Als Belgische Chocolade
voor de
Universele Mind

Interpersoonlijke en Mediaroddel
vanuit Evolutionair Perspectief
 

 

 Charlotte De Backer

Thesis submitted in fulfilment of the requirements for the degree of Doctor (Ph.D)
in Political and Social Sciences: Communication Studies.

Proefschrift voorgedragen tot het behalen van de
graad van Doctor in de Politieke en Sociale Wetenschappen: Communicatiewetenschappen.

 

Academiejaar: 2004-2005

Universiteit Gent
Faculteit Politieke en Sociale Wetenschappen
Vakgroep Communicatiewetenschappen
 

Advisor: Prof. dr. P. Vyncke
Co-advisor: Prof. dr. J. Braeckman

  • Een gepopulariseerde versie van dit werk (uitgegeven in maart 2006) is bij de betere boekhandel verkrijgbaar of via Unieboek

  • Voorstelling van het boek in de media: VTM, de Standaard, Comeva, Donna.

 

home list theses contence previous next  

 

1 Inleiding.

2 Veelgestelde vragen over het hoe en waarom van ons roddelgedrag.
     2.1 Wat is roddel
         2.1.1 Roddel als een boodschap: een algemene definitie van roddel
         2.1.2 Roddel als een boodschap in detail: 16 vormen van roddel
         2.1.3 Roddel als een werkwoord.
     2.2 Waarom we roddelen.
         2.2.1 Proximate verklaringen voor ons roddelgedrag.
         2.2.2 Ultimate verklaringen voor ons roddelgedrag.
     2.3 Waarom roddelen we over beroemdheden.
     2.4 Roddelen vrouwen echt meer dan mannen.
     2.5 Wat roddel met chocolade te maken heeft
3 Conclusie.

4 Referenties.

 

 

1 Inleiding

 

Iedereen roddelt wel eens, en ook zei die beweren het nooit te doen, hebben er wel een uitgesproken mening over. Hoe komt het dat roddel zo alomtegenwoordig is en we ons geen leven zonder roddel kunnen voorstellen? De opzet van dit onderzoek bestaat erin meer duidelijkheid te scheppen over het hoe en waarom van ons roddelgedrag.

 

Iedereen roddelt, overal ter wereld. Brown (1991) heeft ‘roddel’ opgenomen in zijn lijst van ‘Human Universals’. Deze lijst catalogiseert menselijke kenmerken en menselijk gedrag dat universeel, in iedere cultuur voorkomt. Studies die naar de aanwezigheid van roddel in onze dagelijkse gesprekken peilden, hebben aangetoond dat roddel dominant aanwezig is. Goldsmith en Baxter (1996), bijvoorbeeld, vroegen 74 Amerikaanse vrouwen en 44 Amerikaanse mannen gedurende twee weken een dagboek bij te houden van hun dagelijkse gesprekken. Uit de analyses van Goldsmith en Baxter bleek dat roddel prominent aanwezig was in ieder dagboek. Ongeveer de helft (48.9%) van de geregistreerde gesprekken waren te klasseren als ‘informele gesprekjes’. Dunbar (1998a,b) drijft dit percentage zelfs op tot 70%. Volgens hem zijn zowat driekwart van onze dagelijkse gesprekken als ‘roddel’ te benoemen. Ik bemerk hierbij wel dat Dunbar ‘praatjes over jezelf’, wat eigenlijk niet echt als ‘roddel’ kan gerekend worden (cf. infra), ook als roddel beschouwt. Dit extreem hoge percentage moet dus met een korrel zout genomen worden. Niettemin, tonen beide studies wel aan dat roddel niet weg te denken is uit ons leven.

 

Ondanks de dominante aanwezigheid van roddel in ons dagelijks leven, reflecteert dit niet in het wetenschappelijk onderzoek naar roddel. Roddel is geen nieuw onderzoeksonderwerp, maar de wetenschappelijke aandacht naar dit alledaagse fenomeen is in ieder geval niet evenredig met de dominante aanwezigheid ervan in eenieders leven. In de jaren 1960 en 1970 kende het onderzoek naar roddel zijn eerste opgang, gedreven door de discussie tussen Max Gluckman (1963, 1968) en Robert Paine (1967). Deze auteurs debatteerden over de rol van roddel. Gluckman zag roddel voornamelijk als een groepsbindende kracht, waar Paine vooral het manipulatieve aspect van roddel benadrukte (zie infra). Na hen volgenden heel wat antropologische studies naar roddel (zie bv. Abrahams, 1970; Almirol, 1981; Arno, 1980; Besnier, 1989; Bleek, 1976; Brenneis, 1984, 1987; Colson, 1953; Cox, 1970; Eder & Enke, 1991; Emler, 1994; Gilmore, 1978; Gluckman, 1963, 1968; Goodwin, 1990; Handelman, 1973; Hannerz, 1967; Haviland, 1977; Kurland and Pelled, 2000; Paine, 1967; Percival, 2000). En ook binnen de sociologie, psychologie en communicatiewetenschappen ontstond er interesse voor dit onderwerp (bv. Dunbar, Marriott and Duncan, 1997; Fine, 1977; Fine & Rosnow, 1985; Goldsmith en Baxter, 1996; Levin and Arluke, 1985, 1987; Levin & Kimmel, 1977; Hess & Hagen, 2002, 2004a,b; McAndrew & Milenkovic, 2002; Nevo & Nevo, 1993; Nevo, Nevo & Derech-Zahavi, 1994; Rosnow, 1977; Rysman, 1977; Suls, 1977; Wilson e.a., 2000; Yerkovich, 1977).

 

Desondanks deze interesse vanuit verscheidene disciplines, schiet het onderzoek naar roddel in mijn opinie tekort op enkele belangrijke aspecten. Eerst en vooral, zoals Foster (2004) er recent op wees, hanteren de verschillende onderzoekers vaak heel erg uiteenlopende definities. Roddel definiëren is geen sinecure, maar het hanteren van verschillende definities zoals totnogtoe gebeurd is, zorgt ervoor dat veel studies niet onderling te vergelijken zijn, en het onderzoek naar roddel in zijn geheel geen volledig overzicht biedt van dit complex fenomeen. In mijn opinie is het begrip ‘roddel’ simpelweg te gecompliceerd om als onderzoeksonderwerp in zijn geheel gehanteerd te worden. Roddel omvat enorm veel verschillende aspecten, en om grip te krijgen op dit ingewikkeld fenomeen lijkt het me daarom raadzaam dit begrip op te delen in verschillende deeldefinities die elk beter hanteerbaar zijn voor wetenschappelijke doeleinden. Gilmore (1978) heeft roddel al onderverdeeld in enkele deeldefinities. Hij onderzocht de rol van roddel in een Spaanse gemeenschap, en zijn onderverdeling berust op de locale verschillende gebruiken van roddel in deze Spaanse context. Zijn onderverdeling is niet toepasbaar buiten deze specifieke context. Totnogtoe heeft nog geen enkele onderzoeker een classificatiesysteem voor roddel naar voren geschoven dat het definitieprobleem van roddel zou kunnen oplossen.

 

Een tweede tekortkoming in het onderzoek naar roddel totnogtoe betreft het verklaringsniveau dat wetenschappers hanteerden. Zoals Tinbergen (1976) benadrukte, kan gedrag op twee verschillende niveaus verklaard worden. Op een proximaat niveau worden verklaringen voor gedrag gegeven die te maken hebben met de directe causale oorzaken, terwijl verklaringen op een ultimaat niveau terugvallen op evolutionair georiënteerde oorzaken van het kenmerk/gedrag dat voorkomt in een populatie. Proximate verklaringen bieden een antwoord op hoe-vragen en ultimate verklaringen vullen deze aan met antwoorden op waarom-vragen (Braeckman, 2001; Gaulin & McBurney, 2004; Nelissen, 2000). Proximate verklaringen voor menselijk gedrag staan centraal binnen de standaard sociale wetenschappen, en evolutionair psychologen concentreren zich voornamelijk op de ultimate verklaringen voor menselijk gedrag. Het is belangrijk om hierbij voor ogen te houden dat beide verklaringsniveaus elkaar niet tegenspreken, maar aanvullen. Om tot een volledige verklaring van menselijk(e) kenmerken/gedrag te komen zijn beide verklaringsniveaus vereist.

 

Tot op heden hebben de meeste wetenschappelijke onderzoekers die het fenomeen roddel onder de loep namen zich geconcentreerd op een proximaat verklaringsniveau. De laatste decennia hebben sommige evolutionair psychologen (bv. Davis & McLeod, 2003; Dunbar, 1998a,b; Hess & Hagen, 2004; McAndrew & Milenkovic, 2002; Wilson e.a., 2000) ultimate verklaringen voor roddel naar voren geschoven. In mijn opzicht is hun bijdrage echter niet voldoende. Wat nog steeds mist in het onderzoek van alle voorgaande onderzoekers is een totaaltheorie die niet enkel op ultimaat of proximaat niveau berust, maar op ultimaat en proximaat niveau, en dit niet enkel voor deelaspecten van roddel, maar voor alle complexe kenmerken die roddel omvat. Enkel zo een totaaltheorie kan een zo volledig mogelijke verklaring voor ons roddelgedrag bieden.

 

Een derde tekortkoming in het onderzoek naar roddel is de geringe aandacht naar roddel in een massamediale context. Onderzoek naar roddel heeft zich tot nu toe voornamelijk geconcentreerd op Interpersoonlijke Roddel. Deze klassieke vorm van roddel is de oudste vorm die er bestaat, maar in onze hedendaagse Westerse samenlevingen kunnen we er niet aan onderuit dat Mediaroddel eveneens dominant aanwezig is in eenieders leven. De media hebben nieuwe kanalen geopend om roddel te verspreiden, en dit op grote schaal. Mediaroddel bereikt een groot publiek. Binnen de standaard sociale wetenschappen is er al heel wat aandacht besteed aan de relatie tussen beroemdheden en hun fans (bv. Boon & Lomore, 2001; Brants, Hermes & van Zoonen, 1998; Brown & Barwick, 1987; Dyer, 1986; Hermes, 1995; Horton & Wohl, 1956; Maltby e.a., 2002; McCutcheon, Lange & Houran, 2002; Rubin, Perse & Powell, 1985) en enkelen (Benwell, 2001; Bird, 1992; Hermes, 1995; Johnson, 1994; Levin & Kimmel, 1977; Riegel, 1996; Schely-Newman, 2004; Sloan, 2001) hebben specifiek de focus gericht op interesse in roddel over beroemdheden. Maar, andermaal zijn de verklaringen voor onze interesse in Mediaroddel tot nu toe louter proximate verklaringen. Wat mist is wederom een aanvullend ultimaat verklaringsniveau.

 

Omwille van de drie opgesomde lacunes in het onderzoek naar roddel dat tot op vandaag de dag gevoerd is, achtte ik deze wetenschappelijke studie nodig om deze tekortkomingen tegemoet te komen. Het doel van mijn studie naar roddel is bijgevolg drievoudig. Ten eerste wil ik een oplossing bieden voor het definitieprobleem. Ten tweede wil ik een alomvattende theorie naar voren schuiven om roddel te verklaren op proximaat en ultimaat niveau. Ten derde wil ik niet enkel aandacht besteden aan Interpersoonlijke Roddel, maar neem ik ook Mediaroddel onder de loep. Om deze drie doelstellingen te vervullen heb ik geopteerd om gebruik te maken van een theoretische literatuurstudie, aangevuld met enkele empirische studies.

 

Om mijn theoretisch kader uit te bouwen heb ik me als communicatiewetenschapper niet louter gebaseerd op bijdragen vanuit de communicatiewetenschappen. Ik heb geopteerd voor een interdisciplinaire aanpak. Fine and Rosnow (1978) hebben immers terecht opgemerkt dat niet enkel de communicatiewetenschappen, maar ook andere disciplines relevant zijn voor het benaderen van een complex fenomeen, zoals roddel. Meer specifiek is mijn theoretisch luik gefundeerd op bijdragen vanuit de communicatiewetenschappen, psychologie, sociologie, antropologie en tenslotte evolutionaire psychologie. Gezien evolutionaire psychologie een vrij recente en vaak omstreden invalshoek is, geef ik kort een wat uitleg over deze wetenschappelijke benadering van gedrag.

 

Evolutionair psychologen (bv. Buss, 1999; Cartwright, 2000; Barkow, Cosmides & Tooby, 1992; Barrett, Dunbar & Lycett, 2002; Gaulin & McBurney, 2004; Symons 1979; Tooby & Cosmides 1990) zeggen dat onze menselijke psychologie gevormd is door selectie. Ze verenigen inzichten vanuit de cognitieve psychologie met biologische principes. Meer in het bijzonder passen ze de theorie van evolutie en selectie, zoals uiteengezet door Darwin (1859 (1998)), toe op het menselijke brein. Net zoals al onze andere organen hun vorm en functie te danken hebben aan het proces van natuurlijke selectie, heeft ook ons brein vorm gekregen door dit eeuwenoude proces. Evolutionair psychologen veronderstellen dat ons brein geen blank blad is bij geboorte, maar opgebouwd is door verschillende probleemoplossende psychologische mechanismen, of adaptaties. Onder bepaalde omstandigheden resulteren deze adaptaties in adaptief gedrag dat de kansen op overleving en reproductie verhoogt. De psychologische mechanismen in ons brein lossen specifieke adaptieve problemen op waarmee onze voorouders geconfronteerd werden.

 

Een veelvoorkomen misverstand over evolutionaire psychologie is dat men vaak denkt dat evolutie direct inwerkt op gedrag. Vele evolutionair psychologen (bv. Braeckman, 2001; Buss, 1999; Cosmides & Tooby, 1987; Gaulin & McBurney, 2004; Symons, 1979; Nelissen, 2000) hebben er echter met aandrang op gewezen dat dit niet correct is. Evolutie werkt niet in op gedrag, maar op onderliggende psychologische mechanismen, of adaptaties. Een ander misverstand waarmee evolutionair psychologen geconfronteerd worden, is dat men ze vaak afschildert als genetisch deterministen. Opnieuw is dit weerlegd. Evolutionaire psychologie is helemaal niet deterministisch. Iedere vorm van gedrag is de uitkomst van een interactie tussen een biologische basis (natuur) en de omgeving (cultuur). Het debat natuur of cultuur is zinloos zeggen evolutionair psychologen, gezien het steeds natuur en cultuur is die aan de basis van gedrag liggen. Evolutionair psychologen besteden daarom ook aandacht aan de contextuele factoren. Verschillend van standaard sociale wetenschappers kijken ze niet enkel naar de omgeving zoals die vandaag bestaat, maar staat ook een evolutionaire omgeving centraal in hun theorie. Het is in ons evolutionair verleden dat selectie inwerkte op adaptaties. De evolutionaire context waarin onze voorouders leefden vormde de selectiedruk. Deze evolutionaire context legde adaptieve problemen op waarmee onze voorouders geconfronteerd werden. Zij die gedrag vertoonden dat probleemoplossend werkte en weerstand bood aan deze adaptieve problemen zijn de winnaars van de evolutionaire race geworden. Wij zijn de kinderen van deze winnaars. Omdat onze voorouders hun gedrag het best aangepast was aan de omgeving waarin zij leefden waren hun overlevings- en reproductiekansen groter dan hun tijdgenoten wiens gedrag niet aangepast was aan de vijandige omgeving waarin ze allen leefden.

 

Wanneer evolutionair psychologen verwijzen naar de historische context waarin selectie inwerkte op adaptaties, resulterend in adaptief gedrag, verwijzen ze naar de Evolutionair Adaptieve Omgeving (EAO). Het is belangrijk om te begrijpen dat deze EAO niet verwijst naar een bepaalde tijd of ruimte (Tooby & Cosmides, 1990a). De EAO is een statistische samenstelling van selectiedrukken die een adaptatie gevormd hebben. Als er toch verwezen wordt naar een tijd en ruimte in ons evolutionair verleden, spreken evolutionair psychologen vaak over het Stenentijdperk. De reden hiertoe is omdat ongeveer 99% van ons evolutionair verleden, onze voorouders leefden als jager-verzamelaars (Hawkes, O’Connell & Rogers, 1997). Onze huidige moderne industriële samenleving is in evolutionaire termen slechts een fractie van een seconde.

 

Een laatste bemerking die ik hier wil maken betreffende evolutionaire psychologie, is dat geen morele consequenties uit deze theorie kunnen gehaald worden. Evolutionair psychologen spreken geen morele oordelen uit. Ze schuiven louter ultimate verklaringen voor menselijk gedrag naar voren. Als ze uitleggen wat optimaal is, dan is dit steeds in biologische termen. Ze verklaren wat is, en zeggen niet wat we moeten doen. Uit biologie zijn geen morele oordelen te halen. Uiteraard geldt dit ook voor de stelling die ik hier aanneem. Als ik zeg dat roddel goed voor ons is, dan spreek ik in biologische termen. Roddel kan misschien de overlevings- en reproductiekansen van een individu verhogen. Daarom zeg ik nog niet dat we allen moeten roddelen. Vooral in de context van man/vrouw verschillen is deze opmerking uiterst belangrijk. Als evolutionair psychologen wijzen op de verschillen tussen man en vrouw, wijzen ze op biologische verschillen. Geen enkele evolutionair psycholoog zal ooit beweren dat of mannen of vrouwen beter zijn dan de andere sekse. Ze wijzen louter op de verschillen tussen man en vrouw. En zoals Vandermassen (2005) recent benadrukt heeft kan deze kennis ons helpen het beste in iedere man en vrouw te erkennen en te benadrukken.

 

In wat nu volgt zal ik een aantal essentiële vragen beantwoorden die ik met mijn studie heb proberen oplossen.

 

 

2 Veelgestelde vragen over het hoe en waarom van ons roddelgedrag

 

Zoals ik hierboven heb aangehaald is de eerste vraag die beantwoord moet worden uiteraard “Wat is roddel?”. Slechts als we hier een beter begrip van hebben, kan ik overgaan tot het beantwoorden van vragen zoals “Waarom roddelen we?” “Waarom roddelen we ook over beroemdheden?” en “Roddelen vrouwen nu echt meer dan mannen?”.

 

2.1 Wat is roddel

 

De term ‘roddel’ omvat zoveel verschillende aspecten dat de term op zich weinig zegt. Daarom dienen we deze algemene vage term op te delen. Echter, alvorens ik de algemene term ‘roddel’ kan opdelen, dien ik eerst duidelijk aan te geven wat er allemaal in de grootst gemene deler van roddel omvat zit. Om toch al een eerste onderscheid te maken, zal ik roddel in de meest algemene zin verduidelijken als een boodschap en als een actie. Zoals Post (1994) gezegd heeft, is het verhelderend om een onderscheid te maken tussen roddel als een zelfstandig naamwoord (boodschap) en roddel als een werkwoord (actie).

 

2.1.1 Roddel als een boodschap: een algemene definitie van roddel

 

Laat me beginnen met te verduidelijken wat roddel als een boodschap inhoudt. Antropologen definiëren roddel als een boodschap heel ruim: alle informatie over de persoonskenmerken en/of het gedrag van een derde persoon (Arno, 1980). Hierin zit een eerste heel belangrijk kenmerk van roddel vervat: roddel gaat altijd over menselijke subjecten. We roddelen niet over onze huisdieren, onze auto’s, of ons meubilair. Iets is pas als ‘roddel’ te benoemen als het over een kenmerk of over het gedrag van een menselijke persoon gaat. Maar, niet alle informatie over kenmerken en gedrag van personen zijn als roddel te bestempelen. “Mijn zus poetste deze ochtend haar tanden!”. Is dit een roddel? Niet echt. Hoewel de antropologische definitie van roddel zou zeggen van wel. “Mijn broer heeft gisteren een buffel gedood!” klinkt misschien wel als een roddel. Een belangrijk criterium dat ik toevoeg aan de antropologische definitie is het feit dat roddel een verrassingseffect moet teweeg brengen. Roddel gaat over deviante kenmerken en deviant gedrag. Buffels vangen is geen alledaagse activiteit in onze Westerse samenlevingen. Daarom verrast de informatie “Mijn broer heeft gisteren een buffel gedood!” ons, en ervaren we dit als roddel. In sommige culturen, waar buffels vangen niet zo heel abnormaal is, zal deze zelfde informatie niet verrassend zijn, en niet als roddel ervaren worden. In sommige culturen waar niemand zijn of haar tanden poetst zal: “Mijn zus poetste deze ochtend haar tanden!” ontvangers hun wenkbrauwen wel doen fronsen. “Echt?!”. Roddel is informatie waarvan ontvangers verrast zijn ze te horen. Hoewel, deze beperking is volgens mij te eng. “Bart heeft dit weekend weer een nieuw lief opgedaan” zal Bart zijn vrienden niet verbazen als Bart dit inderdaad ieder weekend doet. Ontvangers zijn hier niet echt verrast dit te horen, maar toch is deze gedragsinformatie roddel. Een betere beperking is: of de roddelboodschap wekt een verrassingseffect op bij de ontvanger(s), of de roddelboodschap gaat over kenmerken/gedrag die afwijken van wat een gemiddeld ander persoon is/doet.

 

Verder zijn de belangrijkste knelpunten van roddel als een boodschap waarover discussie bestaat (1) de geladenheid en (2) de betrouwbaarheid van de boodschap. Enkele auteurs aanzien roddel als negatief (Goodman & Ben-Ze’ev, 1994; Rosnow & Georgoudi, 1985; Rysman, 1977). Roddel is onbenullige informatie (Brenneis, 1984), waarmee andere personen bekritiseerd worden (Gilmore, 1978) en waarbij een gevoel van schuld of schaamte mee gepaard gaat (de Sousa, 1994). Maar, andere auteurs (Fine & Rosnow, 1978; Noone & Delbridge, 1993; Rosnow & Georgoudi, 1985) nemen een meer neutrale definitie aan en stellen dat roddel zowel een negatieve als een positieve bijklank kan hebben. Levin en Arluke (1985) concludeerden uit hun onderzoek van roddelgesprekken zelfs dat slechts 27% van de 194 geregistreerde gesprekken een duidelijke negatieve bijklank hadden. Een kwart van de gesprekken had een duidelijke positieve ondertoon, en zowat de helft had een neutrale lading. In mijn opinie is roddel zowel positieve als negatieve informatie.

 

Ten tweede, wordt roddel als een boodschap vaak geassocieerd met onbetrouwbare informatie. Onbetrouwbaarheid is niet enkel kenmerkend voor roddel, maar ook voor geruchten, waar roddels vaak met geassocieerd worden (Morreall, 1994). Nochtans zijn er duidelijke verschillen tussen beide fenomenen. Ten eerste gaan roddels altijd over personen. We kunnen niet roddelen over huizen, dieren of het weer (Morreall, 1994). Geruchten echter gaan ook wel eens over bedrijven, instituten of evenementen (Andersen, 1995; Gelles, 1989). Een tweede groot verschil is dat roddels verspreid worden naar een klein publiek, van gekende personen en geruchten gericht zijn naar een veel ruimer publiek (Bergmann, 1993; Smith, e.a., 1999). Gezien dit ruime publiek vervalt ook de vertrouwensrelatie die aan roddels nog enige bron van betrouwbaarheid verschaft. Geruchten zijn veeleer onbetrouwbaar, omdat men vaak de bron van informatie niet kent (Bergmann, 1993). Kenmerkend aan roddels is immers dat de betrokken personen elkaar kennen (Bergmann, 1993; Yerkovich, 1977). Er heerst als het ware een gevoel van vertrouwen tussen de personen die roddels uitwisselen (Arno, 1980; Ayim, 1994; Rosnow & Georgoudi, 1985). Deze vertrouwensband heeft als gevolg dat de uitgewisselde informatie niet zomaar als onbetrouwbaar kan afgedaan worden. Om het definitieprobleem van roddel m.b.t. de betrouwbaarheid van de informatie op te lossen heb ik roddel beperkt tot informatie waarvan de zender zelf kennis heeft over de getrouwheidswaarde. De zender weet voor zichzelf of de roddel die hij of zijn verspreidt waar of vals is. Van zodra de zender geen kennis heeft over de waar/vals waarde van een bericht, dan spreek ik over geruchten. “He, heb je gehoord wat er gisteren…” is de aanzet van een roddel. De zender gelooft dat de informatie die hij of zij deelt met anderen waar is (of met opzet gelogen). “Zeg, ik heb gehoord, maar weet niet zeker of het juist is dat…” is de aanzet van een gerucht, waarvan de zender niet weet of de inhoud waar of vals is. Merk op dat valse informatie ook tot roddels behoort, want veel roddels berusten op leugens. Hoewel de zender zelf weet of de informatie waar of vals is, is onbetrouwbaarheid nog steeds aanwezig aan de ontvangerszijde van een roddeltransactie.

 

Omdat de ontvanger van een roddelboodschap niet over de waar/vals kennis beschikt die de zender wel heeft, is er dus wel nog sprake van een zekere graad van onbetrouwbaarheid. Deze onbetrouwbaarheidsfactor brengt met zich mee dat roddel niet steeds nieuw hoeft te zijn. We zijn vaak geïnteresseerd in informatie die we al van anderen hoorden, om de betrouwbaarheid van de informatie op te krikken. De eerste maal dat we een roddelboodschap horen heeft deze nieuwswaarde. Deze nieuwswaarde vervalt als we dezelfde roddelboodschap opnieuw horen, maar de betrouwbaarheidswaarde van de roddelboodschap neemt wel toe als meerdere, liefst onafhankelijke bronnen ons dezelfde informatie toevertrouwen. Hess en Hagen (2002, 2004b) hebben experimenteel aangetoond dat meerdere onafhankelijke bronnen van eenzelfde roddelboodschap inderdaad de betrouwbaarheid opkrikken.

 

Een derde punt van discussie dat ik hier wil aanhalen betreft roddelsubjecten. Grofweg draait het debat rond de aanwezigheid van het roddelsubject; kan de persoon waarover geroddeld wordt aanwezig zijn bij de conversatie of niet? Volgens sommigen (Ayim, 1994; Bergmann, 1993; Eder & Enke, 1991; Gelles, 1989; Morreall, 1994; Nevo & Nevo, 1993) gaat roddel altijd over afwezige derden, gezien het achter de rug gebeurt. Anderen (Rosnow & Fine, 1976) zien er geen probleem in dat de besproken personen deelnemen aan de conversatie. Dit zou zelfs vaak optreden bij roddel op de speelplaats onder kinderen. Gary Alan Fine (1977) onderzocht roddel bij kinderen en adolescenten en concludeerde ondermeer dat: “One salient difference between the social structure of adult gossip and that of children is that adult gossip is virtually always about non-present others, whereas children often gossip in front of the target.” (Fine, 1977: 183). Met dit mooie voorbeeld geeft Fine aan dat roddel dus wel degelijk over aanwezige subjecten kan gaan. En sommigen (Dunbar, 1998a; Rosnow & Fine, 1976) gaan zelfs nog een stap verder en aanschouwen het vertellen over je eigen gebeurtenissen ook als een vorm van roddel. In mijn opinie kan roddel gaan over aanwezige subjecten, maar die niet actief deelnemen aan de conversatie. Roddel gaat over derden, over andere personen. We roddelen dus niet over onszelf. Als we roddelen over een persoon die aanwezig is, is hij of zij ook niet de persoon tot wie we onze boodschap richten. Om dit te verduidelijken, schets ik een situatie:

 

Sofie, Greet and Bart zijn samen op stap. Greet en Bart zijn de avond voordien samen naar een feestje geweest, en Greet vertelt aan Sofie, waar Bart bijzit: “Goh, zeg Bart is er gisteren alweer in geslaagd om de boel op stelten te zetten! Altijd hetzelfde hé met die jongen, staat hij daar voor het oog van Katrien te flirten met een ander meisje! Snap jij dat nu? De een is nog maar amper vergeten, en hij staat daar al met een ander!” Waarop Bart met zijn ogen rolt en mompelt: “Wat is daar nu verkeerd aan?”

 

Ondanks het feit dat Bart bij Sofie en Greet zit, aanschouw ik dit toch als een roddelgesprek tussen Sofie en Greet. Bart is niet de persoon tot wie Greet zich expliciet richt, en is noch de zender van de roddelboodschap. Dergelijke situaties maken we allemaal wel eens mee, en classificeer ik onder de grootst gemene deler van roddel.

 

Als ik nu alles op een rijtje zet, dan kom ik tot de volgende heel algemene definitie van roddel als een boodschap:

 

Roddel als een boodschap is informatie over deviante of verrassende (‘informatieve’) kenmerken/gedragingen van een of meerdere derde personen, die meestal afwezig doch potentieel aanwezig kunnen zijn, en waarvan de zender kennis heeft over de getrouwheid van de informatie.

 

2.1.2 Roddel als een boodschap in detail: 16 vormen van roddel

 

Uiteraard is deze heel erg ruime definitie van roddel te ruim om te operationaliseren voor wetenschappelijk onderzoek. Ik aanschouw roddel in de bovengenoemde ruimste vorm dan ook als een verzamelnaam voor verschillende vormen van roddel die elk een specifieke, andere functie vervullen. Je kunt ‘roddel’ in de ruimste zin het beste vergelijken met ‘meubilair’. Het woord ‘meubilair’ omvat een veelvoud aan objecten die elk een specifieke functie vervullen: tafels, stoelen, bedden, kasten enz. Wanneer we aan een marsmannetje zouden uitleggen wat al die vreemde objecten in ons huis staan te doen, dan zouden we niet de functie van meubilair in het geheel uitleggen, maar zouden we voor iedere subcategorie de functie verduidelijken. Bijvoorbeeld “We gebruiken stoelen om op te zitten”. Met ‘roddel’ is het net hetzelfde. In mijn visie is het beter roddel te klasseren in deeldefinities die elk beter te hanteren zijn om tot een volledig begrip van roddel te komen.

 

Zoals al hoger vermeld heeft Gilmore (1978) al een poging gedaan om ‘roddel’ op te delen, maar zijn classificatie beruste op strikt Spaanse culturele factoren. In mijn doctoraatsstudie heb ik getracht een classificatiesysteem voor roddel in de ruimste zin op te stellen dat universeel toepasbaar is. Ik heb hiervoor een functionele, adaptationistische analyse toegepast op roddel in de ruimste zin. Door te gaan kijken welke evolutionair adaptieve functies aan roddel in de ruimste zin kunnen toegeschreven worden heb ik uiteindelijk 16 vormen van roddel onderscheiden, die elk een heel specifieke en andere functie vervullen (zie tabel 1 en hoofdstuk 5 voor meer details).

 

Een eerste belangrijk opdelingniveau is gebaseerd op de focus van de roddelboodschap. Meer specifiek, onderscheid ik roddel waar de focus op het gedrag ligt van roddel waar de focus op reputaties berust. Leerroddel functioneert om te leren van het gedrag van anderen (zie ook later). Het is informatie waar het beroddelde gedrag centraal staat, en het roddelsubject van ondergeschikt belang is. Het roddelsubject dient louter om de gedragsinformatie over te dragen: hij of zij is een drager van fitnessrelevante gedragsinformatie. De personen die Leerroddel (LR) uitwisselen hoeven het roddelsubject niet te kennen om baat te hebben bij de uitgewisselde gedragsinformatie. Deze vorm van Leerroddel heb ik verder opgesplitst volgens verschillende selectiedruk in: Overleving LR, Relatie LR en Sociale LR. Voor meer uitleg verwijs ik naar tabel 1.

 

Reputatieroddel (RR) is informatie over de kenmerken of het gedrag van specifieke personen. Verschillend van Leerroddel moeten personen die Reputatieroddel uitwisselen het roddelsubject wel kennen alvorens Reputatieroddel voor hen nuttig kan zijn. Reputaties, zoals Bromley (1993) heeft uitgelegd, berusten op het beeld dat anderen van ons hebben. Anderen vormen een beeld van iemand op basis van kenmerken en gedrag. Reputatie-informatie is informatie die zijn waarde dankt aan de relatie tussen het kenmerk/gedrag en een subject. Het kenmerk/gedrag heeft niet dezelfde informatiewaarde als het losgekoppeld wordt van het specifieke subject. Zoals ik later in deze tekst zal uitleggen dient Reputatieroddel om te leren over specifieke personen en uiteraard om reputaties te manipuleren.

 

Ook Reputatieroddel heb ik verder opgesplitst volgens selectiedruk (Relatie RR en Sociale RR) en specifiek functioneel design. Ik verwijs hiervoor naar tabel 1.

 

Tabel 1. 16 definities van roddel volgens functie

 

 

 

Informatie over:

Functie

Leerroddel (LR)

Overleving LR

 

De succesvolle/niet succesvolle strategieën van een of meerdere roddelsubjecten, waarbij de gezondheidstoestand van het roddelsubject wordt beïnvloed.

Leren overleven

Relatie LR

 

De succesvolle/niet succesvolle strategieën van een of meerdere roddelsubjecten, waarbij de relatietoestand van het roddelsubject wordt beïnvloed.

Leren een partner vinden en te behouden

Sociale LR

 

De succesvolle/niet succesvolle strategieën van een of meerdere roddelsubjecten, in interactie met andere individuen.

Leren omgaan met andere individuen

 

 

 

 

 

Reputatieroddel (RR)

Relatie RR

Partner Detectie RR

De reputatie als een goede/slechte potentiële partner van een of meerdere specifieke roddelsubjecten.

Leren wie een goede potentiële partner is

Relaties Structuur RR

De seksuele relatie tussen twee of meer specifieke roddelsubjecten.

Leren wie met wie een seksuele relatie heeft

Seksuele Rivalen Detectie RR

Vaardigheden/reputatie van een of meerder specifieke roddelsubjecten als een bedreigende rivaal/rivale van hetzelfde geslacht.

Leren wie seksuele rivalen (bedreigingen) zijn

Seksuele Rivalen Blaam RR

De slechte reputatie als potentiële partner van een of meerdere specifieke roddelsubjecten die rivaliseren met de zender.

De reputatie van seksuele rivalen neerhalen (manipulatie)

Partner Controle RR

Het emotionele of seksuele bedrog van twee of meerder specifieke roddelsubjecten.

Bedriegers detecteren en hun reputatie neerhalen

 

 

 

 

Sociale RR

Bedrieger Detectie RR

De slechte reputatie als samenwerkingspartner van een of meerdere roddelsubjecten.

Leren wie slechte samenwerkingspartner is/

Reputatie bedriegers neerhalen & samenwerkingskansen verminderen

Altruïst Detectie RR

De goede reputatie als samenwerkingspartner van een of meerdere roddelsubjecten.

Leren wie goede samenwerkingspartner is/

Reputatie altruïsten opkrikken & samenwerkingskansen verhogen

Verwantschapsstructuur RR

De aanverwante band tussen twee of meerdere specifieke roddelsubjecten.

Leren wie met wie verwant is

Bondgenoot Detectie RR

De vaardigheden van een of meerdere specifieke roddelsubjecten.

Leren wie goede vriend of bondgenoot zou zijn.

Bondgenoten Structuur RR

De niet-aanverwante band tussen twee of meerdere specifieke roddelsubjecten.

Leren wie met wie bondgenoot/vijand is.

Bondgenoten Behoud RR

De goede reputatie van vrienden/bondgenoten en slechte reputatie van vijanden/niet-bondgenoten.

Eigen relatieve reputatie hoog houden d.m.v. manipulatie van andermans reputatie.

Gemiddeld Deviatie Calibratie RR

 

Deviante in kenmerken/gedrag van een of meerdere specifieke roddelsubjecten, waarbij het roddelsubject afwijkt van een andere gemiddelde persoon.

Beeld van anderen bijschaven om optimale interactie te garanderen.

Zelf Deviatie Calibratie RR

 

Deviante in kenmerken/gedrag van een of meerdere specifieke roddelsubjecten, waarbij het roddelsubject afwijkt zij/haar eigen standaard kenmerk/gedragspatroon.

Beeld van anderen bijschaven om optimale interactie te garanderen.

 

2.1.3 Roddel als een werkwoord

 

Roddel kan niet enkel als een boodschap opgedeeld worden in verschillende deeldefinities, maar ook het werkwoord roddelen omvat verschillende deelaspecten die ik van elkaar heb onderscheiden.

 

Toen ik 103 Vlamingen van verschillende leeftijden interviewde over hun roddelgedrag (zie paper 1) somden ze een heel spectrum van kanalen op dat ze aanwenden om roddels uit te wisselen. Vooral tieners en studenten maken gebruik van een uitgebreid arsenaal roddelkanalen: face-to-face (de meest klassieke vorm), telefoon, GSM, e-mail, messenger programma’s, brieven en andere vormen van communicatie worden gebruikt. Sommige dragers, zoals brieven en zelfs ook e-mail, hebben het nadeel dat de feedback vertraging oploopt, wat het roddelen minder aangenaam en meer bewust maakt, maar deze kanalen worden toch gebruikt, als andere snellere middelen niet voorhanden zijn. Oudere respondenten die ik bevroeg bekenden dat face-to-face communicatie voor hen nog steeds het meest gebruikte middel is. Zij zijn niet zo verzot op de moderne communicatietechnologieën om roddels uit te wisselen. Het feit dat roddels dan vaak ‘vastgelegd op papier’ staan en kunnen verder verspreid worden zonder hun medeweten, wekt wantrouwen op bij de oudere respondenten.

 

Al de totnogtoe opgesomde kanalen betreffen nog allemaal roddel binnen (min of meer) interpersoonlijke context. Zoals ik al eerder zei, bestaat er vandaag ook Mediaroddel. Morreall (1994) is van mening dat dit een verkeerde benaming is. In zijn opzicht is roddel enkel informatie die in kleinschalige vertrouwde kring verspreid wordt. De media verspreiden hun informatie op grote schaal, en mediaboodschappen kunnen dus niet als roddel beschouwd worden, zegt Morreall (1994). Ik ga hiermee niet akkoord. Mediaroddel en Interpersoonlijke Roddel zijn niet geheel verschillend, en zeker als boodschap kunnen beide informatievormen als roddel beschouwd worden. Zoals Post (1994) heeft benadrukt, is het verhelderend om roddel als boodschap en roddel als werkwoord van elkaar te onderscheiden.

 

Als boodschap is Mediaroddel slechts minimaal verschillend van Interpersoonlijke Roddel. Het verschil focust op de beroddelde subjecten. Interpersoonlijke Roddel kan gaan over onbekenden (Leerroddel) of bekende personen die we in het dagelijkse leven ontmoeten (Reputatieroddel). Mediaroddel gaat ook over onbekenden (Leerroddel), zoals blijkt uit mijn inhoudsanalyse van 852 roddelboodschappen uit drie Vlaamse roddelbladen (Blik, Zondagsblad en Story, zie paper 4). Verder gaat Mediaroddel uiteraard niet over personen die we dagelijks ontmoeten, maar over beroemdheden. Waarom we over beroemdheden roddelen leg ik later uit.

 

Als actie zijn beide fenomenen inderdaad verschillend. Interpersoonlijke Roddel wordt uitgewisseld in relatief kleine groepen van personen die elkaar kennen en min of meer vertrouwen. Mediaroddel wordt verspreid op grote schaal en zender en ontvanger kennen elkaar niet. Als werkwoord leunt Mediaroddel nauwer aan bij geruchten (zie ook tabel 2).

 

Naast deze twee vormen van roddel als actie heb ik nog een derde actievorm van roddel onderscheiden: Interpersoonlijke Mediaroddel. Interpersoonlijke Mediaroddel is identiek aan Interpersoonlijke Roddel als actie en identiek aan Mediaroddel als boodschap. Het betreft het uitwisselen van informatie over het gedrag/kenmerken van onbekenden of beroemdheden die in de media verschenen zijn (zie tabel 2).

 

Tabel 2. Verschillend als boodschap en actie: Interpersoonlijke Roddel, Mediaroddel en Interpersoonlijke Mediaroddel

 

Interpersoonlijke Roddel

 

Mediaroddel

Boodschap

(zelfst. nmw.)

Kenmerken en/of gedrag van

==

Kenmerken en/of gedrag van

(in)direct gekende roddelsubjecten

=/=

Onbekende roddelsubjecten *

 

 

 

 

Actie (werkwoord)

Uitgewisseld in interpersoonlijke context tussen kleine groep mensen die elkaar (in)direct kennen.*

=/=

Verspreid op grote schaal naar een groot en onbekend publiek

 

* Interpersoonlijke Mediaroddel weerspiegelt Interpersoonlijke Roddel als actie en Mediaroddel als boodschap.

 

 

2.2 Waarom we roddelen

 

Nu ik uitgelegd heb wat roddel is en wat roddel niet is, en waarom het beter is roddel op te delen in deeldefinities kan ik overgaan tot de volgende, vaak gestelde vraag: waarom besteden we zoveel tijd aan roddel? Om deze vraag te beantwoorden zal ik inzichten vanuit de standaard sociale wetenschappen aanvullen met de resultaten die ik verkreeg uit mijn evolutionaire analyse van roddel. Ik behandel hier enkel Interpersoonlijke Roddel. Voor een antwoord op de vraag waarom we ook over beroemdheden roddelen, verwijs ik naar de volgende vraag die ik behandel.

 

2.2.1 Proximate verklaringen voor ons roddelgedrag

 

Binnen de standaard sociale wetenschappen worden verschillende effecten van roddel in onze samenleving opgesomd. Uit een literatuurstudie van alle effectstudies naar roddel heb ik uiteindelijk vier algemene effecten gedistilleerd: roddel (1) is leerzaam, (2) wordt gebruikt om individuen te controleren, (3) kan manipulatief zijn, en (3) is een vorm van entertainment.

 

Roddel is leerzaam omdat informatie over kenmerken en gedrag wordt uitgewisseld. We gebruiken roddel om informatie te verwerven over het gedrag van anderen en dit te vergelijken met ons eigen gedrag. (Levin & Arluke, 1987; Morreall, 1994; Nevo & Nevo, 1993, 1994). Deze visie bouwt voort op Festingers sociale vergelijkingstheorie, die stelt dat we ons constant vergelijken met anderen (Fine & Rosnow, 1978). Vooral bij kinderen en adolescenten kan roddel van belang zijn om ervaringen op te doen over situaties die ze zelf nog niet aan den lijve hebben ondervonden (Fine, 1977). Onderwerpen die voor een groot publiek van belang kunnen zijn, scoren daarom best (MacGill, 1968). Via de overdracht van informatie, roddel dus, leren we wat er gaande is in ons omgeving: “An essential point is that gossip as information, by its transition of culture and illumination of ambiguous areas of behavior, maps the social environment.” (Fine & Rosnow, 1978: 162). Via roddel kom je vaak te weten wat er écht gaande is. Daarom zijn bronnen van roddel ook van groot belang binnen het historisch onderzoek om te achterhalen hoe het leven er werkelijk aan toe ging in het verleden (Gelles, 1989).

 

Roddel is een controlemiddel. Via roddel voeren de leden van een groep sociale controle uit over de andere groepsleden en wie niet aan de groepsnormen voldoet wordt afgestraft. Dit afstraffen gebeurt enerzijds door de reputatie van de deviant via roddel neer te halen, maar soms worden leden ook op basis van dergelijke roddels uit een groep verwijderd. (Cox, 1970; Dunbar, 1998a; Eder & Enke, 1991; Gelles, 1989; Gluckman, 1963; Levin & Kimmel, 1977; Morreall 1994; Nevo & Nevo, 1993; Post, 1994; Rosnow, 1977; Smith, e.a., 1999; Wilson e.a., 2000). Roddel geeft in deze context tevens inzicht in de hiërarchie van de samenleving. Immers niet iedereen mag zomaar over iedereen roddelen; roddel bepaalt de machtsrelaties tussen de leden van een groep (Smith, e.a. 1999). Ter illustratie vermeld ik hier dat bij de Ashanti uit West-Afrika de lippen werden afgesneden van personen die durven kwaadspreken over een persoon van hogere status (Stirling, 1956 geciteerd in Fine & Rosnow, 1978).

 

Ten derde, roddel is manipulatief. Roddelgedrag draait vaak rond statuseigenschappen. Deze proximate verklaring van ons roddelgedrag sluit aan bij de theorie van Goffmann (1959) over reputatiemanagement, die stelt dat we onszelf beter trachten voor te doen ten opzichte van andere personen. Roddel is een ideaal middel om het aanzien van anderen neer te halen en zo je eigen aanzien op te krikken (Abrahams, 1970; Cox, 1970; Gelles, 1989; Paine, 1967; Rosnow, 1977; Smith, e.a., 1999; Wilson, e.a., 2000). Sommige auteurs (Andersen, 1995; Greengard, 2001) plaatsen deze aanwending van roddel in een negatief daglicht, gezien ze enkel de nadruk leggen op het negatief manipuleren van de status van anderen. Ook het ophemelen van anderen gebeurt volgens deze auteurs niet omdat we deze personen hun reputatie willen opkrikken, maar louter omdat we onszelf in een mooier daglicht willen plaatsen. We hemelen anderen op om aan te tonen dat we deze personen kennen en we trachten zo zelf aanzien te verwerven voor het prestigieuze gedrag van de anderen (Fine & Rosnow, 1978). Gezien deze negatieve visie op roddel als instrument om reputaties te manipuleren wordt roddel soms als een vorm van hekserij aanzien en zwaar afgestraft (Fine & Rosnow, 1978).

 

Tot slot, roddel is entertainment. We roddelen omdat het ons goed doet voelen. Roddel is een vorm van catharsis, het is een uitlaatklep. Via roddel amuseren we andere personen, en dit wordt prettig bevonden (Abrahams, 1970; Derbyshire, 2001; Gelles, 1989; Morreall, 1994; Nevo & Nevo, 1993; Rosnow, 1977). De reden waarom roddel zo leuk kan zijn, is volgens Morreall (1994) ) te verklaren doordat roddel vaak humor bevat. Kritiek wordt dikwijls met een vleugje humor doorspekt, om de luisteraars te laten aanvoelen dat wat men zegt het einde van de wereld niet is. Het luchtig maken van oordelen over iemand, maakt ze draaglijk en aangenaam om te openbaren. Maar roddel kan ook ontspannend zijn zonder humor te bevatten. Het onschuldig keuvelen over het doen en laten van andere personen, zonder negatieve oordelen te vellen is op zich een leuke vorm van vermaak. Volgens Ben-Ze’ev (1994: 13) is dit zelfs de belangrijkste eigenschap van roddel. “Typically gossip is an idle, relaxing activity whose value lies in the activity itself and not the achievement of external ends.’ (Ben-Ze’ev, 1994: 13).

 

2.2.2 Ultimate verklaringen voor ons roddelgedrag

 

De vier effecten van roddel, zoals beschreven door de standaard sociale wetenschappers leggen uit hoe roddel functioneert, maar geven geen antwoord op de vraag waarom roddel ooit ontstaan is en vandaag nog steeds zo prominent aanwezig is. Voor elk van de vier opgesomde effecten van roddel zal ik nu een aanvullende vraag stellen: (1) waarom is roddel leerzaam? (2) waarom gebruiken we roddel als een controlemiddel? (3) waarom is roddel een manipulatief middel? en (4) waarom is roddel zo aangenaam (entertainment)? Om deze antwoorden te kunnen geven, val ik terug op evolutionaire verklaringen die te maken hebben met selectiedruk in ons evolutionair verleden. Ik zal niet spreken over één vorm van selectiedruk, maar over drie verschillende vormen van selectiedruk: (1) natuurlijke selectiedruk, (2) seksuele selectiedruk en (3) sociale selectiedruk. Natuurlijke selectiedruk heeft te maken met de vijandige invloeden van de omgeving waarin onze voorouders leefden. Natuurlijke selectie verwijst naar problemen van overleving (Gaulin & McBurney, 2004). Seksuele selectiedruk heeft te maken met het feit dat mannen en vrouwen verschillende wensen hebben met betrekking tot wat ze aantrekkelijk vinden in het andere geslacht. Seksuele selectiedruk heeft te maken met problemen van reproductie. Omdat er man/vrouwverschillen bestaan in partnervoorkeuren, zijn deze problemen vaak verschillend voor mannen en vrouwen (Symons, 1979). Met sociale selectiedruk verwijs ik naar het feit dat mensen sociale wezens zijn en dat onze voorouders vaak geconfronteerd werden met problemen die te maken hadden met het samenleven met andere individuen. Let wel, sociale selectiedruk werkt, net zoals natuurlijke en seksuele selectiedruk, in op enkele individuen als dragers van genen, en niet op groepen in hun geheel zoals Williams (1966) benadrukt heeft.

 

Twee opmerkingen vooraf zijn echter noodzakelijk. Eerst en vooral, voor ik roddel onderwerp aan een evolutionair functionele analyse dien ik eerst aanwijzingen te verzamelen dat roddel wel een product van evolutie kan zijn. Als roddel immers een recent fenomeen is kan een selectieproces dat enkele generaties vergt er niet op ingewerkt hebben. Een eerste aanwijzing haal ik uit het feit dat taal kan aanschouwd worden als een eeuwenoud product van evolutie (Pinker, 1995). Roddel is communicatie en vergt het gebruik van taal. Hoewel er debat bestaat rond het dateren van de eerste vormen van taal, wordt door velen toch aangenomen dat taal een eeuwenoud product is (Aitchison, 1996; Deacon, 1998: 340-349; Johanson & Edgar, 1996: 106-107; Savage-Rumbaugh & Lewin, 1994: 223- 250; Pinker, 1995). Menselijke taal is vermoedelijk geëvolueerd uit oudere vormen van communicatie en cognitie, die vandaag ook aanwezig zijn bij sommige van onze nauwste aanverwanten (zie Ulbaek, 1998). Een tweede aanwijzing dat roddel een product van natuurlijke selectie is, volgt uit het feit dat roddel universeel voorkomt (Brown, 1991).

 

Een tweede belangrijke opmerking die ik vooraf wil maken heeft te maken met mijn classificatiesysteem van roddel. Een evolutionair adaptieve analyse heeft tot doel na te gaan of een menselijk kenmerk als een adaptatie kan beschouwd worden of niet. Adaptaties zijn probleemoplossende mechanismen die specifieke problemen kunnen oplossen waarmee onze voorouders geconfronteerd werden. Het zijn heel gespecialiseerde probleemoplossende mechanismen om heel specifieke problemen op te lossen (Tooby & Cosmides, 1990a). Gezien Interpersoonlijke Roddel in de meest algemene term verschillende deelaspecten omvat (zie hoger) kan ik nu al zeggen dat roddel niet als een adaptatie kan opgevat worden. Interpersoonlijke Roddel is niet gespecificeerd genoeg. In wat volgt zal ik naar voren schuiven hoe verschillende specifieke vormen van Interpersoonlijke Roddel als probleemoplossende mechanismen kunnen beschouwd worden. Ik verwijs hier uiteraard naar de 16 verschillende subcategorieën van roddel, zoals ik die hoger omschreven heb.

 

2.2.2.1 Waarom we leren via roddel

 

Met deze opmerkingen in het achterhoofd, volgt nu een ultimate verklaring voor waarom we roddel gebruiken als een leermechanisme. Als we spreken over leren dan spreken we automatisch over het vergaren van ervaringen (Gaulin & McBurney, 2004). Leren neemt een heel centrale positie in, in het leven van iedere mens. In vergelijking met andere dieren hebben mensen een heel lange kindertijd. In deze kindertijd zijn de jonge onervaren individuen afhankelijk van oudere individuen. Deze kindertijd is van belang om vaardigheden aan te leren die van belang zijn in een later, volwassen, stadium van ons leven (Kaplan et al, 2000, 2003).

 

Soms kan leren uit eigen ervaring echter heel kostelijk, en in extreme soms dodelijk zijn. Als je uit eigen ervaring wil leren welke dieren gevaarlijk zijn, welke planten giftig zijn en zoverder, kan dit je leven kosten. Volgens Williams (1966) en Scalise-Sugiyama (1996, 2001) is leren uit eigen ervaring soms zodanig kostelijk dat het problematisch wordt. Leren vormde zo een adaptief probleem voor onze voorouders. Deze auteurs zijn daarom van mening dat informatieoverdracht over het gedrag van derde personen ontstaan is om dit probleem op te lossen. Door anderen te observeren, en door ervaringen van anderen uit te wisselen exploiteren we de ervaring van anderen (Russon, 1997). Zo kunnen we snel, en vooral veilig, onze eigen ervaringskennis doen toenemen. Deze individuen die tijdens het Stenentijdperk interesse vertoonden in informatie over het gedrag van andere personen hadden een voordeel op individuen die deze interesse niet deelden. De geïnteresseerde individuen zijn de winnaars van de evolutionaire race geworden: het zijn onze voorouders. Vandaag de dag vertonen wij, als hun nageslacht, eveneens interesse in verhalen over het gedrag van andere personen, omdat dit snel en veilig onze kennis over succesvolle en onsuccesvolle strategieën aanvult.

 

Ik verwijs hier uiteraard naar Leerroddel (LR). Ik heb Leerroddel verder onderverdeeld in Overleving LR, Relatie LR en Sociale LR, volgens de drie selectiedrukken die ons gedrag gevormd hebben door in te werken op onderliggende adaptaties. Overleving LR functioneert om snel en veilig te leren welk gedrag onze gezondheid bevordert of aantast. Relatie LR functioneert om snel en veilig te leren welk gedrag ons voortplantingssucces bevordert of verhindert. Sociale LR functioneert om snel en veilig te leren hoe we best omgaan met individuen in onze sociale omgeving. Voor alle drie deze vormen van Leerroddel geldt dat we de ervaring van derde personen uitbuiten. Tooby and Cosmides (2001) hebben opgemerkt dat we niet enkel geïnteresseerd zijn in de onsuccesvolle strategieën van anderen, maar dat we ook interesse tonen in de succesvolle tactieken die anderen getest hebben. We willen niet enkel leren hoe we ons best (in biologische termen) niet gedragen, maar ook hoe we ons best wel gedragen.

 

Leerroddel richt zich tot het overdragen van kennis over gedrag. Gedrag staat centraal, en wie roddelsubject is van Leerroddel is van ondergeschikt belang. We zijn zelfs geïnteresseerd in Leerroddel als we de roddelsubjecten niet kennen. Maar leren is ook van belang met betrekking tot welbepaalde individuen. We willen niet enkel leren over het gedrag van anderen, maar ook over het gedrag gekoppeld aan specifieke anderen. Ik spreek hier over reputaties, die zoals Bromley (1993) heeft uitgelegd, bestaan uit het beeld dat anderen over ons vormen op basis van wie we zijn (kenmerken) en wat we doen (gedrag). Reputatieroddel (RR) is informatie over kenmerken en gedrag van anderen waarbij deze kenmerken en dit gedrag niet kan losgekoppeld worden van het beroddelde subject. Reputatieroddel is enkel van belang voor roddelsubjecten die gekend zijn door de roddelaars.

 

Waarom we willen leren over de reputaties van anderen? Simpelweg omdat reputaties, in evolutionaire termen, van levensbelang zijn. Uit onderzoek naar huidige jager-verzamelaarculturen is gebleken dat individuen die een goede reputatie hebben gemakkelijker toegang krijgen tot belangrijke bronnen, zoals voedsel en partners. Sterker nog, het blijkt dat wanneer individuen hun goede reputatie verliezen, ze ook hun toegang tot die bronnen verliezen (voor meer informatie zie o.a. Chagnon 1988; Gurven, Allen-Arave, Hill, and Hurtado 2000; Hawkes 1991; Hawkes 1993; Hawkes, O’Connell, and Blurton Jones 2001; Marlowe 1999; Patton 2000; Smith & Bliege Bird 2000; Sosis 2000; Sugiyama and Chacon 2000).

 

De mens als sociaal wezen is op zoek naar seksuele partners en bondgenoten omdat die de reproductiemogelijkheden en overlevingskansen verhogen. We willen allemaal een goede partner en vrienden op wie we kunnen vertrouwen. Maar zoals Buss en Schmitt (1993) hebben gezegd gebruiken we allemaal wel eens listen in onze zoektocht naar een ideale partner. Zowel mannen en vrouwen ‘bedriegen’ elkaar door zichzelf soms mooier voor te stellen dan ze werkelijk zijn. In een niet-seksuele sociale context worden we ook geconfronteerd met bedriegers. Hoewel samenwerking voor velen een evidentie lijkt, is dit in biologische termen niet zo vanzelfsprekend. Hamilton (1964) en Trivers (1985) hebben uitgelegd hoe samenwerking in biologische termen kan verklaard worden door verwantschapstheorie en reciprociteit. Hamilton (1964) legde uit dat we aanverwante personen helpen omdat dit onze inclusieve fitness verhoogt en indirect voordelen oplevert voor ieder individu. Trivers (1985) voegde hier aan toe dat we niet-aanverwante personen helpen met de onderliggende gedachte dat we op een wederdienst rekenen. Ik help jou, als jij mij (later) ook helpt. Dergelijke samenwerkingsverbanden werken echter enkel als er geen profiteurs, of bedriegers meespelen. Bedriegers zijn individuen die profiteren van het hulpvaardige gedrag van anderen zonder zelf iets in de plaats te stellen. Bedriegers vormden een adaptief probleem voor onze voorouders. Cosmides en Tooby (1992) hebben aangetoond dat wij, mensen, heel goed zijn in het opsporen van bedriegers in sociale context.

 

En hoe past roddel hier in het plaatje? Alweer omdat roddel een snelle manier van informatievergaring verschaft. Als we willen leren wie een goede partner is, wie een goede vriend is, wie een bedrieger is en we beter uit de weg gaan, kunnen we berusten op onze eigen ervaringen met anderen. Dit is echter tijdsrovend. Bovendien leven we in samenlevingen met grote getallen, en werken we niet op regelmatige basis samen met elk individueel lid van ons sociaal netwerk. In mijn opzicht konden specifieke vormen van Reputatieroddel een oplossing bieden voor enkele specifieke problemen in deze context. Meer specifiek, suggereer ik dat Partner Detectie RR functioneerde (en nog steeds) om te leren wie een geschikte potentiële partner was (is). Om in de context van seksuele relaties te blijven, vermeld ik hier ook Partners Structuur RR en Seksuele Rivalen Detectie RR. Zoals Schmitt en Buss (2001) hebben benadrukt zoeken we onze potentiële partners niet enkel onder de vrijgezellen onder ons. Zowel mannen als vrouwen zoeken hun potentiële partner ook onder individuen die al in een relatie betrokken zijn. Partners Structuur RR verschaft informatie over wie met wie een seksuele relatie heeft, en kan individuen leren wie onder deze niet-vrijgezellen mogelijks weg te kapen valt.

 

Alsof dit nog niet voor voldoende problemen zorgt in de context van seksuele relaties, worden zowel mannen als vrouwen tevens geconfronteerd met problemen van seksuele rivalen van hetzelfde geslacht. In onze zoektocht naar, en het behoud van een ideale partner zijn we niet alleen. We staan constant in competitie met anderen van hetzelfde geslacht (Schmitt & Buss, 1996). Wat ik Seksuele Rivalen Detectie RR noem is informatie die functioneert om individuen te waarschuwen voor potentieel gevaar in de context van seksuele competitie.

 

Overschakelend naar problemen binnen een sociale niet-seksuele context, suggereer ik opnieuw dat specifieke vormen van Reputatieroddel probleemoplossend konden werken voor onze voorouders. Bedrieger Detectie RR en Altruïst Detectie RR functioneren om individuen in te lichten over de reputatie van derden als samenwerkingspartner. Individuen kunnen via deze specifieke vormen van roddel snel leren wie betrouwbaar is en wie niet. In onze zoektocht naar bondgenoten, met wie we op lange termijn willen samenwerken, zoeken we niet enkel betrouwbare individuen, maar individuen die vaardigheden hebben die we waarderen. Tooby en Cosmides (1996) hebben er op gewezen dat vriendschap, in biologische termen, berust op het feit dat we ons onmisbaar trachten te maken. We spelen vaardigheden uit die anderen niet hebben. Onze unieke talenten verzekeren bongenootschap op lange termijn. Hetzelfde geldt ook omgekeerd. In onze zoektocht naar bondgenoten, naar vrienden, zoeken we individuen die unieke talenten hebben die voor ons behulpzaam kunnen zijn. Bondgenoten Detectie RR is informatie die functioneert om individuen te leren wie geschikte bondgenoten zijn om langdurige allianties met aan te gaan. Bongenoten Structuur RR is informatie die functioneert om te leren wie met wie geallieerd is. Mensen denken heel categorisch over andere individuen. We delen sociale netwerkleden in, in ‘vrienden’, ‘vijanden’ en ‘neutralen’ (Krebs & Denton, 1997). Als we nieuwe individuen leren kennen kunnen we een dergelijke categorisatie snel uitvoeren door te kijken met wie deze individuen geallieerd zijn. Zijn het vrienden van vrienden, of vrienden van vijanden?

 

Een andere vorm van Reputatieroddel die ons iets leert over specifieke anderen is Verwantschapsstructuur RR. Gezien verwantschap in biologische termen van cruciaal belang is (Hamilton, 1964), is het belangrijk te weten wie met wie verwant is. Verwantschapsstructuur RR functioneert om snel informatie te vergaren over de verwantschapsrelaties tussen individuen uit onze sociale leefwereld. Zoals Daly, Salmon and Wilson (1997: 283) gezegd hebben: “In all societies, people are motivated to inquire how strangers and new acquaintances might be genealogically linked to people they already know, and feel that they have acquired useful social information when such links are uncovered.”

 

Twee laatste vormen van Reputatieroddel die functioneren om te leren over specifieke anderen zijn Gemiddelde Deviatie Calibratie RR en Zelf Deviatie Calibratie RR. Wanneer we omgaan met andere individuen is het van belang dat we het gedrag van onze interactiepartners kunnen voorspellen, zodat we daar op kunnen inspelen. Baron-Cohen (1994, 1995) en Leslie (1994a,b, 2000a,b) hebben aangetoond dat mensen beschikken over wat zij Theory of Mind noemen. Mensen ‘lezen’ de gedachten van anderen en spelen hierop in. In iedere vorm van interactie is dit van uitermate belang. Individuen die niet over een goed functionerende Theory of Mind beschikken worden als autistisch beschouwd. Als we willen begrijpen hoe anderen denken en zullen reageren, kunnen we terugvallen op twee vormen van kennis: (1) hoe gedragen andere personen zich in dergelijke situaties en (2) hoe gedroeg onze interactiepartner zich in een soortgelijke situatie in het verleden. Problemen rijzen echter als onze interactiepartner zich (1) anders gaat gedragen dan wat een gemiddelde andere persoon zou doen, of (2) anders gaat gedragen dan wat hij of zij normaalgezien doet. Onze interactiepartner kan afwijken van het gemiddelde gedragspatroon, of van zijn of haar eigen gedragspatroon. Gemiddelde Deviatie Calibratie RR en Zelf Deviatie Calibratie RR functioneren om individuen alert te maken van afwijkingen in het gedrag van interactiepartners. Via Calibratie RR stellen we ons beeld van interactiepartners bij en leren we om te gaan met andere personen op basis van de ervaringen die anderen met deze personen beleefd hebben.

 

Concluderend heeft roddel een leerzaam effect omdat (1) eigen ervaringen opdoen om te leren welke strategieën (on)succesvol zijn soms extreem kostelijk kan zijn (Leerroddel) en (2) informatie over de reputatie van onze sociale netwerkleden onze overlevings- en reproductiekansen kan verhogen door het garanderen van succesvolle interacties met anderen (Reputatieroddel). Voor een overzicht van de verschillende vormen van Leerroddel en Reputatieroddel en bijhorende functies verwijs ik naar tabel 1.

 

2.2.2.2 Waarom we roddel gebruiken om anderen te controleren

 

Deze en volgende deelvragen kan ik korter beantwoorden, gezien een deel van het antwoord al gegeven is in de vorige vraag. Ik heb zonet uitgelegd dat het opsporen van bedriegers van groot belang is: omdat ze samenwerkingsverbanden bedreigen. Cosmides en Tooby (1992) hebben aangetoond dat mensen heel goed zijn in het opsporen van bedriegers in sociale context. Zij hebben het echter over het opsporen van bedriegers d.m.v. eigen ervaringen. In relatief kleinschalige sociale settings waar iedereen voldoende contact heeft met elk ander lid van de groep is het mogelijk om bedrog op te sporen op eigen houtje. Maar, zoals Dunbar (1998a,b) heeft benadrukt lukt dit niet in grotere sociale groepen waar niet iedereen met iedereen regelmatig contact houdt. We werken vaak samen met personen die we slechts sporadisch ontmoeten, en in deze contactarme omgevingen wordt bedrog opsporen via eigen ervaringen moeilijk, zoniet onmogelijk. Daarom suggereert Dunbar (1998a,b) dat taal, en meer in het bijzonder roddel, ontstaan is om bedrog op te sporen in grote sociale settings. De vormen van roddel waar Dunbar het over heeft zijn uiteraard Bedrieger Detectie RR en Altruïst Detectie RR (zie tabel 1).

 

Dat we roddel gebruiken als een controlemiddel, en dat dit algemeen aanvaard wordt blijkt uit de resultaten van mijn tweede paper uit mijn doctoraatsscriptie. Wanneer studenten bevraagd worden over de sociale aanvaardbaarheid van het doorvertellen van informatie over het gedrag van derden (roddel), dan keuren ze dit niet af wanneer het om bedrieglijk gedrag gaat. De reden waarom we dit doen is omdat bedriegers samenwerkingsverbanden bedreigen en uiteindelijk een sociale setting kunnen uiteenhalen. Groepen zijn van uitermate belang voor ieder individu, omdat groepen bescherming bieden en samenwerkingsmogelijkheden die beide nuttig zijn voor ieder individu dat deel uitmaakt van een groep.

 

2.2.2.3 Waarom we roddel gebruiken om anderen te manipuleren

 

Zoals ik hoger vermeld heb is het hebben van een goede reputatie heel voordelig. Je kunt er belangrijke voedselbronnen door verkrijgen en ook toegang krijgen tot meer seksuele partners. Een goede reputatie hebben is belangrijk voor de overleving en reproductie van ieder individu. Een manier om je eigen reputatie relatief hoog te houden is door de reputatie van andere individuen te manipuleren. Roddel is hiervoor een geschikt wapen, zoals ik al heb uitgelegd bij de proximate verklaringen van ons roddelgedrag (zie hoger).

 

De reden waarom we de reputaties van anderen ‘aantasten’ is om uiteindelijk onszelf in een zo goed mogelijk daglicht te plaatsen. McAndrew en Milenkovic (2002) hebben dan ook aangetoond dat we positief roddelen over onze familie, vrienden en bondgenoten met wie we geassocieerd worden, en dat we negatief roddelen over onze vijanden en rivalen. We genieten mee van het succes van onze bondgenoten omdat zo onze eigen reputatie ook stijgt, en we verkneukelen ons in de nederlaag van onze rivalen, omdat we relatief gezien dan zelf aan reputatiewinst doen. Dit zijn vormen van Bondgenoten Behoud RR (zie tabel 1).

 

Het manipuleren van reputaties gebeurt ook vaak in relationele (seksuele) context. Als we merken dat iemand anders van hetzelfde geslacht interesse toont in iemand van het andere geslacht waar we zelf interesse in hebben, of waar we zelf een relatie met hebben, dan gebruiken we Seksuele Rivalen Blaam RR om de reputatie van onze rivalen neer te halen. En zoals Buss en Schmitt (1993) voorspelden, blijkt uit het onderzoek van McAndrew en Milenkovic (2002) dat jongens afgeven op de status en seksuele prestaties van hun mannelijke rivalen, en dat meisjes het uiterlijk en de kuisheid van hun vrouwelijke rivalen onder vuur nemen.

 

Hess en Hagen (2002) hebben bijzondere aandacht besteed aan het gebruik van Seksuele Rivalen Blaam RR en merken uit hun studies dat vooral meisjes hiervan gretig gebruik maken (zie ook verder in deze tekst).

 

2.2.2.4 Waarom roddelen zo leuk kan zijn

 

Tot slot rest me nog te beantwoorden waarom we roddelen zo leuk vinden. Zoals ik hoger heb aangehaald heeft roddel een entertainend effect; we houden ervan praatjes uit te wisselen. Een mogelijke evolutionaire verklaring hiervoor is dat de genotfunctie van roddel duidt op een adaptieve waarde: “One of the fundamental assumptions of evolutionary psychology is that matters closely related to our survival and reproduction have a likelihood of engaging our emotions.” (Brown, 1991: 115).

 

Zoals Williams (1966) heeft uitgelegd zijn adaptaties gespecialiseerde mechanismen die heel specifieke problemen kunnen oplossen. Uiteraard heeft roddel in de ruimste zin geen adaptieve waarde, maar waarschijnlijk kunnen de deeldefinities van roddel als een boodschap (zie tabel 1) die elk een heel specifieke functie hebben wel opgevat worden als zijnde adaptaties.

 

 

2.3 Waarom roddelen we over beroemdheden

 

Met deze vraag ben ik aanbeland bij een heel recent roddel-fenomeen. Mediaroddel mag dan al bestaan sinds het begin van de 18e eeuw (Sloan, 2001), in evolutionaire termen is deze tijdspanne verwaarloosbaar klein. Selectie is een traag proces dat vele generaties vergt om een adaptief kenmerk in een populatie te verspreiden. Mediaroddel is veel te recent om als een product van natuurlijke selectie beschouwd te worden. Maar, dit neemt niet weg dat onze interesse in Mediaroddel kan verklaard worden vanuit een evolutionair perspectief.

 

Binnen de standaard sociale wetenschappen is onze interesse in Mediaroddel voornamelijk verklaard door te verwijzen naar de parasociale relaties tussen het publiek en beroemdheden (Caughey, 1984). Kijkers aanzien beroemdheden als zijnde vrienden, het publiek bouwt een band op met de beroemdheden uit de media, en door deze band geraken ze ook geïnteresseerd in het privé-leven van beroemdheden. Dit effect kan ook verklaard worden op een ultimaat verklaringsniveau. Voor ik deze nader uitleg, wil ik echter eerst een andere verklaring voor onze interesse in Mediaroddel naar voren schuiven.

 

Ik start met het leereffect dat Mediaroddel heeft, en dat ik op ultimaat verklaringsniveau verwerkt heb in mijn Leerhypothese om onze interesse in Mediaroddel te verklaren. Kortweg informeert, en aldus leert, Mediaroddel het grote publiek over de tragedies van publieke onbekenden en de successen van beroemdheden. Het grote publiek leert dat ze vaak beter af zijn dan de publieke onbekenden, en ze kunnen tevens ‘vluchten’ in de wereld van glitter en glamour van de beroemdheden. Uiteraard rijst hier de vraag: waarom? Waarom willen we leren over de tragedies en succesverhalen van personen die we in het dagelijkse leven nooit ontmoeten? In mijn opinie is het vergaren van informatie over het doen en laten van publieke onbekenden en beroemdheden niets anders dan het vergaren van Leerroddel. Zoals ik hoger al vermeld heb ligt de focus van Leerroddel op overgedragen gedragsinformatie en functioneren de subjecten van Leerroddel louter als dragers van deze fitnessrelevante informatie. De zenders en ontvangers van Leerroddel hoeven de subjecten niet echt te kennen om te kunnen leren van deze informatie. Of de zenders/ontvangers de subjecten van Leerroddel (in)direct ontmoeten in het dagelijkse leven speelt geen rol.

 

Mediaroddel wekt onze interesse in Leerroddel. De mediaomgeving waarin we vandaag leven stemt niet overeen met de Evolutionair Adaptieve Omgeving waarin onze voorouders leefden, en waarin Interpersoonlijke Roddel vorm kreeg door selectie. Mediaroddel op zich is geen product van selectie, maar wekt wel onze geëvolueerde interesse in het vergaren van kennis over de successen en tegenslagen van anderen, omdat dit ons ten goede komt. Plaatsvervangend leren we van het gedrag van anderen, zelfs van diegenen die we nog nooit ontmoet hebben en ook nooit zullen ontmoeten. Omdat leren zo belangrijk is in evolutionair oogpunt (zie hoger) is het daarom niet vreemd dat we allemaal wel eens interesse vertonen in Mediaroddel, dat tot slot een bron is van fitnessrelevante gedragsinformatie. Iedereen heeft er baat bij dergelijke fitnessrelevante gedragsinformatie te vergaren. We kunnen allemaal leren uit de tegenslagen en succesverhalen van andere personen: bekenden en onbekenden uit ons sociaal netwerk, publieke onbekenden en beroemdheden.

 

De Leerhypothese verklaart eenieders interesse in de succesverhalen en tegenslagen van publieke onbekenden en beroemdheden. We zijn allemaal geïnteresseerd omdat Leerroddel voor iedereen relevant kan zijn: iedereen kan leren hoe hij/zij zich optimaal gedraagt in een bepaalde problematische situatie. We zijn allemaal geïnteresseerd in zowel de succesverhalen als de tegenslagen van anderen, omdat we willen leren welke gedragsstrategieën we kunnen imiteren met succes (succesverhalen) en welke gedragsstrategieën we beter vermijden (tegenslagen). In paper 4 van mijn doctoraatstudie heb ik mijn resultaten gepresenteerd van een inhoudsanalyse op 852 roddelverhalen uit drie Vlaamse roddelbladen (Blik, Story & Zondagsblad). Uit deze resultaten blijkt dat Mediaroddel inderdaad verhaalt over de succesverhalen en tegenslagen van zowel beroemdheden als publieke onbekenden.

 

Een opmerking bij deze Leerhypothese heeft te maken met de prestigestatus van beroemdheden. Het is namelijk aangetoond (Henrich & Gil-White, 2001) dat het imiteren van hogere status individuen je eigen status kan opkrikken. Doen wat hogere status anderen doen kan je eigen status ten goede komen. Moeilijk in dit proces is echter bepalen wat exact bijdraagt tot het succes van die prestigieuze anderen. Wat leidt er immers toe dat iemand een beroemdheid wordt? Het feit dat hij/zij bepaalde talenten heeft? In sommige gevallen is dit zeker zo, maar dit geldt niet voor alle beroemdheden. Sommige sterren zijn simpelweg beroemd zonder daar veel moeite voor te hoeven doen. Vaak is het heel erg moeilijk om te gaan bepalen wat nu exact tot het succes van iemands carrière heeft gezorgd. Boyd en Richerson (1985) nemen aan dat selectie niet deze individuen selecteerde die nauwgezet analyseerden welke kenmerken/gedrag tot het succes van iemand leiden, maar dat selectie eerder inwerkte op deze individuen die gewoon alle kenmerken/gedrag van hogere status anderen imiteerden. Zij verwijzen naar dit fenomeen met de term ‘General Copying Bias’, vrij vertaald: Alomvattende Imitatie Neiging (AIN). Door simpelweg het gehele kenmerken/gedragspatroon van hogere status individuen over te nemen, kunnen lagere status individuen garantie krijgen dat hun imitatiegedrag tot succes zal leiden. In plaats van eerst tijd en energie te besteden aan het uitdokteren van de succesformules van een hogere status persoon, is een snelle en accurate strategie: imiteer alles.

 

De Alomvattende Imitatie Neiging verklaart waarom sommige mensen heel wat van het gedrag en de kenmerken van beroemdheden overnemen. In hoofdstuk 5 van mijn doctoraatsscriptie heb ik aangetoond hoe deze AIN imitatiegedrag met betrekking tot het verwerven van Leerroddel beïnvloedt. Wanneer we Leerroddel vergaren moeten we beslissen of we het beroddelde gedrag gaan imiteren of niet wanneer we in de toekomst met vergelijkbare probleemsituaties geconfronteerd worden. De AIN beïnvloedt dit proces, en kan dit op twee manieren doen. In een zogenaamd meer-beredeneerd beslissingsproces letten ontvangers van Leerroddel eerst en vooral op de uitkomst van de beroddelde strategie. Is deze uitkomst positief, dan zullen ontvangers beslissen deze strategie te imiteren in de toekomst. Is de uitkomst van de beroddelde strategie negatief (kostelijk), dan beslissen meer-beredeneerde ontvangers om dit gedrag niet te imiteren in de toekomst. Is de uitkomst van de beroddelde strategie onduidelijk, dan vallen meer-beredeneerde ontvangers terug op de AIN. Als het roddelsubject een hogere status heeft dan zijzelf, dan beslissen de ontvangers het neutrale-uitkomst gedrag te imiteren. Als het roddelsubject een lagere status heeft dan zijzelf, dan beslissen meer-beredeneerde ontvangers het neutrale-uitkomst gedrag niet te imiteren. Een minder-beredeneerd beslissingsproces dat ontvangers van Leerroddel kunnen hanteren, gebruikt de AIN als eerste beslissingcriterium. Minder-beredeneerde ontvangers kijken eerst naar de status van het roddelsubject alvorens naar de uitkomst van de beroddelde strategie te kijken. Heeft het roddelsubject een hogere status, dan beslissen minder-beredeneerde ontvangers meteen om het gedrag te imiteren. Heeft het roddelsubject een lagere status dan beslissen minder-beredeneerde ontvangers om het gedrag enkel te imiteren indien de uitkomst van het gedrag een positief effect heeft. Deze beslissing kan sneller genomen worden. Het gevaar van dit minder-beredeneerde beslissingsproces is echter dat ontvangers niet enkel positieve-uitkomst en neutrale-uitkomst strategieën gaan imiteren, maar ook negatieve-uitkomst strategieën van hogere status personen zullen imiteren. Dit minder-beredeneerde beslissingsproces verklaart waarom sommigen roken omdat beroemdheden dat doen, of waarom sommigen extreme diëten volgen omdat beroemdheden dat doen.

 

Zoals ik al hoger vermeld heb bestaat er ook een andere verklaring voor onze interesse in Mediaroddel. Mediaroddel spreekt niet enkel aan omdat we er van kunnen leren, maar heeft ook te maken met de relaties tussen het publiek en beroemdheden. Wat zo bijzonder is aan de relatie tussen het publiek en mediafiguren is dat beroemdheden hun privé-leven aan het publiek blootstellen, waarop het publiek vaak emotioneel reageert (bv. de dood van een beroemdheid), maar deze communicatie loopt slechts in één richting. Beroemdheden tonen hun privé-leven, het publiek vertoont emoties, maar het publiek geeft zijn/haar privé-leven niet prijs aan beroemdheden en beroemdheden tonen geen emoties naar het publiek (althans niet persoonlijk). Dergelijke interacties waar reciprociteit ontbreekt, worden parasociale interacties genoemd (Horton & Wohl, 1956; Rubin, Perse & Powell, 1985; Turner, 2004). Sommigen onder ons hebben dus parasociale interacties met beroemdheden, en dit kan verklaren waarom sommigen onder ons interesse vertonen in Mediaroddel. Deze verklaring voor onze interesse in Mediaroddel zit vervat in wat ik de Parasociale Hypothese noem.

 

Opnieuw kunnen we nu de vraag stellen waarom dit gebeurt. Waarom hebben sommige mensen parasociale interacties met beroemdheden en zien ze die beroemdheden als een soort van vrienden of kennissen? Volgens Barkow (1989, 1992) heeft dit te maken met het feit dat onze moderne mind niet is aangepast aan de recent ontstane mediaomgeving. De moderne gemediatiseerde samenleving, zoals die in de meeste Westerse landen aanwezig is, stemt niet overeen met de Evolutionair Adaptieve Omgeving waarin onze voorouders leefden en waarin selectie de menselijke mind gevormd heeft. Vooral fotografisch en audiovisueel materiaal zijn in evolutionaire termen heel recente fenomenen waaraan onze mind niet is aangepast. Wanneer we een beeld (foto, videobeeld) zien van een persoon (bv. een beroemdheid), dan verwerkt onze mind deze informatie ‘alsof’ we deze persoon ontmoeten. Voor onze verouderde mind geldt immers dat wie we zien, personen zijn die we ontmoeten. Als dit op regelmatige basis gebeurt, accumuleert onze mind deze frequente ‘ontmoetingen’, zodat we (valselijk) de indruk krijgen dat deze personen deel uit maken van ons sociaal netwerk. Gezien beroemdheden regelmatig in de media opduiken, ontmoeten we hen vaak via beeldmateriaal, wat het (vals) gevoel opwekt dat deze beroemdheden deel uitmaken van ons sociaal netwerk. En net zoals we roddelen over echte individuen uit ons sociaal netwerk om te leren van hun gedrag (Leerroddel), om over hen te leren (Reputatieroddel) en om reputaties van onszelf en anderen te manipuleren (Reputatieroddel), roddelen we ook over beroemdheden om dezelfde redenen.

 

Belangrijke verschillen tussen de voorspellingen van de Leerhypothese en de Parasociale Hypothese betreffen (1) wie geïnteresseerd is in Mediaroddel, (2) welke vormen van roddel het publiek aanspreken en (3) wie subject is van Mediaroddel. De Leerhypothese voorspelt dat (1) iedereen geïnteresseerd is in (2) Leerroddel over (3) zowel beroemdheden en publieke onbekenden. De mate waarin individuen geïnteresseerd zijn kan variëren van persoon tot persoon. Zo kunnen we verwachten dat jonge, minder ervaren individuen meer interesse hebben in Mediaroddel, omdat ze meer baat hebben bij het leren uit de ervaringen van anderen dan meer ervaren individuen. Toch, ook al is er gradatie in interesse mogelijk, de Leerhypothese verwacht wel dat Leerroddel doorgegeven door Mediaroddel iedereen kan aanspreken. In tegenstelling tot dit, verklaart de Parasociale Hypothese slechts een additionele interesse van (1) enkele individuen: van deze individuen die parasociale relaties hebben met beroemdheden. Personen die veel mediaproducten consumeren, en die aldus regelmatig met beelden van beroemdheden geconfronteerd worden zijn personen wier interesse in Mediaroddel door de Parasociale Hypothese kan verklaard worden. Deze personen zijn (2) niet enkel geïnteresseerd in Leerroddel, maar ook in Reputatieroddel. Doch, (3) dit niet voor publieke onbekenden, maar enkel voor beroemdheden als subjecten van Mediaroddel.

 

De Leerhypothese voorspelt een algemene interesse in Leerroddel over beroemdheden en publieke onbekenden, terwijl de Parasociale Hypothese de interesse van sommige personen in Reputatieroddel over beroemdheden verklaart. Beide hypothesen spreken elkaar niet echt tegen, maar vullen elkaar eerder aan. De meeste Mediaroddels zijn immers niet te classificeren als Leerroddel of Reputatieroddel, maar als Leerroddel en Reputatieroddel. “Overspel is de oorzaak van de onverwachte breuk tussen Charlie Sheen en zijn zwangere vrouw Denise Richards” is Leerroddel waarvan ontvangers kunnen leren dat overspel het einde van je relatie kan betekenen (Relatie LR). Ontvangers die Charlie Sheen ‘kennen’ krijgen echter ook reputatie-informatie uit dit bericht. Ze leren dat Charlie Sheen een slechte reputaties heeft als potentiële partner (Partner Detectie RR). Of Reputatieroddel aanwezig is in een roddelboodschap of niet hangt af van de relatie tussen het roddelsubject en de roddelaars. Als de roddelaars het roddelsubject kennen dan is Reputatieroddel aanwezig als het roddelbericht gedragsinformatie gekoppeld aan een specifiek roddelsubject betreft. De aanwezigheid van Leerroddel is niet afhankelijk van de relatie tussen het roddelsubject en de roddelaars maar is louter afhankelijk van de aan- of afwezigheid van fitnessrelevante gedragsinformatie in het roddelbericht.

 

In papers 5 tot 8 van mijn doctoraatsscriptie presenteerde in enkele resultaten van onderzoek naar de interesse in Mediaroddel, gebruik makend van focusgroepen en een grootschalige enquête. In het algemeen blijkt uit mijn resultaten dat de Leerhypothese een betere voorspeller is voor interesse in Mediaroddel te verklaren dan de Parasociale Hypothese. Uit zowel de resultaten van mijn interviews (focusgroepen) als mijn grootschalige enquête blijkt dat jongeren de grootste interesse vertonen in Mediaroddel. Ze rapporteren dat ze vooral geïnteresseerd zijn in Mediaroddel over internationale beroemdheden, omdat, zoals ze zelf aangeven, ze kunnen leren uit het gedrag van deze succesvolle individuen. Interesse in Mediaroddel daalt met het ouder worden, zo blijkt uit mijn onderzoek. De Leerhypothese verklaart deze dalende interesse door te wijzen op het feit dat oudere individuen al meer ervaren zijn. Oudere individuen hebben niet zoveel baat meer bij het leren uit het gedrag van anderen, gezien hun ervaringskennis al uitgebreider is dan voor jongere individuen het geval is. Echter, interesse in Mediaroddel verdwijnt niet helemaal op oudere leeftijd, oudere individuen kunnen nog steeds iets opsteken uit het gedrag van anderen, maar niet in dezelfde mate als dit het geval is voor jonge, meer onervaren individuen. Verder blijkt ook uit mijn enquête dat bejaarde personen aangeven vaak Mediaroddel te consumeren. Uit de interviews volgt verder dat hun motivatie niet voorkomt uit een drang om te leren uit andermans gedrag (Leerhypothese), maar dat ze eerder aangetrokken zijn tot Mediaroddel omdat hun eigen sociaal netwerk vaak leemtes vertoont en dat ze die opvullen met mediasubjecten (Parasociale Hypothese). Voor bejaarde personen verklaart de Parasociale Hypothese beter waarom ze Mediaroddel consumeren en ook vaak interpersoonlijk roddelen over beroemdheden. Interpersoonlijke Mediaroddel stelt hen in staat de schaarse reële banden met sociale netwerkleden sterker aan te halen. Praten over ‘gemeenschappelijke bekenden’ geeft hen een (vals) gevoel van verbondenheid.

 

Een laatste algemeen resultaat dat voortkomt uit mijn onderzoek naar interesse in Mediaroddel is het feit dat vrouwelijke respondenten een grotere interesse vertoonden in Mediaroddel dan mannelijke respondenten. En met dit ben ik aanbeland bij de volgende vaak gestelde vraag: “Roddelen vrouwen echt meer dan mannen?”

 

 

2.4 Roddelen vrouwen echt meer dan mannen

 

Roddelen is een sociale activiteit. Het is al aangetoond dat vrouwen in het algemeen sociaal actiever zijn dan mannen. Al op jonge leeftijd zijn meisjes intiemer met elkaar in de omgang, ze wisselen meer informatie uit met elkaar dan jongens. Op jonge leeftijd zijn jongens agressiever in hun omgang met anderen en spelen ze liever alleen dan met anderen (Lansford & Parker, 1999). Sommige auteurs (zoals bv. Ben-Ze’ev, 1994) beweren dat traditionele culturele verwachtingen de oorzaak zijn van het feit dat vrouwen meer toegewijd zijn aan de sterke banden met hun vrienden en familie, terwijl mannen meer betrokken zijn in afstandelijke relaties met collega’s.

 

Ik ga akkoord met de stelling dat vrouwen sociaal actiever zijn dan mannen, maar in mijn opinie is dit eerder te wijten aan verschillen in selectiedruk voor onze mannelijke en vrouwelijke voorouders. In hoofdstuk 3 van mijn doctoraatsscriptie heb ik geargumenteerd dat onze mannelijke en vrouwelijke voorouders met verschillende adaptieve problemen werden geconfronteerd wegens de verschillende taken die onze mannelijke en vrouwelijke voorouders vervulden. Ik besprak ook dat geslachtsverschillen in selectiedruk te wijten zijn aan verschillende migratiepatronen waarmee onze mannelijke en vrouwelijke voorouders geconfronteerd werden. In mijn opzicht heeft zeker dit laatste fenomeen bijgedragen tot de geslachtsverschillen die er vandaag bestaan in socialiteit. Onze vrouwelijke voorouders zijn vaker met problemen van socialisatie geconfronteerd doorheen ons evolutionair verleden, gezien zij verhuisden naar de stam van hun man na het huwelijk. Patrilocaliteit betekent dat de vrouw intrekt bij de familie van haar man na het huwelijk. Dit fenomeen treedt op in zowat 70% van onze menselijke samenlevingen (Burton e.a., 1996). Studies naar de migratiepatronen van onze voorouders tonen tevens aan dat vrouwen vaker dan mannen migreerden naar de groep van hun echtgenoot na het huwelijk (Oota e.a., 2001; Rodseth e.a., 1996). Door deze migratiepatronen werden onze vrouwelijke voorouders vaker geconfronteerd met nieuwe sociale omgevingen, waar ze onderhevig waren aan sociale adaptieve problemen, zoals ik die al hoger omschreven heb. Sociaal adaptieve gedragsvormen waren daarom voor onze vrouwelijke voorouders van groter belang dan voor onze mannelijke voorouders. Indien deze theorie correct is, en indien we kunnen aannemen dat deze adaptieve gedragsvormen ook vandaag nog gelden, dan kunnen we verwachten dat vrouwen sociaal actiever zijn dan mannen.

 

Als we aannemen dat vrouwen sociaal actiever zijn dan mannen, dan is het niet meer dan normaal dat ze vaker roddelen dan mannen, gezien roddelen een sociale gedragsvorm is. Studies die onderzocht hebben of vrouwen daadwerkelijk meer roddelen dan mannen zijn schaars, maar bevestigen toch deze stelling. Volgens Levin en Arluke (1985) hun conversatieanalyses en Nevo en Nevo’s (1993) vragenlijst die peilt naar de neiging om te roddelen, scoren vrouwen hoger dan mannen. Levin en Arluke (1985) toonden aan dat vrouwen meer tijd besteden aan het uitwisselen van roddelboodschappen, en Nevo en Nevo (1993) concludeerden dat vrouwen een sterker neiging hebben om te roddelen.

 

Deze resultaten beweren uiteraard niet dat mannen niet roddelen. Mannen roddelen ook, maar besteden er minder tijd aan dan vrouwen. Mannen roddelen ook vaker over andere onderwerpen dan vrouwen, zeggen Levin en Arluke (1985). Mannen roddelen vaker over sportfiguren, terwijl vrouwen meer tijd besteden aan het uitwisselen van roddelinformatie waarmee het gedrag van anderen wordt geëvalueerd. Mannen en vrouwen besteden wel evenveel tijd aan het uitwisselen van roddelinformatie over relaties, seks en het fysieke voorkomen van anderen.

 

Roddel over seks, relaties en het fysieke voorkomen van anderen zou ik classificeren als Relatie LR of specifieke vormen van Relatie RR. Relatie LR leert ons welke gedragsvormen succes opleveren in de context van relaties. Relatie RR leert ons over de reputatie van potentiële partners (Partners Detectie RR), en seksuele rivalen (Seksuele Rivalen Detectie RR), en functioneert tevens om de reputatie van seksuele rivalen neer te halen (Seksuele Rivalen Blaam RR), en onze partners te controleren (Partner Controle RR). In hoofdstuk 4 heb ik geargumenteerd dat mannen en vrouwen beiden even vaak met problemen van het vinden en behouden van seksuele partners worden geconfronteerd. Mijn evolutionaire theorie m.b.t. roddel in de context van relaties voorspelt geen sekseverschillen in de neiging om dergelijke probleemoplossende informatie uit te wisselen. Levin en Arluke (1985) hun resultaten bevestigen mijn stelling.

 

Wat mijn evolutionaire theorie m.b.t. Relatieroddel wél voorspelt is dat mannen en vrouwen over andere onderwerpen zullen beroddeld worden. Mannen en vrouwen verschillen in wat ze aantrekkelijke vinden in potentiële partners (Symons, 1979). Vrij algemeen hechten mannen meer belang aan de fysieke aantrekkelijkheid van potentiële vrouwelijke partners, en tonen vrouwen meer interesse in de mogelijkheid en bereidheid van potentiële mannelijke partners om in hen te investeren (zie Buss 1994 en hoofdstuk 4 voor meer details). Omwille van deze verschillen in partnerpreferenties verwacht ik dan ook dat vrouwen vaker subject zullen zijn van Partners Detectie RR en Seksuele Rivalen Detectie RR over fysieke aantrekkelijkeheid. Mannen, echter, zullen vaker subject zijn van Partners Detectie RR en Seksuele Rivalen Detectie RR over hun mogelijkheid en bereidheid om te investeren in hun partner. In paper 3 van deze doctoraatsscriptie heb ik 85 studenten enkele Reputatieroddels gepresenteerd en hen onverwacht gevraagd wat ze zich na een half uur nog konden herinneren. Mijn resultaten tonen inderdaad aan dat, indien min of meer dezelfde informatie verschaft wordt over een vrouw en een man, de respondenten vaker informatie onthouden over de aantrekkelijkeheid van vrouwelijke roddelsubjecten en vaker informatie onthouden over de status van mannelijke roddelsubjecten.

 

Mijn evolutionaire theorie m.b.t. roddel stelt verder dat zowel mannen als vrouwen voordelen halen uit het uitwisselen van Leerroddel. Mannen en vrouwen hebben evenveel voordelen in het leren over succesvolle en onsuccesvolle gedragsstrategieën. Ik suggereerde dat vrouwen misschien iets sterker geneigd zullen zijn om Sociale LR uit te wisselen, omwille van de sterkere migratiedruk in het evolutionair verleden van onze vrouwelijke voorouders. Toekomstig onderzoek moet deze uitspraak bevestigen of ontkrachten.

 

De sterkste geslachtsverschillen die mijn evolutionaire theorie m.b.t. roddel naar voren schuift betreffen manipulatieve vormen van roddel zoals Seksuele Rivalen Blaam RR en Bondgenoten Behoud RR. Campbell (1999) en Hess en Hagen (2002) hebben er immers op gewezen dat fysieke competitie kostelijker is voor vrouwen dan voor mannen. In het opzicht van deze auteurs baten vrouwen meer dan mannen in een andere vorm van competitie, namelijk ‘informatieve agressie’, zoals het manipulatief gebruik van roddel om reputaties aan te tasten. Hess en Hagen (2002) stellen duidelijk dat informatieve agressie geen vervangmiddel is voor fysieke competitie, maar simpelweg effectiever is voor vrouwen dan voor mannen. Onderzoek van Hess en Hagen (2002, 2004a,b) naar het gebruik van roddel in competitieve context heeft tevens aangetoond dat vrouwen inderdaad meer gebruik maken van deze tactiek dan mannen.

 

 

2.5 Wat roddel met chocolade te maken heeft

 

Een allerlaatste vraag die ik in deze samenvatting wil behandelen betreft de titel van mijn doctoraatscriptie. Waarom vergelijk ik roddel met chocolade? Er zijn verschillende redenen. Ten eerste zijn roddel en chocolade vergelijkbaar omdat ze beiden verslavend zijn. Ook al nemen we ons allemaal wel eens voor om nooit meer chocolade te eten, of om nooit meer te roddelen, we kunnen er niet aan weerstaan. Uren, dagen of weken later betrappen we ons erop dat we terug chocolade aan het eten zijn, en dat we alweer een roddeltje uitgewisseld hebben. De drang is niet te stoppen.

 

Ten tweede, chocolade maakt gelukkig. Het eten van chocolade bevordert de serotonine productie in ons brein. Deze chemische reactie brengt ons in een gelukkige gemoedstoestand. Dunbar (1998b) heeft gesuggereerd dat roddel hetzelfde chemisch effect kan veroorzaken. Maar, deze blijde gevoelens zijn voor beide van korte duur. Enkele uren na het eten van chocolade geraken we in een dipje, omdat onze suikerspiegel terug daalt. Eenzelfde weerslageffect treedt ook op enige tijd nadat we ons roddelgesprek beëindigd hebben. Op het moment dat we roddelen met onze vrienden voelen we ons goed, we voelen ons verbonden (tenminste voor het uitwisselen van Reputatieroddel over gemeenschappelijke vrienden en kennissen) en we ventileren onze gedachten. Maar enige tijd later begint wroeging de kop op te steken. Wat als het roddelsubject te weten komt dat je over hem of haar kwaad hebt gesproken? Stel je voor, misschien neemt hij of zij wel wraak op jou. We krijgen vaak spijt van wat we gezegd hebben, zeker als onze roddelboodschappen negatief geladen waren. Dus zowel het eten van chocolade als het uitwisselen van negatief geladen roddelberichten begint leuk, maar kan eindigen in mineur. Merk hierbij op dat deze negatieve weerslag niet optreedt als we positief over anderen roddelen. Positieve Reputatieroddel krikt de reputatie van de roddelsubjecten op, zodat deze niet geneigd zullen zijn weerwraak te nemen.

 

Ik wil hier ook opmerken dat hetzelfde geldt voor het uitwisselen van Mediaroddel en Interpersoonlijke Mediaroddel. Deze vormen van roddel gaan niet geassocieerd met een vrees voor weerwraak van de roddelsubjecten, gezien we deze roddelsubjecten niet ontmoeten in ons reëel dagelijks leven. Roddelen over beroemdheden en publieke onbekenden is veilig. Als we dit interpersoonlijk doen, verkrijgen we een veilig gevoel van verbondenheid. We roddelen dan immers met echte leden van ons sociaal netwerk. We voelen ons verbonden, omdat we over gemeenschappelijke bekenden praten, of tenminste over personen die aanvoelen ‘alsof’ ze gemeenschappelijke kennissen zijn. En ook al zeggen we wel eens gemene zaken over beroemdheden en publieke onbekenden, we vrezen niet dat deze weerwraak gaan nemen, omdat ontmoetingen met hen uitgesloten zijn.

 

 

3 Conclusie

 

In deze doctoraatsscriptie heb ik drie algemene problemen met betrekking tot roddel trachten op te lossen. Ten eerste is roddel een moeilijk te definiëren fenomeen, en het wetenschappelijke discours miste totnogtoe een duidelijke definitie voor roddel. Ik heb uitgelegd dat roddel moeilijk te definiëren is omdat het zo een dermate complex fenomeen is. In plaats van één definitie van roddel naar voren te schuiven, heb ik op basis van een functionele analyse roddel opgedeeld in 16 deelvormen. Elk van deze deelvormen vervult een specifieke functie en kan in de context van wetenschappelijk onderzoek gemakkelijker geoperationaliseerd worden.

 

Ten tweede heb ik een totaalverklaring voor ons roddelgedrag gepresenteerd. Tot nu toe hadden wetenschappers enkel aandacht besteed aan verklaringen op proximaat of ultimaat niveau. Wat ontbrak was een theorie die beide verklaringsniveaus verenigt. Mijn totaaltheorie legt uit hoe roddel gebruikt wordt als leermechanisme, controlemiddel, manipulatietuig en hoe dit gepaard gaat met gevoelens van plezier: roddel is entertainment. Voor elk van deze effecten heb ik tevens uitgelegd waarom ze optreden. Ik verwees hiervoor naar de verschillende selectiedrukken die onze menselijke psychologie vorm hebben gegeven.

Ten derde, besteedde ik niet enkel aandacht aan roddel binnen een interpersoonlijke context, maar nam ik ook Mediaroddel onder de loep. Twee hypothesen die ons interesse in Mediaroddel verklaren zijn (1) de Leerhypothese en (2) de Parasociale hypothese. De eerste verklaart waarom we allemaal geïnteresseerd zijn in roddel over beroemdheden en publieke onbekenden: omdat we willen leren uit hun gedrag. De tweede hypothese verklaart de interesse van sommige individuen in roddel over beroemdheden. Zij die parasociale relaties opbouwen met beroemdheden vertonen interesse in zowel Leerroddel als Reputatieroddel over hun parasociale netwerkleden om dezelfde redenen waarom ze interesse vertonen in Leerroddel en Reputatieroddel over echte leden van hun sociaal netwerk. Mijn empirische resultaten tonen aan dat beide hypothesen interesse in Mediaroddel kunnen verklaren, maar dat de Leerhypothese een grotere verklarende kracht heeft dan de Parasociale Hypothese.

 

 

4 Referenties

 

 

home list theses contence previous next