Het Kempisch Legioen. De dubbele strijd van een verzetsbeweging 1942 - 1944 en 1944 - 1961. (Ward Baeten)

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

 

Deel III: De nawerking van het KL in het culturele en politieke leven

 

A. Inleiding

 

In dit deel wordt ingegaan op hetgeen de mensen die bij het KL betrokken waren na de oorlog zoal hebben gedaan buiten hun strijd om erkenning. Aanvankelijk wou ik enkel onderzoeken in hoeverre er een verenigingsleven ontsproot uit de voormalige weerstandsorganisatie. De bronnen lieten me toe ruimer te gaan dan dat. Zo kwam er nog een andere strijd aan het licht. Deze was er één die Dupret persoonlijk aanging. Hij kreeg het namelijk aan de stok met senator De Boodt. Dit omdat de senator zelf enkele verzetsdaden op zijn naam schreef, terwijl de KL commandant hier totaal niet mee akkoord kon gaan. Het pleit werd uiteindelijk beslecht in de rechtszaal. Daarnaast bleek dat Dupret en enkele andere leden betrokken waren in de eerste naoorlogse verkiezing, en dit op de lijst van de UDB. Over de repressie en de algemene toestand van het land komt in de bronnen eveneens nog een aantal elementen aan bod. Zoals in het eerste deel zal eerst ingegaan worden op de algemene toestand. De beschrijving van de algemene context valt in hoofdzaak terug op twee werken. Namelijk van Theunissen[428] en van Beerten[429] over de koningskwestie en de geschiedenis van de UDB. Dit is eerder uit noodzaak want overzichtswerken van de politieke toestand van België onmiddellijk na de bevrijding zijn niet voor handen.

 

1) De politieke toestand van België 1944 – 1950

 

Een deel van de naoorlogse toestand van het land kwam reeds aan bod in het vorige deel in het kader van de politieke strijd van de weerstand. Toen al werd aangehaald dat er in de politiek veel meer dan dat alleen aan de hand was. Nadat de regering Pierlot in 1944 enigszins terug meester geworden was van de situatie waren er een aantal nieuwe problemen. De eerste en meest nijpende waren problemen van economische aard. Vele industriële installaties lagen in puin en er waren grote problemen met de bevoorrading. Het plan Gutt voorkwam monetaire problemen, maar de regering slaagde er niet in om de bevoorrading te optimaliseren. Dit bracht de regering Pierlot ten val. Van Acker werd hierop de nieuwe premier. Zijn eerste regering struikelde over een kwestie die de Belgische politiek tot in het begin van de jaren vijftig in de ban zou houden: de koningskwestie.

7 juni 1944 hadden de Duitse troepen de koning en zijn familie naar Duitsland overgebracht. Hij werd pas bijna een jaar later, op 7 mei 1945, door Amerikaanse soldaten bevrijd. Zodoende had Pierlot en zijn regering zich niet echt moeten bezighouden met de vraag wat er met de vorst gebeuren moest. Deze had, toen die nog in Londen zat, beslist dat de vorst onvoorwaardelijk naar het land zou mogen terugkeren en zijn oude functie hervatten. Onder het bewind van Van Acker was de situatie al volkomen gewijzigd. De koning was zijn populaire status van in het begin van de oorlog volkomen kwijtgeraakt. In ’45 werden hem in hoofdzaak drie dingen verweten. Op de eerste plek was er het feit dat de koning zich ongrondwettelijk gedragen zou hebben[430]. Een tweede feit was dat men ten zeerste twijfelde aan de houding die de vorst had aangenomen ten opzichte van de bezetter. Zijn tegenstanders namen het hem erg kwalijk dat hij nooit een oproep tot steun aan de weerstand of het verzet tegen de Duitsers had gedaan. Het derde punt, waar velen het moeilijk mee hadden, was het politieke testament dat de koning opgesteld had. Hieruit meenden sommige een voorkeur voor een autoritair corporatistisch regime te kunnen afleiden.

De CVP had uit protest tegen de beslissing om de vorst voorlopig niet te laten terugkeren de regering verlaten. Ze wou via het parlement een voorstel laten goedkeuren om de terugkeer door de bevolking te laten beslissen in een referendum. Hiervoor beschikte de partij niet over een meerderheid. Dit bleef zo tot de verkiezingen van juni 1949. Ondertussen werd het debat door tegenstanders van de koning, die vooral in linkse hoek te vinden waren, geblokkeerd.

 

12 maart 1950 was het dan uiteindelijk zover. De bevolking mocht zijn stem uitbrengen over de terugkeer van de koning. Het resultaat zag er was als volgt:

Algemeen Per regio

Ja: 57,68 % Vlaanderen: ja 72 %

Nee: 42,32 % Wallonië: nee 58 %

Ongeldig: 10,00 % Brussel: nee 52 %

 

Dit resultaat weerspiegelde een aantal communautaire en maatschappelijke tegenstellingen van dat land. Naast deze sterke regionale verschillen was het ook zo dat in de industriële centra de ja stemmen veel lager terwijl ze op het (Vlaamse) platteland dan net weer hoger waren. In de provincie Antwerpen stemde 68 procent voor, in Turnhout koos 84 procent voor de terugkomst van de vorst. Voor de CVP was deze uitslag eerder een ontgoocheling en binnen de partij was er geen eensgezindheid meer over wat er nu komen moest. De koning zag in deze uitslag dat een meerderheid voor zijn terugkomst gestemd had en de minderheid zich hier bij moest neerleggen. Zo eenvoudig was het echter niet. Er volgden enkele turbulente maanden met veel overleg tussen verschillende partijen. In maart al namen zes Franstalige ministers ontslag en Gaston Eyskens, de toenmalige premier, moest op zoek naar een nieuwe regering. Op het einde van diezelfde maand waren er in Wallonië de eerste stakingen. Daar was men namelijk de koningskwestie gaan zien als het opleggen van het Vlaamse klerikalisme op hun landsgedeelte. Ook in het de Vlaamse provincies waren er werkonderbrekingen, gesteund door de ABVV. Tijdens de vorming van een nieuwe regering probeerde men tussen de drie grote nationale partijen een overeenkomst te bereiken over de terugkeer en eventuele machtsafstand van de vorst. In die onderhandelingen werd steeds vaker de naam van Boudewijn genoemd, die het van zijn vader zou moeten overnemen. De CVP wou, vanuit electoraal oogpunt, eerst de vorst terug op de troon zien vooraleer iets anders besproken kon worden. Zo kwamen de politieke partijen al gauw terug in een patstelling te zitten. Ondertussen had het katholieke syndicaat, het ACV, duidelijk gemaakt aan de katholieke politici dat ze eveneens erg bezorgd was over een onvoorwaardelijke terugkomst van de vorst. Tegen het eind van april 1950 was het overleg tussen de grote drie volledig mislukt. De vijfentwintigste beschouwde de CVP de onderhandelingen voor hen als voorbij, de socialisten voelden zich vrij om nieuwe acties te ondernemen en de liberalen, die intern erg verdeeld waren, wilden de onderhandelingen hervatten daar ze nog steeds nieuwe verkiezingen vreesden. Het mocht niet zijn, de Regent ontbond de kamer en er werden nieuwe verkiezingen gepland in juni 1950.

Deze verkiezingen bezorgden de CVP, die tot dan toe de absolute meerderheid enkel in de senaat bezat, de meerderheid in beide kamers. De weg naar een homogene katholieke regering lag open. Hiernaast betekende deze verkiezingen de uitschakeling van kleinere partijen. De communisten verloren zwaar en de voormalige collaborateurs, die eerder als “De Vlaamse concentratie” opkwamen, waren voor de verkiezingen opgegaan in de CVP. De liberalen zaten eveneens in het kamp van de verliezers. De socialisten kwamen bijgevolg, als enige grote tegenhanger, lijnrecht tegenover de katholieken te staan. De CVP – PSC regering, o.l.v. de Waal Duvieusart[431], besliste om de status waarin de vorst verkeerde, namelijk de onmogelijkheid om te regeren, op te heffen en hem terug naar het land te laten komen. De socialisten van hun kant besloten om het stakingswapen voorlopig niet in te zetten. Wel zagen ze nu zeker de vorst als een chef van de meerderheid en niet meer als de onafhankelijke scheidsrechter die boven de politiek staat. De syndicaten waren bereid om met hun aanhang door werkonderbrekingen de strijd aan te gaan. Het probleem voor hen was wel dat deze aanhang zeer happig was in het Waalse landsgedeelte maar in veel mindere mate in het Vlaamse. Een staking die enkel langs de zuidelijke kant van de, toen nog onbepaalde, taalgrens zou de eenheid van het land zeker niet ten goede komen. Buiten de politici en de syndicaten om was er ondertussen wel een massabeweging beginnen te groeien. Op zes juli vonden er in de (voornamelijk Luikse) mijnen werkonderbrekingen plaats, de negende was er een huldebetoging voor de prins. Op 22 juli werd de vorst onder een indrukwekkend machtsvertoon in het land verwelkomd en overgebracht naar Laken waar men een eerste kroonraad zou houden. De stakingen kenden ondertussen een sterke verspreiding en er was (vooral in de provincie Brabant) sprake van kleine aanslagen. Het hele gebeuren bereikte een triest hoogtepunt toen zondag 30 juli drie arbeiders werden doodgeschoten in het Luikse Grâce – Berleur. Het was na deze gebeurtenis dat de stakingen echt de brede lagen van de bevolking ging beroeren. Het geheel dreigde pas uit de hand te lopen toen men een mars op Brussel aankondigde. De eerste augustus zouden de tegenstanders van de vorst deze ondernemen en niemand wist wat de gevolgen daarvan zouden zijn. De ministers schaarden zich na dit bericht rond de onderhandelingstafel. Er werd een tekst opgesteld waarin men Leopold voorstelde troonsafstand te doen ten gunste van zijn zoon. De koning probeerde ondertussen zelf ook tot een oplossing te komen, o.a. door het vormen van een nieuwe regering. Leopold wou namelijk niet uit eigen beweging opstappen omdat hij dacht dat men hem in het Vlaamse landsgedeelte als een deserteur zou aanzien. De eerste augustus, om 6u30 s’ochtends kwam men uiteindelijk tot een overeenkomst. De vorst zou afstand doen van zijn troon en Boudewijn zou zijn plaats innemen.

 

2) De UDB [432]

 

De UDB ontstaat in de politieke nasleep van de bevrijding van België. In die dagen komen de vooroorlogs traditionele partijen terug op het voorplan. Sommige, zoals de katholieken, gaan hun partij hervormen om in te spelen op de grieven die de bevolking over het politieke bestel heeft. Het is binnen deze katholieke hervormingen dat het ontstaan van de UDB gesitueerd moet worden. De echte wortels van dit alles zijn terug te vinden in de jaren dertig. In die periode verkeert België in een politieke crisis wat geïllustreerd wordt door een sterke opkomst van extremistische (vooral rechtse) partijen. Tijdens de oorlog zal men al denken aan maatschappelijke hervormingen. Zo wordt door de regering en sociale partners in Londen een sociaal plan uitgewerkt. Dit zal zich baseren op vroegere economische ideeën van Keynes en De Man. Dit plan zal mede een belangrijke peiler van de UDB worden.

Al tijdens de oorlog zijn er interne tegenstellingen binnen de katholieke partij. Grégoire, iemand die later een prominente rol zal spelen binnen deze partij, belandt wegens zijn verzetsactiviteiten in Londen. Daar zal hij al gesprekken beginnen met Franstalige katholieken, wat latere mede zal leiden tot de UDB. In de eerste dagen, nog voor de regering in terug in het land is, keren Grégoire en een aantal van zijn gesprekspartners naar België terug. Daar beslissen ze samen met een groep christelijk geïnspireerde intellectuelen en syndicalisten om over te gaan tot het oprichten van de UDB. Op dat moment is er nog geen sprake van een echte politieke partij. Men vormt een groep, maar welke plaats deze binnen het politieke bestel wil in nemen is op dat ogenblik nog niet bepaald. Wat hierbij meteen opvalt, is dat de kern van de UDB uitgemaakt wordt door mensen die een verleden als weerstander hebben. Grégoire was tijdens de oorlog actief bij de “Libre Belgique”[433] en zat in het nationale bureau van het Onafhankelijkheidsfront. De Bruggeling Basyn was actief binnen het inlichtingsnetwerk “Gilles”, Antoine Delfosse was medestichter van het bevrijdingsleger,… Naast het vormen van deze groep wordt een bestaand blad “La cité nouvelle”, dat vooral verspreid werd in het Brusselse, ingenomen als spreekbuis van deze groep. Eind 1944 zal overgegaan worden tot het opstellen van een manifest. Hiermee willen ze zich profileren als een sociaal economisch progressieve groep, geïnspireerd door een verzetsverleden en als afzetting tegen de (gefaalde) politiek van voor de oorlog. Het opstellen van dit document is eveneens een reactie op de onkunde van en het niet mogen deelnemen aan de eerste naoorlogse regering.


 

De belangrijkste punten die er in opgenomen zijn:

- Een behoudt van het vertrouwen in de democratie, mits twee hervormingen. Een meer sociale democratie waarin het recht verzekerd wordt dat iedereen een gelijkwaardige behandeling krijgt en een meer economische democratie die aan werk de correcte invloed op het beleid toezegt.

- Het parlement moet een juiste reflectie zijn van het politieke denken van de meerderheid van de bevolking.

- Er wordt vertrokken vanuit het gedachtegoed van de christelijke democratie en de idealen van het verzet, maar dit betekent niet dat men niet voor iedereen open staat.

 

De leden van de UDB waren op dat ogenblik vast onder de indruk van het succes van de PCB. Dit is de partij die voortvloeide uit het communistische verzet. Na de bevrijding kon deze op erg veel sympathie rekenen en had bijgevolg een omvangrijke aanhang. Een echte politieke partij zijn ze nog steeds niet. Deze zal zich maar eind 1945 volledig voltrekken. Tegen dan had de katholieke partij zich ook hervormd. Deze hervorming, vooral dan binnen de PSC, had ervoor gezorgd dat de UDB verder buiten de partij kwam te staan en daarom maar besloot om als eigen politieke partij verder te gaan. Nog voor deze er dan was had de UDB al twee ministerportefeuilles. Door de koningskwestie was de eerste regering van Acker immers gevallen. Wegens een veto van de katholieken maakte de UDB hiervan geen deel uit. Nu deze opgestapt waren vormde Van Acker een nieuwe regering met socialisten, liberalen, communisten en de UDB. Het feit dat de UDB zich schaarde aan de kant van de tegenstanders van Leopold kan meegespeeld hebben in deze regeringsopname. Grégoire en Basyn zullen, respectievelijk, de portefeuilles van justitie en oorlogsslachtoffers beheren. Hiermee willen ze zich sterk afzetten van hun voorgangers, die lid waren van de katholieke partij. Grégoire zorgt er bijvoorbeeld voor dat iedereen, waartegen een proces aan de gang is wegens collaboratie, hun stemrecht verliezen. Met deze maatregel maakt de minister dat er 200 000 mensen niet kunnen gaan stemmen.

Hun standpunt in de koningskwestie was niet vanzelfsprekend de mening van de volledige partij. Vooral langs Vlaamse zijde was er discussie over het precieze standpunt dat ten aanzien van de vorst ingenomen moest worden. Vlak voor de verkiezingen, die overigens voor een erg groot deel in het teken van dit conflict staan, krijgt de UDB het lastig met zijn christelijke inspiratie. Doordat kardinaal Van Roey in een herderlijke brief oproept tot een eenheid onder de christenen. De kerk stond voor de rest volkomen achter de vorst, hoe de UDB hier op moest reageren was niet meteen duidelijk. Uiteindelijk kiest ze ervoor om zich te herprofileren. Men evolueert van een partij ontstaan uit weerstanders naar een partij van de weerstand. Dit zal de kaart zijn die ze erg uitgebreid speelt in hun verkiezingscampagne. Het mag niet baten. Met 51 095 stemmen voor de kamer halen ze 2,16 procent van de stemmen en één zetel binnen. Het resultaat doet de partij wegkwijnen en tegen maart 1947 is er van de UDB op nationaal vlak geen sprake meer.

 

 

B. Het Kempisch Legioen na de oorlog

 

Nu volgen nog drie delen, namelijk het verenigingsleven, de verwikkelingen met senator De Boodt en het politiek culturele aspect. Daarna is er de conclusie van dit deel. Dit deel heeft de meest uiteenlopende bronnen. Naast brieven, die in het vorige deel de hoofdmoot vormden, zijn voor dit deel artikels die verschenen in “Het Inlichtings en annonceblad”, later “De Kempen” vrij belangrijk[434]. Andere bronnen zijn verslagen van vergaderingen en uitnodigingen voor tal van festiviteiten.

 

1) Het verenigingsleven

 

Dit neemt aanvang in december 1944. De vijftiende grijpt er een vergadering plaats waarop men o.a. de volgende zaken zou bespreken. Het oprichten van een bestuur, bespreken van een lokaal, bepalen van de bijdragen en een algemene vergadering, die in januari ’45 plaats zou moeten hebben, voorbereiden[435]. Van die algemene vergadering is er evenwel niets terug te vinden. Dupret probeert ondertussen zijn leden aan te zetten het blad “Front” onder de andere te verspreiden. Hiervoor stuurt hij een zestal brieven. De organisatiestructuur die tijdens de oorlog was opgesteld blijft in gebruik, want de zes worden elk naar een sector gestuurd die onder de bezetting in het geheim uitgetekend was[436]. Alfons Teuns, een KL officier, heeft het hier moeilijk mee aangezien dit het blad van de OF is, en deze communisten[437] zijn. Maar Dupret verdedigt zich en laat hem weten dat dit voorlopig het enige middel is om iedereen op de hoogte te houden. Zodanig dat ze hun algemene belangen zo goed mogelijk kunnen blijven behartigen[438]. Hij gaat vrij vlug navraag doen of iedereen zijn bladen wel heeft verkocht. Daarnaast laat hij in “Het inlichtingen en annonceblad” een reeks verschijnen over de geschiedenis van zijn organisatie. Vooral de gebeurtenissen in het Giels bos worden hierin besproken[439]. Het GL schrijft Dupret over iets gelijkaardigs aan. Ze verzoeken hem om zo snel mogelijk de historiek van het derde peloton op te sturen zodanig dat ze de het KL kunnen vermelden in “la historique de l’ AS”. Op dat ogenblik beginnen de eerste moeilijkheden tussen het KL en GL. Het is niet bekend of het KL uiteindelijk in deze publicatie vermeld werd.

Al snel wordt duidelijk dat niet iedereen even enthousiast en begeesterd is als de KL commandant. Een KL lid laat weten dat hij wegens tijdgebrek zich niet kan bezighouden met het verkopen van bladen, en hij verzoekt zijn commandant hiervoor iemand anders te zoeken[440]. In Herentals zijn er eveneens problemen. Omdat De Peuter, de man die normaal gezien de leiding heeft over het KL daar, afwezig is wegens mobilisatie, gaat de KL commandant op zoek naar iemand die zijn taak kan overnemen[441]. Andere problemen, met het blad, raken ondertussen opgelost. Dupret schrijft aan de vrienden van het KL “vanaf heden kunnen we over ons plaatselijk weekblad beschikken en zullen we de strijd zo verder zetten”[442]. Dit blad, het is niet duidelijk welk blad dit precies is, wordt op 5000 exemplaren verspreid. Dit grotendeels onder leden van het KL (4250) en de rest onder mensen van het OF en de NKB. Al meteen zijn er moeilijkheden mee. Dupret is misnoegd omdat een artikel van hem geweigerd werd door het OF dat niet wil dat het blad een spreekbuis van de Unie van de Weerstand wordt[443]. Daarnaast raakt het blad niet echt vlot verspreid[444]. De persoon die moest instaan om ze in Vosselaar, Beerse, Oud - Turnhout en Gierle te verspreiden laat weten dat hij 2000 bladen over heeft die niemand hebben moet. Volgens hem zal de volgende keer 600 meer dan voldoende zijn. Dupret probeert deze problemen aan te pakken en publiceert de tiende maart een artikel in “het inlichtingen en annonceblad”. Hierin schrijft hij het volgende “Aan al de leden van het KL, ik doe een beroep op ieder van u. Dit om mij artikels en gewestelijke inlichtingen (zonder politieke kleur) te zenden […] steunende leden aan te werven […] namen van politieke gevangenen op te sporen […] dit weekblad zo goed mogelijk te verspreiden”[445]. In mei laat Dupret weten dat “Het inlichtingen en annonceblad” vanaf juni onder de titel “De Kempen” verschijnen zal. Eveneens schrijft hij dat de achtste mei naar Hoogstraten 300, Weelde 25, Geel 50 en Herenthout 50 exemplaren opstuurt en hij vindt dat het nu toch zeker zou moeten lukken om al deze kwijt te raken[446].

Op 12 mei organiseert het KL een bal voor de liefdadigheid[447]. Hiermee willen ze vooral de gezinnen helpen van politieke gevangenen die niet meer teruggekeerd zijn uit Duitsland. Om hen te steunen schrijft Dupret een artikel in “Het inlichtingen en annonceblad” waarin hij zijn deelneming betuigt aan de ouders, echtgenote en kinderen van deze die niet meer zullen weerkeren[448]. Later in mei stuurt hij een bedanking naar de verschillende secties voor hun aanwezigheid, alhoewel niet iedereen aanwezig was. Hij vraagt hen om zelf zoveel mogelijk steunende activiteiten te organiseren[449]. Problemen blijven niet uit. In Weelde ontstaat een discussie tussen twee personen, die elkaar op een plaatselijke KL vergadering verbaal hard gaan aanvallen. Uiteindelijk wordt één van hen na stemming weggestuurd. Dupret tracht er in tussen te komen maar slaagt er niet echt in om er de eenheid te bewaren[450]. In Mol is er eveneens een probleem, want Dupret vindt daar geen contactpersoon. Iets waarin hij graag zou willen lukken want het is zijn uitdrukkelijke wens dat hij in contact blijft met al de sectoren zodanig dat het KL een aangesloten geheel blijft[451]. Hij lukt niet in zijn pogingen, zelfs aangetekende zendingen krijgt hij teruggestuurd[452]. Het zijn niet alleen maar problemen die het KL teisteren. Sommige sectoren leveren goed werk[453]. Op het eind van 1945 wordt er nog een bal georganiseerd in Turnhout en één in Herenthout. In deze periode zijn er een drietal belangrijke vergaderingen. Op 11 november wordt beslist zich aan te sluiten bij de WB – Fidelio[454]. Vijf dagen later wordt voorgesteld om op 26 augustus, de dag van de stichting, de jaarlijkse feestdag van het KL te houden[455]. De zevenentwintigste van diezelfde maand wordt er weer vergaderd. Er wordt een comité samengesteld en de huidige toestand en organisatie wordt onder de loep genomen[456]. De spanningen met het GL blijven op de achtergrond nog steeds doorschemeren. De veertiende december beslist een sectie van het KL Herentals om zich opnieuw bij zijn oorspronkelijke organisatie aan te sluiten[457]. 2 januari 1946 roept De Peuter, de voorzitter van het comité dat door het KL opgericht werd, in een strooibrief leden op om zich bij het KL aan te sluiten[458]. Dupret gaat in 1946 door met het organiseren van liefdadigheidsbals. Dit wordt hem niet altijd in dank afgenomen. In februari ’46 krijgt van het gemeentebestuur van Hoogstraten te horen dat hij geen toestemming krijgt om een dergelijk feest te organiseren omdat de nabestaanden dit niet wensen[459].

Op drie maart 1946 ziet het bestuur van het KL er als volgt uit:[460]

Dupret probeert in die dagen ook te werken aan een vereniging van de verschillende weerstandsorganisaties. Zo probeert hij de MNB en WB in Turnhout te bewegen tot het vormen van een vereniging samen met het KL als eerste stap naar een nationale unie[461].

In 1947 en 1948 wordt heel wat gedaan voor liefdadigheidsdoeleinden. Op de eerste plaats wordt er geld ingezameld om boer Wils te helpen met de bouw van een nieuwe hoeve. In september ’44 was deze bij de strijd in het Giels bos door Duitse troepen in brand gestoken. Tot groot ongenoegen van de KL commandant kwam de overheid niet tussen in het vergoeden van de schade. Daarom sloeg het KL de handen in elkaar zamelde geld en bouwde uiteindelijk zelf de hoeve terug op. Op 16 november 1947 wordt de hoeve plechtig ingehuldigd[462]. Samen met de WB – Fidelio wordt een monstertombola georganiseerd, deze wordt een groot succes[463]. Verder wordt ook nog een duivenprijskamp, een gala-avond, een sinterklaasdag met poppenkast, een wielercriterium en zo meer georganiseerd. De organisatie van een wielerwedstrijd wordt in 1949 nog eens overgedaan[464]. In 1948 wil Dupret de plaatselijke voetbalclub uitdagen voor een vriendschappelijk duel, maar deze bedankt vriendelijk[465]. Het enige minpunt is de sectie Hoogstraten. De bevoegde persoon daar, Duym, komt zijn verantwoordelijkheden niet na en Dupret dreigt ermee hem uit zijn functie te ontslaan[466]. Misschien gebeurt dit ook, want het jaar erop, in 1948, zijn er opnieuw problemen in Hoogstraten. Deze keer richt Dupret zijn klachten tot een andere persoon[467]. Een ander vervelend iets is dat het wielercriterium KL heeft georganiseerd niet volgens de regels zijn gebeurd. Daarom krijgt de KL commandant van het NWOS, de dienst voor de oorlogsslachtoffers, nog eens de reglementering opgestuurd[468]. De laatste zaken die georganiseerd zijn en waarvan nog iets terug te vinden zijn is een openluchtbal in juli 1952 en een fietswedstrijd die in datzelfde jaar, samen met een plaatselijke wielervereniging georganiseerd wordt[469].

Wat verder met het KL gebeurde kan niet uit de voor handen zijnde bronnen afgeleid worden. Er zijn nog wel twee verslagen van september en oktober 1961, maar deze bevatten weinig interessante zaken. Ledenlijsten zijn er wel, maar deze zijn niet zorgvuldig bewaard waardoor het niet meer mogelijk is na te gaan wat de evolutie van het ledenaantal van de vereniging was. Uit het archief kan afgeleid worden dat men tot begin de jaren tachtig werkzaam gebleven is. Het is vrij waarschijnlijk dat daarna de vereniging verwaterd is. De mensen die de top van het KL vormden, waren dan al voorbij de zeventig[470] en de oorlog was dan al veertig jaar achter de rug.

 

2) Het proces “De Boodt”.

 

In deel II is er op een bepaald ogenblik sprake van dat Dupret zich uit alles zou terugtrekken. Eén van zijn redenen was dat hij al meer dan 25 000 frank verloren had in zijn proces tegen senator De Boodt[471]. Deze senator was afkomstig uit het Turnhoutse en actief in de CVP. Wat was hier nu aan de hand. In het boek over Turnhout in de Tweede Wereldoorlog wordt al een kleine tip van de sluier opgericht:

“Zaterdag 13 januari 1945

In het Aankondigingsblad verscheen een anonieme aanklacht, wellicht van de hand van senator A. De Boodt, tegen de slecht behandeling in Merksplas van geïnterneerde verdachten van samenwerking met de Duitsers, onder andere door leden van het Kempisch Legioen die mee instonden voor de bewaking. “Wat echter van het eerste uur tegen de kap van ieder rechtschapen mens was, was het feit te moeten vaststellen dat de repressiemaatregelen totaal in handen werden gelaten van onverantwoordelijke en illegale groeperingen, die zich allemaal tooiden met de holklinkende naam van weerstandsbeweging.

Zaterdag 20 januari 1945

[… Dupret] haalde op zijn beurt uit naar De Boodt. “Gelooft u werkelijk dat u de vuisten in uw zakken gedrukt hebt, of hebt u misschien uw handen niet groot opengehouden? Vergeet u het smokkelvee […] Vergeet u de weldaden van de Roemeense prinses, vriendin van Von Falkenhausen, met wie u kleine zaakjes gedaan hebt en die op zekeren dag van de Fransch Belgische grens naar haar vriend de generaal getelefoneerd heeft om doorgang te bekomen voor haar beladen vrachtwagen komende uit Frankrijk.”[472]

Deze twee artikels waren het startschot van een reeks processen tussen de senator en Dupret. Die laatste vond dat zijn KL onterecht beschuldigd werd en reageerde daarom meteen en erg hard. Feit is wel dat het eerste artikel anoniem was. Waarop Van Clemen zijn veronderstelling steunt om te concluderen dat het van de hand van de senator moet zijn is niet duidelijk. Desondanks valt Dupret de senator rechtstreeks aan. De senator laat zich niet zomaar beschuldigen en klaagt Dupret aan. Wat hierna volgt is een overzicht van de zaken die de KL commandant onderneemt om in die rechtszaak zijn gelijk te krijgen[473].

 

In een eerste artikel wordt meteen de harde houding van Dupret geïllustreerd. “Onder den titel van “Terechtwijzing”, eindelijk een artikel, onderteekend “A. De Boodt – senator”. De toekomstige ex-senator heeft zich gevaardigd uit zijn droeve naamloosheid te treden. Hij ontkent niet, maar erkent evenmin de schrijver te zijn van het eerste artikel “Repressie”. – Niet ontkennen, niet bekennen, waar zou hij iets veranderen aan zijn kleine gewoonten van kleine windhaan-politieker?”. Daarnaast maakt hij melding van het proces dat de senator tegen hem inspant “En om te eindigen heeft de senator tegen mij een proces ingespannen en vraagt 250.00 fr. Om zijn eer te redden. Welke eer? – Over ’t algemeen, is de eer van iemand die er werkelijk een heeft, meer waard, maar een man, die zich in zijn eer gekwetst voelt, vraagt bij rechtsreding, den sympbolischen frank schadevergoeding om een beleediging uit te wisschen. – Voor den senator is dit anders; hij hoopt er eenvoudig een nieuw “klein zaakje” van te maken. Het is “bibbergeld” dat hij zou willen. Mijnheer de senator heeft het groot noodig om zich te herstellen en, dit ingezien, acht ik de gevraagde som niet overdreven.”[474] Enkele dagen later gaat Dupret in een brief nog verder. Hij stelt dat de senator een belangrijke zwarte is die veroordeeld zou moeten worden[475].

In maart gaat Dupret nog een stap verder. Nu gaat hij in “Het inlichtingen en annonceblad” De Boodt openlijk beschuldigen van collaboratie en eist hij dat de man hiervoor gestraft wordt. Langs de andere kant gaat hij de beschuldigingen die in het artikel van 13 januari geuit zijn proberen te weerleggen: “In sommige bladen is een artikel verschenen, waarin vermeld wordt dat in de senaat eene aanklacht werd gedaan, aanklacht waardoor leden van de weerstand, geïnterneerden zouden mishandeld hebben op 16 september te Merksplas. Die aanklacht heeft veel stof opgejaagd in de senaat, maar in onze streek weet iedereen dat 1 de geïnterneerden nooit door leden van de weerstand zijn bewaakt – 2 dat Merksplas niet eens bevrijd was op 16 september. Ofwel is senator De Boodt zeer slecht ingelicht, ofwel had hij een terechtwijzing moeten inzenden. Mijnheer de senator heeft de weerstand verdacht willen maken. Had hij redenen om ons te vreezen? En Waarom?”[476]. Dupret blijft volharden in zijn boosheid. Hij verspreidt een pamflet waarin hij stelt dat De Boodt zijn schepenzetel, in het Turnhoutse stadsbestuur, heeft afgedwongen door burgemeester Van Hoeck te redden van een Duitse dreiging. Dit omdat de senator goed bevriend was met de bezettingsmacht[477]. In mei is er opnieuw een artikel van de hand van Dupret. Deze keer wordt niet alleen de senator hardhandig aangevallen, maar ook zijn advocaat[478]. Die advocaat krijgt een brief, ondertekent door de weerstand, waarin staat: “In naam van alle leden van de weerstand tekenen we heftig protest aan tegen de schandelijke laster die u publiek tegen hare leden heeft uitgesproken”[479]. Dupret blijft De Boodt beschuldigen en steeds in hardere bewoording. “Het eerste proces, dat u tegen mij inspande, is nog niet eens uitgesproken, of u doet me een tweede proces aan. De waarde van uwe eer is merkelijk verhoogd. Na 250.000 fr., vordert u thans 500.000 fr. wat dus een totaal van 750.000 fr. bedraagt. Zwarte markt, voorzeker.

Men zegt (de vox populi, waar u zoo bevreesd voor zijt) dat u zoudt wenschen dat ik de mooie auto betaalde, die u zoudt aangekocht hebben voor ongeveer 150.000 fr.

Men zegt ook (altijd de vox populi) dat u me graag de 10 ton kolen zoudt doen betalen, die op 14 april laatsleden uit Gilly-Sart verzonden worden met wagen, dragende nr 13826 en bestemd voor den Heer Aug. De Boodt – Groote Markt ) Turnhout”[480].

Dupret probeert op alle mogelijke manieren middelen te vinden die zijn zaak zouden kunnen steunen. Hij vraagt aan volksvertegenwoordiger Hens of het niet mogelijk is om de neerslag te bekomen van de debatten waarin De Boodt verklaarde dat hij geallieerde piloten zou geholpen hebben[481]. Die hulp aan piloten is iets wat de KL commandant behoorlijk dwars zit, want hij heeft opgevangen dat de senator beweert een honderdtal piloten te hebben geholpen[482]. Uit een artikel van 19 december 1945 blijkt dat de harde bewoording van beide kanten kwam. “Na me vroeger als kandidaat-Senator betiteld te hebben, noemt hij me nu de ex-dictator, waarschijnlijk omdat hij nog steeds niet heeft kunnen verteren dat ik hem, eens, toekomstig ex-senator noemde.” Dit houdt Dupret zeker niet tegen om door te gaan op zijn élan. “Mijnheer de Senator is voorloopig onschendbaar, maar ik zeg hem “Auf Wiedersehn.” Die taal verstaat u toch, nietwaar? Mijnheer August F.J. De Boodt?”[483]. In februari 1946 krijgt Dupret een brief van een lid van het KL met een voorstel van artikel om in “De Kempen” te laten publiceren. De KL’er beklaagt zich erin over het feit dat senator De Boodt benoemd is tot ridder in de Leopoldsorde[484]. Dupret heeft op dat ogenblik last van het feit dat hij met twee “gevechten” bezig is. Zijn documenten en archieven bevinden zich namelijk bij de NRW om de erkenning voor het KL te kunnen bekomen. Dit betekent evenwel dat hij er niet over kan beschikken om zijn argumentatie in het proces tegen de senator te staven. Als dan nog eens blijkt dat er stukken zoek zijn, krijgt de commandant het even erg lastig[485].

27 december 1946 staat in een brief die Dupret aan Louette schrijft een erg opzienbarende passage: “Zaak de Boodt: U weet, meen ik dat die senator De Boodt de Weerstand en de jonge krijgsauditeurs in zijn weekblad had aangevallen. Dat ik geantwoord heb door een pamflet en door artikels in de weekbladen. Dat hij tegen mij een proces heeft ingespannen waarin ik mij niet verdedigd heb, om reden dat er geen onderzoek kon gedaan worden gezien zijn parlementaire immuniteit en gezien het onderzoek, door de krijgsauditeur bevolen, stopgezet werd op bevel van zijn vriend, Ganshof van der Meersch[486]. Het proces loopt nog verder tot begin de jaren vijftig. Hierbij heeft hij de steun van Louette. Die beloofde hem al, na het bijna ontslag van Dupret hem te steunen. In februari 1949 schrijft hij Dupret: “[…]De kiescampagne van senator De Boodt die de weersand aanvalt en de verdediging der incivieken opneemt in de senaat en in de pers, zal gemeld worden aan het actiecomité[487] met het dringend verzoek een actie tegen hem op touw te zetten. […]”[488]

 

Uiteindelijk zal Dupret het proces verliezen. Op verzoek van zijn weduwe ga ik hier verder niet op in.

 

3) De visie van het Kempisch Legioen op de politiek en de repressie

 

In dit laatste stuk wordt ingegaan op de kijk van het KL, of misschien voornamelijk van zijn commandant, op de Belgische en de internationale politiek. Naast zijn artikels die Dupret publiceerde in het kader van zijn dispuut met de senator, verschenen er een aantal die handelden over andere zaken, zoals de politieke gevangenen of over het overlijden van president Roosevelt. Bovendien hield Dupret het niet bij het geven van zijn visie op de politiek, hij ging er ook actief in participeren. Zo kwam hij in de eerste naoorlogse verkiezing, samen met een aantal KL’ers, op voor de UDB. De meer algemene artikels, die niet erg groot in aantal zijn, laat ik wegens de beperkte relevantie weg. Ik zal me in de volgende teksten op twee zaken concentreren. Eerst zal ik de visie van het KL op de repressie schetsen, daarna hun politieke visies en acties.

 

3.1 De repressie

 

In een artikel dat verschijnt onder de titel “de repressie” verdedigt Dupret zich tegen een artikel dat eerder in “Het inlichtingen en annonceblad” was verschenen. De auteur bleef anoniem, maar de KL commandant vermoedt dat het gaat om een familielid van een aangehouden collaborateur. De beschuldigingen die Dupret aangesmeerd krijgt zijn niet mals. Hij zou zich aan zijn legerdienst onttrokken hebben, zichzelf uit veiligheidsoverwegingen opsluiten en laten bewaken door twee veiligheidsagenten en hij zou gesjoemeld hebben met zijn belastingsaangiften. Dupret veegt al deze zaken van tafel. Hij heeft, samen met het KL, bij het Duitse Ardennenoffensief zijn diensten aan de regering aangeboden. Iets waar door de overheid geen gevolg aan werd gegeven. De rest is volgens hem gewoon onzin[489]. Later die maand gaat Dupret in op de problemen van het gerecht. Hij onderschrijft dat de taak van de magistraten niet gemakkelijk is. De oorzaak ligt volgens hem bij het feit dat zovele landgenoten aan hun plicht verzaken om te gaan getuigen. Dit zou volgens hem opgelost kunnen worden door enige aanpassingen aan de wetgeving. De KL commandant vindt bijvoorbeeld dat getuigen in het geheim hun verklaringen zouden moet kunnen afleggen, en dat de data van de rechtszaken voldoende op voorhand kenbaar gemaakt moeten worden[490]. In twee latere artikels wordt de oproep om te gaan getuigen door Dupret en een KL lid met klem herhaald[491].

In juli ’45 krijgt Dupret het aan de stok met dhr. Van Mierlo, de voorzitter van de VOS afdeling in Turnhout. Dupret had namelijk geopperd dat een aantal onderwijzers, die lid zijn van het VOS, dringend uit hun functie verwijderd moeten worden. De VOS - voorzitter reageert met te stellen dat zij reeds tijdens de bezetting hun rangen al hebben gezuiverd en dat het recht tot vereniging een grondwettelijk recht is waar niemand aan raken kan. In hetzelfde nummer van “De Kempen” is reeds een antwoord van Dupret opgenomen. Deze richt een aantal vragen aan Van Mierlo en stelt dat er nog er inderdaad nog goede oudstrijders zijn. Maar dat zijn deze die na april ’41, het moment waarop het VOS zijn statuten aanpast, opgestapt zijn[492]. Later zal Dupret zich in een brief tot de minister van onderwijs wenden en hem verzoeken om een aantal onderwijzers uit Herenthout hun werk te ontnemen[493].

In september ’45 verschijnt in “De Kempen” een artikel getiteld “hakenkruis sadiekers”. Het beschuldigt leden van het KL ervan huizen met swastika’s beklad te hebben. Dupret weerlegt deze zaken en drukt er op dat bij de mensen die hiervoor gearresteerd werden er geen enkel lid van het KL is. In 1949 is er een min of meer vergelijkbaar incident. Twee leden van het KL Arendonk zijn veroordeeld voor plundering. Dupret ziet hierin een illustratie van een justitie met twee maten en twee gewichten. De KL’ers waren namelijk beschuldigd door een collaborateur. Terwijl deze vrijuit gaat moeten twee weerstanders boeten voor feiten die ze niet gepleegd hebben. Dit roept bij de KL commandant niet alleen veel vragen op, hij vindt ook dat dergelijke feiten vergeldingsdaden dreigen uit te lokken. Een vergelijkbaar proces, maar dan van feiten die zich in Poppel hadden voorgedaan, was nog steeds aan de gang. In hetzelfde artikel verdedigt Dupret het KL. De pers had zijn organisatie blijkbaar onder vuur genomen. Hij benadrukt dat het KL nooit gewelddaden heeft goedgekeurd en nog minder heeft uitgelokt. Over de mensen die in Arendonk veroordeeld werden schrijft hij nog het volgende: “Onder de 23 beschuldigden (waarschijnlijk bij toeval genomen onder de honderden personen die aan de plunderingen deelnamen?) waren slechts twee leden van de weerstand, KL’ers. Men verwijt hen, zoals aan de andere aangeklaagden, gewelddaden gepleegd te hebben. De bewijzen? Geen enkel.”[494]

In juni 1949 wordt het KL en Dupret erg hard aangepakt. In een lijvig artikel mengt dhr. Heerman[495] zich in een discussie die Dupret al enige tijd, via “De Kempen” aan het voeren was met iemand die zijn artikels ondertekent als “De roskammer”. Deze ging o.a. over de rol van het KL in de repressie. Heerman spaart de KL commandant zelfs geen beetje. Hij beschuldigt hem o.a. van ondergedoken te hebben gezeten bij iemand die na de oorlog veroordeeld werd door de krijgsraad. Dat er zich in de rangen van het KL oostfronters zouden bevinden[496]. Dat Dupret zijn schoonbroer veroordeeld is geworden, maar er met zes maanden van af kwam terwijl “het tarrief” eigenlijk twintig jaar bedroeg. Heerman eindigt zijn tekst als volgt: “Ten slotte zorg voor een goede vertaler, die man bezorgt mij last om te weten wat u eigenlijk wil zeggen. Indien onze pennetwist boven de maat van het gewone is gegroeid, hebt u dat wellicht aan uw vertaler te danken. Zend in de toekomst uw antwoorden in het Frans dan zullen wij de zaak zelf wel opknappen.”[497] De reactie van Dupret blijft, zoals te verwachten, niet lang uit. Onder de kop, naar alle waarschijnlijkheid aangebracht door de opstellers van “De Kempen”, het duel Dupret – Heerman, formuleert de KL commandant zijn antwoord. Hierin houdt hij het bij Heerman te beschuldigen van alleen maar oncorrectheden te verspreiden. In detail treedt Dupret echter niet[498]. Het zijn de laatste zaken die Dupret in “De Kempen” zal publiceren. In een tekst, die naar alle waarschijnlijkheid in Kontakt[499] verschenen is, gaat hij er van uit dat de Roskammer en Heerman dezelfde persoon zijn. Hij voegt er nog het volgende aan toe: “[…]En onder zijn ware naam heeft hij me onlangs verweten “het slagveld te hebben verlaten” omdat ik niet meer wenste te antwoorden aan een individu zonder scrupules, die rond de pot draait, en dat ik evenmin wenste mede te helpen aan de verkoop van uitstervende en pro-incivieke bladen. Maar, daarom heb ik het slagveld niet verlaten en hij zal er zich rekenschap van geven op de dag dat ik, met open vizier en met gelijke wapens, zal kunnen aanvallen. Ik vrees dat hij die les zal herinneren, want hij zal de gelegenheid niet hebben om rond de pot te draaien of om zich te laten doorgaan voor Rosse of Witte, terwijl hij Zwart is. […]”[500]

 

3.2 Politiek

 

“[…]Herhaalde malen werd me gevraagd of ik katholiek, liberaal, socialist of communist ben. Die vraag heeft me genoegen gedaan, omdat ze bewijst dat degene, die ze stelt, met geen politieke kleur toekent, en dit met reden: ik houd me niet met de huidige politieke partijen bezig. Elk van hen heeft op enkele punten gelijk en op ander, ongelijk. Maar is het dan niet mogelijk, deze tegenstrijdige meningen te overbruggen en een overeenkomst van alle partijen te verwezenlijken onder het ééne doel: eene Belgische partij in het leven te roepen, die loyaal en eerlijk de belangen van alle Belgen, tegenover de andere landen zou verdedigen. […]”[501] Dit schrijft Dupret op 7 maart 1945. In de rest van het artikel gaat hij meer in op de economische politiek van België. Hij vraagt zich af waarom rechts, dat het kapitaal vertegenwoordigd, en links, dat voor de arbeid staat, niet samen kunnen werken. Want op die manier zouden ze toch veel betere resultaten kunnen bekomen. Enkele dagen later gaat hij zijn politieke visie nog verder uit de doeken doen. Dit weliswaar in een artikel dat voor het overige bijna volkomen toegespitst is op de kritiek gericht aan het adres van senator De Boodt. “[…]Het Ministerie Van Acker, samengesteld uit alle partijen van het land, heeft ons zijn programma bekend gemaakt. Wij treden het volkomen bij, daar het met het onze overeenstemt. Om dit ten uitvoer ter brengen – en in’t bijzonder om de zwarte markt te doen verdwijnen, die een der bijzonderste oorzaken is van onze huidige moeilijkheden vermits van de afschaffing dezer het zenden van goederen vanwege onze geallieerden en de verdediging van onze frank afhangt – heeft de regering bijzondere volmachten noodig. […]”[502] Met andere woorden is dit een pleidooi voor de eerste regering Van Acker en voor het gebruik van bijzondere volmachten. Die heeft de regering, volgens de KL commandant, om het land van de zware oorlogsschade te herstellen. In juli begint deze mening te draaien. Dupret raakt het stilaan beu dat de politici zich in hoofdzaak bezighouden met nutteloze pennentwisten. Zijn ze het dan niet eens over sommige zaken zoals de goede zaak dat velen terug aan het werk zijn en de steenkooldelving drastisch verhoogd is? Misschien houden de politici zich te krampachtig vast aan hun zitje en zijn ze daarom bang om verkiezingen uit te schrijven? Dit zijn vragen die de KL commandant zich hardop gaat stellen. In afwachting van deze verkiezingen doet Dupret alvast een oproep: “[…]Een reusachtige meerderheid van leden van het K.L. wenscht dat onze weerstandsgroepeering een programma en Kandidaten stelt. De ingeroepen redenen zijn gepast en ik acht het van noodzakelijk belang voor de weerstanders, willen zij niet de dupes blijven van de politiekers, die zullen trachten hen achter de schermen te bestrijden, zooals de meesten van hen tot nu toe niet opgehouden hebben te doen. Wij weten waarom.

In die omstandigheden verzoek ik de K.L.’ers, en ieder in het kader dat hem aanbelangt, een programma te willen opmaken en zijn kandidaten te willen voorstellen. Deze moeten niet noodzakelijk leden zijn van onze groepeering, maar onbaatzuchtige, rechtschapen menschen die vast besloten zijn het nationaal programma te verdedigen dat zij zullen uitwerken. […]”[503]

Een mening over Leopold III wordt eveneens geformuleerd. De eerste maal komt dit aan bod in een brief die Van Thienen [KL officier Geel] richt aan Dupret. Hij vertelt aan Dupret dat het misschien beter zou zijn om nog niet teveel propaganda voor de koning te voeren gezien de omstandigheden[504]. Op 26 mei 1945 wordt in “het inlichtingen en annonceblad” een artikel van Dupret gepubliceerd getiteld: “Onze koning”. Hierin schrijft hij dat het KL onder de bezetting zijn koning steeds is blijven steunen, en dit nu ook zal blijven doen. Daarop overloopt hij drie kritieken die tegen de koning geuit. De eerste, de capitulatie van de vorst op 28 mei 1940, veegt hij van tafel door enkele geallieerde officieren te citeren. Die zeggen dat dit de enige mogelijke, en juiste, keuze was van de vorst. Een tweede kritiek is dat de vorst ervoor koos in het land te blijven en niet mee te vluchten naar Londen. Hierover schrijft Dupret dat dit misschien wel aangenamer en gemakkelijker voor de vorst zou zijn. Maar mocht hij dit gedaan hebben dan zouden diezelfde criticasters waarschijnlijk nu beweren dat hij zijn landgenoten in de steek heeft gelaten. Een laatste argument is het feit dat Leopold tijdens de bezetting in het huwelijk getreden is. Voor dit te ontkrachten haalt Dupret een spreekwoord aan: “Men vindt licht een stok om een hond te slaan”. Dupret besluit met zijn hoop uit te drukken dat de vorst spoedig en wel naar huis terug kan keren[505]. Enkele dagen later roept Dupret al zijn mannen op deel te nemen aan een défilé[506]. Naar alle waarschijnlijkheid ten gunste van Leopold III. Alhoewel niet iedereen hierover dezelfde mening heeft[507]. Van Thienen[508] laat Dupret, bijvoorbeeld, weten dat die geen bladen niet meer hoeft op te sturen, hij kan ze toch niet meer verkopen vanwege de koningskwestie[509].

In december 1945 wordt de aanloop naar de eerste naoorlogse verkiezingen genomen. Dupret doet die door een politieke toestand te hekelen. Als reactie op een eerder verschenen artikel uit Dupret zijn ergernis over het feit dat iedere politicus steeds probeert iedereen te kleineren die niet tot zijn partij behoord. Een meer ideale toestand ziet er voor hem als volgt uit: “[…]Elkeen, die zijne tegenstanders en hunne gedachten eerbiedigt en hunne verdiensten erkent, zal door iedereen geacht worden. Maar er is, helaas, nog immer de persoonlijke interest die het algemeen belang overschaduwt. Een typisch voorbeeld is wel het geval van Senator De Boodt […]”[510] In januari wordt op het programma van de volgende vergadering “het kiezen van kandidaten voor de kamers voor de lijst Kempische weerstand” geplaatst[511]. Enkele dagen later wordt de naamlijst aan de UDB overgemaakt[512]. Paul Duym [KL bevelhebber Hoogstraten] is ondertussen bezig met het opstellen van een eigen lijst, aangezien Hoogstraten tot een andere kieskring behoort. Daar zal de eerste plaats op de lijst ingenomen worden door iemand van de MNB[513]. Begin februari stort Dupret zich op het campagnevoeren. Overal in de streek worden meetings georganiseerd waar toplui van de UDB komen spreken. In een brief aan de secretaris van de UDB in Antwerpen verzoekt Dupret deze om minister Basyn te vragen om op één van deze meetings te komen spreken. Deze grijpen o.a. plaats in de zaal Kursaal in Turnhout, maar ook in Hoogstraten, Meer, Rijkevorsel, Vosselaar, … Dupret roept op 9 februari alle politiek gevangenen en weerstanders op om bij de verkiezingen op de UDB te stemmen, want van de oude politieke partijen hebben we toch niets bekomen[514]. De verkiezingen zelf zijn echter een flop.

Volgens de cijfers die Heerman in zijn artikel aanhaalt, krijgt Dupret 95 voorkeursstemmen, de UDB in Turnhout krijgt 971 stemmen en dit op een totaal van 64 105 kiezers[515]. Een paar weken later vraagt Dupret of hij als voorzitter van de UDB Turnhout vervangen kan worden, wegens zijn reis naar het buitenland[516]. Een laatste politieke actie grijpt plaats op 6 april 1966. Dupret stuurt een protestbrief naar enkele ministers, politiek partijen en persagentschappen waarin hij zijn ongenoegen uit over een anti – nationale betoging waarin hulde werd gebracht aan de terechtgestelde August Borms[517].

 

 

C. Conclusie deel III

 

Hiermee is aangetoond dat het KL een erg actief verenigingsleven kende. Dit stond in hoofdzaak in het teken van de hulp aan slachtoffers van de oorlog, met als kers op de taart de heropbouw van de vernielde hoeve van boer Wils. De grote van dit gebeuren valt moeilijker in te schatten. Gezien de moeilijkheden met het verspreiden van bladen lijkt het onwaarschijnlijk dat het over 4 000 personen ging ( = grootste oplage van een blad voor leden van het KL). Welk getal er dan wel op gekleefd moet worden, valt niet te bepalen. Er zijn geen ledenlijsten voor handen. In hoeverre deze vereniging nog overeenkomt met het KL dat actief was tijdens de oorlog is een vraagteken. In het bestuur zijn een aantal namen terug te vinden die eerder al aan bod kwamen. Er zijn echter meer namen die er niet meer in voorkomen. Voor het contact steunt Dupret vermoedelijk op de structuur die al onder de oorlog gebruikt werd. Maar aangezien deze al niet duidelijk uit de bronnen gehaald kan worden is het onmogelijk na te gaan in hoeverre deze nog overeenstemt met wat men na de bevrijding hanteert. Wanneer de vereniging ophield met bestaan is evenmin duidelijk. Vast staat dat ze in de jaren zeventig nog actief was, maar in hoeverre dit nog te vergelijken viel met de beginjaren is onbekend.

De zaak De Boodt was een persoonlijke affaire van Dupret. Zijn vele artikels tonen aan dat hij een duidelijke mening had en deze ook wilde verkondigen. Zo had hij ook zijn mening over het anonieme artikel. Over de grond van de zaak kan ik niet oordelen, aangezien ik hiervoor geen bronnen heb. Wel kan ik vaststellen dat de KL commandant harde woorden gebruikt. Dit heeft tot gevolg dat hij en de senator in een spiraal van woord en wederwoord terecht komen. Deze strijd wordt beslecht in de rechtszaal en in het nadeel van Dupret. Zoals reeds bleek uit documenten aangehaald in deel II heeft dit enigszins weerslag gehad op de andere zaken waar hij mee bezig was. Het werd één van de redenen waardoor hij het in juli 1947 om ontslag te nemen en zijn strijd voor de erkenning te staken.

Het feit dat Dupret ongekruid zijn mening verkondigt, zorgt er ook voor dat hij met tal van mensen in conflict komt in verband met de repressie. De polemiek die ontstaat tussen hem en Heerman is hier het beste voorbeeld van. Waarschijnlijk wou Dupret het blazoen van zijn KL van enige smet vrijwaren. Hiermee bereikte hij misschien wel het tegenovergestelde, want als reactie erop kwamen er nog meer beschuldigingen, en deze waren vaak heel ernstig. In hoeverre deze correct zijn valt niet na te gaan. In beide vorige delen werd al ingegaan op de repressie en aangetoond dat het KL in erg beperkte mate betrokken was geweest bij ongeregeldheden bij de bevrijding. Naast deze pogingen om het KL in ere te houden, gaat Dupret ook trachten om wat rechtvaardig is, in zijn ogen, te laten gelden. Hij gaat hierin wel erg ver, o.a. door het aanschrijven van de minister om die te verzoeken enkele mensen hun werk te ontnemen. Dergelijke zaken zullen hem niet door iedereen in dank zijn afgenomen.

Het standpunt van dat het KL innam omtrent de koning lijkt duidelijk. Het merendeel van de leden was voor de terugkeer van de vorst. Dit wordt mede onderschreven door de uitslag van het referendum hierover. Alhoewel deze mening waarschijnlijk niet door iedereen gedragen werd. Zo raakt Van Thienen in Geel zijn bladen niet meer kwijt wegens deze kwestie.

Dat Dupret en een aantal andere KL’ers ervoor kiezen om bij de verkiezingen van februari 1946 op te komen voor de UDB is wel verwonderlijk, aangezien deze partij tegen de terugkeer van de vorst was. Binnen de partij was er geen eensgezindheid over dit standpunt. Het feit dat deze partij zich profileerde als partij van de weerstand kan de KL’ers overgehaald hebben om zich erbij aan te sluiten. Voor Dupret was er misschien nog een extra reden. Namelijk het feit dat De Boodt een lid van de CVP was, en het voor Dupret zo moeilijk werd om zich aan deze partij te binden. Deze stelling is twijfelachtig want de CVP werd door vele weerstanders afgeschilderd als de partij die de incivieken verdedigt. Waarom ze precies besloten op te komen, kan niet met zekerheid gezegd worden. Uit de artikels die Dupret schreef komt een sterke onvrede over de politieke toestand en een roep om vernieuwing naar boven. Daarnaast is het ook mogelijk dat men via de poging om politieke mandaten te verwerven probeerde om de erkenning van hun organisatie te bespoedigen. De uitslag van de stembusgang viel sterk tegen. Of de kleine 1000 stemmen die de UDB in Turnhout haalde aantonen dat hij door zijn leden gesteund werd is niet duidelijk. Het feit dat de KL commandant zelfs slechts 95 voorkeursstemmen haalde duidt op het tegendeel.

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

 

[428] Theunissen (P.), 1950: ontknoping van de koningskwestie, Antwerpen, de Nederlandchse Boekhandel, 1984, 180 p.

[429] Beerten, W., Le rêve travailliste en Belgique. Histoire de l’Union Démocratique Belge, Brussel, Vie Ouvrière, 1990, p. 222

[430] Volgens onze grondwet mag de koning geen politiek verantwoordelijkheid dragen. Volgens de regering had Leopold III dit met zijn beslissingen genomen in het kasteel van Wijnendale, in mei 1940, wel gedaan.

[431] Zijn regering kende een kort bestaan, want in augustus 1950 viel ze en werd ze vervangen door een tweede homogene katholieke regering o.l.v. Joseph Pholien).

[432] Beerten, W., Le rêve travailliste en Belgique. Histoire de l’Union Démocratique Belge, Brussel, Vie Ouvrière, 1990, p. 222

[433] In die dagen een clandestien blad.

[434] Uit de volgende teksten kan blijken dat de acties en publicaties van het KL uitgaan van één persoon, namelijk Dupret. Dit is niet zo, in “Het inlichtingen en annonceblad” (later “De Kempen”) staan steeds verschillende artikels van KL leden. Via het archief kwam ik over het algemeen uit op zaken die door de KL commandant geproduceerd waren, en zelden op andere personen. Ik besloot me enkel op de zaken vanuit het archief te concentreren omdat ik hierdoor, mijns inziens, het meest duidelijke verhaal kon schetsen. Bovendien liet het gebrek aan een inventaris (van het stadsarchief in Turnhout) me niet toe om een grondige analyse door te voeren van alles wat in dit weekblad verscheen.

[435] Uitnodiging, 15/12/1944, archief van het Kempisch Legioen, map 9

[436] Brieven, 18/01/1945, archief van het Kempisch Legioen, map 9

[437] In het stuk over politiek zal duidelijk worden dat het KL op dit vlak te situeren valt in een meer katholiek koningsgezinde strekking. Het OF was hier, op zijn zachtst gezegd, het tegenovergestelde van.

[438] Brief, 25/01/1945, archief van het Kempisch Legioen, map 9

[439] Brief, 01/02/1945, Dupret aan Duym [KL Hoogstraten], archief van het Kempisch Legioen, map 9

[440] Brief, 3/02/1945, Stubbers aan Dupret, archief van het Kempisch Legioen, map 9

[441] Brief, 15/02/1945, Dupret aan Stubbers, archief van het Kempisch Legioen, map 9

[442] Brief, 26/02/1945, archief van het Kempisch Legioen, map 9

[443] De Unie van de Weerstand was een organisatie die na de oorlog ontstond. Dit met het doel de verzetsbewegingen te overkoepelen om zo in hun strijd, zie deel II, sterker te staan.

[444] Brieven, 01/03/1945, archief van het Kempisch Legioen, map 9

[445] Ik weet niet of dit betekend dat het weekblad dat het OF, het KL en de NKB hebben gelijk is aan “Het inlichtingen en annonceblad”, dit is een blad dat onafhankelijk van het KL functioneert met hoofdzakelijk een commercieel doel maar wel veel artikels van het KL, maar ook van andere personen bevat.

Artikel, 10/03/1945, “Het inlichtingen en annonceblad”, stadsarchief Turnhout

[446] Brief, 05/05/1945, archief van het Kempisch Legioen, map 10

[447] Brief, 12/05/1945, Dupret aan controleur der belastingen, archief van het Kempisch Legioen, map 10

[448] Artikel, 28/04/1945, “Het inlichtingen en annonceblad”, persoonlijk archief van Dupret, map L

[449] Brief, 26/05/1945, archief van het Kempisch Legioen, map 10

[450] Brieven, 10/06/1945 en 21/06/1945, archief van het Kempisch Legioen, map 10

[451] Brief, 20/06/1945, Dupret aan Kerstens [KL Mol], archief van het Kempisch Legioen, map 10

[452] Brief, 22/11/1945, archief van het Kempisch Legioen, map 13

[453] Zo stuurt Dupret felicitaties naar de sectie Ravels voor hun goede werking

Brief, 04/10/1946, archief van het Kempisch Legioen, map 15

[454] Verslag, 11/11/1945, archief van het Kempisch Legioen, map 26

[455] Brief, 16/11/1945, Daelen [KL officier] aan Dupret, archief van het Kempisch Legioen, map 13

[456] Uitnodiging, 23/11/1945, archief van het Kempisch Legioen, map13

[457] Brief, 14/12/1945, Dupret aan De Belder [secretaris van het KL], archief van het Kempisch Legioen, map 13

[458] Strooibrief, 2/01/1946, archief van het Kempisch Legioen, map 13

[459] Brief, 15/02/1946, archief van het Kempisch Legioen, map 14

[460] Lijst, 3/03/1946, archief van het Kempisch Legioen, map 14

[461] Brief, 6/03/1946, archief van het Kempisch Legioen, map 14

[462] archief van het Kempisch Legioen, map 33

[463] Brieven, 4/02/1947, archief van het Kempisch Legioen, map 15

[464] Verschillende documenten, archief van het Kempisch Legioen

[465] Brief, 15/06/1948, archief van het Kempisch Legioen, map 17

[466] Brief, 18/04/1947, archief van de Witte Brigade Fidelio, map 93

[467] Brief, 26/01/1948, archief van het Kempisch Legioen, map 16

[468] Vreemd genoeg zat die al twee maal eerder in het archief.

Brief, 27/09/1948, archief van het Kempisch Legioen, map 17

[469] Brieven, 19/07/1952 en 21/07/1952, archief van het Kempisch Legioen, map18

[470] Dupret bijvoorbeeld is geboren in 1909

[471] Brief, 11/07/1947, archief van de Witte Brigade, map 93

[472] De Kok (H.), Van Clemen (S.), Turnhout tijdens de Tweede Wereldoorlog, Turnhout, Brepols, 2003, p. 174

[473] Uit de bronnen kon onvoldoende informatie gehaald worden om in het archief van de rechtbank te gaan zoeken. Wat volgt is voornamelijk gebaseerd op artikels uit “Het inlichtingen en annonceblad” en brieven uit het archief van het Kempisch Legioen.

[474] Artikel, Senator De Boodt vraagt bibbergeld, 21/02/1945, archief van het Kempisch Legioen, map 35

[475] Brief, 25/02/1945, archief van het Kempisch Legioen, map 9

[476] Artikel, Waarom?, 13/03/1945, archief van het Kempisch Legioen, map 35

[477] Pamflet, 29/04/1945, archief van het Kempisch Legioen, map 10

[478] Artikel, De Boodt, 12/05/1945, archief van het Kempisch Legioen, map 35

[479] Brief, 15/05/1945, archief van het Kempisch Legioen, map 10

[480] Artikel, De Boodt, 29/05/1945, archief van het Kempisch Legioen, map 35

[481] Brief, 28/08/1945, archief van het Kempisch Legioen, map 11

[482] Daarom probeert Dupret via het leger aan namen en informatie te komen die deze beweringen zouden kunnen weerleggen.

Brief, 28/09/1945, Dupret aan Majoor McVitty, archief van het Kempisch Legioen, map 12

[483] Artikel, Konsekwent zijn, 19/12/1945, archief van het Kempisch Legioen, map 35

[484] Of het artikel ook echt gepubliceerd is, is niet zeker want er staat bijgeschreven niet doorsturen naar “De Kempen”.

Brief, 27/02/1946, archief van het Kempisch Legioen, map 14

[485] Dupret aanziet het feit dat hij niet over de nodige documenten kan beschikken als tegenwerkingen vanuit zijn eigen kant.

Brief, 27/08/1946, archief van het Kempisch Legioen, map 15

Brief, 11/07/1947, archief van de Witte Brigade, map 93

[486] Ganshof van der Meersch was de chef van de staatsveiligheid.

Brief, 27/12/1946, archief van het Kempisch Legioen, map 15

[487] Over welk actiecomité het gaat is niet duidelijk.

[488] Brief, 2/02/1949, archief van het Kempisch Legioen, map 17

[489] Artikel, de repressie, 3/03/1945, archief van het Kempisch Legioen, map 35

[490] Artikel, Zuivering, 27/03/1945, archief van het Kempisch Legioen, map 35

[491] Artikel, Onze taak, 23/05/1945, archief van het Kempisch Legioen, map 35

Artikel, Als ’t maar waar is, 7/07/1945, KL’er T 106 [onbekend wie dit is], archief de dienst van de weerstand

[492] Artikels, 14/07/1945, archief dienst van de weerstand.

[493] Brief, 06/12/1945, archief van het Kempisch Legioen, map 13

[494] Artikel, Twee maten, twee gewichten, 3/02/1949, archief van het Kempisch Legioen, map 17

[495] Uit de bronnen blijkt dat deze man journalist is en hoofdopsteller bij het katholieke blad “Het trouwe Kempenland”.

[496] De namen die aangehaald worden staan niet in de ledenlijst van het KL

[497] Artikel, Repressieweeën, 4/06/1949, archief van het Kempisch Legioen, map 18

[498] Artikel, 11/06/1949,archief van het Kempisch Legioen, map 18

[499] Dit is het blad dat uitgaat van het KL voor zijn leden, er zijn maar een beperkt aantal exemplaren van terug te vinden.

[500] Artikel, De roskammer, geen datum, archief van het Kempisch Legioen, map 18

[501] Artikel, Politiek, 7/03/1945, archief van het Kempisch Legioen, map 35

[502] Artikel, Waarom?, 13/03/1945, archief van het Kempisch Legioen, map 35

[503] Artikel, Politiek, 18/07/1945, archief dienst van de weerstand

[504] Met “de omstandigheden” wordt de repressie bedoeld, want in de rest van de brief wordt gesproken over het oppakken van een aantal collaborateurs.

Brief, 16/05/1945, archief van het Kempisch Legioen, map 10

[505] Artikel, Onze Koning, 26/05/1945, persoonlijk archief Dupret, map L

[506] Brief, 19/07/1945, archief van het Kempisch Legioen, map 11

[507] In het archief van het Kempisch Legioen zitten een drietal pamfletten waarop telkens een andere mening hierover wordt geformuleerd. [map 11]

[508] Uit een brief van latere datum zal blijken dat Van Thienen een belangrijk lokaal lid was van de liberale partij

Brief, 12/09/1946, archief van het Kempisch Legioen, map 15

[509] Brief, 26/10/1945, archief van het Kempisch Legioen, map 12

[510] Artikel, Konsekwent zijn!, 5/12/1945, archief van het Kempisch Legioen, map 35

[511] Uitnodiging, 21/01/1946, archief van het Kempisch Legioen, map 13

[512] Brief, 27/01/1946, Dupret aan F. Saenen [nationaal secretaris UDB], archief van het Kempisch Legioen, map 13

[513] Brief, 31/01/1946, archief van het Kempisch Legioen, map 13

[514] Strooibrief, 9/02/1946, archief van het Kempisch Legioen, map 14

[515] Artikel, 4/06/1949, archief van het Kempisch Legioen, map 18

het cijfer van 971 wordt bevestigd in het boek van Beerten, de UDB zal in deze verkiezingen stranden op het totaal van één zetel in de kamer van volksvertegenwoordigers. Deze wordt verdient in het arrondissement Nijvel

Beerten, W., Le rêve travailliste en Belgique. Histoire de l’Union Démocratique Belge, Brussel, Vie Ouvrière, 1990, p. 222

[516] Dit is het enige document waaruit blijkt dat Dupret deze functie had opgenomen, verder zijn hier geen sporen van te vinden

Brief, 12/03/1946, archief van het Kempisch Legioen, map 14

[517] Deze werd na de Tweede Wereldoorlog gefusilleerd wegens zijn collaboratie in de Eerste en de Tweede Wereldoorlog.

Brief, 6/04/1966, archief van het Kempisch Legioen, map 19