„Rom dagegen hat mich richtig ergriffen”. Een onderzoek naar het gebruik van de antieke Oudheid door Adolf Hitler in Mein Kampf en de Tischgespräche. (Stijn Gevaert) |
home | lijst scripties | inhoud | vorige | volgende |
„Dennoch, Geschichte habe ich kapiert” [1]
Adolf Hitler
Deze verhandeling onderzoekt de manier waarop Adolf Hitler de antieke Oudheid gepercipieerd, gebruikt of zelfs voor eigen doeleinden misbruikt heeft. De bedoeling van dit werk is echter niet de impact te onderzoeken van Hitlers bijzondere interesse voor de Oudheid op het dagelijkse leven in Duitsland. Want die impact was er in elk geval. Zo merken we dat de kunst ten tijde van Hitlers dictatuur een sterk antiek accent droeg. Daarentegen beogen we wel te onderzoeken welke aspecten of elementen van de Oudheid Hitler nu al dan niet intrigeerden. Want Hitler kende de Oudheid en hij gebruikte haar ook. Wie Mein Kampf of de Tischgespräche leest of zijn redevoeringen aanhoort, merkt dat Hitler af en toe verwijst naar de Oudheid. Precies op dit niveau speelt onze verhandeling zich af. Ons doel is namelijk die passages uit Mein Kampf en de Tischgespräche te analyseren, waarin Hitler duidelijk een vergelijking maakt met de Oudheid of gewoonweg naar de Oudheid verwijst.
Onder de noemer Oudheid onderscheiden we in deze verhandeling verschillende onderzoeksthema’s. Het eerste thema is de Griekse wereld vanaf de prehistorie, via Alexander en de diadochen tot 133 vóór Christus, het jaar waarin het grootste deel van Griekenland definitief geannexeerd werd door Rome. Vervolgens behandelen we de Romeinse wereld vanaf de prehistorie tot 476, wanneer de laatste Romeinse keizer, Romulus Augustulus, door Odoaker afgezet wordt. Het derde thema is de Germaanse wereld. Dit behandelt de Germanen tijdens de Griekse en Romeinse periode. Tenslotte zijn er nog twee thema’s die chronologisch bij de Grieks-Romeinse Oudheid horen, maar die in Mein Kampf en de Tischgespräche van zo’n belang zijn dat het nodig is ze als een aparte categorie te behandelen. Ten eerste gaat het over het Joods-Christelijk thema, waarin alle Joodse en Christelijke verwijzingen voorkomen, voor zover die betrekking hebben op de Oudheid. Het tweede heeft betrekking op de bouwkunst.
Bronnen
Twee hoofdbronnen worden in dit onderzoek aangewend. De eerste is Mein Kampf, Hitlers autobiografie en uiteenzetting van zijn wereldbeschouwing. De tweede zijn de Tischgespräche, de notulen van de gesprekken die Hitler in zijn verschillende hoofdkwartieren aan tafel gevoerd heeft.
De keuze voor Mein Kampf en de Tischgespräche is zeker niet willekeurig. Mein Kampf is namelijk de eerste optekening van Hitlers gedachten, waarin hij zeer uitgebreid op zijn wereldbeschouwing ingaat. Bovendien werpt het werk als autobiografie licht op het belang dat geschiedenis in het algemeen en de Oudheid specifiek op Hitler gehad hebben.
Een laatste punt dat in de keuze voor Mein Kampf meegespeeld heeft is dat het werk een zeer openbaar karakter had: het was de bedoeling dat iedereen het las, meer nog, het was bijna verplichting. Bovendien heeft Hitler zich altijd consequent aan zijn theorieën gehouden die hij in Mein Kampf weergegeven heeft.
De keuze voor de Tischgespräche ligt precies in de verschillen met Mein Kampf. Ten eerste hebben de tafelgesprekken veel later plaats gehad dan de redactie van Mein Kampf. Ze kunnen dus een goede aanwijzing zijn voor het verschuiven in belang van bepaalde interessegebieden van Hitler. Ten tweede hebben de Tischgespräche een geheel andere aard dan Mein Kampf. Het was namelijk aanvankelijk totaal niet de bedoeling deze te publiceren. Het publiek was overigens veel selecter, het waren enkel de disgenoten van Hitler.
Omdat er in enkele publicaties al ingegaan is op Hitlers receptie van de antieke Oudheid, is het voor deze verhandeling niet nodig alle bronnen van Hitler volledig te onderzoeken met betrekking tot de verwijzingen naar de Oudheid. Deze publicaties worden in het eerste hoofdstuk behandeld in de uiteenzetting over de status quaestionis, met inbegrip van de evolutie in die tak van de receptie van de antieke Oudheid.
De voorhanden literatuur levert ons een kader op voor het diepte-onderzoek naar beide bronnen, dat we met onze verhandeling beogen. Hierin ligt precies de meerwaarde van onze verhandeling. Verder dan een algemeen beeld van Hitlers receptie van de antieke Oudheid, gaat de bestaande literatuur nog niet. In het hedendaags onderzoek zijn de Tischgespräche en Mein Kampf wel al onderzocht, maar nog altijd veel te beperkt. Bovendien is er nog geen onderzoek gebeurd naar de verschillen tussen beide werken, of beter, naar het verschil in Hitlers gedachtegang tussen respectievelijk zijn gevangenschap in 1923 en de eerste jaren van de Tweede Wereldoorlog (1941-1942).
Persoonlijke motivatie
Persoonlijk was dit onderwerp zeker ook relevant. We hebben namelijk voor dit onderwerp gekozen omwille van onze interesse in de Oude Geschiedenis en de periode van de Tweede Wereldoorlog. Vanuit het vakgebied Oude Geschiedenis zijn we namelijk op een zeer intense manier met de Oudheid omgegaan, terwijl we een globaal beeld kregen van de andere tijdsvakken. Wat echter het meest fascineerde, was de manier waarop er al vanaf de Middeleeuwen omgegaan wordt met de Oudheid.
Het meest intrigerende is dat één van de personen, die mee de 20ste eeuw beïnvloed heeft, zo sterk gepassioneerd was door de Oudheid. Bovendien zijn er ook die elementen die ons indirect - of directer dan we soms vermoeden - met de receptie van de antieke Oudheid in het nazisme en bij Hitler confronteren.
Enerzijds zien we de gevallen waarin de nazi symboliek het huidige beeld van de Oudheid binnensluipt, anderzijds zien we hoe de Oudheid de symboliek van het nazisme beïnvloedde. Een simpel voorbeeld van het eerste zijn bijvoorbeeld de Asterix-strips of historische films, waarin Romeinse legionairs Caesar de Hitlergroet brengen, met gestrekte arm en de uitroep “Heil, Caesar”. Ook het symbool van het Duitse Rijk, de Adelaar doet ons terugdenken aan de Oudheid, zeker in de historische films van de periode na de Tweede Wereldoorlog. Een typerend voorbeeld van het tweede zijn de massaoptochten die door Leni Riefenstahl opgenomen werden, waarin Duitse soldaten als het ware met Romeinse Vexilla (standaarden) rondliepen. Wie heel even stilstaat bij al deze elementen, moet er wel zeker van zijn dat de Oudheid een belangrijke “revival” ondervond in de periode van het nationaal-socialisme. Vandaar ons idee om te onderzoeken wat Hitler precies wist van de Oudheid en op welke manier hij de Oudheid dan wel aanwendde in zijn werk.
Bovendien ervaren we deze verhandeling als een echte vervolmaking van onze opleiding. Niet alleen omdat dit het grootste onderzoek is, dat we tijdens onze studies gedaan zullen hebben, maar persoonlijk ervaren we het als een studie, waarin we al onze opgedane kennis kunnen verwerken. Hitler doet namelijk veel uitspraken met betrekking tot het verleden die zich over verschillende tijdvakken verdelen. Op elk moment moesten we ons afvragen waar Hitlers verwijzingen op sloegen, of ze correct waren, of hij geen beter voorbeeld had kunnen bedenken, … Het meest interessant zijn Hitlers historische wetten, omdat men bij elke wet de vraag kan stellen waar Hitler zijn inspiratie haalde. Bovendien was het hier mogelijk om te zoeken of er voorbeelden waren (indien Hitler er zelf geen aanhaalde) of indien er wel waren, of dit wel altijd goede voorbeelden waren.
Methode
In ons bronnenonderzoek hanteerden we de volgende methoden. Bij lectuur van Mein Kampf en de Tischgespräche noteerden we alle verwijzingen die relevant waren voor ons onderzoek. Het grote probleem waarmee we tijdens deze fase van het onderzoek geconfronteerd werden, was dat van de analogie. In verschillende passages treffen we verwijzingen aan die indirect naar een bepaald thema konden verwijzen. Meestal ging het over een politieke theorie (bijvoorbeeld centralisatie van het bestuur of het al dan niet opleggen van een leeftijdsgrens voor het bekleden van bepaalde politieke machten) of een maatschappelijke visie (bijvoorbeeld de samenhang tussen fysieke opvoeding en het verwekken van kinderen). Op enkele uitzonderingen na, hebben we enkel verwijzingen opgenomen die direct verwijzen naar onze thema’s. Vele ideeën zijn namelijk niet exclusief Romeins of Grieks, hoewel ze zo kunnen geïnterpreteerd worden.
Bij het onderverdelen in de verschillende thema’s, hebben we er voor gekozen de passages die betrekking op meerdere thema’s hebben, bij dat thema te plaatsen, dat het meest relevant is in de originele context. Een verwijzing naar het Christendom als ondergang van het Romeinse Rijk, zullen we dan ook bij het Joods-Christelijke thema plaatsen, als het kadert binnen de context van een scheldtirade tegen het Christendom bijvoorbeeld.
De verwijzingen worden vervolgens getoetst op hun echtheid en relevantie en onderzocht met betrekking tot de manier waarop of met welke bedoeling ze gebruikt worden.
De hoofdstukken over Mein Kampf en de Tischgespräche worden dan afgesloten met een tabel, waarin elke verwijzing geplaatst wordt, zodat we de algemene tendensen in de bronnen kunnen onderzoeken.
De structuur die we gevolgd hebben in dit onderzoek, is zo opgevat dat we telkens van een ruimer geheel dieper ingaan op bepaalde thema’s. Het eerste hoofdstuk dient zo om de geheel eigen aard van het Hitler-onderzoek te illustreren. Het onderzoek naar de receptie van de antieke Oudheid is namelijk helemaal niet vrijblijvend, want het staat bijvoorbeeld naast het onderzoek naar de invloed van het nazisme op Duitse historici.
In hoofdstuk II gaan we in op het leven van Hitler. Het is namelijk van groot belang te weten wie de persoon is, die de Oudheid percipieert. Daarom gaan we kort in op Hitlers leven. In dit deel hebben we een bijzondere aandacht voor Hitlers schoolperiode en gevangenschap na zijn mislukte Putsch. Tijdens die gevangenschap heeft Hitler namelijk het eerste deel van Mein Kampf geschreven en zich verdiept in zijn wereldbeschouwing. Vervolgens onderzoeken we enkele thema’s die van belang zijn voor dit onderzoek. Zo behandelen we onder andere Hitlers ideologie en leescultuur. In hetzelfde hoofdstuk gaan we ook in op de boeken in Hitlers bezit die hij mogelijk gelezen heeft.
Het derde hoofdstuk gaat in op Hitlers receptie van de antieke Oudheid in Mein Kampf. In een eerste deel onderzoeken we Mein Kampf als historisch werk, het tweede deel gaat in op de eigenlijke receptie. Op gelijke wijze behandelen we in het vierde hoofdstuk Hitlers Tischgespräche.
home | lijst scripties | inhoud | vorige | volgende |
[1] H. PICKER, Hitlers Tischgespräche, p. 120.