De politiek van de Verenigde Staten ten aanzien van Latijns-Amerika onder het presidentschap van John F. Kennedy. (Daan Sanders).

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

5. Besluit

De regering Kennedy besteedde mede door de ontwikkelingen in Cuba en het gevaar voor een andere communistische opstand op hun continent veel aandacht aan de inter-Amerikaanse relaties, meer dan elke andere presidentiële administratie in de Verenigde Staten na de Tweede Wereldoorlog.  Een sociaal-economisch hulpprogramma werd dan ook opgestart onder de naam ‘Alliance for Progress’ met de bedoeling de economische vooruitgang en anticommunisme te bevorderen in een kader van stabiliteit en sociale democratie.  Niettemin faalde dit hulpprogramma.  Het feit dat de verantwoordelijken voor de ‘Alliance for Progress’ te weinig rekening hielden met de duidelijk verschillende politieke en socio-economische structuur van Latijns-Amerika vergeleken met de Westerse wereld, de tegenstand van de heersende elite (landoligarchie en leger), de hoge bevolkingsgroei waar geen rekening mee werd gehouden, handelsproblemen, de relatieve vermindering van de directe investeringen door de buitenlandse zakenwereld, en de bureaucratische traagheid zijn redenen voor het mislukken van de ‘Alliance for Progress’.

Tevens ondermijnde de regering Kennedy de ‘Alliance for Progress’ door te veel de nadruk te leggen op hun Koude Oorlogspolitiek.  De panische angst voor het verspreiden van het communisme in Latijns-Amerika en voor het mogelijke totstandkomen van een tweede communistische staat na het Cuba van Castro had hun weerslag op de uitvoering van hun hulpprogramma.  Het is immers van belang de woorden van John F. Kennedy en zijn medewerkers te scheiden van zijn daden of van wat er in werkelijkheid van terechtkwam.  Zo pleitte de regering Kennedy voor progressieve, democratische regimes die economische groei en modernisering in de Latijns-Amerikaanse staten konden met zich meebrengen, wat de communistische aanhang en mogelijke revoltes zouden doen verdwijnen.  In werkelijkheid steunden John F. Kennedy en zijn medewerkers in vele gevallen regimes of politieke groeperingen die ondemocratisch, conservatief en vaak repressief waren, d.m.v. erkenning, interne veiligheidsmiddelen en militaire en economische hulpprogramma’s, omdat zij volgens hen beter in staat de Koude Oorlogsstrategie van de Verenigde Staten te volgen.  In de meeste besproken Latijns-Amerikaanse landen was dit min of meer het geval.  In Argentinië, Brazilië, Guatemala, de Dominicaanse Republiek, Haïti en Brits Guyana werden de democratische leiders aanvankelijk wel gesteund omdat velen onder hen ideale figuren waren in functie van de ‘Alliance for Progress’.  Maar van zodra de angst voor communisme bij John F. Kennedy en zijn medewerkers opdook en zij zagen dat er een kleine kans bestond dat deze democratische leiders communistische gedachten hadden en zich konden aansluiten bij het internationaal communisme, kozen zij resoluut voor de conservatieve krachten die volstrekt anticommunistisch waren.  De regering Kennedy zou dus in geen geval een progressieve, democratische Latijns-Amerikaanse leider vertrouwen van wie men dacht dat hij enige vorm van relatie had met de communistische staten.

Aan de andere kant moet benadrukt worden dat in Latijns-Amerikaanse landen zoals zeker Venezuela met Betancourt en in mindere mate Chili en Peru, wel progressieve en democratische figuren tijdens de Kennedyperiode aan de macht waren en gesteund werden door de regering Kennedy.  De reden voor deze steun was echter niet zozeer te zoeken bij het feit dat deze leiders democratisch waren, maar wel omdat zij anticommunistisch ingesteld waren of omdat er geen enkele mogelijkheid bestond dat zij banden hadden met communisten.  Bijgevolg was voor de regering Kennedy een anticommunistische houding of geen enkele relatie met het communistische kamp belangrijker dan het uitbouwen van een democratie in Latijns-Amerika, alhoewel het charter van de ‘Alliance for Progress’ wel vooropstelde dat communisme het best kon ingedijkt worden door economische groei en democratie te bewerkstellingen.  Niettemin was democratie en een anticommunistische houding volgens de regering Kennedy de beste keuze en werd een anticommunistische democratie ook verkozen boven een anticommunistische dictatuur, wanneer zich de mogelijkheid voordeed.  Deze hypocriete politiek toont in grote mate aan dat de Monroedoctrine, weliswaar op een verzachtende manier uitgedrukt, nog grotendeels intact was in de Latijns-Amerikaanse politiek van de Verenigde Staten, ook onder president Kennedy.  De Verenigde Staten wilden duidelijk geen pottenkijkers op het Amerikaanse continent en wilden er hun politieke en economische dominantie intact houden.  Dit blijkt ook grotendeels uit de Kennedydoctrine die juist voor de dood van president Kennedy publiek verkondigd werd.  In deze doctrine maakten de regering Kennedy duidelijk dat de Verenigde Staten niet zouden twijfelen om te interveniëren of een internationale politiemacht te spelen indien in hun ogen er een gevaar bestond voor een tweede communistische revolte en staat op het Amerikaanse continent.

home lijst scripties inhoud vorige volgende