Analyse en situering van het verzet in de stad Kortrijk: 1940-1944. (Petra Demeyere) |
home | lijst scripties | inhoud | vorige | volgende |
Hoofdstuk II: De Duitse inval
In dit hoofdstuk wordt belang gehecht aan de ervaringen van de Kortrijkse bevolking tijdens de mobilisatie en de Duitse inval. Niet onbelangrijk was het feit dat er, in de nacht van 22 op 23 mei, een allerlaatste stelling in gereedheid werd gebracht, namelijk op het afwateringskanaal van de Leie en de Leie van Gent tot Menen. We zullen nagaan hoe deze Leieslag verliep. In het laatste punt wordt de capitulatie besproken en gaan we na hoe de Kortrijkse bevolking tegenover de Duitse bezetter stonden.
Wanneer Hitler op 13 maart 1938 Oostenrijk bij Duitsland inlijfde en in september van datzelfde jaar aanspraak maakte op het Sudetengebied in Tsjechoslovakije, kondigde België op 27 september om 14 uur de “Pied de Paix Renforcé” af. Dit betekende dat België, net als zijn buurlanden Nederland en Frankrijk, overgegaan was tot de mobilisatie van zijn troepen. De mobilisatie van de burgerbevolking viel niet overal in goede aarde: “ Wie gaat de mobilisatiekosten betalen? ...de armen mogen optrekken, maar de rijken zullen niet betalen”. [48] Op 2 oktober werd de demobilisatie bevolen.[49]
België had op 26 augustus 1939, na de ongelukkige mobilisatie van september 1938, een nieuw plan in vijf fasen uitgewerkt, waarbij de soldaten vaak nodeloos in paraatheid werden gebracht. [50] Er werd gemord omdat alleen de “doppers” (uitkeringsgerechtigden) onder de wapens moesten; de andere werklozen niet. “Dit was allemaal de schuld van de munitiefabrikanten, de vrijmetselaars, de verkochte diplomaten en de Joden”, schrijft “De Waarheid”.[51] De ploegarbeiders van de Kortrijkse Kunstwerkstede werkten zich sinds maanden uit de naad om de bestellingen voor het Franse leger, namelijk houten barakken, te voltooien. [52]
Enkele maanden voordat Frankrijk en Engeland op 3 september 1939 de oorlog aan Duitsland verklaarden, omwille van de inval in Polen, riep kardinaal van Roey alle scholen op tot een bedevaart naar een of ander Mariaheiligdom. In het “Onze Lieve Vrouw ter Engelen” in Kortrijk organiseerde Moeder Celeste in mei een vredestocht voor de hele school naar het beeld van de O.L.V. van Groeninghe in de St.-Michielskerk.[53]
2. Het einde van de schemeroorlog en de Blitzkrieg
Hoewel Duitsland met Frankrijk en Engeland op voet van oorlog leefde, brak er nog steeds geen oorlogsgeweld uit en bleef België er als bufferzone tussenin liggen. Zowel de bevolking als de soldaten werden in paraatheid gebracht; anderzijds werd hen een vals gevoel van veiligheid opgezadeld: “ Veel werd gesproken en geschreven over de Siegfriedlijn aan Duitse zijde en over de Maginotlinie aan Franse zijde. Men wilde de bevolking doen geloven dat het beide oninneembare vestingen waren die de oorlog wellicht konden voorkomen en dat alles zou kunnen geregeld worden door onderhandelingen.” [54]
Toch had het stadsbestuur al de nodige maatregelen getroffen vóór september 1938 om Kortrijk tegen eventueel oorlogsgevaar te beschermen. In een nota van 31 oktober 1936, opgemaakt door de gouverneur, betreffende de veiligheidsmaatregelen te nemen in oorlogstijd in Kortrijk, staat dat alle openbare gebouwen moesten voorzien worden van een bomvrije en gasvrije schuilplaats.[55] In december 1937 werden onderrichtingen rondgestuurd betreffende lessen over bescherming tegen de luchtaanvallen.[56]
Maar in de loop van 10 en 11 mei werd de bevolking wakker geschud. Op 10 mei 1940 werden zonder enige oorlogsverklaring, in de vroege ochtend zowel Nederland, het Groot-Hertogdom Luxemburg en België door de Duitse troepen aangevallen. Fase E van het mobilisatieplan trad in voege. Tevens werden de hulpdiensten en het NMBS -personeel burgerlijk gemobiliseerd en gingen de scholen dicht. [57]
Reeds op 10 mei 1940, rond 18 uur, werd Kortrijk het slachtoffer van een dodelijke luchtaanval door de Duitse luchtmacht die het vormingsstation als uitgelezen doelwit had uitgekozen. De eerste doden vielen toen de bommen ook de nabijgelegen fabriek van de Kunstwerkstede De Coene troffen. Op 11 mei, rond 21 uur, eiste een Duits luchtbombardement in de omgeving van de Gentsesteenweg en de Stasegemstraat opnieuw burgerlijke slachtoffers.[58]
Ondanks het feit dat de Kortrijkse bevolking in paniek verkeerde en in allerijl de schuilkelders opzocht, werd de stad overspoeld door een immense stroom vluchtelingen die het verkeer stremde en waardoor de eenheden, die zich naar het frontgebied begaven, iedere samenhang dreigden te verliezen. Een Brits kolonel kwam op het stadhuis met aandrang vragen of alle vluchtelingen naar de rijksweg Kortrijk-Brugge zouden afgeleid worden en dat ze zeker ten noorden van de Leie zouden blijven. [59] Bovendien moest die vluchtelingenstroom, bestaande uit mensen afkomstig uit de bedreigde gebieden en anderzijds uit diegenen die de grensstreek verlaten hadden omdat ze Frankrijk niet binnen mochten, geherbergd en gevoed worden. Het schepencollege bleef op post en trachtte zowel de bevolking als de tienduizenden vluchtelingen te helpen door het leveren van vers stro, dekens en etenswaren. [60]
De snelheid waarmee de Duitsers het grondgebied veroverden, leidde ertoe dat de Belgen zich reeds in de nacht van 22 op 23 mei moesten terugtrekken tot op het afwateringskanaal van de Leie en op de Leie van Gent tot Menen. Deze allerlaatste stelling werd in allerijl in gereedheid gebracht om er de vijand een halt toe te roepen. [61]
3. De ultieme krachtsinspanning: de gevechten aan de Leie en het afwateringskanaal
Het terrein waar de gevechten zich zullen afspelen, hield veel nadelen in voor de verdediging en was allerminst te vergelijken met de stellingen die de Belgen tot dan toe hadden ingenomen. Ten eerste waren de Leie en het afwateringskanaal slechts een 20-tal meter diep en vertoonde de Leie vele bochten, wat het omsingelen en afsnijden van de vijand in het gedrang kon brengen. Bovendien maakten de dichte plantengroei en de bewoonde agglomeraties vijandelijke infiltraties mogelijk tot vlak bij de oevers. Ten derde waren er geen bunkers, mijnen, prikkeldraadversperringen of andere obstakels aanwezig. Het ging hier dus om een geïmproviseerde en zwakke verdedigingslijn. [62]
De toestand in en rond Kortrijk zag er op 24 mei 1940 als volgt uit: tussen het kanaal Roeselaere-Leie en Menen was over een front van ongeveer 20 km. het IVe legerkorps onder leiding van generaal Bogaerts opgesteld. Het IVe korps was samengesteld uit de 1.I.D. onder leiding van generaal Coppens, de 3.I.D. onder leiding van generaal Lozet, de 10.I.D. onder leiding van generaal Pire en het 1. Lichte Regiment. De 1.I.D. ging tussen Kuurne en Menen in stelling; het 24.Lie in Bissegem en het 4.Lie in Wevelgem; het 1.Art.Reg. plaatste zich achter de rijksweg Kortrijk-Menen. De 3.I.D. bezette de sector Kuurne-Ooigem tot aan het kanaal van Roeselare waarbij het 12.Lie in Kuurne, het 25. Lie in Bavikhove en het 1.Lie in Ooigem werden opgesteld. De vier groepen van het 3. Art.Reg. stelden zich achter de rijksweg Kortrijk-Ingelmunster op. De 10.I.D. en het 1.Lichte Regiment lagen achter de lijn Ingelmunster-Ledegem in reserve.[63]
Keren we nu terug naar het 24.Lie dat te Kortrijk in stelling lag. Het eerste bataljon was opgesteld langs de Leie, de 1e compagnie aanleunend tegen de 12.Lie, vervolgens de 3e compagnie en dan de tweede compagnie ter hoogte van het Albertpark en het college. Het bataljon werd versterkt met 3 kanonnen, kaliber 47. Het tweede bataljon lag volledig in de stad, de 5de compagnie tegenover het hospitaal en de 6e compagnie rechts tot juist voorbij de spoorwegbrug. De 7e compagnie bevond zich achter de 5e compagnie samen met de commandopost van het bataljon. Het bataljon was uitgerust met 3 kanonnen, kaliber 47 en een peloton mitrailleurs. De commandopost van het 24e Lie bevond zich in een molen op Heule-Watermolen terwijl de artillerie, in steun van het regiment, opgesteld stond tussen Watermolen en Sint-Katharina. Ondertussen hadden de Britten alle bruggen in Kortrijk opgeblazen. De troepen die op Kortrijk afstevenden, behoorden tot het Duitse IVe legerkorps onder bevel van generaal von Schwedler. Het Duitse commando had beslist recht op Kortrijk op te rukken en de Britten aan te vallen op de Leie.[64]
Op vrijdag 24 mei 1940, om 9.u.30, vaardigde het Duitse legerkorps zijn order uit voor een aanval op de Leie en om 15.u.40 ging deze van start. Maar tussen 10 en 11 uur was het al de beurt aan het Belgische 24e Lie. Ook andere divisies lagen onder het spervuur. Drie Duitse divisies meldden aan het korps dat de aanval goed vooruit ging en dat er een groot aantal Belgen gevangen genomen was. Om 15.u. 30 meldde de commandant van het eerste bataljon aan Belgische zijde dat een peloton van de 3e compagnie zich had teruggetrokken en dat een dertigtal Duitsers de Leie hadden overgestoken en zich schuil hielden in een hoeve op 400m van de Groeningebrug. Onmiddellijk werden er orders gegeven om tussen te komen met de artillerie en de mortieren op de oversteekplaats en de hoeve. Tevens werden de nodige troepen ter beschikking gesteld van het eerste bataljon om een tegenaanval uit te voeren. Ondertussen waren in Bissegem en Harelbeke de Duitsers erin geslaagd om de Leie over te steken. Tegen de avond waren er overal al flinke bressen in deze allerlaatste stelling geslagen, maar deze werden in de nacht van 24 op 25 mei zo goed als mogelijk gedicht en de opstelling van de troepen werd aangepast.
Op zaterdag 25 mei, om 6u., vielen de Duitsers weer aan. Een bedreiging ontstond op de linkerflank waardoor het 24e Lie. dreigde te worden omsingeld door een doorbraak ten noorden van Heule. Om 10 uur gaf de commandant van het 24e Lie het bevel aan de nog overblijvende troepen om zich terug te trekken naar Sint-Eloois-Winkel. De 5e en de 6e compagnie die zich op de Leie bevonden, konden niet meer ontsnappen aan de Duitsers en werden om 11.30 u. uitgeschakeld. Enkele mitrailleurs van de 13e compagnie, opgesteld in de stad, houden nog tot in de namiddag stand.[65]
De gevechten in en rond Kortrijk waren volledig ten einde in de namiddag van 25 mei, maar de Leieslag ging verder. Op zondag 26 mei slaagden de Belgen erin, dankzij de doeltreffende steun van hun artillerie de Duitse opmars te verhinderen en vooral te vertragen. Op maandag 27 mei hielden de Belgen stand aan het volgende front: het afleidingskanaal Leie vanaf Heist- een lijn Maldegem-Zomergem- het afleidingskanaal Leie van Zomergem tot Nevele-Vinkt-Tielt-Ingelmunster-Roeselare-Zonnebeke-Langemark. In de voormiddag, omstreeks 10.30 u. werd het hoofdkwartier van het IVe legerkorps, in het Sint-Jorispark aangevallen door vliegtuigen waarbij veel doden vielen en een gedeelte der transmissiemiddelen vernield werd. Het Belgisch leger had geen reserves meer en alle beschikbare troepen stonden als infanteristen in de eerste lijn opgesteld. Ook de ravitaillering kon nog moeilijk volgen. In de namiddag oordeelde het commando dat het Belgisch leger volledig was uitgeput en onmogelijk de volgende dag de strijd terug kon aanvatten. Een terugtocht op de IJzer werd zelfs niet meer in overweging genomen. Om 17 u. vertrok generaal Derousseaux als onderhandelaar naar de Duitse linies om de voorwaarden te kennen voor het stopzetten van de vijandelijkheden. De Duitsers eisten de “onvoorwaardelijke capitulatie”.[66]
Gezien de uitzichtloze toestand en na kennis genomen te hebben van de Duitse eisen, vroeg koning Leopold III de capitulatie van het Belgisch leger aan bij het Duitse opperbevel op 27 mei. De Duitsers eisten een onvoorwaardelijke overgave die effectief inging op 28 mei om vier uur. Uit een brief van de stadssecretaris Louis Desmet en de burgemeester Mayeur en schepenen aan de koning blijkt dat: “de gemeenteraad der stad Kortrijk in zitting vergaderd op 8 juli 1940 hen opdracht gegeven had U (de koning) mede te deelen hoezeer de Kortrijksche bevolking U, om uw wijs besluit, looft en erkentelijk is” .[67] De Achttiendaagse Veldtocht had aan 12000 Belgen het leven gekost, waarvan iets meer dan de helft burgers.[68] Einde mei 1940 werd Kortrijk bezet en dit gedurende vier lange oorlogsjaren.
De eerste reactie van de Belgen ten overstaan van de Duitse bezetter was er een van angst, vermengd met een vleugje nieuwsgierigheid; van waardigheid vermengd met ontzetting. De Duitse mannen vertoonden geen enkele gelijkenis met “de barbaren, de brandstichters en plunderaars” van de Eerste Wereldoorlog. Zij waren daarentegen correct, gedisciplineerd en wekten zelfs een vertrouwen op. Hun eerste zorg bleek er zelfs een van orde en handhaving van de rust te zijn.[69] W.V., zoon van de latere oorlogsschepen Julien Vandenbulcke en leider van de Dietse Blauwvoetvendels, was het ermee eens:” iedereen was voor de Duitsers omdat ze prachtig georganiseerd waren en tucht hadden ten opzichte van ‘14-’18. Dat gaf het gevoel van zekerheid”. [70] Zo heeft de bekende dichter en priester Cyriel Verschaeve, niettegenstaande zijn katholieke geloofsovertuiging zich in volgende bewoordingen uitgesproken: “De wereld moet God danken dat hij Hitler heeft geschapen. De aansluiting van Vlaanderen bij Duitsland zal voor de Vlamingen een geluk zijn ”. [71] Toch stelt L.V.: “Wij waren voor de Duitsers, ja, maar niet voor de Duitse overheersing. We waren Vlaams-nationalist, ja, principieel zelfs.” [72]
De sporen van de oorlog werden door de Duitse overheid zo vlug mogelijk weggewerkt. Dit blijkt uit een brief aan de burgemeester waarin de bezetter laat blijken dat “de vele aanplakbrieven die in de vele steden en de dorpen nog te zien zijn en die herinneren aan de mobilisatie van het Belgische leger en aan de krijgsvoering tegen Duitsland onmiddellijk en zo voorgoed uit het straatbeeld moeten verdwijnen”. [73]
home | lijst scripties | inhoud | vorige | volgende |
[48] Voor Allen, 20/11/1938.
[49] L. De Vos, F. Decat, Mei 40, Van Albertkanaal tot Leie, In: België in de Tweede Wereldoorlog, Kapellen, 1990, p. 19.
[50] L. De Vos, F. Decat, op.cit., p. 21.
[51] De Waarheid, 7/01/1940.
[52] J. Vanbossele, Kortrijk tijdens de Tweede Wereldoorlog. Kroniek naar het dagboek van dokter Robert Mattelaer. Deel I, Kortrijk, 1986, p. 25.
[53] A. Verschaeve, ‘t Fort 150 jaar: “Geschiedkundig overzicht van 1843-1993. O.L.V. ter Engelen, Kortrijk, 1992, p. 104.
[54] J. Lambrecht, 50 jaar politiek en sociaal engagement, Kuurne, 1985, p. 54.
[55] M.S.A.K., Nota van de gouverneur aan het stadsbestuur betreffende de veiligheidsmaatregelen te nemen in oorlogstijd, 31 oktober 1936, bundel 7507.
[56] M.S.A.K., Onderrichtingen betreffende de lessen over de bescherming tegen de luchtaanvallen, december 1937, bundel 2851.
[57] J. Vanbossele, op.cit., p 27.
[58] R. Tanghe, P. Vancolen, Gedenkboek Stad Kortrijk, 1830-1976, Kortrijk, 1978, p. 205.
[59] J. Vanbossele, op.cit., p. 32.
[60] J. Lambrecht, op.cit., p. 57.
[61] J. Rommel, Kortrijk tijdens Wereldoorlog II, Kortrijk, 1986, p. 2.
[62] L. De Vos, F. Decat, op.cit., p. 84.
[63] J. Vanbossele, op.cit., p. 48.
[64] J. Rommel, op.cit., pp. 4-5.
[65] J. Rommel, op.cit., pp. 6-12.
[66] J. Rommel, op.cit., p. 13.
[67] M.S.A.K., Bekendmakingen aan de bevolking, 1940-1945, bundel 2821.
[68] L. Devos, F. Decat, op. cit., p. 90.
[69] J. de Launay, J. Offergeld, J. Van Den Drie, Belgen en bezetters. Het dagelijkse leven tijdens de bezetting 1940-1945, Antwerpen, 1983, p. 48.
[70] Eigen verzameling documenten, interview door auteur afgenomen met W.V. op 13/03/00.
[71] A. De Jonghe, Het Derde Rijk, De Vlamingen vormen een netelig probleem, In: Knack, 29/11/1972, p. 89.
[72] Eigen verzameling documenten, interview door auteur afgenomen met L.V. op 11/03/00.
[73] P.A.B., Omzendbrief voor het bestuursmemorial, 30 januari 1941, bundel 1996/45.