Naar een grondwettelijke kritiek van de verenigbaarheid tussen het rechterlijk ambt en de koninklijke kunst
Stefan Polakiewiez
Scriptie voorgelegd aan de Faculteit Rechten
Universiteit Antwerpen
Academiejaar 2006-2007
Derde Licentiaat Rechten
home | lijst scripties |
Hoofdstuk 1. Toelichting, afbakening en verantwoording van de probleemstelling
Hoofdstuk 2. Een inleiding in de Belgische vrijmetselarij
Afdeling 2.1: Genese en enkele basisbegrippen
Afdeling 2.2: Fragmentering
Afdeling 2.3: Sociale en politieke aspecten in diachronisch perspectief
Afdeling 2.4: Vrijmetselarij als populair cultuurfenomeen
Afdeling 2.5: Fundamentele kenmerken
2.5.1 Geen sekte
2.5.2 Hiërarchisch gestructureerd
2.5.3 Psycho-sociaal, spiritueel én a-politiek (?)
2.5.4 Een besloten maar weinig geheime vereniging
Hoofdstuk 3. Samenzweringstheorieën
Afdeling 3.1: Algemene kenmerken van samenzweringstheorieën
Afdeling 3.2: De judeo-maçonnieke samenzweringstheorie
Hoofdstuk 4. Het recht op een eerlijk proces in het gedrag ?
Afdeling 4.1: Institutionele onafhankelijkheid van de rechterlijke macht
Afdeling 4.2: Subjectieve en objectieve onpartijdigheid
4.2.1 Persoonlijke of subjectieve partijdigheid
4.2.2 Structurele of objectieve partijdigheid
Hoofdstuk 5. Ook de rechter heeft (grond)rechten
Afdeling 5.1: Recht op eerbiediging van het privé-leven
Afdeling 5.2: Recht op vrije meningsuiting en vrijheid van vereniging
5.2.1 Vrijheid van meningsuiting
5.2.1.1 Artikel 19 G.W.
5.2.1.2 Artikel 10 EVRM
5.2.2 Vrijheid van vergadering
5.2.3 Vrijheid van vereniging
5.2.3.1 Artikel 27 G.W.
5.2.3.2 Artikel 11 EVRM
Hoofdstuk 6. Algemeen besluit
Toelichting, afbakening en verantwoording van de probleemstelling
Or, les fruits
produits par la secte maçonnique sont pernicieux et les plus amers.
Encycliek
Humanum Genus (1884)
1. Bij het formuleren van de opdracht preciseerde de vaktitularis dat het onderwerp een belangrijke staatsrechtelijke rechtsvraag moet omvatten. Het hoeft geen betoog dat behoorlijke rechtsbedeling een cruciaal wezenskenmerk is van onze democratische rechtsstaat. De notie behoorlijk slaat onder meer op de onafhankelijkheid en onpartijdigheid van de rechterlijke macht. Een subonderdeel van deze beginselen betreft de vraag of het rechterlijk ambt juridisch bezien verenigbaar is met het lidmaatschap van een vrijmetselaarsloge.
2. De titel van de verhandeling suggereert een grondwettelijke kritiek. Wij betrekken bij deze kwalificatie grondwettelijke waarborgen die zowel van toepassing zijn op de institutionele structuur van de rechterlijke macht als op de fundamentele rechten en vrijheden die aan eenieder toekomen. De verenigbaarheid die onderzocht wordt beperkt zich niet tot het vurig maatschappelijk vraagstuk over de objectieve onpartijdigheid van de maçonnieke rechter, want ook hij is drager van fundamentele rechten en vrijheden.
3. Het EHRM heeft in enkele arresten de mogelijkheid gekregen om zich uit te spreken over de samenloop tussen het rechterlijk ambt en het lidmaatschap van een vrijmetselaarsloge. In deze arresten is de rechtszoekende telkens van Italiaanse nationaliteit. Dit is geen toeval, want de vrijmetselarij kent in Italië een bewogen geschiedenis. De oude vrijmetselaarsloge P2[1] had zich in de tweede helft van de 20e eeuw omgevormd tot een dubieuze groepering. Deze pseudo-vrijmetselaarsloge werd in verband gebracht met de georganiseerde misdaad, diverse moorden, ja zelfs plannen om een staatsgreep te plegen. Op zich is dit stramien niet ongewoon voor subversieve groeperingen[2], maar de ledenlijst van de P2 bevatte bankiers, militairen, politici, leden van de geheime dienst, enz. Naar aanleiding van deze ervaring werd het voor de rechterlijke macht in Italië moeilijk gemaakt om lid te zijn van een vrijmetselaarsloge.[3]
4. Onderhavige problematiek kan vanuit diverse disciplines worden onderzocht: psychologisch, sociologisch, historisch, antropologisch, filosofisch, juridisch, enz. Het is onze diepe overtuiging dat wij er niet in zullen slagen om alle relevante vragen adequaat te beantwoorden. Om een partieel antwoord aan te reiken, is het hoe dan ook imperatief om naast het juridisch luik de basisbeginselen van de Belgische vrijmetselarij beknopt toe te lichten.
Hoofdstuk 2. Een inleiding in de Belgische vrijmetselarij
5. Analyse van het bronnenmateriaal leert ons dat heel weinig wetenschappelijke literatuur over vrijmetselarij gepubliceerd wordt. Het is daarom onvermijdelijk deze inleiding in de vrijmetselarij uiteen te zetten op basis van vulgariserende publicaties. Om dit substantieel gebrek aan wetenschapppelijkheid zo veel mogelijk te verzachten, doen wij enkel beroep op publicaties die door de grootste Belgische obediënties worden aangeraden.
Afdeling 2.1: Genese en enkele basisbegrippen
6. Traditioneel wordt het ontstaan van de freemasonery gesitueerd in een Londens café rond 1716.[4] Op de eerste verdieping van De Gans en de Rooster in de schaduw van St.-Paul’s Church gingen een aantal gegoede heren over tot de installatie van een Grand Lodge of the Most Ancient and Right Wor shipful Fraternity of the Free-Masons. Verschillend details van dit verhaal worden door historici in twijfel getrokken. Een andere hypothese die lang werd volgehouden is dat de huidige speculatieve c.q. beschouwende vrijmetselarij vanuit de operatieve vrijmetselarij (gilden en ambachten) zou zijn ontstaan (ca. 1617). Deze stelling wordt door een recente gezaghebbende Engelse studie definitief verworpen.[5]
7. Vrijmetselarij, franc-maçonnerie, freemasonery of koninklijke kunst zijn synoniemen die wij door elkaar gebruiken. Door middel van een zeer sterk vereenvoudige weergave van het toetredingsproces lichten wij enkele basisbegrippen toe. Wanneer een profaan of niet-vrijmetselaar wil toetreden wordt hij gedurende een voorbereidende periode als kandidaat geëvalueerd. Indien hij wordt toegelaten, dan wordt de kandidaat op de dag van zijn ceremoniële inwijding eerst binnengeleid in een donkere kamer om zijn filosofisch testament neer te schrijven. Na dit moment van bezinning volgt het vrijmetselaarsrituaal dat in de tempel wordt uitgevoerd (juister: in de tempel worden zittingen of rituele logebijeenkomsten gehouden).[6] Hierna wordt de neofiet geblinddoekt en wordt hem de punt van een zwaard tegen de borst gedrukt. De Achtbare Meester waarschuwt de inwijdeling als volgt: "Dit zwaard zal de meinedige straffen; het is het symbool van de wroeging die uw hart zou ver scheuren, indien u het genootschap zou verraden waarin u wilt binnentreden."[7] De inwijdeling voert daarna drie symbolische reizen die bedoeld zijn als een zuiveringsproces. Vervolgens wordt een eeuwigdurend merkteken aangebracht, niet een fysisch maar een moreel (men bemerke het grote belang van de symboliek in de maçonnerie): "U bent er onuitwisbaar door getekend", zegt de Achtbare Meester, zelfs indien u ons ooit zou ver laten." Het ogenblik volgt waarop de kandidaat zijn plechtige gelofte zal afleggen. Geknield, met de hand op de Bijbel[8], de winkelhaak, de passer en het zwaard herhaalt de inwijdeling de formule die hem wordt voorgezegd: Ik verbind er mij toe het maçonnieke geheim te bewaren en nooit zonder toestemming iets te zeggen of te schrijven over wat ik gezien of gehoord heb." Hierna wordt hem de blinddoek afgenomen. De symbolische werktuigen worden hem uitgelegd, de tekenen en aanrakingen van de leerlingengraad voorgedaan en de geheime woorden meegedeeld. Aldus begint de leerling aan zijn arbeid in de plaatselijke loge of werkplaats die wijsgericht-symbolisch wordt voorgesteld met het credo "kappen aan de ruwe steen".
Afdeling 2.2: Fragmentering
8. Eenheid in de vrijmetselarij is op nationaal en internationaal vlak ver zoek. Een substantiële tweedracht bestaat tussen de reguliere vrijmetselarij en de irreguliere vrijmetselarij. De reguliere kenmerkt zich door een getrouwe navolging van de oude plichten. Men bemerke het belang van de tradionele component in deze stroming. De reguliere maçonnerie is uitsluitend toegankelijk voor mannen. In de tempel is de aanwezigheid van een heilig boek zoals de Bijbel of de Koran steeds vereist. Ook de erkenning van het bestaan van een "Opperbouwmeester van het Heelal" behoort hiertoe.
9. Irreguliere vrijzinnige loges verwerpen ieder dogma, waaronder God de Vader. Deïsten en theïsten kunnen in principe geen lid zijn van een irreguliere loge. Het erkennen en aanroepen van de "Opperbouwmeester van het Heelal" en de aanwezigheid van de Bijbel stootte in ons land op verzet bij veel vrijmetselaars. Dit is historsisch verklaarbaar door de gespannen verhouding tussen de Rooms-Katholieke Kerk en de vrijmetselarij in de 19e en 20e eeuw (zie infra over de politieke dimensie van vrijmetselarij in België).
Afdeling 2.3: Sociale en politieke aspecten in diachronisch perspectief
10. Een juridische kritiek is slechts mogelijk indien de sociale en politieke aspecten van de Belgische vrijmetselarij worden gerecontrueerd.[9] De geschiedenis reconstrueren van de Belgische vrijmetselarij is problematisch. De geheimhouding binnen de loges is de belangrijkste reden waarom bronnen buiten het bereik van historici wordt gehouden. Sinds de zeventiger jaren worden centrale documentatiecentra van sommige obediënties selectief en beperkt toegankelijk gesteld voor wetenschappers.[10]
11. Maçonnieke bronnen uit de 19e eeuw waren in het bezit van privé-organisaties waarvan de logebroeders soms het nut niet inzagen om ze te bewaren. Materiaal dat vandaag van grote historische waarde zou zijn geweest, verdween destijds naar kelders en zolders of kwam in handen van privé-verzamelaars. De oorlogsperiodes zijn bijzonder destructief geweest voor voor sommige collecties. Dit verklaart waarom onze uiteenzetting over de politieke aspecten van de vrijmetselarij in België veel hiaten bevat.
12. Wetenschappelijk onderzoek door Els Witte (VUB) toont aan dat de inbreng van de Belgische irreguliere vrijmetselarij in het 19de eeuwe moderniseringsproces bijzonder groot is geweest.[11] Het ideeëngoed van de Verlichting bereikte in België aanvankelijk slechts de elitaire kring van notabelen en intellectuelen. Het vrijzinnig verenigings- en ontspanningswezen was in het begin van de 19e eeuw exclusief burgerlijk. De vrijmetselarij zou van overheidswege gestimuleerd worden als ontmoetingsplaats van de leidende kringen van de lekenmaatschappij.[12] Vanaf 1830 heeft de Belgische vrijmetselarij een politiseringsproces gevoerd die liberaal en antiklerikaal georiënteerd was.[13]: "Ze was een typische exponent van die burgerlijke lagen die de lekenstaat propageerden en beïnvloedde in die hoedanigheid sterk het burgerlijke parlementaire bestel."[14]
13. In februari 1833 wordt in Brussel het Grootoosten van België opgericht. Zeer opmerkelijk is dat de obediëntie "onder de speciale bescherming van Leopold, koning der Belgen komt te staan.[15] Op zich was dit niet verwonderlijk, want de koning was voordien tot een loge in het Zwitserse Bern toegetreden. Verder wetenschappelijk onderzoek over de band tussen het koningshuis en de maçonnerie zou uitermate interessant zijn. Wij kunnen anno 2007 vaststellen dat vrijmetselaar Fred Erdman als advocaat heeft opgetreden voor Prins Laurent tijdens het proces rond de fraude bij de zeemacht.[16]
14. De maçonnieke beweging ontwikkelde zich in de tweede helft van de 19e eeuw zodanig sterk dat ze de ULB oprichte (20 november 1834).[17] In dezelfde zin - d.i. het liberale streven naar secularisatie van het officieel onderwijs - vertrouwde de burgerlijke vrijmetselarij haar kinderen aan het rijksonderwijs toe.[18]
15. Onder impuls van de vrijmetselarij kwamen op 14 juni 1846 liberalen uit het ganse land samen om in het Brusselse stadhuis de eerste liberale partij van België op te richten. In 1854 werd artikel 135 van de statuten van het Grootoosten van België geschrapt, waardoor politieke en religieuze vraagstukken in de tempels besproken konden worden. Het vrijzinnig-politieke verenigingsleven kon vanuit de loges een hoge vlucht nemen.
16. Het depolitiseringsproces van de vrijmetselarij begon toen ideologische tegenstellingen zich manifesteerden buiten de grenzen van de antiklerikale consensus (jaren 1860). Het einde van de actieve band tussen de loges en de politiek werd ingeluid door de liberale nederlaag bij de parlementsverkiezingen van 1894.
17. Adolf Hitler had in Mein Kampf uitgebreid aandacht besteed aan het judeo-maçonnieke complot. Vanaf 1933 werd de vrijmetselarij in Nazi-Duitsland verboden.[19] In 1933 verklaarde Herman Goering: "daß in einem nationalsozialistischen Staat kein Platz für Freimaurerei sei". Op 1 mei 1941 decreteerde hij vanuit zijn hoofdkwartier een bevel dat aanvangt met de zinsnede "De strijd tegen de Joden, Vrijmetselaren, hun bondgenoten en andere ideologische en tegen het regime gekante krachten, is één van de voornaamste taken gedurende de oorlog van het Nationaal-Socialisme."[20] De anti-maçonnieke acties van de Duitse bezetter en zijn collaborateurs richtte tijdens de Tweede Wereldoorlog zeer veel schade aan.[21] In 1940 telde het Grootoosten van België 4500 leden. Na de bevrijding bleven er nog 2940 over.[22]
18. De vrijmetselarij is in de tweede helft van de twintigste eeuw sterk gegroeid. Naar schatting zouden in ons land meer dan 20 000 vrijmetselaars actief zijn.[23] Volgens een artikel in De Standaard van 1997 was op dat moment "driekwart van de liberale en socialistische ministers in de federale regering lid van een loge".[24] Vrijmetselarij is al lang niet meer het exclusieve domein van liberalen want veel antiklerikale socialisten hebben na WO II de weg naar de loges gevonden. Op internet circuleren tal van officieuze lijsten met namen van Belgische vrijmetselaars.[25] Er is schijnbaar weinig geweten over het aantal magistraten dat lid is van een werkplaats. Een uitzondering vormt de loge "La Flandre" in Brugge. Blijkens een overzicht van de samenstelling van 1981 was 6,8% van de leden magistraat.[26]
19. Een interessant gegeven zijn de pogingen van het Vlaams Belang (eind 2006 - begin 2007) om "de occulte invloed van de irreguliere Loge op politiek en gerecht" aan de kaak te stellen.[27] Dit gebeurde naar aanleiding van het proces dat door alle Franstalige partijen en door SP.a-Spirit bij de Raad van State gevoerd wordt om de partijfinanciering van het Vlaams Belang stop te zetten. Een reactie van het Vlaams Belang bestond erin om bij de Raad van State een onderzoek te eisen naar het mogelijke lidmaatschap van staatsraden bij irreguliere loges. Analyse van het bronnenmateriaal geeft geen helder beeld van de evolutie van dit dossier. Sommige berichten laten uitschijnen dat de auditeur zeer vaag en afwijkend reageerd heeft op het verzoek van het Vlaams Belang. Wat er ook van zij, de toespraak van Vlaams Belang-voorzitter Frank Vanhecke voor de Raad van State over de onpartijdigheid in dit Hof bevat o.i. enkele rake punten.[28]
Afdeling 2.4: Vrijmetselarij als populair cultuurfenomeen
20. Umberto Eco, hoogleraar semiotiek aan de universiteit van Bologna, publiceerde in 1988 de moeilijk toegankelijke roman Il pendolo di Foucault. Diverse onderwerpen kwamen aan bod, zoals vrijmetselarij, de Rozenkruizers, de Kabbalah, esoterie, syncretisme, enz.
21. De Hollywood-prent From Hell (2001), met ster-acteur Johnny Depp in de hoofdrol, vertelt het verhaal van inspecteur Fred Abberline in zijn zoektocht naar Jack the Ripper. Om de geheimzinnigheid op te drijven, wordt niemand minder dan de lijfarts van Queen Victoria als hoofdverdachte aangeduid. In de film is de geneesheer lid van de Britse vrijmetselarij en bezondigt zich aan occulte rituelen die telkens in een gruwelijk bloedbad uitmonden.
22. In 2004 werd The Da Vinci Code van Dan Brown - tot groot ongenoegen van het Vaticaan - een internationale bestseller. De Nederlandse vertaling werd ondertussen meer dan veertig maal herdrukt. De roman gaat niet over de vrijmetselarij, maar over geheime genootschappen zoals de historische Tempelridders en de Priorij van Sion. De schrijver heeft in een interview wel toegegeven dat de roman tot stand is gekomen mits het verwerken van "stapels documentatie over vrijmetselarij".[29] Na het gigantisch zakelijke succes van The Da Vinci Code was het hek van de dam en werden talloze sensatieboeken geschreven over mysterieuze groeperingen en de vrijmetselarij in het bijzonder.[30]
23. Uit dit alles blijkt dat de vrijmetselarij een product is geworden van zowel hoge als lage cultuur.[31] Het raadselachtige en de geslotenheid van de loges stimuleren allicht de nieuwschierigheid en de fantasie van de buitenstaanders. Wetenschappelijke theorievorming over populaire cultuur van de Leuvense professor Gust De Meyer dwingt ons om de merites van cultuur zonder hoofdletter te erkennen en de aanspraken van elitaire intellectuelen te relativeren. Wat er ook van zij, tegenover de "onschuldige" populaire beeldvorming(en) over vrijmetselarij bestaan destructieve complottheorieën. Dit onderwerp wordt in een afzonderlijk hoofdstuk behandeld.
Afdeling 2.5: Fundamentele kenmerken
24. Door de beperkte ruimte waarin onderhavige studie wordt uitgevoerd, is het niet mogelijk om alle fundamentele kenmerken van de vrijmetselarij aan te stippen. Wij beperken ons tot enkele punten die relevant zijn voor de juridische toetsen die in de daarop volgende hoofdstukken aan bod komen.
2.5.1 Geen sekte
25. Moet de vrijmetselarij naar Belgisch recht als een sekte worden gedefinieerd ? In 1997 werd door de Kamer van Volksvertegenwoordigers een parlementair onderzoek opgestart met het oog op de beleidsvorming ter bestrijding van de onwettige praktijken van de sekten en van de gevaren ervan voor de samenleving en voor het individu. In het verslag wordt een nuttige definitie voorgesteld van het begrip sekte: "Groeperingen van individuen die een levensbeschouwelijke of religieuze overtuiging delen en deze overtuiging op zo’n wijze propageren of organiseren dat ze de persoonlijke integriteit en vrijheid van hun leden fundamenteel aantasten."[32] Dat de vrijmetselarij een levensbeschouwelijke overtuiging propageert mag duidelijk wezen. Maar er is voorlopig geen bewijs dat het uitdragen van deze overtuiging in België zodanig wordt georganiseerd dat de integriteit en de vrijheid van de logebroeders fundamenteel wordt aangetast.
2.5.2 Hiërarchisch gestructureerd
26. Een obediëntie is een groepering van een aantal gelijkgezinde loges en fungeert als overkoepeled bestuur. De loges aanvaarden de constitutie en het algemeen reglement van de obediëntie waartoe zij behoren. In België zijn de belangrijkste obediënties het Grootoosten van België (G.O.B.), de Grootloge van België (G.L.B.), de Belgische federatie van Le Droit Humain (D.H). De Vrouwengrootloge van België (G.L.F.B. - V.G.L.B.) is een Belgische koepel van vrijmetselaarsloges die uitsluitend toegankelijk is voor vrouwen. Het bestaan van maçonnieke rechtbanken wordt in de literatuur vermeld, maar het is de auteur onbekend op welk niveau deze zich binnen de vrijmetselaarshiërarchie situeren. In een obediëntie worden de bestuursfuncties (en de strakke hiërarchie) door een ingewikkelde titulatuur veruitwendigd: Grootmeester, Eerste Grootopziener, Grootarchivaris Bibliothecaris, Grootceremoniemeester, enz.
27. Een vrijmetselaar is lid van een plaatselijke loge of werkplaats. Het bestuur in iedere loge wordt waargenomen door de Commissie van Officieren en Dignitarissen (C.O.D.). Binnen iedere werkplaats geldt een bepaalde hiërarchie, de graden van leerling, gezel en meester. Deze drie graden wordt de blauwe vrijmetselarij genoemd. De meestergraad kent tal van subgraden: Achtbare meester, Eerste opziener, Redenaar, Secretaris, enz.
2.5.3 Psycho-sociaal, spiritueel én a-politiek (?)
28. De hoger besproken inwijding voldoet aan de kenmerken van het algemene initiatiemodel dat in de meeste pre-industriële maatschappijen kan worden teruggevonden.[33] De geblindoekte neofiet ondergaat een psychotherapeutisch proces, i.e. het herbeginnen vanuit een originair verleden (cfr. de symbolische reizen). De inwijding bevat de bruuske overdracht van de maçonnieke traditie. Het is een crisismoment zoals de geboorte. Ook het leven in de werkplaats na de inwijding is zeer diepgaand. Door het geheime karakter van wat er zich in de tempel afspeelt, komen de logebroeders tot diepe en duurzame wederkerige relaties waarin de leden in de sympathie, de warmte en de geborgenheid ervan, de moed vinden om tot zelfkennis, zelfaanvaarding en zelfexpressie te komen.[34]
29. Werkplaatsen groeperen gelijkgezinden. Het mag bv. duidelijk wezen dat de Antwerpse loge Les Elèves de Thémis hoofdzakelijk juristen recruteert. De vrijmetselarij is er niet geslaagd om in eigen kring de arbeidersemancipatie te voltrekken. Maçonnerie is een product van de hogere burgerij in de 19e eeuw en de samenstelling van vele loges weerspiegelt de sociale stratificatie van onze huidige klassemaatschappij nog steeds. Dit neemt niet weg dat ook maçonnieke afgunst en maçonnieke haat bestaan. Conflicten binnen een loge kunnen aanleiding geven tot een secessie waadoor nieuwe loges worden opgericht. Ook is voldoende literatuur beschikbaar over twisten tussen loges onderling. Kortom, interne verdeling komt ook in de maçonnerie voor.
30. Door het gebruik van ritualen en symbolen creëren vrijmetselaars een spirituele orde. Volgens Ernst Cassirer is de organisatie en het decor van de tempel een voorbeeld van "mythisch denken".[35] Wat in de werkplaats gebeurt is (i) een zich plaatsen in het grootste geheel waartoe men denkt te behoren en (ii) een zich richten op de basisdoelen in dienst waarvan men het eigen leven stelt.[36] Deze verklaring maakt het mogelijk om vrijmetselarij als een vorm van atheïstische spiritualiteit te beschouwen. Zeker mag niet uit het oog worden verloren dat de reguliere theïstische vrijmetselarij nog steeds ruime aanhang kent.
31. Wij hebben gezien dat een nauwe historische band bestaat tussen het (antiklerikale) liberale gedachtengoed en de Belgische maçonnerie. Bezwaarlijk kan worden ontkend dat het levensbeschouwelijk liberalisme (cfr. de laïciteit) aansluit bij het project van de irreguliere vrijmetselarij. De lijn doortrekken naar de in ons land vigerende politieke doctrines is dan ook snel gemaakt. Is de vrijmetselarij daarom drager van een politiek idee ? Sommige loges zijn beslist politiek actief. Dit komt vaker voor bij irreguliere vrijzinnige loges dan reguliere theïstische waar de spiritualiteit nog steeds hoog in het vaandel wordt gedragen.[37]
31. Het moge duidelijk zijn dat dé loge of dé vrijmetselarij niet bestaan. Het begrip vrijmetselarij dekt een zeer brede waaier van verenigingen en mensen. Wij hebben enkel de nationale vrijmetselarij oppervlakkig besproken. De internationale dimensie vertoont een gefragmenteerd beeld waaruit blijkt dat globale aanspraken over dé maçonnieke rechter niet houdbaar zijn. Hoogstens kunnen enkele precaire en onvolledige uitspraken worden geformuleerd over de lokale werkplaats van de rechter.
2.5.4 Een besloten maar weinig geheime vereniging
32. In de 19e eeuw verschenen tal van zogenaamde verradersgeschriften waarin de ceremonies, ritualen en symbolen van de vrijmetselarij werden toegelicht. Ofschoon de herkenningstekens -en handelingen[38] tussen maçons tot de verbeelding spreekt, werden ook zij in publieke werken uitvoerig beschreven. Na WO II verschenen standaardwerken die in de meeste bibliotheken kunnen worden geraadplgeegd. Jubilea worden door de obediëntes uitvoerig gevierd. In het verleden zijn mooi verzorgde feestboeken uitgegeven. Ook deze worden publiek verspreid. Daarnaast zijn er de talloze interviews, reportages, krantenartikels, en televisiedocumentaires. Door de stormachtige evolutie van het internet kan de Belgische vrijmetselarij in de 21e eeuw absoluut niet meer als geheim worden beschouwd. Op http://www.wikepedia.com zijn verbazingwekkend veel details opgenomen en vele loges houden er een eigen webstek op na. De geïnteresseerde surfer kan zelfs de adressen van de werkplaatsen terugvinden (incl. straatnaam en huisnummer).
33. Het besloten karakter van de loges ligt voornamelijk in het geheime lidmaatschap vervat. Ieder maçon moet voor zichzelf uitmaken of hij zijn lidmaatschap aan de buitenwereld kenbaar wil maken. Wel wordt hem verboden om ruchtbaarheid te geven over zijn medebroeders. Derden kunnen het lidmaatschap soms in rouwadvertenties post factum vernemen door de opgenomen symbolen van de vrijmetselarij (de passer en de winkelhaak). Samenvattend gezegd beslist iedere maçon zelf of hij zich als logebroeder aan de buitenwereld kenbaar maakt of niet.
34. "Is het passend dat magistraten, van wie een veel grotere reserve en onafhankelijkheid mag worden verwacht dan van andere burgers, deel uitmaken van een genootschap dat niet alleen het geheim van het lidmaatschap centraal stelt maar tevens een zeer sterke broederband smeedt door middel van ceremonies en eedformules die psychologisch toch niet zonder invloed kunnen zijn? Is zelfs de meest rechtschapen magistraat bestand tegen de zachte druk die vanuit de loges of door invloedrijke leden ten gunste van broeders in moeilijkheden zou kunnen worden uitgeoefend?"[39]
35. Dit citaat komt uit een basishandboek over Belgische vrijmetselarij. Het vat de kern van de zaak op een voortreffelijke wijze samen. Het geheime lidmaatschap en de psychologisch intieme band tussen vrijmetselaars doen legitieme redenen om de onpartijdigheid van de maçonnieke rechter kritisch - d.w.z. zonder a priori's - in vraag te stellen. De Consiglio Superiore della Magistratura in Italië is hier zeer duidelijk over: "...judges' membership of associations imposing a particularly strong hierarchical and mutual bond through the establishment, by solemn oaths, of bonds such as those required by Masonic lodges raises delicate problems as regards observance of the values enshrined in the Italian Constitution"[40]
36. In het verleden had de vrijmetselarij haar geheimhouding nodig als verontschuldiging van alle geheime genootschappen of actiegroepen die onder dictatoriale regimes de revolutie voorbereiden.[41] In de huidige tijdsgeest is dit natuurlijk al lang niet meer van toepassing. In het geheim deel willen uitmaken van een besloten genootschap met een bewogen verleden kan door de culturele antropologie en de psychoanalyse worden verklaard door het feit dat de mens zich omringt met statussymbolen en aangetrokken wordt door mystieke verschijnselen.
Hoofdstuk 3. Samenzweringstheorieën
Afdeling 3.1: Algemene kenmerken van samenzweringstheorieën
37. Hoe uiteenlopend samenzweringstheorieën ook zijn, ze vallen steeds in dezelfde schema's. Sociologisch onderzoek ter zake geeft leert ons dat de universele kenmerken van samenzweringstheorieën kunnen worden getraceerd tot het moment dat een einde is gekomen aan het Ancien Régime.[42] Wij vatten ze hierna samen op basis van twee diepgravende studies over het onbestaande judeo-maçonniek complot.[43]
38. De politiek-sociale werkelijkheid hoort in harmonie te zijn.[44] Samenzweerders pogen deze orde te perturberen om een nieuwe orde in te stellen (volgens complottheoretici alleszins). Samenzweringstheorieën zijn door hun eenvoud verleidelijk, want ze reduceren de complexe werkelijkheid tot een intelligibel systeem dat (zogenaamd) volledig kan worden gerecupereerd. Op die manier bezit de samenzweringstheorie een openbarende verklaring voor de totaliteit van de sociale, politieke en economische onheil in een samenleving. Dit is het kenmerk bij uitstek van het judeo-maçonnieke complot.
39. Verder "ontdekken" samenzweringstheoretici steevast een chronologische reeks gebeurtenissen. Het bewijs van het causaal verband tussen de verschillende gebeurtenissen is doorgaans een petitio principii.[45] Het complottheoretisch discours is retrospectief. Het verleden wordt beschreven aan de hand van ontdekte gebeurtenissen. Dit is logisch, want er kan pas over het complot geschreven worden nadat de samenzweerders extern waarneembare objectieven gerealiseerd hebben.
40. Eenmaal dat het bestaan van het complot wordt vastgesteld, verstard het discours in een zeer coherent geheel. Nieuwe gebeurtenissen worden door middel van extensieve interpretaties aan het complot toegekend. Opvallend is dat complottheoriën a-chronologisch worden geconcipieerd: men vertrekt van een gebeurtenis en werkt zo terug in de tijd tot de initiële intentie wordt gevonden. Samenzweringstheorieën zijn daarom cirkelredeneringen. Sinds het bestaan van het complot a priori wordt aanvaard, kunnen alle gebeurtenissen worden toegeschreven aan de initiële intentie van de samenzweerders. Belangrijk is ook dat de vijand-samenzweerder identificeerbaar moet zijn. Ten slotte wordt iedere poging om de samenzwering te weerleggen, gezien als een bevestiging van het compleet. Dénoncer un mensonge, c'est le nourrir de l'énergie qu'on lui consacre.[46]
Afdeling 3.2: De judeo-maçonnieke samenzweringstheorie
41. De essentie van het judeo-maçonniek complot is dat dé Joden de vrijmetselarij in de 19e eeuw geïnfiltreerd en overgenomen hebben om vanuit de loges hun invloed te laten gelden in de overheid, het leger, de zakenwereld, de politiek en justitie. De vermeende nauwe verwantschap tussen Joden en de loges gaat niet op voor de vroege maçonnerie.[47] De idee van een complot tussen maçons en Joden dateert van begin 19e eeuw.[48]
42. De Franse Revolutie van 1789 werd het werk geacht van vrijmetselaars omdat de vernietiging van de monarchie gerealiseerd werd in combinatie met het verzet tegen de katholieke geestelijkheid. Om hoog geplaatste Joodse functionarissen omver te werpen, werd in de kringen van de Keizer de these opgeworpen dat zij samen met de vrijmetselaars de Revolutie ontketend hadden. Een formeel uitgewerkte complottheorie verschijnt voor het eerst in 1869: "Le Juif, le judaïsme et la judaïsation des peuples chrétiens".
43. De lijst met pauselijke documenten waarin de vrijmetselarij geviseerd wordt is groot. We vermelden enkele zoals de In eminenti apostolatus specula van Clemens XII (1738), Etsi Multa (1873) en Quanta Cura (1854) van Puis XI, Etsi Nos (1882) en Humanum Genus (1884) van Leo XIII.[49] Blijkens een document van de Congregatie voor de Geloofsleer van 26 november 1983 is het lidmaatschap bij een loge een zware zonde waardoor de gelovige de Heilige Communie niet kan ontvangen.[50] Wij insinueren niet dat het Vaticaan bewust heeft meegewerkt aan de ontwikkeling van een antisemitische complottheorie. Wel betogen wij dat het aanhoudend demoniserend signaal vanuit Rome (dat historisch verklaard kan worden in functie van o.m. de geldende tijdsgeest) heeft bijgedragen tot de cultivering en verantwoording van het judeo-maçonniek complot.
44. "Les Protocoles des Sages de Sion" is een literair werk dat in 1900-1901 in Parijs werd opgesteld.[51] De "Protocollen" is een complottheorie op zich en heeft op mondiaal vlak de algemene theorie van de judeo-maçonnieke samenzwering gesynthetiseerd en versterkt. Het is ongetwijfeld de meest geslaagde complottheorie in de geschiedenis. Dr. Joseph Goebbels schrijft op 13 maart 1943 in zijn dagboek dat hij de "Protocollen" zeer goed bestudeerd heeft.[52] Circa zestig jaar later volgt in januari 2004 een zoveelste vertaling van de "Protocollen" in het Arabisch. Deze keer uitgegeven door Akh'bar Elyon, een Egyptische staatsuitgeverij.[53]
45. De gevolgen van onderhavige complottheorie zijn volgens het onderzoek van Pierre-André Taguieff verbijsterend. Het "Joods complot" fungeert nog steeds als kern voor de moderne antisemitische doctrine. Het is in deze context dat de algmene demonisering van vrijmetselaars begrepen moet worden, want demonisering van de vrijmetselarij als zodanig impliceert meteen en ipso facto dat wie er lid van is niet onpartijdig kan zijn.[54] Hoger hebben wij vrijmetselarij als populair-cultureel object aangeduid (zie supra nrs. 20-23). Romans over samenzweringen zullen ongetwijfeld door een breed publiek worden gesmaakt. Minder positief is dat géén goede pogingen worden ondernomen om dit publiek voor te lichten. Het verwerken van fictie zonder enig besef over de werkelijke betekenis van de vrijmetselarij werkt als een koren op de destructieve molen van demoniserende samenzweringstheorieën.
Hoofdstuk 4. Het recht op een eerlijk proces in het gedrag ?
46. De onafhankelijkheid en onpartijdigheid van de rechterlijke macht wordt in verschillende grondwettelijke artikelen expliciet en impliciet bevestigd.[55] Dit grondrecht wordt ook door internationale verdragsteksten beschermd (artikel 6 EVRM en artikel 14 BUPO). De rechterlijke macht wordt krachtens artikel 40 G.W. uitgoefend door de hoven en rechtbanken. Die macht is hun door de grondwetgever opgedragen en gaat rechtstreeks uit van de Natie (artikel 33 G.W.).[56]
47. Bij de beoordeling van de onafhankelijkheid en onpartijdigheid wordt onder meer gekeken naar het samengaan van het rechterlijk ambt met andere activiteiten.[57] De legitimiteit en het door de rechtsonderhorigen geschonken vertrouwen steunt voor de rechterlijke macht principieel op haar onafhankelijkheid en onpartijdigheid.[58] De vraag dringt zich op in welke mate de macht vanuit de Natie verwatert of aangetast wordt door de maçonnieke arbeid van de rechter.
48. De problematiek kan ruwweg tot twee situaties worden afgebakend. In de eerste hypothese kan de onafhankelijk of onpartijdigheid van de rechter in vraag worden gesteld wegens maçonniek collusiegevaar naar aanleiding van het feit dat de rechter vrijmetselaar is (of geweest is) en een gedingpartij dit ook is (of geweest is). De tweede situatie dringt zich op wanneer geen van de gedingspartijen een rechtstreekse of onrechtstreekse band heeft met de vrijmetselarij, maar wegens de politeke, sociale of culturele aard van het geschil de maçonniek-levensbeschouwelijke overtuiging van de rechter aanleiding kan geven tot miskenning van het recht op een eerlijk proces. Het mag klaar wezen dat de processen tegen het Vlaams Belang hoofdzakelijk in deze tweede categorie moeten worden gesitueerd.
Afdeling 4.1: Institutionele onafhankelijkheid van de rechterlijke macht
50. Sinds de grondwetswijziging van 20 november 1998 staat de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht expliciet in de Grondwet. De eerste paragraaf van artikel 151 G.W. stelt uitdrukkelijk dat de rechters onafhankelijk moeten zijn in de uitoefening van hun rechtsprekende bevoegdheden. Dit beginsel is voor burgelijke en strafzaken voorzien in artikel 6 EVRM.[59] Het Grondwettelijk Hof, het Hof van Cassatie en de Raad van State hebben deze onafhankelijkheid als een algemeen rechtsbeginsel gekwalificeerd.[60]
51. Onafhankelijkheid van de rechter betekent dat de rechterlijke instanties niet rechtstreeks of onrechtstreeks ondergeschikt zijn aan een andere staatsmacht, in de eerste plaats niet aan de uitvoerende macht of aan de politieke partijen en dat elke rechter vrij zijn oordeel moet kunnen vormen.[61] L'indépandance est la situation de juge auquel son statut assure la possibilité de prendre des décisions à l'abri de toutes les influences.[62] Deze omschrijvingen kunnen gepreciseerd worden doordat ook andere rechters zich moeten onthouden van censuur, instructies of indeplaatsstelling.[63]
52. Blijkens deze klassieke[64] interpretaties betekent onafhankelijkheid dat de vrije oordeelsvorming niet mag worden gehinderd door de gestelde machten. Een obediëntie of een plaatselijke loge is natuurlijk geenn gestelde macht. Wil dit zeggen dat in de hypothese waar een maçonnieke sociale structuur invloed uitoefent op de oordeelsvorming van de rechter niet als strijdig met het onafhankelijkheidsbeginsel kan worden beschouwd ? Daarnaast, de gehanteerde definitie verwijst ook naar "onrechtstreekse" beïnvloeding. Wat indien vanuit de vrijmetselarij slechts een passieve beïnvloeding uitgaat ? Te denken valt aan bepaalde beginselverklaringen van de obediënties of van de lokale werkplaats. Reeds voor de inwijding moet de vrijmetselaar doorgaans een document ondertekenen waarin de beginselen van zijn werkplaats worden toegelicht. Bestaande beginselen evolueren en nieuwe kunnen aan het corpus worden toegevoegd. Dat dergelijke basisprincipes in de vrijmetselarij wel degelijk bestaan wordt door de loges niet ontkend:[65]
§
Vraagt u op welke partij de kandidaat
(logebroeder) stemt?
[66]
GORIS: nee.
Maar als de kandidaat zegt dat hij voor het Vlaams Blok stemt…
GORIS:… dan nemen wij meteen afscheid. Het maatschappelijk concept van het
Vlaams Blok is zo tegenstrijdig aan de principes waar wij voor staan, dat die
partij te allen prijze bekampt moet worden.
§ "Voorzitter loge Grootoosten Jacky Goris wil God niet in Europese Grondwet"[67]
§ Nniet willen dat de Maçonnieke benadering ophoudt bij de Tempelpoort; Het uitdragen van Vrijmetselaarsideeën buiten de Tempel is een persoonlijk engagement dat men in volle vrijheid en onafhankelijkheid neemt, maar waarbij men discreet blijft over de herkomst van de ideeën.[68]
53. Zelfs indien de obediëntie of werkplaats niet overgaan tot bewuste, rechtstreekse beïnvloeding van het beleid van de rechter[69], dan nog zou men kunnen stellen dat levensbeschouwelijke beginselen a fortiori doorwerken in de oordeelsvorming van de rechter wil hij volheid van maçonnieke ervaring realiseren. Het is zeer moeilijk om empirisch aan te tonen of vanuit de vrijmetselarij een vorm van objectieve invloed uitgaat waardoor de onafhankelijkheid van de rechterlijke in het gedrang komt.
54. Wij verwerpen de praktijk om te pas en on te pas allerhande spitsvondige interpretaties uit de grondwet te destilleren. Slechts in uitzonderlijke gevallen kan dit worden aanvaard.[70] Maar het laat zich wel aanzien dat de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht niet enkel in het gedrang kan komen door de traditionele machten, maar ook door andere invloedrijke entiteiten zoals de maçonnerie. Misschien is het aangewezen om het concept van de klassiek historische machten-onafhankelijkheid van onze grondwet te vermijden en aan te leunen bij artikel 6 EVRM dat allicht open staat voor modernere interpraties: "Uitgangspunt is steeds het antwoord op de vraag: onafhankelijk ten opzichte van wie?".[71] De werkingssfeer van de gemaximaliseerde bescherming (artikel 53 EVRM) zou tot een ruimere lezing van het onafhankelijkheidsbegrip kunnen leiden. De "openheid" mag nochtans niet worden overdreven, want het belangrijkste uitgangspunt voor de evaluatie van de onafhankelijkheid betreft de verhoudingen tussen de etatische machten en organen.[72]
Afdeling 4.2: Subjectieve en objectieve onpartijdigheid
55. De rechtsleer vertrekt normaliter van de onpartijdige rechter. Aangezien wij uitgaan van de situatie waarin een rechter lid is van een loge, keren wij de situatie om en beschrijven de kenmerken van een partijdige rechter (dit om zuiver pedagogische redenen, zonder te suggereren dat een maçonnieke rechter de facto partijdig is).
56. De notie over het belang van onpartijdige rechters is geen recent fenomeen. Het gold reeds in Bijbelse tijden.[73] Het (on)partijdigheidsvraagstuk wordt in één adem genoemd met de grondwettelijk gelibeleerde onafhankelijkheid van de rechterlijke macht. Een partijdige rechter bevoordeligt een van de gedingpartijen. Hij is vooringenomen, want laat zich leiden door elementen die buiten de zaak staan.[74] De partijdige rechter is gevoelig voor druk van buitenaf en laat zich niet uitsluitend leiden door objectieve argumenten op basis van de middelen die de partijen voorleggen. Het gerechtelijk wrakingrecht is een middel om de partijdigheid van de rechter te sanctioneren.[75]
4.2.1 Persoonlijke of subjectieve partijdigheid
57. Bij de subjectieve partijdigheid wordt de persoonlijke overtuiging van de rechter in aanmerking genomen. Onderzocht wordt wat de rechter "pensait dans son for intérieur en telle circonstance".[76] Adocaat-generaal J. Velu waarschuwt dan ook om niet lichtzinnig om te springen met het subjectieve verwijt.[77]
58. De onpartijdigheid wordt vermoed tot bewijs van het tegendeel[78]: "L'impartialité personnelle d'un magistrat se présume jusqu'à preuve du contraire."[79] Typevoorbeelden van de subjectieve partijdigheid zijn de rechter die zich uitspreekt over de zaak vóór de aanvang[80] of de rechter die zich tijdens de zitting zodanig gedraagt dat daaruit een aangewezen vooroordeel ten aanzien van één van de partijen blijkt[81]. Volgens bepaalde rechtsleer is de rechtspraak van het EHRM in de richting geëvolueerd dat steeds minder belang wordt gehecht aan de subjectieve vrees van de rechtszoekende naar de partijdigheid van de rechter.[82] Rechtspraakanalyse van LOONTJES toont aan dat het EHRM quasi altijd rekening houdt met de objectieve werkelijkheid, maar nog steeds toetst of de subjectieve twijfel gegrond is.[83] Het wegdeemsteren van het belang van de subjectieve partijdigheid is daarom relatief te noemen. In de zaak Kisskinen spreekt het EHRM zich niet concreet uit over de subjectieve partijdigheid van een rechter waarvan niet betwist wordt dat deze vrijmetselaar is. Het Hof beperkt zich tot de melding dat geen bewijs werd voorgelegd om te oordelen of de rechter zich subjectief partijdig heeft gedragen.[84]
59. De volgende opmerking is relevant voor onze studie: "Schending [van dit laatste aspect] zal steeds een occassioneel incident zijn veroorzaakt door een persoonlijke gunstige of ongunstige vooringenomenheid ten aanzien van een procespartijj of door belangenvermenging."[85] Dit betekent dat tijdens het rechtsgeding occoassionele incidenten kunnen worden vastgeknoopt aan het feit dat de rechter lid is van een loge. Wil dit zeggen dat de afwezigheid van occassionele incidenten de mogelijkheid uitsluit om maçonnieke partijdigheid als gerechtelijke wrakingsgrond op te werpen ? Indien wij deze stelling volgen, dan is de gebeurlijke partijdigheid van de maçonnieke rechter niet zo zeer een schending van de subjectieve onpartijdigheid, maar wel een kwestie van objectieve partijdigheid. De rechtspraak beoordeeldt de redenen tot wraking streng (zie de limitatieve gronden in art. 828 Ger. W.). De incidenten ter zitting en het verband met het maçonnieke lidmaatschap van de rechter zullen in de wrakingsakte in ieder geval op een duidelijke en samenhangende wijze moeten worden opgesteld.[86]
4.2.2 Structurele of objectieve partijdigheid
60. Er is sprake van objectieve partijdigheid indien de rechter elke gewettigde twijfel niet kan uitsluiten. De rechtbank wekt de schijn van partijdig te zijn. Functionele en organieke elementen spelen een belangrijke rol om de objectieve partijdigheid te bewijzen.
61. Dit manifesteert zich onder meer wanneer de rechter niet gepast reageert op racistische opmerkingen van de juryleden.[87] Centraal staat de vraag of de vrees van de rechtszoekende als objectief verantwoord kan worden beschouwd.[88] Het klassieke Engelse adagium luidt: justice must not only be done, it must also be seen to be done.[89] Het is niet zo zeer van belang dat de rechter werkelijk partijdig is, maar wel de schijn van partijdigheid volstaat.[90] Het EHRM heeft dit beginsel vaak herhaald.[91] In het beruchte spaghetti-arrest van 1996 heeft het Hof van Cassatie met klem deze fundamentele regel onderstreept.[92]
62. Er is veel gelijkenis tussen de objectieve onpartijdigheid van de rechter en de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht. Hoger werd het uitgangspunt van de onafhankelijkheid reeds vermeld. Wanneer de objectieve partijdigheid van de rechter wordt vastgesteld omdat hij lid is van een vrijmetselaarsloge, dan is dit zeer verregaand omdat de situatie wordt geobjectiveerd tot de onterechte idee dat elke rechter in dezelfde situatie partijdig zou zijn. Het gaat namelijk over "in dezelfde situatie" en niet: "in de kwestieuze situatie is de maçonnieke rechter partijdig en daarom is vrijmetselarij een teken van structurele partijdigheid in alle gedingen."
63. In de reeds aangehaalde zaak Kiskinen stelt het EHRM dat het vrijmetselaarslidschap vanuit objectief perspectief niet uitsluit dat de rechter zijn ambt kan vervullen.[93] Aangezien in het bodemgeschil zowel een gedingpartij als de rechter vrijmetselaar zijn, herhaalt het Hof dat zoals bij de vraag naar de subjectieve partijdigheid, geen enkel bewijs werd aangevoerd om de objectieve onpartijdigheid van de rechter te toetsen. Het werd helaas niet aan het Hof voorgelegd om het maçonniek collusiegevaar tussen rechter en gedingpartij in abstracto te beoordelen.
Hoofdstuk 5. Ook de rechter heeft (grond)rechten
Afdeling 5.1: Recht op eerbiediging van het privé-leven
64. Het recht op de bescherming van de persoonlijke levenssfeer is grondwettelijk beschermd in artikel 22. Uit de parlementaire grondwetsherziening van 31 januari 1994 blijkt dat het de bedoeling is om een zo groot mogelijke concordantie te bereiken met artikel 8 EVRM. Het begrip "privé-leven" moet dan ook op dezelfde manier worden geïnterpreteerd als de uitleggingswijze van artikel 8 EVRM door het EHRM.[94] Uit artikel 8 van het EVRM kunnen vier onderscheiden rechten worden afgeleid.[95] Wij beperken ons logischerwijze tot de eerbiediging van het privé-leven.[96]
65. Het grondwettelijk recht op privacy bestaat op zichzelf en kan zonder uitvoeringswet door de rechter worden ingeroepen om zich te beschermen tegen de inmenging in zijn (maçonniek) privé-leven. Het EHRM kan zoals gekend niet oordelen over de aansprakelijkheid van particulieren. In het rechtssysteem van het EVRM moet de overheid de nodige maatregelen nemen opdat het privé-leven van de rechter verzekerd kan worden en dit ook in de horizontale relatie tussen de burgers.[97] Over deze zogenaamde horizontale werking is de rechtsleer het unaniem eens.[98] In België wordt aanvaard dat artikel 8 EVRM niet alleen in de verticale verhouding tussen overheid en burger geldt, maar ook horizontaal tussen burgers onderling.[99] [100] De (horizontale) rechtszoekende kan zich dus niet onbeperkt in de persoonlijke levenssfeer van de rechter bewegen om aan te tonen dat hij een actuele of historische persoonlijke band heeft met de vrijmetselarij.
66. Artikel 17 IVBPR beschermt eveneens het recht op privacy. Het belangrijkste verschil met artikel 8 EVRM is dat de "eer" en de "reputatie" specifiek in het BUPO-artikel vermeld worden. Dit wil niet zeggen dat het EVRM de eer en reputatie van de rechter niet beschermt. De bepalingen van het EVRM zijn voldoende ruim opgesteld om ook deze parameters in ogenschouw te nemen. Artikel 8 EVRM gaat wel een stap verder in de beperkingsmaatregelen door te eisen dat de inmenging bij wet voorzien moet zijn.
67. Het recht op privacy is niet absoluut. Er kan van worden afgeweken, maar de beperkingsmaatregelen mogen niet verder reiken dan wat krachtens het tweede lid van artikel 8 EVRM is toegelaten:[101] Krachtens artikel 8, lid 2, EVRM is een inbreuk slechts toegestaan indien het aan drie voorwaarden voldoet:
Legaliteitstoets: de inbreuk op het privé-leven moet bij wet[102] voorzien zijn.
Noodzakelijkheidstoets: d.i. noodzakelijk in een democratische samenleving.
Legitimiteitstoets: een legitiem doel nastreven.
Een positieve toetsing aan de drie criteria maakt dat de inmenging in overeenstemming is met het EVRM.[103] Een eerste vaststelling over de problematiek van de inmenging in de persoonlijke levenssfeer van de maçonnieke rechter, is dat deze evaluatie steeds in concreto beoordeeld zal moeten worden.
68. Kan een positieve legaliteitstoets gegrond worden op de hierboven besproken grondwettelijke regels over het recht op een eerlijk proces (cfr. onafhankelijkheid en onpartijdigheid) ? Of moet men stellen dat stellen de rechtsgevolgen van deze regels onvoldoende voorzienbaar zijn, zodat de rechter a priori niet over voldoende informatie beschikt om een duidelijke en precieze voorstelling te maken van wat hem bij de uitoefening van zijn persoonlijke vrijheid te wachten staat ?[104] Het zou o.i. niet geloofwaardig overkomen indien een rechter anno 2007 beweert niet geweten te hebben welke invloed zijn maçonnieke activiteiten kunnen uitoefenen op het rechterlijk ambt. Wij komen hier op terug bij de bespreking van artikel 11 EVRM (infra nr. 99)
69. De legitimiteitstoets zal positief zijn indien het (legitieme) doel erin bestaat om in de concrete situatie het recht op een eerlijk proces te vrijwaren. De opgesomde belangen in het tweede lid van artikel 8 EVRM zijn limitatief maar tegelijk zodanig ruim geformuleerd dat nagenoeg elke vrijheidsbeperking hier in kan worden geïntegreerd. De uitlegging van de in artikel 8 opgesomde belangen door het EHRM bevestigt een ruime lezing. De inmenging zal o.i. niet legitiem zijn indien de werkelijke intentie er eigenlijk in bestaat om vrijmetselaars te demoniseren, discrimineren of culpabiliseren.
70. Een pijnpunt is de noodzakelijkheitstoets waarvoor het moeilijk is om in algemene termen een goed antwoord aan te reiken. Zelfs al is de inmenging wettelijk justifieerbaar en voldoet zij aan de legitimiteitstoets, dan nog is het vereist dat de beperking noodzakelijk is in een democratische samenleving en niet verder gaat dan wat strikt noodzakelijk is. Het EHRM hanteert verschillende criteria om de noodzakelijkheidstoets vorm te geven.Volgens het pertinentiecriterium gaat het Hof na of redelijkerwijze mag worden aangenomen dat de maatregel nuttig, relevant en toereikend is om het beoogde doel te bereiken.[105] Een tweede criterium is de evenredigheidstoets: bestaat er een redelijke verhouding tussen de aantasting van het recht en de legitieme doelstelling die wordt nagestreefd. Het gevaar op subjectieve interpretaties is bij dit type criterium natuurlijk groot.[106] Een derde (recent) criterium is de subsidiariteit die de overheid aanbeveelt om inbreuken op de rechten van de burgers zo veel mogelijk te minimaliseren door alternatieve oplossingen aan te bieden.[107] De goede intenties van deze criteria ten spijt blijft de noodzakelijkheidstoets o.i. zeer gevoelig aan arresten waar meer geponeerd wordt dan geargumenteerd.
71. De bescherming van de persoonlijke levenssfeer is onder meer afhankelijk van de positie en het gedrag van de persoon in kwestie.[108] Bepalend is de intensiteit van het rechtstreeks verband tussen het persoonlijke leven (d.i. de maçonnerie) en de publieke activiteit die wordt uitgeoefend (d.i. het rechterlijk ambt).
72. Belangrijk is de wijze waarop de rechtszoekende de partijdigheid van de maçonnieke rechter inroept. Ter illustratie denken wij aan de rechter die publieke lezingen houdt over vrijmetselarij en daarbij niet schroomt om zijn eigen lidmaatschap in het daglicht te stellen. In le grand commentaire de la société woedt quasi onophoudelijk het debat over de neutraliteit van de Staat. Hoofddoeken en paaseieren zijn hierbij de inzet. Gezien de sensibiliteit van de huidige tijdsgeest lijkt het ons te getuigen van dwaasheid zou een rechter in de publieke sfeer ruchtbaarheid geven aan zijn persoon van maçon.[109] Het geval is nochtans bekend van een staatsraad die - weliswaar - in de jaren 1950 het niet nagelaten had om gedurende twee jaar als actief agent van de communistische partij, waarvan hij lid was, op te treden in partijlokalen om lessencycli te geven ter vorming van propagandisten voor de communistische gedachte.[110] Het Hof van Cassatie heeft de staatsraad gedurende zes maanden geschorst omdat hij "aan de waardigheid van zijn ambt en aan de plichten van zijn staat" was tekortgekomen.[111]
73. Anders is het gesteld met de proliferatie van informatie op het internet.[112] Stel dat op internet de naam van de rechter in een lijst met vermeende maçons fungeert zonder dat hij hiervoor toestemming heeft gegeven.[113] Kan de partij in het geding zich hier op beroepen ? Artikel 8 van de richtlijn 95/46/EG van 24 oktober 1995 verbiedt de verwerking van persoonlijke gegevens waaruit de politieke opvattingen, de godsdienstige of levensbeschouwelijke overtuiging leven blijkt. Maar krachtens artikel 9 van dezelfde richtlijn kan omwille van journalistieke redenen hiervan worden afgeweken om het recht op de persoonlijke levenssfeer te verzoenen met de regels betreffende de vrijheid van meningsuiting. De richtlijn poogt op die manier een evenwicht te zoeken tussen enerzijds het recht op privacy van de betrokkene en anderzijds het door artikel 10 EVRM gegarandeerde recht om inlichtingen te ontvangen of te verstrekken.[114] In België werd de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens op diverse tijdstippen aangepast in de zin van de bovenvermelde richtlijn.[115] Het EHRM heeft in de zaak Leander uitspraak gedaan over het opslaan van gegevens met betrekking tot het privé-leven van een persoon.[116] Hieruit blijkt duidelijk dat het doorgeven van informatie aan anderen zonder dat betrokkene daarvan op de hoogte is, een inbreuk vormt op het recht op privacy.
74. Voor onderhavige studie is het niet onbelangrijk om stil te staan bij het aspect van het recht op privacy dat betrekking heeft op het recht van de burger op het uitbouwen van menselijke contacten en sociale relaties. Het broedeschap is een centraal gegeven in de vrijmetselarij. Het ontwikkelen en bevorderen van psycho-sociale banden met zijn medebroeders maakt integraal deel uit van het maçonnieke leven. De rechtspraak van Straatsburg inzake de relationele privacy is sterk geënt op homeseksuele[117] en transseksuele[118] samenlevingsvormen. Ook bekend zijn de arresten van het EHRM inzake seksuele lust(en)bevrediging en sadomasochisme in het bijzonder.[119] Specifieker tot de privacybescherming van de rechter-maçon stelt het Hof in Straatsburg dat "Article 8 of the Convention is primarily intended to ensure the development, without outside interference, of the personality of each individual in his relations with other human beings."[120] Gezien het belang van de ontwikkeling van de identiteit die het Hof hecht aan de evaluatie of het privacyrecht al dan niet geschonden wordt, zal dit vraagstuk zich beslist opdringen wanneer een wettelijk verbod[121] als beperkingsmaatregel wordt uitgevaardigd.
75. In de hypothese dat het recht op een onafhankelijke en onpartijdige rechter objectief zou worden geschonden indien de rechter deel uitmaakt van een vrijmetselaarsloge, dan komt het privacyrecht van de rechter onder druk te staan. De objectieve representatie van de objectieve schending van het recht op een eerlijk proces, maakt het onmogelijk om de juridische erkenning van het recht op privacy van de maçonnieke rechter op een positieve wijze te verdedigen.[122] Het recht op privacy van de rechter beschermt niet alleen hemzelf als individu tegen totalitarisme en intolerantie. Een ethische en politieke samenleving veronderstelt een democratisch debat in een publieke cultuur.[123] Het gevolg is dat de "dissidente" rechter-maçon in de privé-sfeer wordt weggedrukt. Door deze onderdrukking beleeft hij zijn maçonnieke activiteiten in een semi-getolereerde clandestiniteit.[124] Het werkelijke gevaar op klasse-justitie neemt o.i. in dergelijke situaties toe. Onderdrukte en niet-getolereerde categorieën van mensen neigen naar activisme waardoor de weg naar een circulus vitiosus-effect open ligt[125]: de rechter-maçon wordt in een ongunstige positie gedrongen die op haar beurt tot gevolg heeft dat het ongunstig oordeel van de profane[126] meerderheid over de rechter-maçon bevestigd of versterkt wordt.
Afdeling 5.2: Recht op vrije meningsuiting en vrijheid van vereniging
76. Het recht op vrije meningsuiting loopt op het individuele niveau parallel met de vrijheid van vereniging op collectief niveau. Deze kunnen strict van elkaar gescheiden worden, maar voor de verhandeling is het relevant om ze samen te verwerken.
5.2.1 Vrijheid van meningsuiting
5.2.1.1 Artikel 19 G.W.
77. De beschermde meningsvrijheid in artikel 19 G.W. (wij laten artikel 25 G.W. buiten beschouwing) kan in het licht van onderhavige studie omschreven worden als het recht om aan zijn filosofische, persoonlijke of ideologische overtuiging uiting te geven in woorden, geschriften of gedragingen.[127] De vrijheid van meningsuiting moet samen worden gelezen met de vrijheid van vereniging. De vrijheid om zich te verenigen strekt zich uit tot een besloten, private verenigingsvorm (zie infra bij de bespreking van de collectieve dimensie). Hieruit volgt dat niet is vereist dat de overtuiging in de publieke c.q. openbare sfeer wordt geuit om grondwettelijk bescherming te genieten. Het uiten in de beslotenheid van de tempel wordt dus ook als een grondwettelijk beschermde vorm van vrijheid van meningsuiting beschouwd. In de tempel uit de vrijmetselaar zijn maçonnieke overtuiging in woorden, gedragingen en geschriften[128] door - in het bijzonder - deel te nemen aan de zittingen.
78. Het beperken van de grondwettelijk gewaarborgde vrije meningsuiting kan principieel niet preventief worden gerealiseerd. Dit principe wordt sinds enkele jaren restrictiever geïnterpreteerd. Het is een gevolg van de afweging van de vrije meningsuiting tegen de bescherming van andere grondrechten.[129] Het Grondwettelijk Hof erkent dat preventieve beperkingen van de vrijheid van meningsuiting mogelijk zijn wanneer deze niet onevenredig zijn ten opzichte van de nagestreefde doelstellingen.[130]
5.2.1.2 Artikel 10 EVRM
79. Artikel 10 EVRM waarborgt de vrijheid van meningsuiting zodanig dat volgens Straatsburg dit recht een fundamentele pijler vormt van een democratische rechtsstaat.[131] Doorgaans wordt aangenomen dat magistraten in een democratische rechtsstaat minder kritiek kunnen verdragen dan politici.[132] De uitoefening van het rechtelijk ambt vereist een zekere mate van vertrouwen door het publiek.[133] Daarom wordt hij in de rechtspraak van het EHRM op een bijzondere wijze beschermd tegen buitensporige kritiek van journalisten, maar dit impliceert o.i. dat hij de nodige reserve aan de dag moet leggen om de legitimiteit van zijn beschermd statuut niet in het gedrang te brengen.
80. Ook artikel 10 EVRM bevat een escape-clausule. Verschillend van de grondwettelijke bescherming is dat het EVRM geen preventieve maatregelen uitsluit. Het Hof hecht in het stelsel van de beperkingsmaatregelen het meeste belang aan het noodzakelijkheidscriterium (zie supra nr. 70).[134]
5.2.2 Vrijheid van vergadering
90. Het recht om te vergaderen (artikel 26 G.W.) bevat drie types vergaderingen. Het kappen aan de ruwe steen in de tempel is beslist geen openbare vergadering in een gesloten plaats of in open lucht. Wij beperken ons tot de privé-vergadering in gesloten plaatsen. De "vrijmetselaarsvergadering" heeft een privaat karakter want de toegang is niet vrij (cfr. de inwijding). Het is zonder meer afhankelijk van een individuele en persoonlijke invitatie.[135] Ofschoon de Grondwet niet zo ver gaat om een formele invitatie te eisen, is de toegang tot een loge onderhevig aan een formele toelatingsprocedure. Vandaar dat de vrijmetselarij zich omschrijft als een initiatieke genootschap (dit slaat op de inwijding). De private vergaderingen van de loge worden beschermd door artikel 15 G.W. zodoende zij slechts kunnen binnengedrongen worden in de gevallen bepaald door de wet.
91. De vijheid van vergadering wordt ook beschermd in artikel 11 EVRM. Het EHRM heeft herhaaldelijk bevestigd dat de overheid niet alleen een onthoudingsplicht heeft, maar ook positieve verplichtingen zoals het nemen van de vereiste maatregelen opdat de vrijheid van vergadering mogelijk wordt gemaakt.[136] Het recht op vrijheid van vergadering is niet absoluut. Beperkingen zijn mogelijk indien aan de voorwaarden van het tweede lid van artikel 11 EVRM is voldaan. Opmerkelijk is de stelling dat het artikel 11 EVRM weinig toevoegt aan de bescherming van dit recht.[137] Dit zou te maken hebben met het feit dat het EHRM de verdragsstaten een ruime appreciatiemarge toekent.[138]
5.2.3 Vrijheid van vereniging
92. Het belangrijkste verschil tussen de vrijheid van vereniging en de vrijheid van vergadering is dat deze laatste een kortstondig en toevallig karakter heeft.[139] De vrijheid van vereniging is daarom belangrijker om het uitgangspunt van deze studie te duiden.
5.2.3.1 Artikel 27 G.W.
93. Het recht van vrijheid van vereniging op grond van artikel 27 G.W. kan niet aan enige preventieve maatregel onderworpen worden.[140] De oprichting van een vereniging en het lidmaatschap ervan mogen dus niet aan een procedure van controle of toelating door de overheid worden voorafgegaan. Op grond van artikel 191 G.W. worden ook buitenlandse maçons beschermd die zich in België aansluiten bij een loge.
94. Grondwetspecialist R. SENELLE heeft het recht van vereniging gedetailleerd omschreven.[141] Het omvat volgens de auteur (i) oprichtingsvrijheid, (ii) toetredingsvrijheid, (iii) onthoudingsvrijheid en (iv) terugtrekkingsvrijheid.[142] Preventieve maatregelen zijn verboden stelt de Grondwet, maar het Grondwettelijk Hof heeft dit genuanceerd. De wetgever treedt namelijk op in een democratische samenleving en ziet onder meer toe op de bescherming van anderen.[143] De rechter is in zijn maçonnieke vereningsvrijheid beperkt. Indien hij de vrijheid van vereniging opwerpt, dan zal dit grondrecht moeten worden afgewogen tegen het recht op een eerlijk proces van de gedingpartij. Hetzelfde geldt voor de hypothese waarin de overheid een regel zou uitvaardigen die de combinatie maçon-rechter verbiedt.[144]
95. Iedere bepaling die de uittredingsvrijheid opheft, moet voor niet bestaande worden gehouden.[145] De symbolische betekenis dat men vrijmetselaar blijft en slechts in slaap wordt gesteld bij uittreding moet worden opgevat als een moreel, eenzijdig paradigma en heeft als dusdanig geen juridische betekenis. Het is wel een indicatie dat de vrijmetselarij poogt om psychologisch zeer diep door te dringen in het individu. Deze doelstelling kan juridische relevantie verkrijgen bij (i) de beoordeling van het recht op een onafhankelijke en onpartijdige rechter en (ii) indien de overheid een verbod uitgevaardigt nadat de rechter uit de vrijmetselarij is getreden.[146] Dit kan als volgt concreet worden verduidelijkt: indien de overheid na de uittreding van de overheid een disciplinaire / tuchtrechtelijk sanctie zou opleggen omdat zij van mening is dat de rechter zijn ambt wegens het lidmaatschap in het verleden niet meer behoorlijk kan uitoefenen, dan zal de rechter o.i. kunnen opwerpen dat zijn negatieve verengingsvrijheid geschonden wordt omdat hij over het materiële recht beschikt om uit een vereniging te treden en in casu als profaan te worden beschouwd. In deze redenering zit een angel. Wat indien de rechter de werkplaats inderdaad verlaten heeft, maar zich in het verleden zodanig als vrijmetselaar heeft geprofileerd dat zelfs ná de uittreding diens neutraliteit objectief bezien niet meer kan worden aanvaard ? Hieruit blijkt nogmaals dat een beoordeling steeds in concreto moet worden uitgevoerd.
5.2.3.2 Artikel 11 EVRM
96. De bescherming van de verenigingsvrijheid ex artikel 11 EVRM heeft een instrumentele functie.[147] Eén van doelstellingen van dit artikel bestaat erin om de vrijheden in de artikelen 9 EVRM (vrijheid van gedachte en religie) en 10 EVRM (vrijheid van meningsuiting) te beschermen. Artikel 11 EVRM moet daarom samen worden gelezen met artikel 10 EVRM.[148] De redenering van het EHRM kunnen we omzetten naar onze probleemstelling: de samenlezing is vereist wanneer de tussenkomst van de overheid tegen een vereniging gedeeltelijk een reactie is op het individuele lidmaatschap van een persoon.[149] Het gaat dus in principe over de tussenkomst tegen een vereniging en niet zo zeer tegen het individuele lid. Aangezien het Hof uitgaat van een instrumentele functie van artikel 11 EVRM, moet de samenlezing (artikelen 10 en 11 EVRM) echter ook van toepassing worden geacht in de situatie waarin de overheid tussenkomt tegen de maçonnieke rechter als individu.[150] Een schending in het kader van de artikelen 9 of 10 van het EVRM moet niet worden onderzocht indien de schending betrekking heeft op de uitoefening van de verenigingsvrijheid.[151] Door de lex specialis eigenschap van artikel 11 EVRM is het duidelijk dat een casuïstieke hiërarchie tussen de onderlinge grondrechten van het EVRM kan ontstaan.
96bis. Voordat de vrijheid van vereniging van de maçonnieke rechter verder wordt uitgediept, moet bepaald worden of een vrijmetselaarsloge wel als een vereniging in de zin van artikel 11 EVRM kan worden beschouwd. Een synthese van de rechtspraak van het EHRM definieert het begrip vereniging als volgt: iedere vrijwillige aaneensluiting door meerdere natuurlijke en / of rechtspersonen voor langere tijd, met een zekere institutionele structuur en voor gemeenschappelijke doeleinden.[152] In de inleiding in de vrijmetselarij (zie supra nrs. 26-27) werd de hiërarchische c.q. institutionele structuur van de vrijmetselarij toegelicht. Ofschoon vrijmetselarij zeer moeilijk te definiëren is[153], en dat daarom problemen zullen opduiken wanneer de gemeenschappelijke doeleinden van de werkplaats moeten worden geformuleerd, is dit eerder een wijsgerig dan een juridisch probleem. Loges groeperen zich doorgaans in een VZW, waardoor het probleem van "vereniging" als strikt juridische kwalificatie zich in praktijk minder zal voordoen. Indien toch enige vorm van rechtspersoonlijkheid zou ontbreken, dan kan beroep worden gedaan op de stelling dat het voldoende is dat een gestructureerde entiteit kan worden waargenomen.[154]
97. Krachtens artikel 11 EVRM is de vrijheid van vereniging niet absoluut.[155] De escapeclausule voorziet beperkende maatregelen. Het tweede lid is relevant: "Dit artikel verbiedt niet dat rechtmatige beperkingen worden gesteld aan de uitoefening van deze rechten door leden van de krijgsmacht, van de politie of van het ambtelijk apparaat van de Staat."[156] Het getuigt van het realisme waarmee de opstellers van het EVRM zich gekweten hebben. Het behandelt de ruim verspreide overtuiging dat voor de verenigingsvrijheid van ambtenaren (incl. rechters) bijzondere regelen kunnen worden uitgewerkt. Dit is voornamelijk aan de orde in de gerechtelijke deontologie en het aanverwante tuchtrecht. Het is o.i. dan ook een tekortkoming in het IVPBR dat de rechterlijke macht niet vermeld wordt in artikel 22.2.[157] De laatste zin van de tweede paragraaf van artikel 11 EVRM is ingegeven door de zorg om het neutrale karakter, de objectiviteit en de integriteit van het geviseerde orgaan waartoe de personen in kwestie behoren, naar buiten toe te vrijwaren.[158]
98. De Raad van State, afdeling wetgeving, heeft het speciaal statuut van ambtenaren bevestigd: "... dat in hun hoedanigheid van titularis van een openbaar ambt specifieke beperkingen aan de uitoefening van deze rechten en vrijheden kunnen worden opgelegd."[159] Het Grondwettelijk Hof acht dergelijke beleidsbeslissingen van de overheid in het algemeen[160] verenigbaar met de Grondwet.[161] Het EHRM laat schijnbaar ruime beperkingsmaatregelen toe. Bijvoorbeeld, het verbod voor Hongaarse politieambtenaren om lid te zijn van een politieke partij is niet in strijd met het EVRM.[162]
99. De rechter kan zich op verschillende grondrechten beroepen om zijn persoon als (voormalig) maçon te beschermen. Het EHRM heeft in een arrest van 2 augustus 2001 aangegeven dat artikel 11 EVRM in casu het meest relevante artikel is waarop de rechter-maçon zich kan beroepen.[163] De zaak behandelt de klacht van een Italiaanse rechter die vrijmetselaar is geweest tot 1992. In de zomer van 1993 werd door de Consiglio Superiore della Magistratura van Italië een aanbeveling verspreid met de boodschap dat het rechtelijk ambt niet compatibel is met het lidmaatschap van een vrijmetselaarsloge.[164] De aanbeveling doorstond de legaliteitstoets niet omdat de bewoordingen onvoldoende precies waren en de rechter de gevolgen van zijn handelingen niet voldoende kon voorzien.[165] Een belangrijke conclusie is dat een onduidelijk geformuleerde wettelijk verbod de toets van het EHRM niet zal doorstaan. De stelling dat de rechter dergelijke verbodsbepalingen ondanks onduidelijke bewoordingen toch kan afleiden in combinantie met de algemene opvattingen van de samenleving gaat niet op (zie supra nr. 68).[166] Aangezien het Hof in de arresten N.F. van 2 augstus 2001 en Maestri van 17 februari 2004 over dezelfde legaliteitstoets is gestruikeld, werd de kern van de zaak buiten beschouwing gelaten die door het legitimiteitscriterium en het noodzakelijkheidscriterium ongetwijfeld besproken had moeten worden.
100. In 1996 werd in Italië een nieuwe regeling uitgewerkt voor de aanwerving van
publieke functies. De kandidaat / sollicitant moet blijkens een vragenlijst
expliciet bevestigen dat hij geen lid is van een vrijmetselaarsloge.[167]
De Italiaanse obediëntie van het Grootoosten diende hierop klacht in wegens
schending van artikel 11 EVRM. Als collectiviteit betoogde de obediëntie dat
haar vrijheid van vereniging in het gedrang kwam omdat de leden van de loges
voor de (onrechtmatige) keuze werden geplaatst om uit de loge te treden of voor
het publiek ambt te kiezen.[168]
Ten tweede, aldus klager, zou de vereniging aan reputatieverlies lijden omdat
het als een criminele organisatie wordt beschouwd.[169]
Volgens de Italiaanse overheid is de beperking legitiem om bij het publiek de
argwaan niet op te wekken dat de uiteindelijk geselecteerde kandidaat op basis
van zijn maçonniek lidmaatschap aangeworven zou zijn geweest.[170]
Het EHRM beschouwt de maatregel van de overheid als een inbreuk op de
verenigingsvrijheid van de obediëntie, maar aanvaardt dat de doelstelling van
de maatregel in beginsel gezien kan worden als een onderdeel van de bescherming
van de nationale veiligheid en ter voorkoming van wanorde (?) in de samenleving.[171]
Op de vraag of de maatregel noodzakelijk is in een democratische samenleving,
antwoordt het Hof dat de vrijheid van vereniging in het gedrang komt wanneer de
burger ontmoedigd wordt om deel te nemen aan maçonnieke activiteiten uit angst
om geweerd te worden door de administratie.
Hoofdstuk 6. Algemeen besluit
[Zijn] gezag steunt ook wel op kennis, maar toch vooral op de
eerlijkheid en de oprechtheid waarmee hij, in voortdurend overleg met de
gedingpartijen en de gemeenschap, zoekt naar de juiste regel voor het geschil.
101. Het citaat van W. VAN GERVEN over het innerlijke van de rechter rechtvaardigt de voorliggende grondwettelijke kritiek over de maçonnieke rechter, want de samenleving schenkt hem het vertrouwen om het rechtsgeding in eerlijkheid en met oprechtheid te leiden. Een eenzijdige juridische analyse kan slechts een zeer partieel antwoord bieden op de vraag of onafhankelijkheid en onpartijdigheid objectief gezien verenigbaar zijn met de persoon van rechter-vrijmetselaar. In het historisch overzicht over het politieke perspectief werd aangegeven dat de Belgische vrijmetselarij (i) op gespannen voet staat met de Kerk en (ii) ideologische banden heeft met bepaalde politieke grassen. Het juridisch verband met deze vaststellingen is dat vooroordelen heersen over de overtuiging van de vrijmetselaar en daardoor aan diens neutraliteit kan worden getwijfeld wanneer hij zetelt als rechter.
101bis. Ook de psychologische dimensie van de vrijmetselarij laat de juristen niet onbezorgd. De Consiglio Superiore della Magistratura ziet het intieme broederschap als bron van maçonniek collusiegevaar in de schoot van de rechterlijke macht. De argwaan, onzekerheid én onwetendheid tegenover de vrijmetselarij bieden een sociologische verklaring voor samenzweringstheorieën. Ook deze factoren hebben een juridische reflexwerking, want in navolging van de Italiaanse overheid zouden anderen kunnen worden aangezet tot het instellen van diverse beperkingsmaatregelen om vrijmetselaars uit de overheid te weren.
102. Komt het recht op een eerlijk proces in het gevaar indien de vrederechter van Borgloon zich op donderdagavond uitgeeft voor Groot Opperpriester van het Hemelse Jeruzalem ?[172] Dit zou wel eens bewaarheid kunnen worden wanneer in het rechtsgeschil een maçonnieke gedingpartij aanwezig is. In de huidige stand van de Belgische en Straatsburgse rechtspraak kan dit voorlopig niet als een objectief gegeven worden beschouwd. Het bewijs van objectieve of subjectieve partijdigheid moet geleverd worden voordat enige uitspraak kan worden gedaan over de door ons geviseerde verenigbaarheid. De ironie zal wellicht minder plezierig klinken wanneer het geding politiek geladen is. De impact van demarches zoals het Vlaams Belang gedaan heeft in de Raad van State mogen niet lichtzinnig worden opgevat. Zij raakt namelijk een gevoelige snaar in het hart van onze democratische rechtstaat.
103. Maar er is meer want het EHRM heeft de doelstellingen van nationale veiligheid en orde in de samenleving als legitiem gekwalificeerd om beperkingsmaatregelen uit te vaardigen op het recht van vrijheid van vereniging. Dergelijke maatregelen acht het Hof legitiem in een bepaalde context. De Italiaanse context (cfr. "P2") is een extreem voorbeeld, maar zou in het licht van de geschetste Belgische situatie dezelfde beperkingsmaatregel legitiem worden geacht op grond van de overweging dat ook onze samenleving nood heeft aan een soort orde waarin de maçonnerie uit de administratie en de rechterlijke macht wordt geweerd ?
104. De rechter wordt in zijn levensbeschouwelijke activiteiten ruimschoots beschermd door diverse grondrechten. Hij heeft the right to be left alone. Hij heeft het recht om zich te verenigen en zijn mening te uiten in de beslotenheid van de tempel. Maar de rechter heeft ook plichten. Wij parafraseren het Cassatiearrest van 15 maart 1951 waarin het Hof vaststelde dat de staatsraad als lid van de communistische partij activiteiten had verricht die de waardigheid van zijn ambt aantastten: Op elke rechter rust de verplichting om in alle ogen de onafhankelijkheid tegenover allen te vrijwaren en de waardigheid van het ambt te handhaven door met nauwgezetheid iedere handelswijze te vermijden welke van aard zou zijn om het vertrouwen te schokken dat de natie in hun onpartijdigheid moet hebben en in die van de instelling tot dewelke zij behoren.[173]
104bis. Het zou evenwel nefast zijn om deze zienswijze radicaal door te trekken. Het is namelijk niet gewenst noch gepast om de rechter van de sociale orde te isoleren.[174] Maar hij moet zich wel telkens de vraag stellen of hij in de concrete sociale context in de ogen van een redelijk en geïnformeerd buitenstaander deelneemt aan een activiteit die zijn onafhankelijkheid of onpartijdigheid op objectieve wijze in het gedrang zou brengen.
105. In 2002 werd een seminarie georganiseerd door de Ecole nationale de la magistrature in Frankrijk. De deelnemers hebben na afloop een verslag met aanbevelingen vrijgegeven. Hieruit blijkt dat de meerderheid van de deelnemers het rechterlijk ambt incompatibel acht met de vrijmetselarij.[175] De Franse Conseil supérieur de la magistrature besluit dat het lidmaatschap uit haar "natuur" de onafhankelijkheid of onpartijdigheid niet in vraag doet stellen.[176] Een belangrijk Belgisch referentieboek lijkt dezelfde richting te volgen.[177]
RECHTSPRAAK
Hof Mensenrechten, zaak Handyside, arrest van 7 december 1976, Publ. Cour eur. D.H., Serie A, nr. 24.
Hof Mensenrechten, arrest Le compte e.a. van 23 juni 1981, Publ. Cour. eur. D.H., Serie A, nr. 43.
Hof Mensenrechten, arrest Young van 13 augustus 1981, Publ. Hof., Serie A, Vol. 44.
Hof Mensenrechten, arrest Dudgeon van 23 september 1981, Publ. Cour. eur. D.H., Serie A, nr. 45
Hof Mensenrechten, arrest Piersack van 1 oktober 1982, Publ. Cour. eur. D.H., Serie A, nr. 53.
Hof Mensenrechten, arrest Rees van 7 oktober 1986, Publ. Cour. eur. D.H., Serie A, nr. 106.
Hof Mensenrechten, arrest Leander van 26 maart 1987, Publ. Cour. eur. D.H., Serie A, nr. 116.
Hof Mensenrechten, arrest Plattform van 21 juni 1988, Publ. Cour. eur. D.H., Serie A, nr. 139.
Hof Mensenrechten, arrest Janowski van 21 januari 1991, http://www.echr.coe.int.
Hof Mensenrechten, arrest United Communist Party van 30 januari 1998, http://www.echr.coe.int.
Hof Mensenrechten, arrest Rekvény, 20 mei 1999, http://www.echr.coe.int.
Hof Mensenrechten, arrest Kisskinen van 1 juni 1999, http://echr.coe.int.
Hof Mensenrechten, arrest Sander van 9 mei 2000, http://echr.coe.int.
Hof Mensenrechten, arrest Grande Oriente d’Italia di Palazzo Giustiniani van 2 augustus 2001, http://www.echr.coe.int
Hof Mensenrechten, arrest N.F. van 2 augustus 2001, http://www.echr.coe.int.
Hof Mensenrechten, zaak Peck, arrest van 28 januari 2003, http://www.echr.coe.int.
Hof Mensenrechten, arrest Maestri van 17 februari 2004, http://www.echr.coe.int
Grondwettelijk Hof, nr. 62/93, 15 juli 1993, http://www.grondwettelijkhof.be.
Grondwettelijk Hof nr. 67/98, 10 juni 1998, http://www.grondwettelijkhof.be.
Grondwettelijk Hof, nr. 126/98, 3 december 1998, http://www.grondwettelijkhof.be.
Grondwettelijk Hof, nr. 113/2000, 8 november 2000, http://www.grondwettelijkhof.be.
Grondwettelijk Hof, nr. 124/2000, 29 november 2000, http://www.grondwettelijkhof.be.
Cass. 27 april 1979, Arr. Cass. 1978-79, 1025
Cass. 16 mei 1980, Arr. Cass. 1979-80, 1160.
Cass. 16 oktober 1984, Arr. Cass. 1984-85, 271.
Cass. 21 maart 1985, R.W. 1985-86, 2612.
Cass. 24 september 1986, J.T. 1986, 667.
Cass. 14 oktober 1996, Arr. Cass. 1996, 379.
Arbh. Antwerpen, 7 mei 1976, R.W. 1976-77, 1249.
Lord Hewart C.J., R. v. Sussex Justices, ex parte McCarthy [1924] 1 K.B. 256.
HANDBOEKEN en BIJDRAGEN
APOSTEL, L. en BOTS, M., Pluralisme en verdraagzaamheid, Antwerpen, De Nederlandsche Boekhandel, 1966, 260p.
APOSTEL, L., Vrijmetselarij, Antwerpen, Hadewijch, 1992, 284p.
APOSTEL, L., Atheïstische spiritualiteit, Brussel, VUBPress, 1998, 215p.
BREMS, E. en HAERCK, Y, "Vrijheid van vreedzame vergadering en vrijheid van vereniging", in Y.
CASSIRER, E., The Philosophy of Symbolic Forms: Volume 2: Mythical Thought, Yale, Yale University Press, 1965, 388p.
HAECK en J. VANDE LANOTTE, J. (eds.), Handboek EVRM. Deel 2: Artikelsgewijze Commentaar., Antwerpen, Intersentia, 2004, 1-40.
DE HERT, P., "Recht op privacy", in HAECK, Y. en VANDE LANOTTE, J. (eds.), Handboek EVRM. Deel 2: Artikelsgewijze Commentaar., Antwerpen, Intersentia, 2004, 705-788
DE MEYER, G., cultuur met een kleine c., Leuven, Acco, 2004, 351p.
DE RIEMACKER, X., e.a. (eds.), Statuut en deontologie van de magistraat, Brugge, die Keure, 2000, 431p.
DE SMET, B. en RIMANQUE, K., Het recht op behoorlijke rechtsbedeling, Antwerpen, Maklu, 2000, 178p.
DESPY-MEYER (ed.), A., Brussel. Vrijmetselaars in de stad, Gent, Tijdsbeeld, 2000, 235p.
FINKIELKRAUT, A., L'Avenir d'une négation, Parijs, Seuil, 1982, 180p.
GOEBBELS, J., Journal 1943-1945, Parijs, Editions Tallandier, 2005, 766p.
GOLDSCHLÄGER, A. en LEMAIRE, J., Le complot judéo-maçonnique, Brussel, Editions Labor, 2005, 90p.
HAMILL, J., The Craft: History of English Freemasonry, London, Aquarian Press, 1986, 191p.
MAST, A. en DUJARDIN, J., Overzicht van het Belgisch Grondwettelijk Recht, Gent, Story-Scientia, 1985, 603p.
OBERTO, G., The Italian Experience in the Fields of Judicial Ethics and Judicial Discipline, 2004, http://www.abgm.adalet.gov.tr/report%20oberto%20ankara%202004%20on%20judicial%20ethics.pdf, 25p.
OLENDER, M., Le Racisme, mythes et sciences, Brussel, Editions Complexe, 1981, 367p.
POMA, K., Actie Vrijmetselaren, Zellik, Roularta Books, 1995, 61.
RAES, K., Het moeilijke ontmoeten. Verhalen van alledaagse zedelijkheid, Brussel, VUBPress, 2003, 293p.
RIMANQUE, K., De grondwet toegelicht, gewikt en gewogen, Antwerpen, Intersentia, 2005, 344.
SALAS, D. en EPINEUSE, H., L'ethique du juge: une approche européene et internatonale, Parijs, Dalloz, 2003, 218p.
TAGUIEFF, P.-A., Les Protocols des Sages de Sion. Faux et usages d'un faux., Parijs, Berg International-Fayard, 2004, 489p.
VAN COMPERNOLLE, J., "L'indépendance et l'impartialité du juge", in LEMMENS, P. en STORME, M. (eds.), Vertrouwen in het gerecht, Diegem, Kluwer, 1995, 17-30.
VAN DEN ABEELE, A., De Kinderen van Hiram, 1991, electronische versie, 245p.
VANDE LANOTTE, J. en GOEDERTIER, G., Overzicht publiekrecht. Deel 2., Brugge, die Keure, 2003, 1402.
VAN GERVEN, W., Het beleid van de rechter, Antwerpen, Standaard Wetenschappelijke Uitgeverij, 1973, 166p.
ARTIKELS IN TIJDSCHRIFTEN
BOTSON, H., "La magistrature et les libertés constitutionnelles", J.T. 1951, 97-98.
CALANDRI, L., "L'avis juridictionnel du Conseil d'Etat et le principe d'impartialité", La Semaine Juridique 2007, nr. 114, 13-17.
KRINGS, E., "Aanwerving en selectie van magistraten", R.W. 1975-76, 245-2486.
KRINGS, E., "Plichten en rechten van de leden van de rechterlijke macht", R.W. 1988-89, 169-182.
KRINGS, E., "Enkele beschouwingen betreffende rechtsstaat, scheiding der machten en rechterlijke macht", R.W. 1989-90, 169-186.
LAMBRECHT, D., "De bescherming van de privacy in de Belgische wetgeving. Overzicht van de bestaande wetgeving en een blik vooruit naar de op handen zijnde veranderingen.", Jura Falc. 2000-01, http://www.law.kuleuven.be/jura/.
LOONTJES, K., "Het recht op een onafhankelijke en onpartijdige rechter: stand van zaken", T.B.P. 1996, 9-17.
SOTTIAUX, S., "Het recht op privacy voorbij", Ethiek en Maatschappij 1999, 97-116.
VELU, J. en ERGEC, R., "Convention européene des droits de l'homme", R.P.D.B. 1990, n° 543
WITTE, E., "Overzicht van het onderzoek naar de Belgische vrijmetselarij in de 19e eeuw", BTNG-RBHC 1985, 523-542.
WITTE, E., "De specificiteit van het "verzuilingsproces" langs vrijzinnige zijde. De inbreng van de historische dimensie.", BTNG-RBHC 1982, 24-57.
VOORHOOF, D., "De vrijheid van expressie en informatie en de rechtspraak van de ECRM en het EHRM betreffende artikel 10 EVRM (1958-1994), Mediaforum 1994, 117-119.
home | lijst scripties |
[1] P2 stond voor ’"Propaganda Due".
[2] Gedacht wordt aan de linkse Bader-Meinhof in Duitsland.
[3] Zie de rechtsgeleerde bijdrage van een Italiaans rechter: G. OBERTO, The Italian Experience in the Fields of Judicial Ethics and Judicial Discipline, 2004, http://www.abgm.adalet.gov.tr/report%20oberto%20ankara%202004%20on%20judicial%20ethics.pdf, 25p.
[4] A. VAN DEN ABEELE, De Kinderen van Hiram, 1991, electronische versie, 3 (dit basiswerk kan gratis worden afgehaald op http://www.leselevesdethemis.be/De_Kinderen_van_Hiram.pdf).
[5] J. HAMILL, The Craft: History of English Freemasonry, London, Aquarian Press, 1986, 191p.
[6] De werkplaats of loge kan omschreven worden als het geheel van mensen en gebouwen "waarin" de vrijmetselaar actief is. In het gebouw van de werkplaats is een aparte, rechthoekige, ruimte voorzien (d.i. de tempel) waarin de ritualen worden uitgevoerd.
[7] A. VAN DEN ABEELE, o.c., 184.
[8] Dit is zeker geen consistent gebruikt, sommige loges gebruiken helemaal geen boek, andere hanteren de symboloek van een boek met slechts witte bladzijden.
[9] Zie ter vergelijking met de situatie in Italië de joint dissenting opinion in Hof Mensenrechten, arrest Maestri van 17 februari 2004, http://www.echr.coe.int/, r.o. 10?
[10] CEDOM: Centre d'Etudes et de Documentation maçonnique du Grand Orient de Belgique.
[11] E. WITTE, "Overzicht van het onderzoek naar de Belgische vrijmetselarij in de 19e eeuw", BTNG-RBHC 1985, 523-542.
[12] E. WITTE, "De specificiteit van het "verzuilingsproces" langs vrijzinnige zijde. De inbreng van de historische dimensie.", BTNG-RBHC 1982, 45.
[13] A. DESPY-MEYER (ed.), Brussel. Vrijmetselaars in de stad, Gent, Tijdsbeeld, 2000, 31.
[14] E. WITTE, "Overzicht van het onderzoek naar de Belgische vrijmetselarij in de 19e eeuw", l.c., 523.
[15] A. DESPY-MEYER (ed.), o.c., 31.
[16] Deze vastselling suggereert op geen enkele wijze een maçonniek verband tussen de raadsman en de keuze van het koningshuis. Wel menen wij aan te mogen nemen dat het lidmaatschap bij een loge van meester Erdman kennelijk geen bezwaar vormde om op te treden als advocaat van Prins Laurent.
[17] A. DESPY-MEYER (ed.), l.c., 138.
[18] E. WITTE, "De specificiteit van het "verzuilingsproces" langs vrijzinnige zijde. De inbreng van de historische dimensie.", l.c. , 45.
[19] K. POMA, Actie Vrijmetselaren, Zellik, Roularta Books, 1995, 60.
[20] K. POMA, o.c., 61.
[21] E. WITTE, "Overzicht van het onderzoek naar de Belgische vrijmetselarij in de 19e eeuw", l.c., 527.
[22] K. POMA, o.c., 64.
[24] Krant van donderdag 19 augustus 1999.
[26] A. VAN DEN ABEELE, o.c., 107.
[28] http://www.vlaamsbelang.be/5/5/; zie o.m. de paragrafen over de gepolitiseerde selectieprocedure van de staatsraden, de partijdigheid door verwantschappen en de treffende paragraaf "Laat ons de rollen eens omdraaien."
[30] Bv. L. PICKNETT en C. PRINCE, Het geheime boek der Grootmeesters, Baarn, Trion Uitgevers, 2005, 448p; J. MARRS, Regeren vanuit het duister, Baarn, Trion Uitgevers, 2005, 462p. Opgemerkt wordt dat intriges binnen de Kerk en het Vaticaan ook een goede bron van schrijversinkomsten blijken te zijn (liefst met Maria Magdalena in de hoofdrol).
[31] Over het gebruik van deze begrippen zie G. DE MEYER, cultuur met een kleine c., Leuven, Acco, 2004, 351p.
[32] Parl. St. Kamer, 1995-1996, nr. 313/7, 76.
[33] L. APOSTEL, Vrijmetselarij, Antwerpen, Hadewijch, 1992, 65.
[34] L. APOSTEL, o.c., 93.
[35] E. CASSIRER, The Philosophy of Symbolic Forms: Volume 2: Mythical Thought, Yale, Yale University Press, 1965, 388p.
[36] L. APOSTEL, Atheïstische spiritualiteit, Brussel, VUBPress, 1998, 24.
[37] A. VAN DEN ABEELE, o.c., 137.
[38] Handruk, speciale letters, enz
[39] A. VAN DEN ABEELE, o.c., 177.
[40] Hof Mensenrechten, arrest Maestri van 17 februari 2004, http://www.echr.coe.int, nr. 21.
[41] A. VAN DEN ABEELE, o.c., 163.
[42] Zie de bijdrage van P. NORA in M. OLENDER, Le Racisme, mythes et sciences, Brussel, Editions Complexe, 1981, 367p.
[43] Wij benadrukken onbestaand, want wetenschappelijk onderzoek heeft het bestaan van dit complot volledig van kaart geveegd. Zie A. GOLDSCHLÄGER en J. LEMAIRE, Le complot judéo-maçonnique, Brussel, Editions Labor, 2005, 90p.; P.-A. TAGUIEFF, Les Protocols des Sages de Sion. Faux et usages d'un faux., Parijs, Berg International-Fayard, 2004, 489p.
[44] Cfr. de Griekse grondgedachte van logos in de kosmos.
[45] D.i. een bewijsvoering die uitgaat van hetgeen men wenst te bewijzen.
[46] A. FINKIELKRAUT, L'Avenir d'une négation, Parijs, Seuil, 1982, 18.
[47] Het reglement van 1791 van de werkplaats van Bordeaux verbood de toegang tot Joden.
[48] A. GOLDSCHLÄGER en J. LEMAIRE, o.c., 21.
[49] Humanum Genus vormt het hoogtepunt in de strijd van het Vaticaan tegen de "synagoge van Satan".
[50] http://www.vatican.va/roman_curia/congregations/cfaith/documents/rc_con_cfaith_doc_19831126_declaration-masonic_en.html.
[51] De "Protocollen" werd geschreven door de Okhrana, d.i. geheime politie van de Tsaar. Het document zou de minuten bevatten van een vergadering waarin de hoogste bestuurders van het "judaïsme mondial" plannen smeden om de wereld te veroveren. In 1917 kregen de "Protocollen" grote bekendheid toen ze werden vastgeknoopt aan de moord op de Tsaar en zijn familie (17 juli 1918) door de "samenzwerende Bolsjevieke Joden". In 1921 heeft filologisch onderzoek voor het eerst aangetoond dat de "Protocollen" een vervalsing zijn van een pamflet uit 1864.
[52] J. GOEBBELS, Journal 1943-1945, Parijs, Editions Tallandier, 2005, 766p.
[53] P.-A. TAGUIEFF, o.c., 323.
[54] De auteur dankt professor F. Tanghe (UA) voor dit inzicht.
[55] Cfr. samenhang in de artikelen 13, 144, 145, 146, ,151, 152, 154 , 155 en 157 van de Grondwet.
[56] A. MAST en J. DUJARDIN, Overzicht van het Belgisch Grondwettelijk Recht, Gent, Story-Scientia, 1985, 415.
[57] B. DE SMET en K. RIMANQUE, Het recht op behoorlijke rechtsbedeling, Antwerpen, Maklu, 2000, 62-63.
[58] J. VAN COMPERNOLLE, "L'indépendance et l'impartialité du juge", in P. LEMMENS en M. STORME (eds.), Vertrouwen in het gerecht, Diegem, Kluwer, 1995, 17.
[59] J. VANDE LANOTTE en G. GOEDERTIER, Overzicht publiekrecht. Deel 2., Brugge, die Keure, 2003, 811.
[60] Grondwettelijk Hof nr. 74/2001, 31 mei 2001, http://www.grondwettelijkhof.be; Cass. 26 september 1986, http://www.juridat.be; R.v.St. nr. 30.214, 2 juni 1988.
[61] K. RIMANQUE, De grondwet toegelicht, gewikt en gewogen, Antwerpen, Intersentia, 2005, 344.
[62] J. VAN COMPERNOLLE, l.c., 17.
[63] J. VANDE LANOTTE en G. GOEDERTIER, o.c., 812.
[64] Met klassieke bedoelen wij: rekening houdende met de historische onafhankelijkheidsbetekenis van de rechterlijke macht.
[65] Op de websites van de meeste loges kunnen de beginselverklaringen worden geraadpleegd.
[66] Interview met de voorzitter van de Grootloge van België Jacky Goris in Knack van 23 januari 2005.
[67] Artikel De Standaard 5 april 2003.
[68] Kenmerken van de Belgische Federatie Le Droit Humain, http://www.droit-humain.be/nl/dhbelg.htm.
[69] W. VAN GERVEN, Het beleid van de rechter, Antwerpen, Standaard Wetenschappelijke Uitgeverij, 1973, 166p.
[70] Denk bv. aan de spitsvondige constructie tijdens de "koninklijke" abortus-kwestie.
[71] B. DE SMET en K. RIMANQUE, o.c., 63.
[72] B. DE SMET en K. RIMANQUE, o.c., 67.
[73] Deuteronomium 1:17 en 16:19.
[74] J. VANDE LANOTTE en G. GOEDERTIER, o.c., 813.
[75] Grondwettelijk Hof nr. 67/98, 10 juni 1998, http://www.grondwettelijkhof.be.
[76] Bv. Hof Mensenrechten, arrest Piersack van 1 oktober 1982, Publ. Cour. eur. D.H., Serie A, nr. 53.
[77] J. VELU en R. ERGEC, "Convention européene des droits de l'homme", R.P.D.B. 1990, n° 543: "le reproche de partialité subjective adressée à un magistrat n'est pas sans gravité".
[78] Hof Mensenrechten, arrest Le compte e.a. van 23 juni 1981, Publ. Cour. eur. D.H., Serie A, nr. 43.
[79] Cass. 24 september 1986, J.T. 1986, 667.
[80] Cass. 21 maart 1985, R.W. 1985-86, 2612.
[81] Cass. 16 oktober 1984, Arr. Cass. 1984-85, 271.
[82] J. VANDE LANOTTEen G. GOEDERTIER, o.c., 815-816.
[83] K. LOONTJES, "Het recht op een onafhankelijke en onpartijdige rechter: stand van zaken", T.B.P. 1996, 12.
[84] Hof Mensenrechten, arrest Kisskinen van 1 juni 1999, http://echr.coe.int.
[85] B. DE SMET en K. RIMANQUE, o.c., 63.
[86] Zie over deze vereisten Cass. 27 april 1979, Arr. Cass. 1978-79, 1025; Cass. 16 mei 1980, Arr. Cass. 1979-80, 1160.
[87] Hof Mensenrechten, arrest Sander van 9 mei 2000, Reports 2000.
[88] Cass. 24 september 1986, J.T. 1986, 667; Hof Mensenrechten, arrest Padovani 26 februari 1993, Publ. Cour. eur. D.H., Serie A, nr. 257-B.
[89] Lord Hewart C.J., R. v. Sussex Justices, ex parte McCarthy [1924] 1 K.B. 256.
[90] J. VANDE LANOTTE en G. GOEDERTIER, o.c., 814.
[91] Bv. Hof Mensenrechten, arrest Piersack van 1 oktober 1982, Publ. Cour. eur. D.H., Serie A, nr. 53.
[92] Cass. 14 oktober 1996, Arr. Cass. 1996, 379.
[93] Hof Mensenrechten, arrest Kisskinen van 1 juni 1999, http://echr.coe.int: "Considered from the objective viewpoint, this cannot, in itself, prevent him from being a judge."
[94] J. VANDE LANOTTE en G. GOEDERTIER, o.c., 401.
[95] P. DE HERT, "Recht op privacy", in Y. HAECK en J. VANDE LANOTTE, J. (eds.), Handboek EVRM. Deel 2: Artikelsgewijze Commentaar., Antwerpen, Intersentia, 2004, 711.
[96] De drie andere zijn het gezinsleven, het huis en de communicatie.
[97] Zie de verwijzing naar de rechtspraak van het EHRM in J. VANDE LANOTTE en G. GOEDERTIER, o.c., 404, vn. 13.
[98] P. DE HERT, l.c., 715.
[99] J. VANDE LANOTTE en G. GOEDERTIER, o.c., 403.
[100] Zie bv. Arbh. Antwerpen, 7 mei 1976, R.W. 1976-77, 1249.
[101] Parl. St. Senaat, 1991-92, nr. 100-4/5.
[102] Het EHRM interpreteert dit op een autonome wijze (de norm moet als een materiële wet kunnen worden gekwalificeerd).
[103] P. DE HERT, l.c., 712.
[104] P. DE HERT, "Recht op privacy", in Y. HAECK en J. VANDE LANOTTE, J. (eds.), Handboek EVRM. Deel 2: Artikelsgewijze Commentaar., Antwerpen, Intersentia, 2004, 717.
[105] Hof Mensenrechten, zaak Handyside, arrest van 7 december 1976, Publ. Cour eur. D.H., Serie A, nr. 24.
[106] P. DE HERT, l.c., 7120.
[107] Hof Mensenrechten, zaak Peck, arrest van 28 januari 2003, http://www.echr.coe.int.
[108] J. VANDE LANOTTE en G. GOEDERTIER, o.c., 419.
[109] Het mag o.i. dan wel in de huidige tijdsgeest zo zijn, in het verleden heeft een staatsraad het niet nagelaten om gedurende twee jaar als actief agent van de communistische partij, waarvan hij lid was, op te treden in partijlokalen om lessencycli te geven ter vorming van propagandisten voor de communistische gedachte.
[110] J. VELAERS, De beperkingen van de vrijheid van meningsuiting. Deel II., Antwerpen, Maklu, 1991, 627.
[111] Cass. 15 maart 1951, Arr. Cass. 1951, 401.
[112] Zie in het algemeen de verwijzingen bij J. VANDE LANOTTE en G. GOEDERTIER, o.c., 422, vn. 99.
[113] Men denke in het bijzonder aan Wikepedia.
[114] Considerans 37; D. LAMBRECHT, "De bescherming van de privacy in de Belgische wetgeving. Overzicht van de bestaande wetgeving en een blik vooruit naar de op handen zijnde veranderingen.", Jura Falc. 2000-01, http://www.law.kuleuven.be/jura/.
[115] B.S., 18 maart 1993; zie voor de geconsolideerde versie op de webstek van de Commissie voor de Bescherming van Persoonlijke Levenssfeer: http://www.privacycommission.be/nl.
[116] Hof Mensenrechten, arrest Leander van 26 maart 1987, Publ. Cour. eur. D.H., Serie A, nr. 116.
[117] Hof Mensenrechten, arrest Dudgeon van 23 september 1981, Publ. Cour. eur. D.H., Serie A, nr. 45.
[118] Hof Mensenrechten, arrest Rees van 7 oktober 1986, Publ. Cour. eur. D.H., Serie A, nr. 106.
[119] Zie voor een bespreking S. SOTTIAUX, "Het recht op privacy voorbij", Ethiek en Maatschappij 1999, 97-116.
[120] Hof Mensenrechten, arrest N.F. van 2 augustus 2001, http://www.echr.coe.int, nr. 39. In casu stelde het Hof geen schending van het privacyrecht vast.
[121] D.i. een regel van overheid waarin de combinatie rechter-vrijmetselaar verboden wordt.
[122] Stelling analoog geformuleerd met S. SOTTIAUX, l.c., 111.
[123] K. RAES, Het moeilijke ontmoeten. Verhalen van alledaagse zedelijkheid, Brussel, VUBPress, 2003, 107.
[124] Semi-clandestien omdat iedere democratische rechtsstaat het bestaan van vrijmetselarij an sich niet kan verbieden; S. SOTTIAUX, l.c., 112.
[125] L. APOSTEL en M. BOTS, Pluralisme en verdraagzaamheid, Antwerpen, De Nederlandsche Boekhandel, 1966, 76-77.
[126] Vrijmetselaars bestempelen niet-ingewijden als "profaan".
[127] J. VANDE LANOTTE en G. GOEDERTIER, o.c., 489.
[128] Vrijmetselaars stellen periodisch een bouwstuk (d.i. een opstel) op dat in de tempel wordt voorgedragen.
[129] J. VANDE LANOTTE en G. GOEDERTIER, o.c., 492.
[130] Grondwettelijk Hof, nr. 124/2000, 29 november 2000, http://www.grondwettelijkhof.be.
[131] Hof Mensenrechten, arrest United Communist Party van 30 januari 1998, http://www.echr.coe.int.
[132] J. VANDE LANOTTE en G. GOEDERTIER, o.c., 505.
[133] Hof Mensenrechten, arrest Janowski van 21 januari 1991, http://www.echr.coe.int.
[134] D. VOORHOOF, "De vrijheid van expressie en informatie en de rechtspraak van de ECRM en het EHRM betreffende artikel 10 EVRM (1958-1994), Mediaforum 1994, 117-119.
[135] J. VANDE LANOTTE en G. GOEDERTIER, o.c., 454.
[136] J. VANDE LANOTTE en G. GOEDERTIER, o.c., 459; Hof Mensenrechten, arrest Plattform van 21 juni 1988, Publ. Cour. eur. D.H., Serie A, nr. 139.
[137] J. VANDE LANOTTE en G. GOEDERTIER, o.c., 459.
[138] Zie bv. Hof Mensenrechten, arrest Cisse van 9 april 2002, http://www.echr.coe.int.
[139] A. MAST en J. DUJARDIN, Overzicht van het Belgisch grondwettelijk recht, Brussel, Story, 1987, 577.
[140] Grondwettelijk Hof, nr. 121/98, 3 december 1998, http://www.grondwettelijkhof.be.
[141] Zie de verwijzing bij J. VANDE LANOTTE en G. GOEDERTIER, o.c., 463, vn. 54.
[142] In die optiek kan gesproken worden over positieve vrijheid (i en ii) en negatieve vrijheid (iii en iv).
[143] Grondwettelijk Hof, nr. 126/98, 3 december 1998, http://www.grondwettelijkhof.be; Grondwettelijk Hof, nr. 113/2000, 8 november 2000, http://www.grondwettelijkhof.be.
[144] Wij viseren ook gelijkaardige regels die vanuit de rechterlijke macht zelf zouden worden opgelegd.
[145] J. VANDE LANOTTE en G. GOEDERTIER, o.c., 465.
[146] Dit is o.m. de zienswijze van de Consiglio Superiore della Magistratura: Hof Mensenrechten, arrest Maestri van 17 februari 2004, http://www.echr.coe.int, 13: " …the indissoluble nature of the bond between Freemasons, even in the case of a member who wished to leave the organisation."
[147] E. BERMS en Y. HAERCK, "Vrijheid van vreedzame vergadering en vrijheid van vereniging", in Y. HAECK en J. VANDE LANOTTE, J. (eds.), Handboek EVRM. Deel 2: Artikelsgewijze Commentaar., Antwerpen, Intersentia, 2004, 9.
[148] Hof Mensenrechten, arrest Young van 13 augustus 1981, Publ. Hof., Serie A, Vol. 44.
[149] De oorspronkelijke (en authentieke) redenering van he EHRM houdt geen verband met het individuele lidmaatschap, maar wel met de standpunten of uitspraken van deelnemers of leden: Hof Mensenrechten, arrest Stankov van 2 oktober 2001, http://www.echr.coe.int.
[150] Zie de verwijzingen naar rechtspraak in E. BERMS en Y. HAERCK, l.c., 9, vn. 8.
[151] Hof Mensenrechten, arrest Ezelin van 26 april 1991, http://www.echr.coe.int.
[152] E. BERMS en Y. HAERCK, l.c., 17.
[153] Zodanig dat ingewijden spreken over het "onmededeelbaar geheim".
[154] E. BERMS en Y. HAERCK, l.c., 18.
[155] De vrijheid van vereniging wordt verder o.m. beschermd in artikel 22 IVBPR.
[156] Eigen cursivering.
[157] "Dit artikel belet niet het opleggen van wettige beperkingen aan leden van de strijdmacht en van de politie in de uitoefening van dit recht."
[158] E. BERMS en Y. HAERCK, l.c., 34.
[159] R. v. St. 13 mei 1991, Parl. St. Senaat, 1990-1991, nr. 1428/1 (advies over het statuut van Rijkswacht).
[160] Met "algemeen" bedoelen wij dat het uitgangspunt beperkingen kan toelaten, maar deze zijn ook niet absoluut (bv. discriminatieverbod).
[161] Grondwettelijk Hof, nr. 62/93, 15 juli 1993, http://www.grondwettelijkhof.be.
[162] Hof Mensenrechten, arrest Rekvény, 20 mei 1999, http://www.echr.coe.int.
[163] Hof Mensenrechten, arrest N.F. van 2 augustus 2001, http://www.echr.coe.int; hetzelfde geldt voor Hof Mensenrechten, arrest Maestri van 17 februari 2004, http://www.echr.coe.int, nr. 24.
[164] Hoger hebben wij de bijzonder politiek-historische context van de Italiaanse vrijmetselarij n.a.v. van affaire-P2 vermeld.
[165] Hof Mensenrechten, arrest N.F. van 2 augustus 2001, http://www.echr.coe.int, nr. 32.
[166] Dit was nochtans de stelling van de Consiglio Superiore della Magistratura in het arrest Maestri: Hof Mensenrechten, arrest Maestri van 17 februari 2004, http://www.echr.coe.int, nr. 13: "it should have been possible to “have a clear idea of the loss of integrity resulting from membership of the Freemasons ... because of the degeneration brought about when a number of people came together within the P2 lodge with plans to take control of the public authorities and subvert democratic institutions, and because of the collusion of certain Masonic lodges with the Mafia and organised crime..."
[167] Hof Mensenrechten, arrest Grande Oriente d’Italia di Palazzo Giustiniani van 2 augustus 2001, http://www.echr.coe.int, nr. 8.
[168] Hof Mensenrechten, arrest Grande Oriente d’Italia di Palazzo Giustiniani van 2 augustus 2001, http://www.echr.coe.int, nr. 12.
[169] Hof Mensenrechten, arrest Grande Oriente d’Italia di Palazzo Giustiniani van 2 augustus 2001, http://www.echr.coe.int, nr. 13.
[170] Hof Mensenrechten, arrest Grande Oriente d’Italia di Palazzo Giustiniani van 2 augustus 2001, http://www.echr.coe.int, nr. 19.
[171] De beperkingsmaatregel heeft met andere woorden de legitimiteitstoets doorstaan: Hof Mensenrechten, arrest Grande Oriente d'Italia van 2 augustus 2001, http://www.echr.coe.int, nr. 21.
[172] Dit is de negentiende Areopagusgraad van de Aloude en Aangenomen Schotse Ritus (A.A.S.R.).
[173] J. VELAERS, De beperkingen van de vrijheid van meningsuiting. Deel II., Antwerpen, Maklu, 1991, 627.
[174] "Conseil consultatif des juges européens (2002)", geciteerd in D. SALAS en H. EPINEUSE, L'ethique du juge: une approche européene et internatonale, Parijs, Dalloz, 2003, 195.
[175] D. SALAS en H. EPINEUSE, L'ethique du juge: une approche européene et internatonale, Parijs, Dalloz, 2003, 136.
[176] 'Repport annuel (2000)": http://www.conseil-superieur-magistrature.fr.
[177] DE RIEMACKER, X., e.a. (eds.), Statuut en deontologie van de magistraat, Brugge, die Keure, 2000, 368.