieken, Ohrem en Van Driessche voor de liberalen en Rogiers, Ysewijn en Bracke voor de socialisten.

 

Hieronder vinden we opnieuw een overzicht van de kandidaten voor de provincieraads-verkiezingen.

 

BWP

Katholieken

Liberalen

Afz. Kandidaat

De Block

Verwilghen

Ohrem

De Maeyer

Rogiers

Thuysbaert

Pallemaerts

 

Willockx

De Bock

Cnudde

 

Ysewijn

Thibaut

Wauman

 

Symoens

Van Petegehem

Van Driessche

 

Bracke

Vervaet

Van Goethem

 

 

2.2  Propaganda.

 

2.2.1 Gemeenteraadsverkiezingen.

 

Het bronnenmateriaal dat ik gebruikt heb voor het achterhalen van de thema’s waarrond de gemeenteraadsverkiezingen van 1921 en 1926 zich afspelen, zijn voornamelijk de katholieke regionale kranten «De Stad Lokeren» en «De Vrije Stem». Vandaar dat er vooral een klemtoon zal liggen op de katholieke programma’s.

 

Bij de katholieke propaganda die voorafgaat aan de verkiezing van 24 april 1921 vinden we vele stukken die zich richten tot de vrouw, aangezien zij voor de eerste maal mogen deelnemen aan de verkiezingen. Er heerst bij de katholieken een zekere onrust over het stemgedrag van de vrouw. «De Vrije Stem» verwoordt het als volgt: «Met ongeduld, maar met betrouwende belangstelling wachten wij de nieuwe algemene volksraadpleging af, en hopen dat deze eerste tusschenkomst der vrouw van overwegenden invloed zal zijn voor de behoudsgezinde en katholieke partij. Niemand kan zekere voorspellingen doen; maar wij verwachten veel van de gematigde wijsheid, den geest van orde en den diepen godsdienstzin der vrouw. Moge onze hoop niet teleurgesteld zijn[67].

 

De thema’s die het katholieke programma beheersen zijn godsdienst en vaderland. Ze ijveren voor een goede plaats voor de katholieke godsdienst in het openbaar leven, en willen het vaderland eengemaakt zien. Op lokaal vlak wordt door de Katholieken de meeste aandacht besteed aan de landbouwers, hoewel ze zelf ook beweren dat ze arbeiders en middenstanders niet in de kou laten staan. Ze willen een verbetering van de openbare wegenis, een verbetering van de waterlopen op het platteland en de komst van de elektriciteit voor verlichting en drijfkracht. Daarnaast vormen ook het onderwijs, met de bouw en verbetering van schoollokalen, en het bestrijden van de woningsnood strijdthema’s[68].

 

Ook socialisten en liberalen bereiden de eerste naoorlogse verkiezingen voor. Bij de liberalen gebeurt dit door middel van de oprichting van comités, bestendige besturen en wijkcomités. Deze organiseren dan meetings waarop begiftigde sprekers en propagandisten het woord voeren[69]. Ook bij de socialisten worden prominente figuren uitgenodigd om te Lokeren te komen spreken, onder andere August Balthazar en Hendrik De Man. Bij de socialisten ligt de klemtoon van hun campagne voornamelijk op de taak der verkozenen in de gemeenteraad, de nieuwe pensioenwetgeving en de crisis in de textiel- en vellennijverheid. Ook bij hen werd aandacht besteed aan de vrouwen die voor de eerste maal naar de stembus trokken[70].

 

In september 1926 zijn er werkstakingen in de fabriek Rubbens, uitgelokt door katholieken en socialisten die zo de aanstaande gemeenteraadsverkiezingen willen beïnvloeden. De kiesstrijd is zeer hevig, vooral de socialisten, die 20 jaar geleden nog zij aan zij met de liberalen streden, zijn nu hardnekkige tegenstanders geworden van alles wat blauw is. De liberalen hebben zich goed georganiseerd en voeren een eerlijke kiesstrijd. De papborstel viert hoogtij![71] De gemeenteraadsverkiezingen van 1926 vinden plaats op het ogenblik dat het land zich in een economische crisis bevindt, en het de Belgische frank moet redden.

 

In de aanloop naar de gemeenteraadsverkiezing looft het katholieke weekblad «De Stad Lokeren» de verwezenlijkingen van het katholieke stadbestuur. De krant wijst erop dat Lokeren een van de eerste gemeenten was waar de Belgische regering tussenkwam inzake de oorlogsuitgaven. Bovendien hamert ze erop dat Lokeren een van de weinige gemeenten is die haar gemeentebegroting telkens met een overschot afsluit en dat de Lokeraars bij de minst belaste Belgen horen. Deze verwezenlijkingen zouden erop kunnen wijzen dat de stad forse besparingen doorvoert, maar ook dit is volgens het katholieke orgaan niet waar. De stad heeft na de eerste wereldoorlog fors geïnvesteerd in een beter wegendek, in het vernieuwen van schoollokalen en de bouw van een lagere jongens- en een nijverheidsschool. Bovendien was de stad ook reeds aangesloten op het elektriciteitsnetwerk[72].

De thema’s waarrond de katholieken zich groeperen zijn het oprichten van scholen, hospitalen en liefdadigheidsburelen. Het gemeentebestuur oefent immers een onrechtstreekse invloed uit op de zielen van kinderen, bejaarden, zieken en noodlijdenden[73].

 

2.2.2 Wetgevende verkiezingen.

 

Voor de eerste naoorlogse parlementsverkiezing van 16 november 1919 werd de bevolking opgeroepen tot een zekere gematigdheid in dienst van de nationale eenheid. De partijstrijd bleef opmerkelijk kalm, voornamelijk omdat men na de verkiezingen immers de nationale unie zou moeten verder zetten om de wederopbouw van het land tot een goed einde te brengen.

 

Bij de katholieke partij concentreerde de strijd zich rond twee thema’s: de democratisering van de lijsten en de aanvaarding van het Vlaams minimumprogramma. De lijsten moesten immers toegankelijk zijn voor zowel landbouwers, middenstanders als arbeiders, vandaar dat een democratisering noodzakelijk was. Het Vlaams minimumprogramma hield in dat de katholieken ijverden voor de gelijke behandeling van Vlamingen en Walen in het leger, het gerecht, het onderwijs en in de besturen[74].

 

Bij de parlementsverkiezing van 20 november 1921 vormen godsdienstvrijheid en het verdedigen van het vaderland, met name het koningsschap, de instellingen en de openbare vrijheden, opnieuw de centrale thema’s van de katholieken. Wat betreft de buitenlandse politiek ijveren ze voor het bekomen van de herstelbetalingen van Duitsland, en een leger dat paraat staat tijdens oorlogstijd, maar in vredestijd slechts een minimum van de lasten van de burgers vraagt.

In de ogen van de katholieken zijn de liberalen op drift en op zoek naar een algemeen programma. Een duidelijk omschreven programma hadden de liberalen niet. Wel werd er een beroep gedaan op een niet exact gedefinieerd vrijheidsbegrip. De partij geloofde in vooruitgang dank zij een ondogmatisch neutraal onderwijs. Ze bleef eveneens geloven in de vrijhandel[75]. De socialisten trekken naar de verkiezingen met een sociaal eisenpakket, een strijd tegen de Kerk en de vrije scholen en ze ijveren bovendien voor een beperking van de diensttijd tot 6 maanden[76].

 

Ook bij de parlementsverkiezing van 5 april 1925 worden de liberalen en de socialisten door het katholieke weekblad «De Vrije Stem» afgeschilderd als grote vijanden. Bij de liberalen wordt hun houding ten opzichte van de vervlaamsing van de hogeschool van Gent op de korrel genomen, evenals hun voorstel tot een diensttijd van 14 maanden en hun houding ten opzichte van een Frans-Belgisch economisch verbond[77].

De katholieken stelden opnieuw de katholieke godsdienst centraal: «Uw ziel moet gij voorzeker hooger stellen dan uw beurs.». De traditionele katholieke thema’s zijn de volgende: godsdienstvrijheid, verdediging van de vrije en officiële scholen, het herstel van de Belgische financiële toestand, gelijkheid van Vlamingen en Walen, en een democratische lijst waarop alle standen vertegenwoordigd zijn[78].

 

De provincieraadsverkiezingen van 27 november 1921 en die van 8 november 1925 verliepen meestal in dezelfde omstandigheden als de parlementsverkiezingen. Bij de verschillende partijen treffen we dezelfde thema’s aan waarrond ze hun campagne voor de parlementsverkiezingen gebaseerd hadden.

 

2.3  Uitslagen.

 

2.3.1 Gemeenteraadsverkiezingen.

 

A. De gemeenteraadsverkiezingen van 24 april 1921.

 

Bij de eerste naoorlogse gemeenteraadsverkiezingen behaalden de katholieken opnieuw de overwinning in Lokeren. Ze haalden meer dan 50% van de stemmen en haalden op die manier 10 zetels binnen. Van de overige zetels gingen er 4 naar de socialisten en 3 naar de liberalen. De liberalen (+1) behaalden ten opzichte van de laatste gemeenteverkiezingen, op 15 oktober 1911, dus een kleine overwinning ten koste van de BWP (-1). De lokale katholieke krant «de Vrije Stem» zegt het volgende over de verkiezingsuitslag: «Glorie aan God! Hulde aan het Belgisch kiezerskorps! Hulde aan onze brave, kranige vrouwen die, voor de eerste maal voor de stembus staande, zich zoo verstandig en zoo deftig wisten te kwijten van hare nieuwe burgerplicht en die de verwachtingen welke al de ordelievende menschen in haar gesteld hadden, zoo schitterend beantwoord hebben[79].». Deze verwijzing naar de eerste stembusgang van de vrouw in het katholieke dagblad wijst er dus nogmaals op dat de katholieke partij er geen goed oog in had.

 

August Raemdonck werd opnieuw tot burgemeester aangesteld, en bleef zo deze functie vervullen, ondanks zijn vlucht naar Nederland tijdens de eerste wereldoorlog. De katholieken Octaaf Blancquaert, Romain Lerno, Taelman Gustaaf en Jozef Van Winckel werden aangeduid als schepenen. Liberalen en socialisten werden ook na de oorlog verwezen naar de oppositie, en moesten zelfs ijveren voor een evenredige vertegenwoordiging in de onderbesturen van de stad (zie hierboven). In vergelijking tot het jaar 1919[80], het eerste dienstjaar na de eerste wereldoorlog, zijn er maar liefst 13 nieuwkomers in de raad.

 

Resultaten[81]

 

 

Katholieken

BWP

Liberalen

5891

2829

2522

52,42 %

25, 13 %

22,44%

 

 

Gekozen Leden[82]

 

 

 

 

Functie

Partij

Naamstemmen

Raemdonck August

Burgemeester

Katholieken

390

Blancquaert Octaaf

Schepen

Katholieken

296

Lerno Romain

Schepen

Katholieken

293

Taelman Gustaaf

Schepen

Katholieken

260

Verstuyven Gustaaf

Lid

Katholieken

169

De Vreese Henri

Lid

Katholieken

300

Beirnaert Desiré

Lid

Katholieken

339

Van Winckel Jozef

Schepen

Katholieken

211

De Vuyst Irma

Lid

Katholieken

581

De Groote Jozef

Lid

Katholieken

403

Ysewijn Paul

Lid

Socialisten

154

Gijssens Romain

Lid

Socialisten

100

Verstraeten Prosper

Lid

Socialisten

70

Bracke Theophiel

Lid

Socialisten

56

Persoons Jan

Lid

Liberalen

279

Lamborelle Albert

Lid

Liberalen

342

Van Doorslaer Jozef

Lid

Liberalen

139

 

B. De gemeenteraadsverkiezingen van 10 oktober 1926.

 

Ook bij deze gemeenteraadsverkiezingen behaalde de katholieke partij opnieuw iets meer dan 50% van de stemmen. Wat opmerkelijk is, is het feit dat de liberalen (24,04%) hun opmars verder zetten. De liberalen winnen een zetel en komen nu op een totaal van 4 zetels. Hun winst was deze keer ten nadele van de katholieken, die één zetel verliezen en er dus 9 overhouden. De socialisten haalden ongeveer hetzelfde stemmenaantal binnen als in 1921 en behouden dan ook hun 4 zetels.

 

Ook in 1926 wordt August Raemdonck opnieuw aangeduid als burgemeester van de stad Lokeren, en hij is dit nu al onafgebroken sedert 1908. Alleen schepen Romain Lerno kan na deze verkiezingen aanblijven als schepen. De drie anderen zijn nieuwkomers in het schepencollege, met name Louis Van De Walle, De Vreese Henri en Prosper Thuysbaert. Van de 3 schepenen uit de voorgaande periode had enkel Octaaf Blancquaert zich nog kandidaat gesteld, maar deze werd niet meer herkozen, ook niet als gewoon gemeenteraadslid.

 

Daarnaast waren er in de raad nog 10 nieuwkomers en slechts 7 oudgedienden. De nieuwkomers waren Van Gijseghem Theophiel, Jacobs Henri en Rubbens Jan voor de liberalen; Rogiers Edgard en Bracke Cesar voor de BWP; Van De Walle Louis, Thuysbaert Prosper, Van Eetvelde Petrus, Goossens Prosper en Herbert Louis voor de katholieken. Van De Walle Louis en Thuysbaert Prosper werden zelfs meteen tot schepen benoemd, dit hadden ze hoogstwaarschijnlijk te danken aan hun hoog aantal naamstemmen, respectievelijk 1329 en 1496.

 

Resultaten[83]

 

 

Katholieken

BWP

Liberalen

6602

3354

3152

50,36%

25,58%

24,04%

 

 

Gekozen Leden[84]

 

 

 

 

Functie

Partij

Naamstemmen

Lamborelle Albert

Lid

Liberalen

311

Van Gijseghem Th.

Lid

Liberalen

409

Jacobs Henri

Lid

Liberalen

124

Rubbens Jan

Lid

Liberalen

282

Gijssens Romain

Lid

Socialisten

193

Ysewijn Paul

Lid

Socialisten

88

Rogiers Edgard

Lid

Socialisten

39

Bracke Cesar

Lid

Socialisten

55

Raemdonck August

Burgemeester

Katholieken

844

Lerno Romain

Schepen

Katholieken

819

Verstuyven Gustaaf

Lid

Katholieken

342

Van De Walle Louis

Schepen

Katholieken

1329

De Vreese Henri

Schepen

Katholieken

524

Thuysbaert Prosper

Schepen

Katholieken

1496

Van Eetvelde Petrus

Lid

Katholieken

984

Goossens Prosper

Lid

Katholieken

907

Herbert Louis

Lid

Katholieken

776

 

2.3.2 Wetgevende verkiezingen.

 

A. Parlementsverkiezingen 16 november 1919.

 

De verkiezingsuitslag bracht een verandering teweeg in de toenmalige politieke verhoudingen van het land. De katholieken vielen van 99 op 73 zetels terug in de Kamer, waar zij voor het eerst sinds 1884 hun absolute meerderheid verloren. De socialisten, dé grote overwinnaars van de verkiezingen, zaten de katholieken op de hielen, want zij mochten 70 vertegenwoordigers naar de Kamer sturen. De liberalen verloren 11 zetels en moesten zich tevreden stellen met 34 volksvertegenwoordigers.

 

In het arrondissement Sint-Niklaas was de verschuiving echter veel minder groot. De katholieken behaalden 23 809 stemmen, de BWP kreeg 9 131 stemmen, de Frontpartij 4 463 stemmen, de liberalen slechts 3 488 stemmen en de afzonderlijke kandidaat Hernalsteen behaalde 613 stemmen. De katholieke partij behield zijn drie zetels (Raemdonck, Van Brussel en Heyman) en de vierde zetel ging van de liberale Lokeraar Jan Persoons, van de vooroorlogse liberaal-socialistische kartellijst, naar de socialist Karel Van Hoeylandt. Het kanton Lokeren vormde een afspiegeling van deze arrondissementsuitslag, alleen de liberalen staan in onze provinciestad sterker en de frontpartij staat een beetje zwakker. Voor het arrondissement Sint-Niklaas / Dendermonde gingen er in de senaat drie zetels naar de katholieken (Mertens, Dubois en de Bergeyck) en een zetel naar de liberalen (Coullier-De Mulder).

 

Bij de vooroorlogse parlementsverkiezingen van 24 mei 1914 behaalden de katholieken nog 71,1 % van de stemmen in het arrondissement, nu waren er dat 57,3 %. De socialisten en liberalen samen behaalden in 1914 25,7 % en nu behaalden de socialisten 22,0 % en de liberalen 8,4 %. De frontpartij werd met haar 10,7 % de derde grootste partij van het Waasland. In het kanton Sint-Niklaas tekende de winst van de socialisten zich nog scherper af. In 1914 behaalde de katholieken 65,9 %, in 1919 slechts 52,5 %, terwijl de kartellijst in 1914 32,9 % behaalde, namen de socialisten nu 33,6 % voor hun rekening[85].

 

Resultaat Kamers[86].

 

 

 

 

 

 

Katholieken

Liberalen

Frontpartij

BWP

Hernalsteen

Kant. Lokeren

 3384

 1351

 686

 1653

 57

Arr.St-Niklaas

 23790

 3488

 4463

 9131

 613

 

Gekozen Leden.

 

 

 

KAMER

 

SENAAT

 

Personen

Partij

Personen

Partij

Raemdonck

Katholieken

Mertens

Katholieken

Van Brussel

Katholieken

Dubois

Katholieken

Heyman

Katholieken

De Bergeyck

Katholieken

Van Hoeylandt

Socialisten

Coullier

Liberalen

 

B. Parlementsverkiezingen 20 november 1921.

 

Op nationaal vlak vielen de verkiezingen vrij gunstig uit voor de katholieken. In de Kamer behaalden ze 80 zetels, een winst van 7. De liberalen verloren opnieuw, deze keer bleef de schade beperkt tot 1 zetel, en hadden er nu dus 33. De socialisten verloren er 2 en behielden dus 68 vertegenwoordigers. De frontpartij behield 4 van haar 5 zetels.

 

In het arrondissement Sint-Niklaas was de situatie voor de katholieken minder gunstig. Met 45 % van de stemmen, een verlies van 12,3 % ten opzichte van 1919, kon Van Ecke de derde katholieke zetel niet in de wacht slepen. De socialisten en liberalen volgden de nationale trend en behaalden respectievelijk 23,4 % (+ 1,4 %) en 8,1 % (- 0,3%) van de stemmen. De frontpartij zag haar stemmenaantal met meer dan de helft verminderd en behaalde nog 4,7 % (- 6,0 %) van de stemmen. De afzonderlijke kandidaat Van Brussel boekte een spectaculair succes: hij behaalde 7 243 stemmen wat neerkomt op 16,7 % van het totaal aantal stemmen. Het kanton Lokeren volgde op zijn beurt de trend van het arrondissement met dat verschil dat de liberalen hier opnieuw het sterkst scoorden ( 1 506 stemmen), en dat de afzonderlijke kandidaat Van Brussel in het kanton slechts een klein aantal van de stemmen (580) voor het arrondissement binnen haalde.

 

De zetelverdeling zou in het arrondissement voor de grootste verrassing zorgen. Raemdonck en Heyman hadden zonder probleem hun mandaat kunnen verlengen en ook de socialist Van Hoeylandt behield zijn zetel. Het systeem van de apparentering zou de vierde zetel echter een onverwachte eigenaar bezorgen. Van de Walle, een onafhankelijke kandidaat uit het kanton Lokeren, had zijn lijst gekoppeld met de Daensisten uit Aalst. Toen de 7 000 stemmen van de Daensisten in berekening kwamen voor een zetel, waren de vijf zetels van het arrondissement reeds toegekend. Daardoor gingen de stemmen naar de lijst die met de Daensisten gekoppeld was. Vermits er in Sint-Niklaas nog een zetel vrij was, gingen die 7 000 stemmen dus naar Van de Walle, die met 7 520 stemmen meer stemmen haalde dan Van Brussel. De toekenning van de zetel aan Van de Walle werd daarna echter door de Kamer teniet gedaan[87]. De zetel werd tenslotte toegekend aan de Wase socialist De Vos.

 

Wat de senaat betreft behielden de katholieken hun 3 zetels. Dubois en de Bergeyck verlengden hun mandaat, en de katholiek Mertens werd vervangen door de katholiek De Lausnay. De liberale zetel van 1919 ging nu naar de socialist Van Fleteren[88].

 

Resultaat Kamer[89].

 

 

 

 

 

 

 

 

Liberalen

BWP

Kath.

Front

Land-bouw

V.Lande-ghem.

V.Brussel

Kant. Lokeren

1506

1860

2971

187

301

4

580

Arr.St-Niklaas.

3519

10134

19509

2044

520

313

7243

 

Gekozen Leden[90].

 

 

 

KAMER

 

SENAAT

 

Personen

Partij

Personen

Partij

Raemdonck

Katholieken

Dubois

Katholieken

Heyman

Katholieken

De Bergeyck

Katholieken

Van Hoeylandt

Socialisten

De Lausnay

Katholieken

Van De Walle

Socialisten

Van Fleteren

Socialisten

 

C. Provincieraadsverkiezingen 27 november 1921[91].

 

De eerste naoorlogse provincieraadsverkiezingen werden in het arrondissement gewonnen door de katholieken (9468), gevolgd door de BWP (5860 stemmen) en de liberalen (2530 stemmen). Men ziet dus dezelfde tendens als bij de parlementsverkiezingen. Ook hier vormt het kanton Lokeren een weergave op kleinere schaal van het arrondissement, met opnieuw het opmerkelijk feit dat de liberalen in Lokeren meer dan de helft van hun stemmenaantal voor het arrondissement verzamelen.

 

De katholieken mogen 3 mensen afvaardigen om te zetelen in de provincieraad, met name Verwilghen, Thuysbaert en De Bock; de socialisten hebben twee afgevaardigden, namelijk De Block en Rogiers; en tenslotte mag ook de liberaal Ohrem naar de provincieraad.

 

Resultaten.

 

 

 

 

BWP

Liberalen

Katholieken

Kanton Lokeren

1829

1772

3722

Arr. Sint-Niklaas

5860

2530

9468

 

 

Gekozen Leden.

 

Personen.

Partij.

August De Block

Socialisten

Edgard Rogiers

Socialisten

L. Arthur Ohrem

Liberalen

Alfons Verwilgen

Katholieken

Prosper Paul Thuysbaert

Katholieken

Clement De Bock

Katholieken

 

D. Parlementsverkiezingen 5 april 1925.

 

De socialisten waren de grote overwinnaars van deze wetgevende verkiezingen. Ze profiteerden voornamelijk van de asociale politiek van de regering en de stijgende levensduurte. Met een winst van 10 zetels bezaten ze nu 78 zetels in de Kamer, evenveel als de katholieken die een verlies leden van 2 zetels. De grote verliezers waren de liberalen: ze verloren maar liefst 10 zetels wat hun vertegenwoordiging met een derde verkleinde tot 23 volksvertegenwoordigers. Het Waasland zou deze nationale trend niet helemaal volgen.

 

Zoals in 1921 toen de katholieke overwinning niet in de Wase uitslag terug te vinden was, zo vond men ook de socialistische overwinning minder terug in het arrondissement Sint-Niklaas. De BWP moest zich tevreden stellen met een winst van 3,2 % en 26,6 % van het stemmenaantal. De katholieke lijst won 8,3 % vna de stemmen en kwam met hun 53,3 % van de stemmen bijna terug op hun totaal van 1919. Deze winst was voor het grootste deel te danken aan het stemmenverlies van de katholieke scheurlijst (- 6,7 %), die toch nog 10,0 % van het kiezercorps voor zich gewonnen had. De frontpartij bleef met hun 4,2 % (- 0,5 %) bijna status quo. Enkel de Wase liberalen volgden de nationale trend, weliswaar minder uitgesproken: een verlies van 2,5 %, zodat hen nog 5,6 % van de stemmen restte.

Met deze uitslag heroverden de katholieken hun derde zetel op de socialisten. Zo verlengden Raemdonck en Heyman hun mandaat en kregen ze het gezelschap van Herbert. Van Hoeylandt was de enige socialist die zijn mandaat kon verlengen.

 

Wat het kanton Lokeren betreft kunnen we ook hier een daling van het aantal liberale stemmen vaststellen, hoewel zij toch sterk vertegenwoordigd blijven (14 %). De katholieke partij vormt met 48,3 % van de stemmen toch de grootste partij, hoewel ze te Lokeren zwak vertegenwoordigd is in vergelijking met de andere kantons van het arrondissement. In dit kanton treffen we ook een sterk uitgebouwde socialistische beweging terug, die 30 % van het totale stemmenaantal behaalt.

 

In de senaat verliezen de katholieken opnieuw een zetel ten voordele van de socialisten. Wat betekent dat beide nu 2 vertegenwoordigers in de senaat hebben. Voor de katholieke partij kunnen Dubois en de Bergeyck hun mandaat verlengen, bij de BWP krijgt Van Fleteren het gezelschap van Van Schoor[92].

 

Resultaat Kamer[93].

 

 

 

 

 

 

Katholieken

BWP

Liberalen

Frontpartij

Kath. Nat.

Kant. Lokeren

 3830

 2384

 1141

 141

 427

Arr. St-Nikl

 23258

 11605

 2476

 1855

 4376

 

 

Gekozen Leden.

 

 

 

KAMER

 

SENAAT

 

Personen

Partij

Personen

Partij

Raemdonck

Katholieken

Dubois

Katholieken

Heyman

Katholieken

De Bergeyck

Katholieken

Herbert

Katholieken

Van Fleteren

Socialisten

Van Hoeylandt

Socialisten

Van Scheer

Socialisten

 

E. Provincieraadsverkiezingen 8 november 1925[94].

 

Bij de provincieraadsverkiezingen van 8 november 1925 zijn de katholieken opnieuw de overwinnaars van het arrondissement (10 283 stemmen), weer gevolgd door de BWP (7 169 stemmen) en de liberale partij (2 199 stemmen). Hekkensluiter is de afzonderlijke kandidaat De Maeyer met 506 stemmen. In het kanton Lokeren is het behaalde aantal stemmen voor de liberale partij opnieuw meer dan de helft van het hele arrondissement (1568). De overige partijen hebben in het kanton Lokeren een gelijkaardig aantal stemmen behaald in vergelijking met het arrondissement.

 

In de provincieraad verliest de liberaal Ohrem zijn zetel, die wordt ingenomen door de katholieke partij. Dit brengt hun totaal voor het arrondissement op 4 zetels, waarbij Verwilghen, Thuysbaert en De Bock het gezelschap krijgen van Thibaut. De socialisten De Block en Rogiers behouden allebei hun zetel in de provincieraad. Men kan dus stellen dat de liberalen de grote verliezers van deze verkiezingen zijn.

 

Resultaten.

 

 

 

 

 

BWP

Katholieken

Liberalen

Afz. Kandidaat

Kanton Lokeren

2300

4097

1568

86

Arr. St-Niklaas

7169

10283

2199

506

 

 

Gekozen Leden.

 

Personen.

Partij.

Alfons Verwilgen

Katholieken

Prosper Paul Thuysbaert

Katholieken

Clement De Bock

Katholieken

Jan August Thibaut

Katholieken

August De Block

Socialisten

Edgard Rogiers

Socialisten

 

 

3. Besluit.

 

De naoorlogse periode 1919-1926 zorgde toch voor een aantal veranderingen, niet alleen op nationaal niveau, maar ook op lokaal gebied. Voor de eerste wereldoorlog werd het politieke leven immers overheerst door het burgerlijk parlementarisme, maar na 1918 brak de massademocratie zoals we die nu kennen door en kwam ze tot ontwikkeling. Omstreeks 1920 waren de politieke krachtlijnen vastgelegd die tot in de jaren 1960 bleven bestaan. De invoering van het algemeen enkelvoudig stemrecht voor mannen was een essentiële stap op weg naar massademocratie. Verder kwam er een betere organisatie van werkgevers en werknemers en werden de eerste resultaten van het sociale overleg zichtbaar. De periode 1919-1926 werd verder ook gekenmerkt door de Vlaamse emancipatiebeweging.

 

De parlementsverkiezingen in deze naoorlogse periode brachten enkel in 1919 een verschuiving aan het licht, toen de katholieken voor de eerste keer sinds 1884 hun absolute meerderheid in de Kamer der volksvertegenwoordigers verloren. De socialisten waren de grote overwinnaars van deze wetgevende verkiezingen en zaten de katholieken zelfs op de hielen. Deze verschuiving vond men in minder mate terug in het arrondissement. In de daaropvolgende jaren kunnen we vaststellen dat de katholieke partij zich opnieuw herstelt. De BWP slaagt erin zijn winst van 1919 in stand te houden en de liberalen verliezen in deze periode meer en meer contact met socialisten en katholieken wat het aantal zetels betreft.

Algemeen kunnen we vaststellen dat we de grote tendensen op nationaal vlak in mindere mate terug te vinden zijn in de uitslagen van het arrondissement Sint-Niklaas en in het kanton Lokeren. We moeten hier wel wijzen op de van oudsher sterke positie van de liberale partij in Lokeren, en we merken tevens op dat de katholieken in dit Wase kanton het minst sterk vertegenwoordigd waren.

 

Op gemeentelijk vlak zorgden de eerste naoorlogse verkiezingen wel voor enkele vernieuwingen. De socialisten die voor de eerste wereldoorlog van geen belang waren, waar het de gemeenteraad betrof, deden nu voor de eerste maal hun intrede in de gemeenteraad, met vier gekozenen. Een tweede primeur was de intrede van de eerste vrouw in de raad, met name Irma De Vuyst voor de katholieke partij. De aanwezigheid van een vrouw in de raad zou slechts van korte duur zijn, want reeds in 1924 overleed mevrouw De Vuyst. De katholieken behielden gedurende de periode 1919-1926 wel hun absolute meerderheid in de raad en leverden dus ook de burgemeester (August Raemdonck) en de schepenen. Hoewel het katholieke machtsblok op het stadhuis na wereldoorlog een dus doorbroken werd door vier socialisten en drie liberalen in 1921, en door vier socialisten en vier liberalen in 1926, hebben de katholieken het nog volledig voor het zeggen in de Lokerse gemeenteraad.

 

De eerste gemeenteraadsverkiezingen na de oorlog stonden bij de katholieken voornamelijk in het teken van de eerste deelname van de vrouwen aan de verkiezingen. Ze waren bezorgd dat hun deelname voor een wending zou zorgen in het kiesgedrag van het kiezerscorps. De uitslag wees er echter op dat dit niet het geval was. De programmapunten van de katholieken bij de gemeenteraadsverkiezingen van 1921 waren een betere wegenis, de verbetering van de waterlopen, elektriciteitsvoorziening voor Lokeren, de bouw en verbetering van schoollokalen en ook het verschaffen van noodwoningen. Het zijn dan ook deze thema’s die in de periode 1922-1926 de agenda van de gemeenteraad kleuren.

 

Bij de volgende gemeenteraadsverkiezingen in 1926 hameren de katholieken dan ook op het feit dat Lokeren een van de weinige steden is die hun begroting steeds afsluiten zonder een tekort, en dat er gezorgd is voor de komst van elektriciteit, vernieuwing van schoollokalen en betere wegen en waterlopen. Socialisten en liberalen kunnen hier weinig tegen inbrengen, zodat beiden zich in de kiescampagne vooral afzetten tegen elkaar, in plaats van tegen de katholieken.

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

 

[20] VERACHTERT (K.).  Het economisch leven in België 1918-1940.  In: Algemene Geschiedenis der Nederlanden, XIV, Fibula-Van Dishoeck, Haarlem, 1979, p. 55

 

[21] Ibid., p. 56

 

[22] GERARD (E.).  Op. Cit. , pp. 81-115

 

[23] GERARD (E.).  Op. Cit. , pp. 52-57

 

[24] GERARD (E.).  Op. Cit. , p. 171

 

[25] LUYCKX (T.).  Politieke geschiedenis van België.  Van 1789 tot heden.  Elsevier, Brussel/Amsterdam, 1964, p. 312

 

[26] GERARD (E.).  Op. Cit. , p. 176

 

[27] LUYCKX (T.).  Op. Cit. , pp. 333-334

 

[28] VAN DRIESSCHE (S.).  Op. Cit. , pp. 26-31

 

[29] SAL, MAL, Stadsverslag 1919

 

[30] De waarde van de bedragen van de tussenoorlogse periode is in deze verhandeling aangepast aan de waarde die ze in het jaar 2001 zouden hebben.

JANSSENS (V.).  De Belgische frank.  Anderhalve eeuw geldgeschiedenis.  Antwerpen-Amsterdam, Standaard, 1976, p. 433

 

[31] SAL, MAL, Gemeenteraadsverslag 20 januari 1919.

 

[32] SAL, MAL, Gemeenteraadsverslag 22 november 1920.

 

[33] SAL, MAL, Gemeenteraadsverslag 25 februari 1919.

 

[34] SAL, MAL, Gemeenteraadsverslag 31 mei 1920.

 

[35] SAL, MAL, Gemeenteraadsverslag 31 juli 1921.

 

[36] BAETENS (J.)  De socialistische arbeidersbeweging te Lokeren (1886-1929).  Gent, Onuitgegeven licentiaatverhandeling, 1974, pp. 225-238

 

[37] De stad Lokeren.  24ste jg., nr. 6, 5 februari 1921; 25ste jg, nr 51, 23 december 1922; 26ste jg, nr 2, 13 januari 1923.  En: De Vrije Stem.  37ste jg, nr 49, 4 december 1920; 38ste jg, nr 6, 5 februari 1921.

 

[38] SAL, MAL, Gemeenteraadsverslag 30 januari 1922.

 

[39] SAL, MAL, Gemeenteraadsverslag 3 juni 1924.

 

[40] SAL, MAL, Gemeenteraadsverslag 28 juli 1924.

 

[41] HENDERICKX (L.) en HENDERICKX (R.).  125 jaar liberale beweging te Lokeren, 1872-1997.  VLD-Lokeren, 1998, p. 106

 

[42] VAN CAMPENHOUT (N.).  Irma De Vuyst (1865-1924), de eerste vrouw in de Lokerse gemeenteraad.  De Souvereinen.  29ste jg, nr 4, december 1998, pp. 142-144

 

[43] Haar echtgenoot was de Lokerse notaris Prosper Thuysbaert.

 

[44] De Stad Lokeren.  28ste jg, nr 1, 3 januari 1925

 

[45] SAL, MAL, Gemeenteraadsverslag 5 juli 1926.

 

[46] De Stad Lokeren. 23ste jg, nr 6, 7 februari 1920.

 

[47] SAL, MAL, Gemeenteraadsverslag 7 maart 1921.

 

[48] SAL, MAL, Gemeenteraadsverslag 30 januari 1922.

 

[49] SAL, MAL, Gemeenteraadsverslag 14 mei 1923.

 

[50] De Stad Lokeren.  25ste jg, nr 28, 15 juli 1922

 

[51] De Stad Lokeren.  26ste jg, nr 8, 24 februari 1923

 

[52] De Stad Lokeren. 28ste jg, nr 1, 3 januari 1925

 

[53] Reeds in 1920 was dit Nationaal Crisisfonds opgericht door de regering.  Op dit fonds kon een beroep gedaan worden wanneer de werklozen hun mogelijkheden bij de vakbondskas hadden uitgeput.

 

[54] SAL, MAL, Gemeenteraadsverslagen van 8 juni en 6 juli 1925.

 

[55] SAL, MAL, Gemeenteraadsverslagen van 2 augustus en 13 november 1926.

 

[56] SAL, MAL, Stadsverslag betreffende gemeenteraadsverkiezingen van 24 april 1921

 

[57] FRANCOIS (L.).  Liberaal en socialist zijn slechts voornamen.  Het politiek leven op het stadhuis.  In: CAPITEYN (A.).  Interbellum in Gent, 1919-1939. Gent, stadarchief en Museum Arnold Vander Haeghen, 1995, pp. 45-57

 

[58] VERSTEGEN (V.).  De gemeenteraadsverkiezingen.  De Souvereinen.  9de jg, nr 4, oktober 1978, pp. 97-101

 

[59] Burg. staat voor burgemeester

 

[60] Volksvertgw. staat voor volksvertegenwoordiger

 

[61] SAL, MAL, Stadsverslag betreffende gemeenteraadsverkiezingen van 26 oktober 1926

 

[62] SAL, MAL, Dossier parlementsverkiezingen 16 november 1919

 

[63] SAL, MAL, Dossier parlementsverkiezingen 20 november 1921

 

[64] RA Beveren-Waas, Archiefbundel in verband met provincieraadsverkiezing van 27 november 1921, 2/8505/19 en 2/8864/6

 

[65] SAL, MAL, Dossier parlementsverkiezingen 5 april 1925

 

[66] RA Beveren-Waas, Archiefbundel in verband met provincieraadsverkiezing van 8 november 1925, 2/8587/1

 

[67] De Vrije Stem. 38ste jg, nr 12, 19 maart 1921

.

[68] De Vrije Stem.  38ste jg, nr 15, 9 april 1921.

 

[69] HENDERICKX (L.) en HENDERICKX (R.).  125 jaar liberale beweging te Lokeren, 1872-1997.  VLD-Lokeren, 1998, p. 98

 

[70] BAETENS (J.).  De socialistische arbeidersbeweging te Lokeren (1886-1929).  Gent, onuitgegeven licentiaatverhandeling, 1974, pp. 225-238.

 

[71] HENDERICKX (L.) en HENDERICKX (R.).  Op. Cit. , p 110

 

[72] De Stad Lokeren.  29ste jg, nr 38, 25 september 1926.

 

[73] De Vrije Stem.  42ste jg, nr 40, 9 oktober 1926.

 

[74] GERARD (E.).  Op. Cit.  pp.81-115

 

[75] CRAEYBECKX (J.) en WITTE (E.).  Politieke geschiedenis van België sinds 1830.  Spanningen in een burgerlijke democratie. Standaard, Antwerpen, 1981, p. 231

 

[76] De Vrije Stem.  38ste jg, nr 40, 1 oktober 1921; 38ste jg, nr 41, 8 oktober 1921; 38ste jg, nr 47, 19 november 1921.

 

[77] De Vrije Stem.  42ste jg, nr 12, 21 maart 1925.

 

[78] De Vrije Stem.  42ste jg, nr 13, 28 maart 1925.

 

[79] De Vrije Stem.  38ste jg, nr 18, 30 april 1921.

 

[80] De gemeenteraad was in het jaar 1919 samengesteld uit de volgende personen: August Raemdonck (burgemeester), Romain Lerno (schepen), Vanneste (schepen), Octaaf Blancquaert (schepen), Goedertier (schepen), De Borger Pierre, De Wilde Benoni, Goossens Emiel, Rubbens Georges, De Vijlder Karel, Ingels Arthur, Van Avermaet Karel, Taelman Gustaaf, Spitaels Serafien, Van Goethem Ernest, De Roover Joseph, Vyt Honoré en De Fontaine Ferdinand.

 

[81] SAL, Papieren Prosper Van Cotthem.  Aantekeningen.

 

[82] SAL, MAL, Stadsverslag betreffende de gemeenteraadsverkiezingen van 24 april 1926

 

[83] SAL, Papieren Prosper Van Cotthem.  Aantekeningen.

 

[84] SAL, MAL, Stadsverslag betreffende de gemeenteraadsverkiezingen van 10 oktober 1926

 

[85] DE COCK (K.).  Het algemeen christelijk werkersverbond, 1919-1940, in het arrondissement Sint-Niklaas.  Gent, Onuitgegeven licentiaatverhandeling, RUG 1986, pp. 70

 

[86] Ibid., pp. 264-265

 

[87] Dit gebeurde met 97 stemmen (socialisten + liberalen) tegen 79 (katholieken).  De Kamer oordeelde dat de apparenteringsmogelijkheid niet aan de ondertekenaars van de kandidatenlijst was voorgelegd.

 

DE COCK (K.).  Op. Cit.  p. 92

 

[88] DE COCK (K.).  Op. Cit. pp. 91-93

 

[89] Ibid., pp. 266-267

 

[90] SAL, MAL, Dossier parlementsverkiezingen 20 november 1921

 

[91] RA Beveren-Waas, Archiefbundel in verband met provincieraadsverkiezing van 27 november 1921, 2/8505/19 en 2/8864/6

 

[92] DE COCK (K.).  Op. Cit.  pp. 109-112

 

[93] Ibid., pp. 268-269

 

[94] RA Beveren-Waas, Archiefbundel in verband met provincieraadsverkiezing van 8 november 1925, 2/8587/1