De Pers van de DeVlag tijdens de bezetting. case : De Gazet. (Toni De Winne)

 

home lijst scripties inhoud  

 

INLEIDING

 

Gezien mijn opleiding als historicus leek het mij evident het onderwerp voor dit seminariewerk te gaan zoeken in een raakvlak tussen enerzijds geschiedenis en anderzijds media en communicatie. De cursus die zich daartoe het best leende, was vanzelfsprekend ‘Ontwikkeling van de Belgische Pers’, een historisch overzicht van de Belgische pers vanaf de Spaanse Nederlanden tot de hedendaagse situatie. Als verdere thematische afbakening werd de Vlaamse collaboratie tijdens Wereldoorlog II, en de wijze waarop deze collaborerende bewegingen hun neerslag vonden in de gedrukte media, weerhouden. Gezien de uitgestrektheid van dit onderwerp werd beslist één collaborerende beweging uit het gamma te selecteren, met name de DeVlag. In het standaardwerk ‘Belgische dagbladpers onder Duitse censuur 1940-1944’ (1973), van de hand van Prof. Dr. De Bens, komen de verschillende persorganen van de DeVlag echter reeds ruim aan bod. Eén ervan, met name ‘De Gazet’, werd door de DeVlag gelanceerd als een boulevardblad, bedoeld om een zo breed mogelijk lezerspubliek te bereiken, wat bijgevolg inhield dat de weergave of verdediging van controversiële standpunten absoluut gemeden diende te worden. Het leek ons nu echter interessant na te gaan of  - en, indien de onderzoeksvraag bevestigend beantwoord kon worden, in welke mate ? - de harde DeVlag-ideologie tevens doorsijpelde of onderhuids aanwezig was in het boulevardblad ‘De Gazet’. Het voor de hand liggende instrument om zulke onderzoeksvraag te beantwoorden, is uiteraard een kwantitatieve inhoudsanalyse.   

 

In een eerste hoofdstuk zal vooreerst een breder kader van de situatie in bezet België geschetst worden : als relevante aandachtspunten werden de structuur van het Duitse bezettingsregime en de Duitse perspolitiek in België uitgelicht. In een volgend hoofdstuk behandelen we dan de beweging de DeVlag. Deze vrij ruime historische schets zal afgesloten worden met een bespreking van de persorganen van de DeVlag. Een derde hoofdstuk zal tenslotte de onderzoeksresultaten van de inhoudsanalyse weergeven. De verkregen informatie zal kort geresumeerd worden in een algemeen besluit en aanschouwelijk voorgesteld worden in een tabel, in bijlage opgenomen op pagina 49.

 

 

Hoofdstuk I : Algemeen kader van de bezetting

 

Alvorens de bespreking van de DeVlag en daaropvolgend de weergave van de uitgevoerde inhoudsanalyse aan te vatten, zullen we eerst in enkele krachtlijnen de situatie van bezet België schetsen. Uiteraard zullen we ons beperken tot de domeinen van het bestuurlijk leven die voldoende relevantie in zich dragen met betrekking tot ons afgebakende onderwerp. In concreto komt dit ten eerste neer op een korte bespreking van de structuur van de ingerichte Militärverwaltung, met aandacht voor de belangrijkste knelpunten in zijn functioneren. Dit lijkt ons vooral nodig voor een beter begrip van het conflict tussen SS en Militärverwaltung, waarin de DeVlag als partner van de SS in verwikkeld zal geraken. Als tweede aandachtspunt hebben we het nuttig geacht de krachtlijnen van de Duitse perspolitiek in bezet België kort te schetsen.

 

 

1. De Duitse Militärverwaltung in bezet België[1]

 

Van 1 juni 1940 tot 13 juli 1944 werd bezet België  - om militaire en economische redenen samen met de Franse departementen Nord en Pas-de-Calais in één administratief geheel ondergebracht -  bestuurd door een Duitse Militärverwaltung. Het land werd dus geleid door militairen, deel uitmakend van het landleger en rechtstreeks afhankelijk van de bevoegde dienst[2] van het Oberkommando des Heeres (OKH), d.i. de opperste legerleiding. Het zou uiteindelijk duren tot 18 juli 1944 vooraleer Hitler de stap aandurfde een Zivilverwaltung in bezet België te installeren.

 

1.1. Voor een goed begrip van de term ‘Militärverwaltung’ en zijn inhoud, is het allereerst nodig zijn tegenhanger, de ‘Zivilverwaltung’ kort voor te stellen. Beide bezettingsregimes zijn erop gericht de bestaande administratie van het bezette land te controleren en, indien nodig, zelf te leiden. De voornaamste verschillen situeren zich echter op het vlak van het takenpakket en de hiërarchische afhankelijkheid van de topfunctionarissen. Vereenvoudigd gesteld kunnen we zeggen dat Hitler in een Zivilverwaltung wel, en in een Militärverwaltung niet, rechtstreeks zijn wil kon opleggen : Een Zivilverwaltung wordt bemand door burgers onder leiding van een Reichskommisar, rechtstreeks ondergeschikt aan Hitler, terwijl de hiërarchische weg van de Militärbefehlshaber, als hoofd van een Militärverwaltung, eerst het OKH diende te passeren. Voor wat betreft het takenpakket kunnen we alweer vereenvoudigd stellen dat een Zivilverwaltung wel, en een Militärverwaltung niet, verondersteld werd actief aan politiek in het bezette land te doen. Daarom stelt De Jonghe het verschil tussen de beide bezettingsregimes als volgt voor : ‘…een Militärverwaltung komt in aanmerking voor landen of gebieden die niet bestemd zijn om, na de oorlog, rechtstreeks bij het rijk genaast (sic) te worden of welker politiek statuut voor de duur van de bezetting in het onzekere wordt geleten. Een Zivilverwaltung mag men daarentegen kenmerken als de uitdrukking van een streven naar annexatie…’[3].

 

Aan het hoofd van een Militärverwaltung stond zoals gezegd de Militärbefehlshaber of militaire goeverneur : in bezet België werd deze functie ingevuld door Alexander von Falkenhausen. Deze had de beschikking over twee afzonderlijke diensten, met name de Kommandostab, voor militaire aangelegenheden, en de Verwaltungsstab, voor zowat alle aspecten van het openbare leven. Deze diensten werden in bezet België respectievelijk door kolonel von Harbou en Eggert Reeder geleid. Onder de Kommandostab ressorteerden ook Feldgendarmerie, Geheime Feldpolizei en Abwehr[4]. De Verwaltungsstab werd nog opgedeeld in de eigenlijke Verwaltungsstab en een Wirtschaftsabteilung (afdeling economie). Het verdere hiërarchische verloop van de Militärverwaltung omvatte, in afdalende volgorde Oberfeldkommandanturen, Feldkommandanturen, Ortskommandanturen en Kreiskommandanturen.

 

1.2. Wanneer we nu specifiek de situatie in bezet België bekijken, kunnen we niet om het belang van de figuur van Eggert Reeder heen. Als Militärverwaltungschef of hoofd van de Verwaltungsstab had deze namelijk een eigen opvatting over het functioneren van het Militair Bestuur in bezet België : hoewel Hitler gestipuleerd had dat een Militärverwaltung apolitiek hoorde te zijn, vond Reeder deze instructie niet van toepassing op de Belgische staat. Ten gevolge van de gebrekkig functionerende Belgische administratie zag de Verwaltungstab onder Reeder zich verplicht meer en meer zelf de administratie uit te voeren in plaats van een louter controlerende taak vol te houden. Daar von Falkenhausen Reeder binnen zijn taakomschrijving zeer veel  autonomie toestond, legde deze zich toe op het uitvoeren van een minutieus uitgestippelde ‘Flamenpolitik’[5]. Hij was ervan overtuigd dat ‘…de betekenis van de ‘Volkstumfragen’ tot in de diepste wortels van de Belgische staat reikte, zodat de bezettingsadministratie veel bslissingen op het gebied van de Vlaamse-Waalse verhoudingen niet uit de weg kon gaan…’[6].  Deze Flamenpolitik  - die trouwens vrij snel ondersteund werd door Hitler[7] -  manifesteerde zich ondermeer in de strikte toepassing van de taalwetgeving, de oprichting van een ‘Herstelcommissie’[8] die gewezen activisten de door de repressie na 1918 geleden financiële schade vergoedde, het sluiten van niet-Nederlandstalige instellingen in Vlaanderen, een verschijningsverbod voor Franstalige dag- en weekbladen in Vlaanderen en een pro-Vlaamse personeelspolitiek[9]. Deze aangehaalde personeelspolitiek steunde in feite volledig op VNV-leden. Reeder verkoos de verschillende administratieve niveaus te ‘doorspekken’ met leden van collaborerende bewegingen, en, gezien de versplintering bij andere nationalistische groeperingen, werd hierbij voluit gekozen voor het VNV[10].

 

1.3. Dit brengt ons bij een laatste belangrijk punt, namelijk de houding van de Duitse SS ten aanzien van de Militärverwaltung te Brussel. Slechte ervaringen met het bezettingsregime in Polen hadden Hitler ertoe doen besluiten dat in de organisatie van een Militärverwaltung naast de militairen geen plaats mocht zijn voor vertegenwoordigers van hoge partij- en civiele diensten : de Duitse SS had dus geen enkel wettelijk middel om zijn invloed te vestigen in bezet België, wat hen echter niet tegenhield die invloed toch af te dwingen. De SS streefde openlijk naar de vestiging van een Zivilverwaltung  - en dus annexatie of ‘Anschluss’ van België[11] -  waarin zij ongehinderd hun invloed zouden kunnen laten gelden[12]. In het kort omvatte de strategie van de SS volgende pijlers : ten eerste de oprichting van nieuwe Duitse diensten naast de bestaande diensten van het Belgisch bezettingsregime[13]; ten tweede tegenwerking van het VNV, dat streefde naar een, in de ogen van de SS onaanvaardbaar, zelfstandig Dietsland.; tenslotte het beïnvloeden van diensten van de Militärverwaltung. Het meest bekende voorbeeld van ‘hineinregieren’ vanwege de SS is de oprichting van de Dienststelle Jungclaus, de Belgische afdeling van de Germanische Leitstelle[14], bedoeld om de Volkstumpolitik[15], eigenlijk behorend tot het takenpakket van de Militärverwaltung, te beïnvloeden en te beheersen. De tegenwerking van het VNV gebeurde door de oprichting van de Algemene SS Vlaanderen[16] en later door steun aan de DeVlag[17]. Een voorbeeld van beïnvloeding van een bestaande dienst tenslotte vinden we in de culturele politiek van de Militärverwaltung : de heren Petri en Reese werden door het Militair Bestuur aangezocht om de culturele politiek uit te stippelen, die dan door de afdeling Kultur van de Propaganda Abteilung[18] (PA) praktisch uitgewerkt diende te worden. Deze PA stond in de praktijk echter sterk onder invloed van het Propagandaministerie (Promi) te Berlijn, zodat de samenwerking tussen PA en Militärverwaltung niet altijd even goed verliep.

 

We zullen in het volgende hoofdstuk zien dat de DeVlag in de bezettingsjaren voluit meegesleept zal worden in de machtsstrijd tussen SS en Militärverwaltung. In Vlaanderen zou dit conflict zijn weerslag vinden in de strijd tussen Algemene SS Vlaanderen en de DeVlag enerzijds en het VNV anderzijds. Slechts één van de genoemde Vlaamse bewegingen zou zich met recht en rede overwinnaar kunnen noemen naarmate het conflict in een definitieve plooi viel : de DeVlag.

 

 

2. De Duitse perspolitiek in bezet België[19]

 

In deze bespreking stellen we ons niet als doel de volledige Duitse perspolitiek minutieus uit te diepen. Aangezien we in dit werk echter de inhoudsanalyse zullen verslaan van een dagblad dat het levenslicht zag in de bezettingsjaren, is het uiteraard nodig het kader te kennen waarin de Belgische pers tijdens de bezetting zijn activiteiten diende te ontplooien. Onder deze hoofding behandelen we bijgevolg de krachtlijnen van de Duitse perspolitiek in België, met aandacht enerzijds voor de instellingen  - zowel Duitse als Belgische -  die ingeschakeld werden in de organisatie van het perswezen, en anderzijds voor de censuurregeling en verschillende richtlijnen voor de pers vanwege de Propaganda Abteilung. De hieronder behandelde materie wordt uitgebreid besproken in hoofdstukken 2 tot en met 4 van het werk ‘De Belgische dagbladpers onder Duitse censuur (1940-1944)’ van Prof. Dr. De Bens (1973).

 

2.1. De Duitse bezetter streefde  - in navolging van de politiek van het Promi in Duitsland -  in België naar een volledige ‘Gleichschaltung’ van de geschreven pers : het ideaalbeeld was een ‘gelijkschakelde’ pers waarin alle dagbladen trouw de nationaal-socialistische ideologie zouden uitdragen en verdedigen. Het was de taak van de Propaganda Abteilung, en dan vooral van haar persafdeling, om middels een efficiënt censuurbeleid dit vooropgesteld doel te bereiken.

 

2.2. De Propaganda Abteilung was, als onderdeel van de Verwaltungsstab, ondergeschikt aan Militärverwaltungschef Eggert Reeder. Zoals eerder gezegd was de invloed van Berlijn echter duidelijk voelbaar binnen de organisatie van de Propaganda Abteilung[20]. Deze vermenging van invloedssferen die zo vaak te ontwaren is in de Duitse bezettingsstructuur heeft onder andere geleid tot het ontstaan van concurrentie voor de Propaganda Abteilung als controlerend orgaan voor de Belgische pers. Zo verleende de Militärverwaltung, beducht voor een te grote invloed van Berlijn op de Propaganda Abteilung, tevens steun aan de Duitse Ambassade, die voor haar persdienst een grotere rol wilde opeisen in de controle op de Belgische pers. Uiteindelijk kon deze persdienst  - wel op een lager niveau dan de Propaganda Abteilung, die de absolute autoriteit inzake Belgische perspolitiek bleef -  zich mengen in de Belgische perspolitiek. Enkele van de taken die zij zich toegeëigend hadden, waren : het opstellen van een dagelijks persoverzicht, overmaken van buitenlandse berichtgeving aan de Belgische redacties, invloed uitoefenen bij de keuze van redactiepersoneel of schorsingen van kranten,  financiële steun aan bepaalde kranten,… Daarnaast mengden ook de Germanische Leitstelle en de Sicherheitsdienst, Abteilung III, in de praktijk beide organen van de Duitse SS, zich in de Belgische perswereld. Hun bijdragen bleven echter hoofdzakelijk beperkt tot het verlenen van financiële steun aan collaborerende groepen die het SS-ideeëngoed wilden uitdragen. De Abteilung III van de Sicherheitsdienst stelde daarnaast ook nog wel een dagelijks persoverzicht samen en hield zich tevens bezig met het infiltreren van verschillende redacties. Ondanks deze pogingen van verschillende diensten om de monopoliepositie van de Propaganda Abteilung te ondermijnen, bleef de Propaganda Abteilung echter bij uitstek het belangrijkste controle-orgaan voor wat betreft de geschreven pers in bezet België.

 

2.3. De belangrijkste opdracht van de Propaganda abteilung was vooreerst het opstellen en doen naleven van censuurmaatregelen. De eerste censuurregeling[21] die door de PA vooropgesteld werd, was er één van  preventieve censuur : krantenartikels dienden vóór de publicatie voorgelegd en goedgekeurd te worden. De nadelen van zulke voorafgaande censuur lieten zich echter onmiddellijk gevoelen. Zo was het geen evidentie om tot een omvangrijk korps bekwame censoren te komen. Bovendien werden de censoren niet geruggesteund door geüniformiseerde vaste richtlijnen, zodat het al dan niet doorstromen van artikels naar de publicaties uiteindelijk sterk afhing van de persoonlijke overtuiging of redelijkheid van de censor. Daarbij diende nog in rekening gebracht te worden dat preventieve censuur zeer tijdrovend was, zodat de pers achterop dreigde te geraken op de actualiteit, en dat voorafgaande censuur onvermijdelijk tot een gelijkvormige, monotone pers leidde waarin de propaganda bijgevolg overduidelijk zichtbaar, en dus ineffectief, werd.

 

Dit alles leidde ertoe dat de PA op 10 oktober 1940 de censuur-a-posteriori instelde. Noodzakelijke voorwaarde hiertoe was het onder controle brengen van het nieuwsagentschap Belgapress. Voortaan werd enkel de doorstroom van informatie naar het nieuwsagentschap onderworpen aan preventieve censuur, terwijl de Belgische dagbladen pas na de publicatie gecontroleerd en eventueel gesanctioneerd werden. De buitenlandse berichtgeving die naar Belgapress stroomde, bestond exclusief uit door het Deutsches Nachrichtenbüro gecensureerde informatie, terwijl de binnenlandse nieuwsvoorziening voorafgaandelijk gecontroleerd werd door PA-censoren. Belgapress werd tevens door de PA gebruikt om hun richtlijnen over te maken aan de verschillende redacties.     

 

Hoewel de directieven van de PA vrij correct opgevolgd werden, waagden de journalisten het na verloop van tijd meer en meer om buiten de lijnen te lopen[22]. Als tegenreactie vond de PA het nodig om voor artikels van politieke, sociale of economische inhoud opnieuw de preventieve censuur op te leggen. Het dient gezegd dat deze censuur vrij streng toegepast werd, wat voor een groot deel te verhalen valt op de grote druk die indirect uitgeoefend werd op de censoren : de angst om na een beroepsfout aan het front terecht te komen, hield de censoren allen strak in het gareel. Het Belgische perslandschap evolueerde bijgevolg opnieuw naar een troosteloos monotone en volledig ‘Gleichgeschalte’ dagbladpers, wat de Duitse propagandistische doeleinden niet ten goede kwam.

 

2.4. Tenslotte kunnen we nog kort de overige taken van de Propaganda Abteilung samenvatten[23]. De allereerste taak die de persafdeling van de PA na de bezetting op de schouders nam, was het zo snel mogelijk opnieuw opstarten van de Belgische dagbladen. De ‘opstartprocedure’ werd vrij snel vastgelegd in een reeks ‘Verordnungen’ van de PA. Verder stelde de PA zich als doel zoveel mogelijk controle te verwerven op alle aspecten van het redactionele gebeuren : de PA bepaalde de oplage, omvang en prijs van de dagbladen; onder andere via de totale controle op de, onder impuls van de PA gestichte, ‘Vereeniging van Belgische Journalisten’, kon de PA journalisten aanstellen of schorsen en tevens hun loongelden vastleggen; de distributie van alle dagbladen kwam onder controle van de PA daar zij het bestaande distributieagentschap Dechenne onder hun vleugels gebracht hadden; een zeer machtig wapen om de Belgische pers aan banden te leggen, vond de PA in de totale controle over de Papiercentrale; tenslotte werden, via Belgapress en via een dagelijkse persconferentie, richtlijnen, en soms zelfs volledige artikels met de verplichting tot publicatie, doorgegeven aan de verschillende redactieploegen. 
 

 

Hoofdstuk II : De DeVlag

 

 

In dit hoofdstuk zullen we de geschiedenis van de beweging bekend als de DeVlag verduidelijken. De afkorting DeVlag staat voor Duitsch-Vlaamsche Arbeidsgemeenschap of Deutsch-Flämische Arbeitsgemeinschaft. De beweging werd in 1936 opgericht door J. Van de Wiele en R. Wilkening en was oorspronkelijk gericht op het onderhouden en uitbouwen van contacten tussen Vlaamse en Duitse intellectuelen. Het hoeft dan ook niet te verbazen dat de DeVlag zich in de oorlogsjaren aan Duitse zijde schaarde. Het werd Van de Wiele’s uitdrukkelijke ambitie om de DeVlag, een beweging die zoals gezegd louter culturele doeleinden diende, tevens op het politieke vlak te profileren.

 

 

1. Jef Van de Wiele[24]

 

Fredegandus Jacobus Josephus Van de Wiele werd geboren in 1903 te Deurne als jongste zoon van de latere burgemeester van Deurne (1919-1933), August Van de Wiele. Na zijn studies te Antwerpen en Gent was Van de Wiele enkele jaren tewerkgesteld als regent in het Rijksmiddelbaar onderwijs te Antwerpen en later te Aarschot. In 1933 richtte hij te Leuven de studentenkring Germania op, een beweging die de eigenlijke aanzet betekende tot het ontstaan van de DeVlag in 1936. In datzelfde jaar 1936 behaalde hij met de grootste onderscheiding de graad van doctor in de Germaanse filologie aan de Leuvense Universiteit. Drie jaar later werd een studie van zijn hand, aangaande de stad Antwerpen in de literatuur, bekroond door de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde.

 

Gedurende de oorlogsjaren wierp Van de Wiele, die zich met de DeVlag tot dan toe louter met culturele zaken ingelaten had, zich op als absolute topfiguur in de totale collaboratie. Hij verdedigde fel het Groot-Germaanse standpunt dat voorzag in de ‘Anschluss’ van Vlaanderen bij het Duitse rijk. In de loop van de bezetting zou Van de Wiele voor zijn beweging dan ook steun zoeken bij de Duitse SS. In deze periode zette Van de Wiele zich actief in als ‘ronselaar’ voor de Waffen-SS[25] en was hij ondermeer betrokken bij de stichting van de Vlaamse Volksscholen[26], het Veiligheidskorps[27], de Hitlerjugend-Vlaanderen[28] en de Vrouwenwerken van de DeVlag[29]. Voorts bekleedde Van de Wiele vanaf oktober 1940 de post van secretaris van de Vlaamse cultuurraad, onder voorzitterschap van Cyriel Verschaeve, en was hij vanaf augustus 1940 actief in de leiding van het Nationaal Cultuurverbond.

 

Toen de geallieerden in september 1944 een snelle opmars maakten, week Van de Wiele uit naar Duitsland waar hij erkend werd als leider van het door hem opgerichte Vlaamsch Bevrijdingscomité, een ‘Vlaamse regering’ van emigranten met Van de Wiele als regeringsleider[30]. In dezelfde periode werd hij, net als Léon Degrelle, aangesteld als Obersturmbannführer van de Germaanse SS. Na de definitieve Duitse nederlaag werd Van de Wiele tewerkgesteld als huisleraar bij een Duitse adellijke familie. Later kwam hij, als Hauptmann Löhr, terecht in een kamp voor Duitse krijgsgevangen officieren. Daar werd hij herkend en gearresteerd. In 1946 werd de doodstraf, waar de Antwerpse krijgsraad hem bij verstek toe veroordeeld had, bekrachtigd, maar niet uitgevoerd daar raadsheer Van Laethem het niet bewezen achtte dat Van de Wiele persoonlijk iemand verklikt zou hebben of uit winstbejag gehandeld zou hebben of de weerbaarheid van het Belgische leger ondermijnd zou hebben. In 1963 kwam een einde aan de opsluiting van Van de Wiele. Hij week uit naar Duitsland, trok vervolgens naar Nederland en kwam tenslotte terug naar Vlaanderen, waar hij op 4 september 1979 te Gent overleed.

 

 

2. Rolf Wilkening[31]

 

Aan Duitse kant  waren de deelnemers aan het culturele project DeVlag hoofdzakelijk gegroepeerd aan de universiteit van Keulen. Deze studenten werden in de jaren ’30 ingeschakeld in het genazifieerde studentenleven en ondergebracht in de Aussenstelle West van de Reichsstudentenführung. Deze groep, met zetel te Keulen, stond onder de leiding van Rolf Wilkening[32], mede-oprichter van de DeVlag. Van mei 1940 tot 1943 verkreeg Wilkening de leiding over de cultuurafdeling van de Propaganda Abteilung[33]. Van daaruit bezette hij een ideale positie om de DeVlag na de aanvang van de oorlog opnieuw te lanceren en later naar een dominante positie te loodsen. Zo was het onder andere de verdienste van Wilkening dat de DeVlag in mei 1941 ondergeschikt gemaakt werd aan de SS. Wilkening vormde tevens de schakel tussen de DeVlag en de vele miljoenen financiering vanwege de Propaganda Abteilung, het Reichsministerium für Volksaufklärung und Propaganda (Promi) en de Germanische Leitstelle[34] van de SS. Na 1943 werd Wilkening verbonden aan het SS-Hauptamt te Berlijn. Zijn verdere levensloop en sterfdatum zijn ons onbekend.

 

 

3. Kroniek van de DeVlag

 

Zoals gezegd werd de DeVlag-beweging in 1936 opgericht. De stuwende kracht achter de beweging kwam in deze aanvangsfase hoofdzakelijk vanwege de universiteiten van Leuven en Keulen, met respectievelijk Jef Van de Wiele en Rolf Wilkening in een voortrekkersrol. Het doel van de vereniging bestond erin de culturele band tussen Vlaanderen en Duitsland te bestendigen en uit te bouwen. Het tijdschrift ‘De Vlag’[35], waarvan Van de Wiele zelf de hoofdredactie op zich nam[36], vormde het belangrijkste instrument hiervoor. De activiteiten van de DeVlag bestonden vooral uit uitwisselingen van professoren en studenten, bezoeken, vergaderingen en reizen, gemeenschappelijke cultuurdagen, enz. Ook de artikels in ‘De Vlag’ situeerden zich in deze culturele, academische context[37]. Na de Duitse inval in Polen (1 september 1939) staakte de DeVlag haar werkzaamheden, omwille van de Belgische neutraliteitspolitiek.

 

In augustus 1940 werd, met de steun van de Propaganda Abteilung, de publikatie van het tijdschrift ‘De Vlag’ hernomen, hoewel Eggert Reeder geweigerd had hiertoe toelating te verlenen. In deze periode toonde Rolf Wilkening, zoals gezegd werkzaam in de Propaganda Abteilung, zich als de grote bezieler van de DeVlag. Dat hij niet de intentie had zich te plooien naar de wensen van de Militärverwaltung, blijkt nog duidelijker uit de volgende grote stap in de ontwikkeling van de DeVlag : in mei 1941 reist Wilkening, alweer zonder medeweten van Reeder, naar Berlijn voor een onderhoud met enkele topfunctionarissen van de SS. Eindresultaat van deze uitstap is de opname van de DeVlag in de SS-structuren : in november 1941 zal Gottlob Berger, SS-Obergruppenführer, het algemeen voorzitterschap van de DeVlag op zich nemen. Dit nieuw onderdak voor de DeVlag betekent in concreto dat de beweging ingeschakeld wordt in de machtsstrijd tussen Militärverwaltung en SS, die in Vlaanderen weerspiegeld wordt in de strijd tussen VNV en DeVlag/Algemene SS Vlaanderen. De DeVlag toonde zich een gewillige partner : het Groot-Germaanse standpunt, de Anschluss[38] van Vlaanderen bij het Derde Rijk en zelfs het racisme en antisemitisme van de SS werden de nieuwe pijlers van de DeVlag-doctrine. In april 1942 startte, onder de auspiciën van Richard Jungclaus[39], de samenwerking tussen de Algemene SS-Vlaanderen en de DeVlag[40]. Deze samenwerking kwam in de praktijk op het politieke vlak echter neer op een dominantie van de DeVlag : de rol van de Algemene SS-Vlaanderen werd beperkt tot het aanwerven van soldaten voor het Duitse leger en de Waffen SS[41].

 

Deze periode is er begrijpelijkerwijs één van groeiende onrust bij de Militärverwaltung en het VNV. Met de SS als machtige bondgenoot zal de DeVlag haar positie in bezet België namelijk snel weten te versterken[42]. De in maart 1942 gepubliceerde ‘Abgrenzung der Aufgaben der DeVlag und den übrigen flämischen Organisationen’[43] is slechts één van de vele vergeefse pogingen vanwege Reeder om de DeVlag opnieuw strikt tot het culturele domein in te krimpen[44]. De strijd tussen VNV en DeVlag zal er één worden van gestadige aftakeling van het VNV en zal culmineren in een onderhoud, op 29 februari 1944, tussen onder andere Himmler, Van de Wiele en toenmalig VNV-leider Elias, waarin het VNV voorgoed afgescheept zal worden. Het meest bekende initiatief vanwege SS en Devlag om hun invloed in België te verstevigen vormt waarschijnlijk de oprichting van de Hitlerjeugd Vlaanderen. Deze beweging werd opgericht op 14 november 1943 en was vooral bedoeld om de concurrentie aan te gaan met de, op het VNV geënte, Nationaal-Socialistische Jeugd in Vlaanderen (NSJV). De activiteiten in de Hitlerjeugd waren in feite vooral gericht op latere toetreding tot de Waffen-SS.

 

Na de bevrijding bleek duidelijk dat de DeVlag zich gedurende de bezettingsjaren met succes opgeworpen had tot belangrijkste Vlaamse collaborerende partij. Jef Van de Wiele verkreeg, samen met Léon Degrelle, het monopolie op de Vlaamse pers in Duitsland[45]. Daarenboven zagen we reeds eerder dat de opgerichte Vlaamse Landsleiding enkel DeVlag-leden of DeVlag-sympathisanten herbergde. Wanneer het Duitse rijk definitief ineenstortte, ging de DeVlag mee ten onder : na de oorlog zou de beweging geen voortzetting onder de een of andere vorm kennen[46].

 

 

4. Structuur van de DeVlag[47]

 

De DeVlag opteerde van meet af aan voor een cellenstructuur[48]. Twee afzonderlijk gegroeide initiatieven, één te Brussel en één te Antwerpen, werden kort na de heropstarting in 1940 aangehecht als de eerste twee cellen. Enkele maanden later werd ook te Gent een DeVlag-cel opgericht. Naarmate meer cellen opgenomen werden, ontwikkelde zich een volgende verticale structuur, hier weergegeven in afdalende orde : Landsleider - gewesten - cellen - steunpunten - wijken - blokken[49]. De oprichting van nieuwe cellen[50] werd de verantwoordelijkheid van het Hoofdambt Organisatie. Daarnaast werd een Personeelsambt[51] ingericht die de verantwoordelijkheid zou dragen over alle ambtsdragers en personeelsleden van de DeVlag. Het hoofdambt Financie, onder leiding van G. Van Bergen, zorgde voor de hele financiële kant van de organisatie. Door toedoen van Wilkening  - en met hem de Propaganda Abteilung -  begon zich in die aanvangsfase tevens een staf te ontwikkelen rond Van de Wiele : nog in 1940 werden R. Wyckmans (bureauwerk), J. Henskens (secretaris) en L. Schalenbourg (financiën) op de loonlijst van de DeVlag geplaatst.

 

Na de opname van de DeVlag in de SS-structuren werd een algemene herstructurering doorgevoerd. Tussen het niveau van de landsleider Jef Van de Wiele en de basis van zijn beweging ontstond het ‘Convent der Celleiders’. Dit Convent werd enkel samengeroepen op uitnodiging van Van de Wiele. De staf rond de landsleider werd uitgebouwd in zes diensten, met name ‘Veranstaltungen’, ‘Pers en Documentatie’, ‘Aktieve Propaganda’, met Pol Le Roy als Propagandaleider, ‘Boekhouding’, ‘Redactiesecretariaat’ en ‘Technische Dienst’. Verder werd een ‘College der Referenten’[52] ingericht dat inhoudelijke adviezen kon geven aan de landsleider. Zoals reeds eerder vermeld, nam Gottlob Berger in november 1941 het algemeen voorzitterschap over de DeVlag op zich, zodat Van de Wiele de ondergeschikte werd van Berger.

 

Eens onder de vleugels van de SS kon de DeVlag ongehinderd doorgroeien, wat uiteraard repercussies had op de structuur van de beweging. De eerder vermelde R. Wyckmans werd Algemeen Zaakleider. De Zaakleiding of Geschäftsführung stond oorspronkelijk in voor de financiën van de beweging. In de praktijk evolueerde haar rol echter naar een algemene inspraak op verschillende domeinen van de DeVlag. Landsleider Van de Wiele kreeg, in de persoon van de Leidingsreferent en vanaf 1943 de Leider der Adjudantur, een eigen kabinetschef of chef van het protocol toegewezen. In het najaar van 1943 werd een deel van de taken van de Algemene Leiding rond Van de Wiele gedelegeerd naar de Landsorganisatieleiding onder de leiding van Frans Van der Auwera. Van de Wiele omschreef het takenpakket van de Landsorganisatieleider als volgt : ‘…gevolmachtigde van den Landsleider in alle interne partijaangelegenheden (…) pleegt regelmatig overleg met hem (=den Landsleider, TDW), en is uitsluitend aan hem verantwoordelijk. Hij vertegenwoordigt den Landsleider in alle niet disciplinaire of paramilitaire dienstaangelegenheden der partij. Derhalve heeft zijn handteekening bindende kracht tegenover alle gezagvoerders en ambtsdragers der partij en der aangesloten nevenorganisaties (…). Zonder zijn handteekening is geen enkele (…) beslissing geldig. (…) De Landsorganisatieleider bewerkt een principiële en enge samenwerking tusschen de verschillende ambten en diensten der Landsleiding…’[53].  Voorts bewerkstelligde de DeVlag de oprichting van een Landsinspectie, bestaande uit twee inspecteurs, belast met controle op de gewesten en cellen. Binnen de Landsinspectie werden tevens een aantal interne tribunalen gehuisvest, met als hoogste orgaan het Landspartijgerecht onder voorzitterschap van Meester Severinus Verdoodt. Tenslotte werd in 1943 de Algemene Leiding uitgebreid met de oprichting van de Stafleiding, onder leiding van Robert Verbelen[54], die als taak kreeg de DeVlag organisatorisch mee om te vormen.

 

 

5. Ideologie van de DeVlag

 

We zagen reeds dat de DeVlag evolueerde van een culturele beweging met Duitse sympathieën naar een politieke beweging[55] die openlijk het SS-gedachtengoed, met de Groot-Germaanse gedachte als stokpaardje[56], ging propageren. De basisprincipes van de DeVlag worden ons inziens perfect samengevat door Seberechts[57], wanneer hij zegt : ‘Deze ideologie (…) werd gekenmerkt door het aanvaarden van het leidingsprincipe, het streven naar een nieuwe ordening van wereld en maartschappij, een sterk rassenbewustzijn - dat naar racisme evolueerde -, het verheerlijken van strijd en geweld, elitebewustzijn naast een bewerken en gebruiken van de massa[58], het verheerlijken van de jeugd en tenslotte het vuur van een revolutionaire[59] beweging die zich tevens de verdediger van de traditionele waarden noemde’.

 

De DeVlag zelf vatte haar principes als volgt samen in de ‘Stellingen der DeVlag’[60] :

 

1. Het nationaalsocialisme waarborgt het behoud en de verdere ontplooiing van den volkschen eigenaard.

2. Het nationaalsocialisme waarborgt het behoud en de ontplooiing van alle in den loop der geschiedenis harmonisch ontstane en gegroeide kultuurwaarden.

3. Het nationaalsocialisme waarborgt het ontstaan en de verwezenlijking eener ware socialistische gemeenschap.

 

Daarom eischen wij :

I. ONVOORWAARDELIJKE TROUW AAN HET NATIONAALSOCIALISME

 

4. Alleen het Rijk waarborgt de volledige verwezenlijking van het nationaalsocialisme, ongewijzigd en onverminderd.

5. Alleen het Rijk, zoals de Führer het opbouwen zal, is in staat aan de volkeren van Germaanschen bloede en daarmede ook aan het Vlaamsche volk, weer de sterkte te verschaffen, welke zij noodig hebben voor de ontplooiing hunner volksche krachten.

6. Alleen onvoorwaardelijke trouw aan het Rijk is ware trouw aan de gezonde krachten van het eigen volk.

 

Daarom eischen wij :  

II. ONVOORWAARDELIJKE TROUW AAN HET RIJK

 

7. Alleen onvoorwaardelijke trouw aan den Führer laat hem toe het nationaalsocialisme volledig te verwezenlijken.

8. Alleen onvoorwaardelijke trouw laat hem toe het Rijk op te bouwen volgens zijn wil.

9. Alleen onvoorwaardelijke trouw verhindert elke imperialistische of particularistische neiging en poging tot verdeeling en verzwakking van het Rijk, nu en in de toekomst.

 

Daarom eischen wij :

III. ONVOORWAARDELIJKE TROUW AAN DEN FUEHRER

 

 

6. Ledenaantallen van de DeVlag

 

Omtrent de evolutie van het ledenaantal van de DeVlag doorheen de oorlogsjaren is weinig met zekerheid bekend. De bronnen hieromtrent, hoofdzakelijk afkomstig van de DeVlag zelf, zijn namelijk al te vaak met een korrel zout te nemen. Toch zijn we, op basis van schattingen van het Militair Bestuur en verklaringen van DeVlag-leden, tot aanvaardbare aantallen gekomen[61], weergegeven in onderstaande tabel,  voor verschillende stadia van de oorlogsperiode[62] :

 

 

Periode

Leden

juli 1940

230

januari 1941

1.700

herfst 1941

19.000

april-juni 1943

35.272

januari 1944

52.705

 

De aangroei van de DeVlag in het jaar 1941 - toen de relatie met het VNV nog niet vertroebeld was - kan vooreerst verklaard worden door de toetreding van VNV-leden : Staf De Clercq, leider van het VNV in die periode, spoorde zijn leden immers aan tevens lid van de DeVlag te worden. Gedurende het jaar 1941 zou de DeVlag elke maand gemiddeld 1.300 nieuwe leden aanwerven[63] !

De verdere spectaculaire toevloed van leden is vanuit twee invalshoeken mede te verklaren. Allereerst werden Vlamingen die door de DeVlag geworven werden om in Duitsland arbeid te verrichten automatisch lid van de DeVlag : het lidgeld werd eenvoudigweg van hun loon afgehouden[64]. Ook de in 1942 opgestarte samenwerking met de Algemene SS Vlaanderen heeft ongetwijfeld voor een aangroei van het ledenaantal van de DeVlag gezorgd : in een vergadering op 26 juli 1942 werd gestipuleerd dat de Algemene SS Vlaanderen zich zou engageren in het werven van nieuwe leden voor de DeVlag[65].

Voor wat betreft het werven van nieuwe leden volgde de DeVlag zeer nauwgezet de voorschriften van de NSDAP  - uiteraard toegepast op de Vlaamse situatie - : DeVlag-leden dienden raszuiver en van onbesproken gedrag te zijn. Verdere uitsluitingsmaatregelen hadden betrekking op Franstaligen, echtgenoten van een niet-raszuiver persoon, joden, mormonen, vrijmetselaars, leden van een theosofisch genootschap, leden van de Rotary-club en leden van een niet-openbare vereniging. Meestal traden nieuwe leden toe ter gelegenheid van speciaal ingerichte feestelijkheden, tentoonstellingen, werkpauzeconcerten, enz[66]. De jaarlijkse bijdrage ter lidmaatschap van de DeVlag bedroeg 30 frank, eventueel maandelijks af te betalen. 

 

 

7. Persorganen van de DeVlag

 

Naarmate de DeVlag aan belang won in bezet Vlaanderen, begreep de DeVlag-leiding de noodzaak van eigen persorganen ter verspreiding van hun nationaal-socialistische ideologie.  Eén van de zes diensten die ingericht werden na de opname van de DeVlag in de SS-structuren droeg dan ook de naam ‘Pers en Documentatie’. De dienst viel uiteen in een Dienst Pers-Inlichtingen en een Persdienst : waar de eerstgenoemde dienst zich enkel inliet met enerzijds het opstellen van een persoverzicht aan de hand van verschillende dagbladen en periodieken, en anderzijds het doorgeven van informatie aan de Persdienst en de Dienst Aktieve Propaganda, was het de Persdienst die de verantwoordelijkheid droeg over de DeVlag-pers[67].

 

We zullen ons hier verder beperken tot een kort overzicht van de bladen die we duidelijk kunnen kenmerken als zijnde van DeVlag-signatuur. Allereerst verzorgde de DeVlag de uitgave van een negental periodieken, enkel en alleen bestemd voor DeVlag-leden : De Vlag, Balming, De Vlaamsche Post, Westland, Laagland[68], Odal, Scholingsbrieven, Tijl en Starkadd[69]. Het vooroorlogse tijdschrift ‘De Vlag’ bleef zich profileren als een cultureel maandblad, hoewel op geregelde tijdstippen nationaal-socialistisch geïnspireerde artikels opgenomen werden. In het algemeen werd wel duidelijk dat de populariteit van het blad gedurende de oorlogsjaren zwaar achteruitging[70]. Dat deed de DeVlag-leiding ertoe besluiten in 1943 het lichter verteerbare weekblad ‘Balming’, onder hoofdredactie van Angenet, te lanceren. Daar het blad gericht was op de DeVlag-leden[71], was de strekking van in het begin radicaal nationaal-socialistisch. Dankzij een goed georganiseerde propaganda en Duitse steun kon de oplage vrij snel de 12.000 exemplaren overschrijden[72]. Vermelden we tenslotte nog dat het regionale weekblad ‘Het Brugsch Handelsblad’[73] en het weekblad van de Algemene SS Vlaanderen ‘De SS Man’[74], hoewel ze geen eigendom van de DeVlag waren, toch binnen de invloedssfeer van de DeVlag opereerden.

 

De DeVlag vond het tevens opportuun zich te engageren in de dagbladpers. De ‘rijksuitgave’ van ‘Het Vlaamsche Land’[75], bestemd voor Vlaamse arbeiders in Duitsland, stond omzeggens volledig onder DeVlag-invloed[76]. Bij de Vlaamse arbeiders in Duitsland en bij de Oostfronters was deze rijksuitgave, samen met andere DeVlag-publikaties, zowat verplichte lectuur : de verspreiding van het populaire VNV-dagblad ‘Volk en Staat’ werd verboden, terwijl de DeVlag-publicaties opgedrongen werden[77]. Na mislukte pogingen om hun invloed te vestigen op de redacties van ‘De Dag’ en ‘Het Laatste Nieuws’, besloot de DeVlag in 1943 een officieel DeVlag-dagblad op te starten : de naam van de vooroorlogse ‘De Gazet’ werd gestolen en het eerste nummer rolde op 31 augustus 1943  - wel onder de vermelding : eerste jaargang -  van de persen van de drukkerij-uitgeverij De Vlijt. De DeVlag-strategie bestond erin eerst een ruim lezerspubliek op te bouwen vooraleer de nationaal-socialistische ideologie duidelijk aan bod te laten komen. De Gazet[78] werd dus een boulevardblad dat zijn start niet miste : in januari 1944 kon men de oplage reeds optrekken tot 100.000 exemplaren, om in mei-juni 1944 een piek te bereiken van 136.083 exemplaren[79]. Na zulk een lezerspubliek opgebouwd te hebben, ging de DeVlag over tot deel twee van hun vooropgezette strategie : een dienstnota van 20 april 1944[80] maakt duidelijk dat ‘De Gazet’ nu rijp geacht werd om het masker van boulevardblad af te werpen en de echte DeVlag-ideologie te propageren.

Na de bevrijding trachtte de DeVlag, in opdracht van Goebbels, twee nieuwe bladen van de grond te krijgen[81]. Te Berlijn verscheen het dagblad ‘Vlaanderen Vrij’ onder hoofdredactie van Wijckmans en Sacré, die tevens instonden voor het nieuwe culturele blad ‘De Geuzen’. Ook de publicatie van de weekbladen ‘Balming’ en ‘De Vlaamsche Post’ werd na de bevrijding in Duitsland verdergezet[82]. Zelfs het maandblad ‘De Vlag’ kon te Hildesheim haar bestaan nog even verlengen[83].                                                          

 

 

Hoofdstuk III : Inhoudsanalyse van De Gazet

 

1. Inleiding

 

We geven hieronder de gegevens die Prof. Dr. De Bens over De Gazet verzameld heeft in haar ‘Inventaris van de Belgische gecensureerde informatiepers tijdens de Tweede Wereldoorlog’ (1968).

 

Wat betreft de weergegeven strekking menen we te kunnen opmerken dat De Gazet nochtans wel als officieel DeVlag-orgaan betiteld kan worden : we haalden reeds bij de bespreking van de DeVlag-pers in het tweede hoofdstuk aan dat de DeVlag-leiding De Gazet opstartte als een officieel DeVlag-dagblad, en dat achter deze uitgave een hele strategie schuilging. De auteur noemt hier De Gazet een officieus orgaan daar de beginstrategie enkel en alleen gericht was op het opbouwen van een zo breed mogelijk lezerspubliek, middels de bekende boulevardblad-formule. De lezer werd bijgevolg in het ongewisse gelaten over de achterban van het dagblad : niets in de hoofding van De Gazet laat vermoeden dat de DeVlag achter het blad zit. We haalden echter ook reeds aan dat in de loop van 1944 de DeVlag-leiding de tijd rijp achtte om het masker van boulevardblad af te werpen en het echte gelaat achter De Gazet bloot te geven.

 

Deze inhoudsanalyse stelt zich de vraag in hoeverre deze vooropgestelde tweede stap in de DeVlag-strategie ook daadwerkelijk gezet is, én in hoeverre er vóór deze stap al sprake zou geweest zijn van een zekere doorsijpeling van DeVlag-ideeën in de kolommen van De Gazet. Als onderzoeksvraag stellen we dus : Zijn er  - en zo ja, in welke mate ? -  harde standpunten van de DeVlag-ideologie in De Gazet doorgedrongen ? Indien de onderzoeksvraag positief beantwoord zou kunnen worden, dan nemen we als secundaire onderzoeksvragen op : Kunnen we één of meerdere rubrieken aanduiden als dé verspreiders van DeVlag-ideologie, en vinden we sporen terug van de voor De Gazet vooropgestelde strategie ?

 

Vier weken van De Gazet werden onder de loep genomen. Om een egale spreiding van de gekozen weken te bereiken, werden de eerste week van het eerste kwartaal, de tweede week van het tweede kwartaal, de derde week van het derde kwartaal en de vierde week van het vierde kwartaal weerhouden : dit komt respectievelijk neer op de weken 1 tot en met 7 november 1943, 7 tot en met 13 februari 1944, 15 tot en met 21 mei 1944 en 21 tot en met 27 augustus 1944. De eerstgenoemde twee weken telde De Gazet 4 pagina’s, een aantal dat in de loop van 1944 wegens de papierschaarste teruggeschroefd werd tot 2 bladzijden. Doorheen de twee jaargangen bleef de Gazet wel steeds 6 maal per week verschijnen.

 

23 nummers van De Gazet werden onderzocht. Daar op 1 november geen krant verscheen, werd de krant van zaterdag 30 en zondag 31 oktober in het onderzoek opgenomen. De krant voor donderdag 18 mei bleek onvindbaar, zodat we voor de vier weken dus tot een totaal van 23 nummers gekomen zijn. Tijdens ons onderzoek bleek al gauw dat in de dagelijkse nummering van De Gazet vaak fouten opdoken. Om latere misverstanden te vermijden, geven we hieronder een opsomming van de gebruikte nummers :

 

1. Zaterdag 30 oktober, zondag 31 oktober & maandag 1 november 1943 : N° 53, jaargang 1

2. Dinsdag 2 november 1943 : N° 54, jaargang 1

3. Woensdag 3 november 1943 : N° 55, jaargang 1

4. Donderdag 4 november 1943 : N° 56, jaargang 1

5. Vrijdag 5 november 1943 : N° 58 (sic !), jaargang 1

6. Zaterdag 6 november & zondag 7 november 1943 : N° 59 (sic !), jaargang 1

7. Maandag 7 februari 1944 : N° 31, jaargang 2

8. Dinsdag 8 februari 1944 : N° 32, jaargang 2

9. Woensdag 9 februari 1944 : N° 33, jaargang 2

10. Donderdag 10 februari 1944 : N° 34, jaargang 2

11. Vrijdag 11 februari 1944 : N° 35, jaargang 2

12. Zaterdag 12 & zondag 13 februari 1944 : N° 36, jaargang 2

13. Maandag 15 mei 1944 : N° 117, jaargang 2

14. Dinsdag 16 mei 1944 : N° 117 (sic !), jaargang 2

15. Woensdag 17 mei 1944 : N° 118, jaargang 2

16. Vrijdag 19 mei 1944 : N° 119 (sic !), jaargang 2

17. Zaterdag 20 & zondag 21 mei 1944 : N° 119 (sic !), jaargang 2

18. Maandag 21 augustus 1944 : N° 197, jaargang 2

19. Dinsdag 22 augustus 1944 : N° 198, jaargang 2

20. Woensdag 23 augustus 1944 : N° 199, jaargang 2

21. Donderdag 24 augustus 1944 : N° 200, jaargang 2

22. Vrijdag 25 augustus 1944 : N° 201, jaargang 2

23. Zaterdag 26 & zondag 27 augustus 1944 : N° 202, jaargang 2

 

 

2. Onderzoekscategorieën

 

Allereerst dienen we natuurlijk te definiëren wat we verstaan onder ‘harde standpunten van de DeVlag-ideologie’. Laten we hier ook onmiddellijk de opmerking maken dat een welomlijnde definiëring van de standpunten van een nationaal-socialistische en racistische beweging ons inziens steeds generaliserend en samenvattend is. Hieronder maken we slechts een onderverdeling in de voornaamste standpunten van de DeVlag.

 

2.1. Antisemitisme

 

In strikte navolging van het Duitse nationaal-socialisme, en sterk onder invloed van het antisemitisme en racisme van de SS, leefde binnen de DeVlag een sterk antisemitisme. Theorievorming omtrent de verschillende rassen had geleid tot een vooropgesteld spectrum van rassen met als hoogte- en dieptepunt respectievelijk de Ariërs en de Joden : ‘Het scherpst denkbare contrast met den Ariër vormt de Jood’[84]. De DeVlag sprak zich in enkele pamfletten en scholingsteksten openlijk uit voor een definitieve oplossing van het jodenprobleem. Zo schreef Van de Wiele zelf in zijn brochure ‘Joden zijn ook menschen’, na een opsomming die de Joden in verband bracht met alles wat slecht of fout was : ‘…Verwijderen moet men de volksparasieten uit het volkslichaam (…) Bloeien of vergaan, - uitroeien en uitdrijven, of de alsmaardoor zwellende kanker. En niet wachten tot morgen !…’[85]. De verklaring voor de titel van Van de Wiele’s brochure vinden we terug in een ander DeVlag-pamflet : ‘De Jood is toch ook een mensch ! Antwoord : Wij zeggen met Dr. Goebbels : De wandluis is toch ook een dier ! Maar wat voor één !’[86]. Ook het Veiligheidskorps van de DeVlag heeft zich waarschijnlijk meer dan eens ‘verdienstelijk gemaakt’ in de jodenvervolging[87].

 

2.2. Grootgermaanse gedachte

 

De DeVlag zag voor Vlaanderen enkel toekomst als deel van het Grootgermaanse Rijk dat na de oorlog, en gestoeld op een nationaal-socialisme, gevormd zou worden. Hoewel Van de Wiele weigerachtig stond tegenover het gebruik van de term[88], streefde de DeVlag dus naar ‘Anschluss’ of aanhechting van Vlaanderen bij het Duitse Rijk. ‘… Ons vaderland heet Vlaanderen en, dat werd ons door den Belgischen verfranschenden staat ontstolen. Daarom zoeken wij Vlamingen, een vaderland. Ons vaderland zien wij echter groot en breed. Niet de vijf provincies, maar heel de Germaansche grond is ons groote vaderland. Wij noemen het : het komende Rijk. Niet het Duitsche rijk, maar het Rijk waarin alle Vlamingen en Nederlanders, samen met de Duitsche arbeidskameraden, als gelijkberechtigde Germanen zullen wonen, moet eens ons vaderland worden…’[89].

 

Aansluitend bij dit streven naar een nieuwe orde, zal kritiek op het oude Belgische regime bijgevolg tevens een kenmerk van de DeVlag-ideologie zijn. Onder dit puntje rangschikken we tevens de verheerlijking van de Führer, onder wiens leiding het Grootgermaanse Rijk tot stand dient te komen : ‘…Het zal het Rijk zijn (…) onder de leiding van den éénen grooten Leider, Adolf Hitler…’[90].

 

2.3. Verheerlijking van de Vlaamse volksaard

 

In het kader van een waarlijk NATIONAAL-socialisme wierp de DeVlag zich op als verdediger van Vlaanderen en de Vlaamse volksaard en cultuur. Kritiek op België, als creatie van het Frans imperialisme, en de toenemende verfransing ressorteren uiteraard ook onder dit DeVlag-standpunt. Ook verheerlijking van de Vlaamse jeugd rangschikken we onder deze noemer. Verheerlijking van de Vlaamse volksaard houdt tevens verdediging van traditionele waarden, met name omtrent gezin, jeugd, vrouw, …[91] in.

 

2.4. Verheerlijking van de arbeider

 

De DeVlag was een arbeidsgemeenschap en toonde zich als dusdanig  - in het kader van een nationaal-SOCIALISME -  als een beweging die opkwam voor de rechten van de kleine man. De consequentie van deze opvatting is een negatieve houding tegenover het kapitaal. De oorlog werd door de DeVlag voorgesteld als een wereldrevolutie van arbeiders tegen het kapitaal : ‘…Deze wereldoorlog is in feite een wereldrevolutie. Het is de revolutie van den arbeider ! Arbeid tegen kapitaal, daarom gaat het ! (…) de anderen moeten door uwen arbeid vallen, de anderen, d.w.z. de kapitalisten, de vroegere uitbuiters van den werkman. Die zitten echter niet in Duitschland, maar in Londen en overal daar waar men met het Engelsch-Joodsch grootkapitaal samenspant…’[92].

 

2.5. Pro nationaal-socialisme. Contra bolsjevisme.

 

‘…Deze oorlog is een strijd tusschen twee wereldbeschouwingen : de kommunistische en de nationaalsocialistische…’[93]. Zo het Vlaamse volk niet onder een verstikkend sovjet-regime terecht wilde komen, kon maar beter alle nodige steun verleend worden aan het Duitse nationaal-socialisme : ‘…als het bolsjevisme moest triomferen, dan triomfeert de Jood, (…) het kapitaal : uw doodsvijand (…) dan is het uit met Vlaamsche kultuur en Vlaamsche zelfstandigheid, dan worden, katholieke arbeider, uw kerken gesloten en uw scholen afgeschaft…’[94]. Enkel het nationaal-socialisme werd in staat geacht de communistische dreiging af te wenden : ‘…Arbeider, zoudt ge nog eens uw lot in de handen willen leggen van de hansworsten van voor 10 mei ? (…) Of meent ge dan werkelijk, dat de Engelschen, die u op 10 mei niet verdedigen konden of wilden, de bolsjewistische legers aan de grens te Herbestal of elders zullen tegenhouden, nadat het sterke Duitsche leger heeft moeten begeven ? Zalig zijn de zotten en onnoozelen die het gelooven…’[95].

 

Alle uitingen van sympathie ten aanzien van Duitsland (en dus kritiek op alle vijanden van Duitsland) en kritiek ten aanzien van de Sovjetunie, en mogelijke oproepen voor steun aan het Duitse nationaal-socialisme en het Duitse leger, zijn onder deze noemer te rangschikken.

 

2.6. ‘Reclame’ voor de eigen beweging

 

Het meest voor de hand liggende standpunt waarin De Gazet het ware gelaat van zijn bezielers kan tonen, bestaat uiteraard uit expliciete reclameteksten voor de DeVlag. We denken hierbij aan wervingsadvertenties, verslagen van DeVlag-aktiviteiten, eventuele artikels van Jef Van de Wiele of andere DeVlag-notabelen, en dergelijke meer. Het valt ons inziens echter ten zeerste te betwijfelen dat de DeVlag, vooral in de beginperiode van De Gazet, zou overgegaan zijn tot expliciete DeVlag-reclame.

 

 

3. Analyse-, context- en meeteenheden

 

Als contexteenheden hebben we alle rubrieken van De Gazet geselecteerd, behoudens drie uitzonderingen : buitenlands nieuws, militair nieuws en sportnieuws werden voor deze inhoudsanalyse niet onderzocht. Het opnemen van sportnieuws was ons inziens te weinig relevant met het oog op onze onderzoeksvraag. De uitsluiting van buitenlands en militair nieuws is te verhalen op de preventieve censuur, uitgevoerd door Duitse diensten. Elke buitenlandse berichtgeving werd namelijk in gecensureerde vorm door het Deutsches Nachrichtenbüro naar Belgapress doorgezonden[96], zodat de rubrieken ‘buitenland’ van de Vlaamse dagbladen bijgevolg een zeer grote uniformiteit vertoond zullen hebben. Militaire berichten werden steeds onderworpen aan een voorafgaande controle door een Zensuroffizier der Wehrmachtpropaganda[97]. Mochten er dus in de buitenlandse of militaire berichtgeving van De Gazet harde DeVlag-standpunten doorgedrongen zijn, dan zijn deze op rekening te plaatsen van het Deutsches Nachrichtenbüro en de Duitse censuur, en níet op rekening van de DeVlag (hoewel de DeVlag zich waarschijnlijk kon verzoenen met de inhoud). Zulke berichten, waarvan de lezer ongetwijfeld weet dat ze doorheen heel de Vlaamse dagbladpers gelijklopend zijn, zullen door de lezer niet aanzien zijn als DeVlag-ideologie, maar louter als gecensureerde of verplichte publicaties.

 

Alle artikels binnen de geselecteerde rubrieken van de geselecteerde kranten vormen dan de  analyse-eenheden. We hebben tenslotte verkozen de resultaten procentueel weer te geven. Allereerst zullen we aangeven hoeveel procent van de bekeken artikels één of meer van de gedefinieerde onderzoekscategorieën bevatten. Vervolgens maken we een opsplitsing van de resultaten, eerst per onderzoekscategorie en later per contexteenheid.

 

 

4.  Onderzoeksresultaten

 

In totaal werden 405 artikels uit De Gazet onderzocht op de aanwezigheid van één of meer van de vijf vooropgestelde harde DeVlag-standpunten. In deze totaalsom werden zoals gezegd alle artikels met buitenlands of militair nieuws en sportnieuws niet opgenomen. Ook de vele advertenties, huwelijksaankondigingen, overlijdensberichten, reclames, en dergelijke meer, maken geen deel uit van dit totaal. In 67 van deze artikels werd een positieve correlatie met één of meer van de onderzoekscategorieën bekomen. We kunnen dus besluiten dat in ongeveer 16,5 % van de onderzochte artikels de DeVlag-leiding zijn overtuigingen in De Gazet trachtte door te drukken.

Wegens het optreden van artikels die meerdere van de onderzoekscategorieën bevatten, zorgen deze 67 artikels voor een aantal van 74 harde standpunten. We zullen hieronder per onderzoekscategorie het procentuele aandeel in dit totaal van 74 standpunten weergeven.

 

4.1. Resultaten per onderzoekscategorie

 

4.1.1. Antisemitisme (zes standpunten; 8,5 %)

 

Zes artikels (ongeveer 9 % van de 67 teruggevonden artikels) spraken zich expliciet uit tegen de Joden. De Joden worden vooral verweten de aanstokers van de oorlog te zijn, een oorlog die ze zouden aangrijpen om de Europese cultuur ten gronde te richten en hun Joodse wereldheerschappij te vestigen. Waar in nummer 58 van De Gazet nog vrij neutraal gesteld wordt “ …hetAngelsaksisch-Joodsche kapitalisme dat den oorlog verklaarde…”, (N° 58, p.1, kol. 6-7 & p.2, kol. 1) ontaardt de toon van twee volgende artikels in een openlijke beschuldiging en een ware scheldtirade versus de Joden : “Twee gieren grijpen met gretige klauwen naar een erfenis van vier eeuwen : de USA en Sowjet-Rusland (…) Achter twee maskers, één gezicht : de jood : doorheen het watermerk van den dollar en den roebel grijnst de vunzige, vieze havikssmoel van den Shylock. Deze oorlog vecht Europa tegen hem. (…) Of hij hunkert naar geld of hunkert naar bloed, het is overal dezelfde demonische grijns, die uit staalkoude oogen blikt en Europa naar het leven staat. Het is de demonie van Juda….” (N° 197, Jg.2, p.1, kol 7-8 + p.2, kol.1) en “We kunnen niet genoeg hameren op het jodendom, dat een bedreiging inhoudt voor onze beschaving, onze kultuur, ons christendom (…) De joden der VSA lanceren nu de openbare meening en overstelpen de wereld met leugens om aan den oorlog, die hun oorlog is, zoveel mogelijk te verdienen en langs dien weg de wereldheerschappij der joden te vestigen. Dat is hun doel !” (…) De 1e en 2e wereldoorlog zijn hun werk, dat hebben de akten, die gevonden werden in de grootsteden der door het Duitsche leger veroverde gebieden, bewezen (…) Dezen oorlog, dien ‘t zelf heeft uitgelokt, vecht het jodendom, en het weet zulks om heel zijn bestaan. Het heeft nogmaals al zijn krachten samengebracht om zijn wereldheerschappij te verwezenlijken” (N° 59, p. 2, kol. 3-5, onder de hoofding ‘De moderne bloedzuigers’). De Gazet legt er kortom de nadruk op dat het antwoord op de schuldvraag voor deze wereldoorlog een uitgemaakte zaak is :“…men is het er nu wel ongeveer in alle logisch denkende kringen over eens dat de joden de aanstichters zijn geweest tot dezen oorlog…” (N° 35, Jg.2, p.2, kol. 3-4).

 

Artikels die deze beschuldiging niet propageren, hebben het dan weer over de verschillende slechte eigenschappen van de Jood. Nadruk wordt gelegd op hun oneerlijke financiële praktijken, hun wil tot destabilisering van de Europese staten, hun lafheid, hun totale onbekwaamheid in de militaire dienst en hun liederlijke levensstijl : “het zaakjes-doen der joden, hun zwarthandel en bedriegerijen (…) duistere zaakjes te drijven en in het openbaar het hoogste woord te voeren (…) het ontbindingsproces, het geliefde strijdmiddel der joden, is in Engeland in vollen gang (…) Bij alle politieke schokken waren het joden en vrijmetselaars die de leiding hadden” (N° 59, p. 2, kol. 3-5); onder de hoofding ‘Waarom komt er geen joodsch leger tot stand ? Totale ongeschiktheid der joden weerhoudt Londen zelfs tot de vorming van muilezelkompanies…’ : “…zelfs hun vrienden zijn weinig opgetogen over hun physieke en geestelijke talenten…” (N° 35, Jg.2, p.1, kol. 6-7 + p. 2, kol. 1); onder de hoofding ‘Waar zijn de strijdende Joden’ : “…dat de Duitschers deze joden nog nergens op een slagveld hebben ontmoet (…) Er is in Noord-Afrika een Joodsch generaal gevallen. Niet op het slagveld. Wel 80 km achter het front door per ongeluk op een mijn te trappen. Hij was belast met de dienst van de kantine. Zaken doen voor alles, zegt de jood, zelfs, neen vooral in oorlogstijd…” (N° 35, Jg. 2, p. 2, kol 3-4). In een artikel dat bericht dat vele Joden zich onder de hoede van Badoglio aan de Italiaanse Riviera gevestigd hebben, valt de sneer “men kan zich gemakkelijk voorstellen wat voor een orgieën er gevierd werden”. De Joden in kwestie werden volgens het artikel verjaagd door Duitse troepen, waarna ze zich, nog steeds onder de hoede van Badoglio, te Bari vestigden. Het artikel besluit : “…hij moge er veel plezier aan beleven” (N° 54, p.2, kol. 5).

 

4.1.2. Grootgermaanse gedachte (zeven standpunten; 9,5 %)

 

Slechts twee artikels spreken, en dan nog in zeer bedekte termen, over de opbouw van een Grootgermaans Rijk : “…Duitschland kampt voor den opbouw van een gansch nieuw Europa (…) waarin het zuivere socialisme (…) het cement zal zijn dat alle volken aaneengebonden houdt (…) Het gaat tevens om den opbouw van een geënigd en stevig Europa, waarin elke volkengemeenschap zich verder zal kunnen ontplooien …” (N° 58, p.1, kol. 6-7 & p.2, kol.1) en “…zullen de ogen van de menschen nu eindelijk open gaan en zullen ze zich er rekenschap van geven dat de zin [van de oorlog] iets mooiers, iets grootscher was, …en nog is, als ons volk, het europeesche volk, maar tijdig weet te reageren” (N° 54, p.1, kol.6-7 & p.2, kol.1). Verder kunnen we enkel nog een advertentie voor het boek “Vlaanderen’s Germaansch Volksgezicht” (N° 31, p.3, kol.1) en de weergave van een toespraak van Cyriel Verschaeve, bekend DeVlag-sympathisant, ter gelegenheid van zijn ontvangen eredoctoraat aan de Keulse Universiteit, onder deze hoofding rangschikken : “…tot mijn volk in Germanje’s moederschoot gaat mijn eer in Germanje terug. Ik hoop de eer trouw te dragen. Ik verheug mij moeder Germanje zoo nabij te voelen (…) het maakt mij gelukkig dat ik een Germaan ben …” (N° 118, p. 2, kol. 8).

 

Onder deze onderzoekscategorie hadden we tevens ruimte opengelaten voor het eventuele optreden van vormen van kritiek op het oude regime. Drie artikels zijn van zulke teneur. N° 34, p.2, kol. 3-5 verwerkt zulke kritiek in een verslag van de ‘plaag van het bandietenwezen’ : “…in naam van deze grondwet zijn wij dus verstoken van een doelmatige anti-bandietenwetgeving. In naam van de grondwet kan een land dus rustig te gronde gaan aan het banditisme (…) Daarbij komt dat de Belgische magistratuur niet altijd ‘meewil’ (…) Er zijn waarachtig ogenblikken waarin een nuchter en logisch denkend mensch zich afvraagt of ons heele land één reusachtig gekkenhuis geworden is…”. Tenslotte laakt De Gazet in twee artikels de zwakke houding van respectievelijk kardinaal Van Roey en premier Pierlot ten opzichte van de geallieerde luchtaanvallen op stellingen in België. N° 119, p.1, kol..1 kopt ‘Eindelijk…kardinaal Van Roey protesteert tegen de luchtterreur’, waarbij vooral het eerste woord onthullend is. De ‘Open brief aan den heer Pierlot’ (N° 117, p.1, kol.1) schrijft in scherpe bewoordingen : “…En wij begrijpen niet, mijnheer Pierlot, hoe gij u nog langer met dergelijke schurken kunt solidariseeren (…) Weet gij dan niet welke verantwoordelijkheid gij en uwe vrienden draagt en hoe het wereldgeweten en het nageslacht u zullen veroordelen …”

 

4.1.3. Verheerlijking van de Vlaamse volksaard (15 standpunten; 20 %)

 

15 artikels of 22 % van de 67 teruggevonden artikels zijn te categoriseren onder deze hoofding. De bespreking van deze berichten zal ingedeeld worden in vier subcategorieën, met name verheerlijking van de Vlaamse cultuur in het algemeen, kritiek op de toenemende verfransing in België, verheerlijking van de Vlaamse jeugd en verdediging van traditionele waarden.

 

4.1.3.1. Een eerste aanwijzing voor het eerbiedigen van de Vlaamse cultuur vinden we reeds in de dagelijkse opbouw van De Gazet. Dagelijks verschenen op de tweede pagina van De Gazet drie columns, met name ‘Kroniek van den Reinaart’, ‘Uit mijn raam’ en ‘Blinkerd voor de vrouw’, respectievelijk geschreven onder de pseudoniemen Reinaart, Tijl en Marleen. Daarnaast ondertekent de auteur van de opiniërende stukken, die op gestelde tijden in de rechterhoek van de frontpagina verschijnen, zijn schrijfselen met het pseudoniem Breydel. Verdere verheerlijking van de Vlaamse cultuur hebben we kunnen terugvinden in vijf artikels. Een eerste standpunt vinden we in een recensie van het boek ‘Conscience, intieme bladzijden uit zijn leven’ van de hand van Jef Crick (N°53, p.2, kol.4). Allereerst is de keuze van de recensent om net dit boek te bespreken uiteraard reeds een vorm van uitdraging van de Vlaamse cultuur. Maar de hoofdreden om deze recensie onder deze hoofding onder te brengen, vinden we op het einde van het artikel waar de recensent uitvaart tegen de auteur, die ergens in zijn werk het onbekende woord ‘gekantteekend’ gebruikt heeft : “Eerbied voor onze taal aub, vooral in boeken bestemd voor onze jeugd”. Verder kunnen we hier twee artikels opnemen die de plaats van Vlaanderen in respectievelijk de persgeschiedenis en in de ‘filmcultuurproduktie’ verdedigen : Een bijdrage over Abraham Verhoeven, de eerste ‘gazettier’ in de Zuidelijke Nederlanden, besluit met de woorden “Vlaanderen telt dus wel degelijk mee in de geschiedenis van de pers” (N° 56, p.1, kol.6-7 & p.2, kol. 1); De bijdrage in N° 58, p.3, kol.7 titelt ‘Ons land in de filmcultuurproduktie’ waarna de plaats van Vlaanderen (!) in de filmwereld opgeëist wordt. Een vierde culturele bijdrage bevat persoonlijke herinneringen van Ward Hermans aan de figuur van Cyriel Verschaeve. Temidden van de ophemeling van deze notoire Vlaamse voorman en DeVlag-sympathisant, vallen de woorden “Verschaeve is één en al Vlaming” (N° 118, p.1, kol.6-7). Een verslag van de 25e IJzerbedevaart tenslotte wordt afgesloten met de belofte “O land van roeme en rouwe, van liefde en lijdensnood, gij wordt weer vrij en groot, wij zweren houwe trouwe U, Vlaanderen, tot ter dood” (N° 197, p.2, kol.8).

 

4.1.3.2. Kritiek op België en het Belgisch staatsbestel werd niet als dusdanig teruggevonden. Wel konden 4 artikels weerhouden worden die ageren tegen de toenemende verfransing van vooral het culturele leven. Twee artikels hebben het zeer moeilijk met de toenemende populariteit van het Franse variété en cabaret in Vlaanderen en Nederland : “ We hebben hier reeds herhaaldelijk onze stem verheven tegen den stortvloed Fransche variété-artisten die op het oogenblik over Brussel los gelaten wordt” (N° 54, p.2, kol. 3-5); “…dat onze Noord-Nederlandsche broeders geen gelegenheid laten voorbijgaan om reclame te maken voor het Fransche kabaret en straatlied (…) Het is misschien niet misplaatst van deze gelegenheid gebruik te maken om onze Noord-Nederlandsche broeders te verzoeken een beetje meer rasfierheid aan den dag te leggen” (N° 54, p.2, kol.6). In een volgende artikel wordt Brussel aangespoord een meer Vlaamse politiek op het vlak van theater te voeren : “…wij moeten (…) vaststellen dat wij als Vlamingen te Brussel meer terrein verliezen dan wij er winnen (…) stelt iedereen die niet vrijwillig blind is vast dat er een overrompeling van het Fransche tooneel in de hoofdstad is … [in verband met het voeren van een Vlaamsche prestigepolitiek op toneelgebied]… dat zoiets meer zou gekost hebben dan 600.000 frank, die de bevoegde schepen thans meer uitgeeft dan zijn voorganger (…) En dan ? Is onze zaak zooveel niet waard ?” (N° 56, p.2, kol.3-4). Tenslotte wordt in de column van N°54, p.2, kol.7, ondertekend met het pseudoniem Tijl, een collega gehekeld die zich durfde uit te spreken vóór het Frans. Enkele fragmenten laten de teneur van het artikel vermoeden : “…om te wanhopen (…) verantwoordelijke kwibus eens flink te geeselen (…) zoo’n idioot (…) En Tijl heeft zijn oogen opgeheven naar den muur, waar die mooie spreuk hangt ‘Wees Vlaming, dien God Vlaming schiep’. En voort zullen we strijden, zoolang het moet”.

 

4.1.3.3. Twee artikels hebben expliciet betrekking op verheerlijking van de Vlaamse jeugd. Een derde artikel dat we hier opnemen waarschuwt voor de toenemende verwildering onder jonge mensen. Een bericht naar aanleiding van de opening van het Roza de Guchtenaere tehuis te Belsele-Waas, bedoeld voor de opvoeding van meisjes uit zeer arme milieus, verwordt al snel tot een lofzang op de Vlaamse jeugd : “…op stap naar de maat van onze rijke Vlaamsche strijd- en heimatliederen, die ze met zooveel vuur en overtuiging uitgalmen (…) zingend uit volle borst, liederen van dit Vlaanderen, dat hun hartje heeft veroverd (…) Het is een vreugd te weten dat uit die kleine tengere meisjes flinke Vlaamsche vrouwen zullen groeien (…) met die 54 kleine meisjes  - en ook de 50 kereltjes uit het Kamiel de Wilde- tehuis -  wordt een deel van ons bloedeigen volk beveiligd tegen een toekomst, die dreigde. Een jeugd wordt terug gewonnen voor het stoere leven …” (N° 56, p.2, kol. 2-3). De column van Marleen (de vrouwelijke tegenhanger van hogervernoemde Tijl) van N° 58, p.2, kol.1 eert een zeker ‘Simonneke’, wiens deugdzaamheid ongetwijfeld als voorbeeld voor de gehele Vlaamse jeugd gesteld moet worden: “…En nu kan er heel wat verwildering en ontaarding heerschen onder onze jeugd : zoolang wij meisjes hebben als gij, is er geen reden om te wanhopen” (N° 58, p.2, kol.1). Het derde en laatste artikel waarschuwt, naar aanleiding van het bericht dat Nederlandse jongeren betrapt werden toen ze examenvragen probeerden te stelen, voor een toenemende verwildering onder de jeugd : “…reeds bij herhaling werd er (…) gewezen op den angstwekkenden graad van verwildering van de Nederlandsche jeugd…” (N° 56, p.2, kol.4-5).

 

4.1.3.4. Een laatste onderverdeling van deze onderzoekscategorie vormt de verdediging en verspreiding van traditionele waarden. Drie artikels van zulke aard konden teruggevonden worden, twee in de column van Marleen en één in de column van Tijl. Laatstgenoemde herinnert de vrouw eraan steeds eenvoudig en sober te blijven, “…want ware eenvoud siert de vrouw. Waarom die schoone spreuk vergeten ?” (N° 55, p.2, kol.7). Marleen laat ons ten eerste weten dat meisjes van in hun kinderjaren het handwerken moeten beheersen : “…ik ben er volstrekt op gesteld dat onze meisjes van jongs af handwerken (…) een vrouw die niet naaldwijs is, geeft mij de indruk dat haar handen verkeerd staan…” (N° 54, p.2, kol.1). In een andere column wijst ze, in de periode van zware geallieerde bombardementen, de Vlaamse vrouwen op hun plicht vluchtelingen en daklozen op te vangen en bij te staan : “geen enkele vrouw mag er zich vanaf maken met denkbeeldige bezwaren” (N° 34, p.2, kol.1).

 

4.1.4. Verheerlijking van de arbeider (9 standpunten; 12 %)

 

De standpunten ter verheerlijking van de arbeider vallen uiteen in twee categorieën : ten eerste het voorstellen van de oorlog als een wereldrevolutie van arbeid tegen kapitaal, en vervolgens sympathie voor de arbeider en de gewone man, gekoppeld aan kritiek op het kapitaal.

 

4.1.4.1. Twee artikels verklaren openlijk dat de wereldoorlog in feite een wereldrevolutie is : “…Want er blijft niet de minste twijfel dat deze oorlog niets anders dan een groote revolutie is, de revolutie die ons volk op betere paden moet leiden, de revolutie die ons de verlossing uit de kleinheid, de maatschappelijke mizerie, de economische inzinking brengen moet (…) dat de Vereenigde Staten en Engeland vechten voor het voortbestaan van een regime van kapitalistische uitbuiting en onderdrukking…” (N° 58, p.1, kol.6-7 & p.2, kol.1) en “…het eenige wat nog telt is arbeid en moed. Mobilisatie der voortbrengende krachten : mobilisatie der moreele reserves. Daarmee moet deze oorlog, deze revolutie gewonnen worden…” (N° 197, p.1, kol.7-8 & p.2, kol.1).

 

4.1.4.2. Sympathie voor de arbeider en de gewone man uit zich enerzijds in kritiek op de gewetenloze dieven die bevoorradingszegels stelen  - terwijl het voor de gewone man toch al zo zware tijden zijn -, en op de verantwoordelijken die door hun slechte organisatie de zegels zomaar laten stelen. Zo beschuldigt Reinaart in zijn dagelijkse column een gulzig man, die zijn maaltijd dan nog kan betalen met een hoeveelheid zegels die geen mens zou kunnen bezitten, ervan één van die gewetenloze dieven te zijn of tenminste een man die zijn ongetwijfeld hoge connecties schandelijk misbruikt (N° 53, kol. 5-6). Het artikel in N° 56, p.2, kol.7 hekelt de slechte organisatie van de bevoorradingsdiensten, waardoor dieven al te gemakkelijk aan de haal kunnen gaan met de zegels : “…de bevoorradingsdiensten van Namen waren zoo goed georganiseerd dat de verantwoordelijke leiders zelfs niet eens wisten hoeveel zegels er zich in het huis bevonden…”. Anderzijds laten andere artikels een scherpe kritiek op rijke handelaars en fabrikanten horen. Zo wordt onder de hoofding ‘Weerzinwekkend’ het verhaal gedaan van een rijkaard die zijn verloren portefeuille via een eerlijke vinder terugkrijgt, en zelfs geen moeite doet om die eerlijke vinder een beloning te laten geworden. De Gazet besluit : “… Er zijn dagen waarop men, voorwaar, anarchist zou worden. Hoe wij over dergelijk geval denken schreven we er kort en bondig boven !” (N° 53, p.2, kol. 5). Verder vinden we nog een mooi ironisch stukje van Reinaart waarin gesteld wordt dat de rijke fabrikanten terecht klagen over de slechte tijden. Het masker van ironie wordt evenwel snel afgeworpen : “…als ge mij één fabrikant kunt aanduiden die sinds mei 1940 zich niet rijk heeft gemaakt, wil ik een Arme Claar worden…” (N° 55, p.2, kol. 5-6). Een derde artikel van deze strekking vaart uit tegen een mogelijk oneerlijke tabakshandelaar die in deze oorlogsjaren op de rug van de gewone man zijn winst wil vergroten. De handelaar in kwestie beloofde aan nieuwe klanten enkele gratis sigaren uit zijn persoonlijke reserve, wat volgens De Gazet absoluut niet door de beugel kan : “…moet die patron een reserve bezeten hebben om er nu nog van te kunnen uitdeelen ? … Wij zien in onze goede trouw heelemaal niet in hoe die man dergelijke reserve kan hebben samengesteld tijdens den oorlog, in tijden dat u en ik alle moeite hadden om aan een heel klein beetje tabak te geraken (…) Tenzij…tenzij de nieuwe klanten nu als premie krijgen wat deze gewetenlooze en oneerlijke tabakshandelaar aan zijn voorgaande klanten uit de periode van - laat ze ons noemen - willekeurige rantsoeneering zou hebben achtergehouden…” (N° 55, p. 2, kol. 3-4). Tenslotte kunnen nog twee artikels hier opgenomen worden. Het eerste, onder de kop ‘Arbeiders, leert de sociale wetten kennen’ spoort de arbeiders aan zich te verdiepen in de sociale wetten, opdat hun mogelijke klachten niet telkens opnieuw afgescheept zouden worden (N° 59, p.1, kol.6-7 & p.2, kol.1). Het tweede artikel is het eerder geziene bericht over de opening van het Roza de Guchtenaere tehuis. Naast lovende woorden over de Vlaamse jeugd wordt tevens van de gelegenheid gebruik gemaakt om het arbeidersmilieu te verheerlijken : “…het merendeel van de kostgangertjes komen juist uit die middens die het sterkst aan ondervoeding bloot staan, en precies daar troffen we die heerlijke saamhorigheid, die onderlinge dienstwilligheid, …” (N° 56, p.2, kol. 2-3).

 

4.1.5. Pro nationaal-socialisme. Contra bolsjevisme (34 standpunten;  46 %)

 

Deze overkoepelende onderzoekscategorie hebben we opgesplitst in vijf onderverdelingen, met name verdediging van Duitsland en zijn nationaal-socialisme, kritiek op het communisme en bolsjevisme, kritiek op de geallieerden, oproep tot steun aan Duitsland en tenslotte de veroordeling van verzetslieden. 34 artikels, dus ruim 50 procent van de teruggevonden artikels, hadden betrekking op één van deze vijf subcategorieën.

 

4.1.5.1. De eerste categorie omschrijven we met volgende kernwoorden : verdediging van het nationaal-socialisme, sympathie voor Duitsland en zijn bondgenoten en verheerlijking van de Führer. Twee artikels maken duidelijk dat alleen Duitsland machtig genoeg zal zijn om het gevaar van een bolsjevistische inval te bezweren : “…indien Duitschland en zijn bondgenooten de Sowjet-Russische vloedgolf niet weten in te dijken, zullen de Anglo-Amerikanen ons aan ons lot over laten…” (N° 54, p.1, kol.6-7 & p.2, kol.1)[98]. N° 58, p.2, kol.3-5 geeft het gesprek weer dat een De Gazet- journalist had met een gewone vrouw op de tram. De journalist hekelt daarop het gebrek aan gezond verstand bij de gewone man omtrent het verloop van de oorlog : de mensen hier zijn niet bezorgd om het bolsjevistische gevaar, omdat het bolsjevisme in hun ogen toch nooit tot hier zal geraken. De journalist besluit dat het bolsjevisme hier inderdaad nooit zal komen, maar dat dit dan wel te danken zal zijn aan de sterke Duitse legers ! Verdere sympathie voor de Duitse bondgenoten kunnen we vermoeden in de keuze van de ‘spreuk van de dag’ van 6 en 7 november 1943 : ‘Beter één jaar als leeuw te leven dan honderd jaar als schaap’, een citaat van Mussolini (N° 58, p.2, kol.4). Het eerste nummer van de voorlaatste week van De Gazet bevat tenslotte nog een weinig verhulde lofzang op het Duitse nationaal-socialisme en de persoon van de Führer : “…Duitschland gaf het signaal (…) Europa wordt met Duitschland samengeklonken, samengesmeed. Een stroom van bloed verbindt allen die denken, vechten en arbeiden voor Europa (…) ik weet dat die wil leeft in het nationaal-socialisme, dat Hitler verpersoonlijkt (…) en dat dit Europa een Hitler zag opstaan toen Stalin’s grootste kans gekomen was, bewijst dat in de geschiedenis krachten werken, waarvan menschen de geheime wetten zoeken te ontdekken, waarvan millioenen in deemoed spreken, als van den wil van God !” (N° 197, p.1, kol 7-8 & p.2, kol.1).

 

4.1.5.2. Vijf artikels bevatten expliciete kritiek op het communisme of bolsjevisme. De meest gehoorde kritiek komt steeds neer op de redenering dat de oorlog een noodzakelijke verdediging vormt tegen het bolsjevistische gevaar. Daar de geallieerden de steun zoeken van de Sovjet-Unie in hun strijd tegen Duitsland, blijft enkel Duitsland over om het bolsjevistische streven naar expansie en vestiging van een communistische wereldheerschappij tegen te gaan  - een communistische wereldheerschappij die er dan op gericht zou zijn de wortels van de Europese cultuur te vernietigen. Dat de gewone man in Europa weinig goeds te verwachten had van het naderende bolsjevistische gevaar, wordt expliciet gesteld onder de volgende bewoordingen : “…Het Bolsjevisme heeft niemand van ons noodig, tenzij misschien in Siberië (…) wat zou het Bolsjevisme wel te verwachten hebben van een Europeaniseering van zijn willoze slavenmassa’s ? Een Bolsjevisme dat zich europeaniseert zou een Bolsjevisme zijn dat zelfmoord pleegt. Het Bolsjevisme zal, wanneer het voor de keuze : moord of zelfmoord staat, steeds den moord kiezen” (N°55, p.2, kol.5). Vlaamse burgers die het bolsjevistische gevaar relativeren (“…tot waar de geestesverbijstering en de domme propaganda onze brave burgers leiden kan…”), worden door De Gazet ongenadig behandeld : “…wij wenschen deze bezingers van het bolsjewistisch regiem van harte er een tijdje kennis mee te kunnen maken…” (N°33, p.2, kol.3-5). Een ander artikel meent het veronderstelde streven van het bolsjevisme klaar en duidelijk uit te leggen aan het lezerspubliek : “…Wanneer men de opgave kent die Peter de Groote aan het Russisch volk, dus ook aan de Bolsjewisten heeft nagelaten en men weet welke inzichten de kommunistische leer koestert, dan begrijpt men welke evolutie de zin van dezen oorlog in de loop der laatste twee jaren heeft ondergaan (…) het is de strijd van het gezonde volksdeel van Europa tegen het ongezonde, de strijd van een dokter tegen de pestplaag die zich verder en verder dreigt uit te breiden…” (N° 58, p.1,kol.6-7 & p.2, kol.1). De Gazet gaf zich daarenboven bloot als zijnde van DeVlag-strekking door een hard artikel, gericht tegen het bolsjevisme, over te nemen uit het DeVlag-weekblad Balming (N°117 (di.), p.1, kol.6-7). Zelfs in het kleine bericht van de moord op een Vlaamse pastoor worden de bolsjevisten betrokken : “pastoor neergeschoten door bolsjewistische terroristen” (N° 59, p.3, kol. 4).

 

Afsluitend dienen we in deze optiek nog een opmerkelijkheid te vermelden. Hoofdredacteur van De Gazet, S. De Jonghe, bleek namelijk een meer gematigd man te zijn dan zijn medewerkers. In de voorlaatste week van De Gazet schreef De Jonghe namelijk zelf twee bijdragen over het Marxisme (N° 198, p.1, kol.7-8 & p.2, kol.1. + N° 202, p.1, kol.7-8 & p.2, kol.1). Wij vonden het, na het doorlezen van de voornoemde scheldschriften, verrassend vast te stellen dat de toon van deze artikels vrij neutraal was : de hoofdredacteur gaf in een eerste artikel zeer sec aan waarvoor het Marxisme stond; Een tweede bijdrage legde op neutrale, bijna wetenschappelijke wijze, zonder schelden, de zwakheden in de leer van Marx bloot.

 

4.1.5.3. De harde standpunten in de helft van de 34 teruggevonden artikels onder deze onderzoekscategorie zijn terug te brengen tot een vorm van kritiek op de geallieerden, in casu Engeland en de Verenigde Staten. Kritiek wordt vooral geuit op de geallieerde bombardementen op de bezette gebieden die de uiteindelijke invasie zouden voorafgaan. Daarenboven worden de Anglo-Amerikanen ervan beschuldigd de Duitsers enkel te willen verdrijven om hun eigen heerschappij op te leggen over het Europese vasteland. Hun meeheulen met de grote bolsjevistische vijand tenslotte wordt hen door De Gazet ook niet in dank afgenomen. Een bloemlezing uit de geselecteerde artikels : “…en toen verrees in het Westen de hydra der Amerikaanse heb- en winzucht (…) maar men vergat er aan toe te voegen dat men het zoogezegde Duitsche juk afschudden wilde om diezelfde kleine volken een Anglo-Amerikaanschen muilband aan te gespen (…) hoop en al slaagden de Anglo-Amerikanen er in enkele duizenden Belgen, Nederlanders en Franschen, dus allemaal gewezen bondgenoten, op hunne manier te ‘bevrijden’ door (…) dood en vernieling zaaiende bommen lukraak uit te kappen…” (N° 54,p.1, kol.6-7 & p.2); “…diegenen die nog naïef genoeg zijn om te gelooven dat de Engelschen en de Amerikanen hier slechts hoeven te komen opdat alles meteen weer hersteld zou worden in ons landeke…” (kol.1 N° 56, p.2, kol.5); “…ze zijn gekomen en hun eerste bezoek en eerste cadeautje heeft een klein verloren dorp der Ardennen gegolden (…) Liberators nog wel, die van dit overvliegen een klein soevenirtje hebben willen laten aan het stille nest, waar men misschien nog niet gevoeld had dat er ergens een oorlog woedt, want een hunner liet zijn pruimen vallen. Een hevige ontploffing volgde (…) militaire doelen waren er kilometers in het rond niet te bespeuren, toch kraaiden de Britten ‘s avonds in de radio uit dat ze een groote overwinning in de lucht kwamen te behalen…” (N° 31, p.2, kol.3); “…de overgrote meerderheid van ons volk zal op het oogenblik nu wel radikaal genezen zijn van de invasieplannen (…) zoo mal de vroegere waanvoorstelling was van vluchtende Duitschers en met hespen, chocolat en blikken worst aanrukkende Tommies (…) Wanneer de Engelschen en Amerikanen voor onze kust verschijnen zullen zij slechts één doel hebben (…) hun doel zal zijn om (…) het den Duitschers (…) zoo heet te maken dat zij terugtrekken (…) men behoeft niet over veel fantasie te beschikken om te kunnen bevroeden dat in dat geval zeer ernstige calamiteiten over ons land zullen kunnen komen…” (N°34, p.1, kol.6-7 & p.2,kol.1); “…anti-Europeesch verbond Stalin-Churchill-Roosevelt…” (N° 35, p.1, kol.6-7 & p.2, kol.1); “…[Churchill] verklaarde nog voor enkele weken in het Lagerhuis dat zonder de bolsjewsistische legers Duitschland niet kon worden gebroken. Dit is de keten waarmede hij Engeland heeft vastgelegd  - ook voor den naoorlogschen tijd. Daar hij niets wil zien dan de verhoopte vernietiging van Duitschland, heeft hij de bolsjewisten de vrije hand gegeven tegen Engeland en tegen Europa…” (N ° 199, p.1, kol.7-8 & p.2, kol.1).

 

De in de meimaand nieuw opgestarte rubriek ‘Kleine Groote Invasie-Kroniek’ laat zich in deze optiek zeker niet onbetuigd, met vier artikels gericht tegen de Anglo-Amerikaanse bombardementen : “…Ondertussen is de Angelsaksische aktie uitgegroeid tot een terreuroorlog tegen de Belgen (…) het is een feit dat ontelbare Engelsch-gezinden hun bondgenooten thans haten (…) Wat moet men inderdaad denken van vliegeniers die het reusachtige Mariabeeld op den Cesarsberg aanzien als een fabrieksschouw (…) dat is dan toch het werk niet van menschen die een militaire opleiding hebben gekregen, maar wel van primaire Hottentotten en Kaffers…” (N° 117 (di.), p.1, kol. 3); “…De Angelsaksers hebben ons de vrijheid beloofd en dat is weer schoon. Die belofte moet echter nog in vervulling gaan. In afwachting doen zij wat ze kunnen : zij ontnemen ons alle stoffelijke zorgen. Om aardsche goederen hoeven wij ons al niet meer te bekommeren, want die worden verpulverd tot stofwolken. Zij bezorgen aan duizenden landgenooten daarenboven nu al den langverwachten vrede…Maar het is helaas, de eeuwige vrede…” (N°118, p.1, kol.2); “…Naïef zijn zij die gelooven dat de Angelsaksers het misdadige en het nuttelooze van hun terreurbombardementen op de bezette gebieden hebben ingezien (…) de Angelsaksische vliegeniers - waaronder veel bezopen gangsters en negers - (…) ze zijn gekomen, onze bevrijders, en ze hebben dood en vernieling over ons land gebracht (…) conclusie : heren van Londen, gij zijt een bende sinistere smeerlappen…” (N° 118, p.1, kol. 7-8); “… Daarom besluit ik met een krachtig foert voor de invasie. Ik vier nog liever in levende lijve de Duitsche overwinning mee (…) P.S. : mijn vrouw bidt sedert verleden week iederen avond opdat de Duitschers de Angelsaksen van ons grondgebied zouden houden…” (N° 119, p.1, kol.1).

 

Ook de eerder aangehaalde ‘Open brief aan den heer Pierlot’ (N° 117, p.1, kol.1-2) protesteert tegen de geallieerde ‘luchtterreur’, evenals het bericht dat Kardinaal Van Roey eindelijk geprotesteerd heeft tegen de ‘luchtterreur’ (N° 119, p.1, kol.1). Onder de kop ‘‘Protest tegen de Anglo-Amerikaansche moordpraktijken’ tenslotte neemt De Gazet een aantal lezersbrieven op, waarna de auteur zijn artikel uitleidt met de oproep om protest aan te tekenen tegen de “blinde luchtterreur op onze schuldeloze bevolking” (N°117, p.1, kol.6-7).

 

De Britten worden er verder nog van beschuldigd lafaards en leugenaars te zijn : “…Het is een wereldbekend bekend feit dat de Engelschen altijd oorlog voeren tot den laatste hunner bondgenooten. Op hun eigen bloed zijn ze even gierig als de Joden (…) toen de Engelschen hun bewuste landingspoging ondernamen te Dieppe (…) waren de slachtoffers Kanadeesche troepen. Of course, zou de Brit zeggen, en hem achterna de onbenullige Anglofiele zazou…” (N° 35, p.2, kol.3-4); N°32, p.2, kol.5 vertelt kort het verhaaltje van een man die kost wat kost zijn radiotoestel in de biechtstoel mee wil nemen. De moraal : zijn radio  - lees : de Britse radio-uitzendingen - liegt te veel. Wanneer in de loop van 1944 die Britse radio-uitzendingen wegvallen, biedt De Gazet terstond aan ze te vervangen in hun nieuwe rubriek ‘De Sluikgazet’ : “Nu zoovele brave Anglofielen beroofd zijn van hun dagelijksch rantsoen hartversterkenden prietpraat van den Engelsche radio (…) een sluikrubriek te openen waarin wij de laatste verheugende kwakkels zullen mededeelen en bespreken…” (N° 119, p.1, kol. 6).

 

Zelfs bij onbelangrijke binnenlandse gebeurtenissen worden door De Gazet argumenten van anglofilie aangesleept. In een bericht over twee brandstichters die door de rechter slechts met een lichte boete bedacht werden, lezen we : “…laat dit voorval eens te meer uitschijnen tot welke buitensporigheden de overdreven anglofielen (die schuil gaan onder overdreven vaderlandsliefde) kunnen leiden…” (N°31, p.2, kol.5).

 

4.1.5.4. De vier artikels die oproepen tot steun aan Duitsland dienen ons inziens met de grootste omzichtigheid behandeld te worden. Wij zijn namelijk geneigd de twee wervingsberichten voor de Vlaamse Wachtbrigade[99] (N°53, p.3, kol.2 + N°55, p.2, kol.6) en het afgedrukte ‘keuringsplan der Waffen-SS’ (N°59, p.3, kol.4) te beschouwen ons verplichte publicaties. Voor wat betreft het vierde artikel, een kritiek op jongeren die weigeren hun arbeidsdienst in Duitsland te vervullen, herkennen we ongetwijfeld weer de eigen inbreng van de redactie van De Gazet : “…deze kereltjes meenden wellicht een daad van patriottisme te stellen door in de bosschen te vluchten…” (N°35, p.2, kol.4-5).

 

Onder deze onderverdeling kunnen we tevens kort uitweiden over een artikel dat ons alweer een verplichte publicatie toeschijnt. Het gaat om de weergave van een toespraak van Dr. Borms “voor een enthousiaste menigte te Antwerpen” (N° 117, p.1, kol. 4-5) Vooral de passages “…Vervolgens belicht Dr. Borms de afgrijselijke terreur der Angelsaksers over ons land (…) op den Führer, integendeel, mogen wij bouwen. Spreker bewijst duidelijk dat Vlaanderen thans niet beter kan gediend worden dan door toe te treden tot de roemrijke Waffen-SS (…) Leve Vlaanderen. Heil Hitler…”, schijnen ons uit een voorgedrukt artikel van de Propaganda Abteilung te komen. De breuk met het voorgaande feitenmateriaal uit De Gazet is te frappant om dit artikel mee op te nemen in de harde DeVlag-standpunten. Dit is namelijk het enige artikel uit de onderzochte weken dat expliciet de bewoordigen ‘Heil Hitler’ gebruikt. Ook de formulering “spreker bewijst duidelijk…” wijst ons inziens in de richting van een doorgestuurd artikel dat De Gazet zonder na te kijken op de frontpagina gedropt heeft.

 

4.1.5.5. Vier artikels berichten tenslotte over de moorden op leden van collaborerende bewegingen, waarschijnlijk gepleegd door verzetsleden. Het gaat om de moorden op een Vlaamse Wachter (N°55, p.2, kol.5), een DeVlag- en Germaansche SS-lid (N° 31, p.2, kol.5), een lid van de Zwarte Brigade (N° 32, p.1, kol.7), een VNV’er wiens zoon sneuvelde in de Waffen SS (N° 32, p.1, kol.7), en een lid van de Germaansche SS (N° 119, p.1,kol.1). De moorden worden steevast ‘politieke moorden’ genoemd, en in twee van de gevallen zijn de daders volgens De Gazet ‘laffe terroristen’.

 

4.1.6. ‘Reclame’ voor de eigen beweging (3 standpunten; 4 %)

 

Vier artikels kunnen met enige goede wil onder deze hoofding gerangschikt worden. Zoals reeds verwacht, bood De Gazet geen ruimte voor expliciete DeVlag-reclame zoals wervingsadvertenties. Een artikel verwittigt de studenten die lid zijn van de DeVlag dat ze voor een bepaalde datum hun inschrijving voor de geplande universiteitsbezoeken dienen binnen te leveren (N° 200, p.2, kol.7). Verder maakt De Gazet melding van een herdenking van de nationaal-socialistische machtsovername in Duitsland, georganiseerd door het gewest Scheldeland II der DeVlag (N° 32, p.3, kol.3). Tenslotte vinden we een bijdrage over het plechtig bezoek van SS-Stürmbannführer Schellong, Cyriel Verschaeve en Jef Van de Wiele aan het kerkhof van gesneuvelde Duitse soldaten uit Wereldoorlog I te Langemarck.( N° 198, p.1, kol. 3-4). Opmerkelijk is hier dat het onderschrift van de bijhorende foto Jef Van de Wiele ‘Landsleider’ tout court noemt, dus zonder specificatie naar de DeVlag, wat eventueel te verhalen is op het feit dat de redactie van De Gazet bevolkt werd door DeVlag-leden die een specificatie uiteraard overbodig vonden : Jef Van de Wiele was immers hún Landsleider.

 

Wat wel meer in de richting wijst van een DeVlag-strekking voor De Gazet, is het overgenomen artikel (N° 117, p.1, kol. 6-7) uit Balming, het officiële weekblad van de DeVlag.

 

4.2. Onderzoeksresultaten per contexteenheid

 

Wanneer we de resultaten bekijken, vinden we vijf rubrieken terug die samen voor bijna twee derde van de teruggevonden standpunten zorgen. Het gaat hier om de rubriek ‘Men zegge het voort’, het opiniërende stuk dat op gestelde tijden verschijnt in de rechterhoek van de frontpagina en de eerste kolom van de tweede pagina, de columns van Reinaart, Tijl en Marleen, de ‘Kleine Groote Invasie-Kroniek’ en de ‘Sluikgazet’. Deze rubrieken bevatten meer bepaald 46 harde standpunten op een totaal van 74, wat neerkomt op afgerond 62 % van alle weerhouden standpunten. De overige 38 % van de standpunten verschenen verspreid over De Gazet, niet onder vaste rubrieken. Hieronder zullen we de vijf rubrieken in kwestie kort bespreken.

 

4.2.1. Artikel in de rechterhoek van de frontpagina (20,5 %)

 

Zoals gezegd hield De Gazet op gestelde tijden ruimte op de frontpagina vrij voor een artikel dat vaak stelling innam rondom een onderwerp uit de oorlogssfeer. Kenmerkend voor deze bijdragen is dat ze alle in twee kolommen (de uiterst rechtse kolommen) beginnen op de frontpagina en in één kolom doorlopen op pagina 2 (in de eerste kolom). Op 23 kranten verscheen op die precieze plaats 14 maal een bijdrage. Acht van die veertien artikels bevatten één of meer van de vooropgestelde onderzoekscategorieën, samen goed voor 15 standpunten of 20,5 % van het totaal aantal standpunten. Daarnaast vinden we nog de twee eerder aangehaalde artikels van hoofdredacteur De Jonghe waarin vrij neutraal over het Marxisme verhaald wordt. 

 

Zes van deze acht artikels bevatten een standpunt met betrekking tot de vijfde onderzoekscategorie. Drie artikels bevatten standpunten van antisemitische inslag (categorie één). Opnieuw drie artikels drukken verheerlijking van de arbeider uit (categorie vier). Voor onderzoekscategorie twee konden twee artikels weerhouden worden. Tenslotte kon één artikel als verheerlijking van de Vlaamse volksaard geklasseerd worden (categorie drie).

 

Wanneer we de hoofdingen van de acht ‘positief bevonden’ artikels overlopen, merken we snel dat de titels reeds sterk in de richting van ‘harde’ artikels wijzen. Zes artikels verdedigen een uitgesproken ‘collaborerende’ opinie omtrent de oorlogsactualiteit : De zin van dezen oorlog I. De vergane illusies (N° 54); De zin van dezen oorlog II. Om het lot van Europa (N° 58); Moest het toch tot een invasie komen, welk wordt dan ons lot ? (N° 34); Waarom komt er geen Joodsch leger tot stand (N°35); Revolutionnaire dynamiek van den tweeden wereldoorlog (N° 197); Ideologie en diplomatie. Een gaping in het Spaansche denken (N° 199). Een ander artikel (Arbeiders, leert de sociale wetten kennen, in N°59) neemt stelling tegen het kapitalisme. Het laatste artikel tenslotte, de bijdrage over Abraham Verhoeven onder de kop De Gazet van vroeger (N° 56), is hoegenaamd niet ‘hard’ te noemen.

 

4.2.2. De rubriek ‘Men zegge het voort’ (25,5 %)

 

Slechts in de  eerste twee bestudeerde weken konden we deze rubriek terugvinden. In de loop van 1944 moet wegens plaatsgebrek, omwille van het halveren van het aantal pagina’s, deze rubriek gesneuveld zijn. De rubriek maakte ruimte voor de eigen mening van de journalist omtrent actuele gebeurtenissen die hem tegen de borst gestoten waren. Enkel in het laatste nummer van de tweede week werd in deze rubriek geen enkel artikel teruggevonden met één van de vooropgestelde harde standpunten. Voor de eerste week konden we 10 standpunten weerhouden uit de zes opeenvolgende kranten. De tweede week leverde ons nog 9 harde standpunten op, samen goed voor 25,5 procent van het totaal aantal teruggevonden standpunten.

 

Negen van de teruggevonden standpunten hadden betrekking op onderzoekscategorie 5. Verder werden 4 standpunten ter verdediging van de Vlaamse volksaard (categorie drie), 3 antisemitische standpunten (categorie één), 2 standpunten ter verheerlijking van de arbeider (categorie vier) en één standpunt van kritiek op het oude Belgische regime (categorie twee), teruggevonden.

 

4.2.3. Columns van Reinaart, Tijl en Marleen (9,5 %)

 

In de onderzochte kranten verschenen in de eerste twee weken vrij doorlopend drie columns, alle op de tweede pagina en ondertekend met de pseudoniemen Reinaart, Tijl (steeds kolom 7) en Marleen (steeds kolom 1). Tijl verscheen in die twee weken in elk nummer; Marleen kende enkel geen publicatie in de nummers 31, 32 en 36 van de tweede jaargang. Reinaart miste in de eerste twee weken enkel N° 33, maar werd wel als enige tijdelijk heropgevist in de laatste twee onderzochte weken van De Gazet : hij publiceerde zijn column nog in de nummers 198 en 199 van de tweede jaargang.

 

De drie columns zijn samen goed voor 7 positieve correlaties met één van de vooropgestelde onderzoekscategorieën, ofwel 9,5 % van het totaal aantal harde standpunten. Opvallend is wel dat deze zeven standpunten, op twee na, alle betrekking hebben op categorie drie, de verheerlijking van de Vlaamse volksaard. De goed gekozen pseudoniemen hadden ons hier uiteraard reeds een tip van de sluier kunnen oplichten ! De overige twee standpunten zijn terug te brengen tot verheerlijking van de arbeider (categorie 4).

 

Het is nu echter verkeerd deze drie columnisten naar voor te schuiven als grote verdedigers van de Vlaamse cultuur. Vier van de Vlaamse standpunten hebben immers betrekking op de verdediging van traditionele waarden (drie voor de vrouw, één voor de jeugd), een subcategorie van de derde onderzoekscategorie. Slechts één Vlaams standpunt verdient echt deze naam : Tijl vaart in zijn column van N° 54 uit tegen een collega die de Franse taal een warm hart toedraagt. Tijl eindigt zijn tirade met de spreuk ‘Weest Vlaming dien god Vlaming schiep !’. Daarenboven moeten we besluiten dat de drie columns in totaal 34 maal verschenen zijn in de onderzochte periodes van De Gazet. Met zeven harde standpunten op 34 publicaties kunnen we deze drie lieden dus bezwaarlijk betichten van het uitdragen van de DeVlag-ideologie !

 

4.2.4. De ‘Kleine Groote Invasie-Kroniek’ (5,5 %)

 

Op dinsdag 16 mei 1944 introduceerde De Gazet deze nieuwe rubriek, met als doel het informeren van de lezer omtrent de verwachte invasie van de geallieerde troepen. In de vierde onderzochte week was deze rubriek begrijpelijkerwijs reeds verdwenen. We hebben, gezien het ontbreken van een uitgave voor donderdag 18 mei, deze rubriek dus enkel kunnen lezen in de kranten van dinsdag 16, woensdag 17, vrijdag 19 en zaterdag - zondag 20-21 mei 1944. In die vier kranten liet deze rubriek zich echter niet onbetuigd op het vlak van harde standpunten. Op elk van deze vier dagen werd consequent gehamerd op de geallieerde luchtterreur en het weinige goeds dat men kon verwachten van een geallieerde invasie (categorie 5). 

 

4.2.5. De ‘Sluikgazet’ (1 %)

 

Deze rubriek verscheen slechts éénmaal, op vrijdag 19 mei 1944. De kritiek die geuit werd had betrekking op de leugens van de Britse radio-uitzendingen (categorie 5).

 

4.3. Interpretatie van de onderzoeksresultaten

 

4.3.1. Van de vijf vooropgestelde onderzoekscategorieën bleek de vijfde categorie ‘Verdediging van het Nationaal-socialisme’ het talrijkst aanwezig in de analyse-eenheden. Maar liefst 46 % van alle teruggevonden harde standpunten was in deze categorie te kaderen. 44 % van deze standpunten van categorie 5 werden aangetroffen in de rubriek ‘Men zegge het voort’ en de occasionele rubriek in de rechterhoek van de frontpagina. De later opgestarte rubriek ‘Kleine Groote Invasie-kroniek was nog goed voor 12 % van de standpunten uit categorie 5.

 

Een eerste verklaring voor het grote aantal standpunten van deze categorie zit uiteraard in de uitgestrektheid van de onderzoekscategorie : de categorie werd opgedeeld in vijf onderverdelingen (verdediging van Duitsland en het nationaal-socialisme; kritiek op het communisme en bolsjevisme; kritiek op de geallieerden; oproep tot steun aan Duitsland; veroordeling van verzetslieden). Een tweede verklaring is te vinden in de oorlogsomstandigheden. De geallieerde bombardementen op de bezette gebieden zetten in de redactiekantoren van De Gazet veel kwaad bloed, wat uiteraard zijn weerslag vond in een bijna dagelijkse kritiek aan het adres van de geallieerden. Daarenboven werd de verdediging van Duitsland en het nationaal-socialisme door De Gazet volledig opgebouwd rond het bolsjevistische gevaar, dat enkel door Duitsland bedwongen zou kunnen worden.

 

De vele harde standpunten van kritiek op de geallieerden kunnen wel sterk gerelativeerd worden. Wanneer we de richtlijn terzake van de Propaganda Abteilung bekijken, kunnen we reeds twijfelen aan de eigen inbreng van de journalisten van De Gazet. De Propaganda Abteilung vraagt namelijk in een directief aan Belgapress dat de Belgische kranten in de volgende zin over de luchtaanvallen zouden berichten : “…de wereldopinie zal geschokt zijn door de terroriserende raids, de monsterachtige agressie van de Engelsen op Antwerpen”[100]. Wij menen hier wel rerecht te mogen opmerken dat de redactieploeg van De Gazet zulke opgave graag op zich genomen zal hebben : gezien de levendigheid in de betreffende artikels, en vooral gezien het zeer frequent voorkomen van dergelijke scherpe uithalen naar de geallieerden (met onder andere een resem beledigingen en beschuldigingen die niets te zien hadden met de luchtaanvallen, onder andere N° 35, p.2, kol.3-4-5; N° 118, p.1, kol.7-8 en N° 119, p.1, kol.6.) achten wij het juist te stellen dat De Gazet-redactie zich uitstekend kan verzoenen met de opgelegde richtlijn van de Propaganda Abteilung. Dit neemt uiteraard niet weg dat dergelijke propagandistische schrijfselen, als ze aanwezig zijn in alle Vlaamse dagbladen, door de lezer grotendeels als overduidelijke verplichte publicaties, en niet als eigen overtuiging van de krant, aanzien worden. Gezien we echter nog andere harde DeVlag-standpunten terugvinden in De Gazet, kunnen we eventueel wel besluiten dat de lezer van De Gazet de overtuiging en strekking van zijn dagblad wel kon aanvoelen.

 

4.3.2. Dat één vijfde van alle aangetroffen standpunten betrekking had op de verheerlijking van de Vlaamse volksaard, hoeft niet te verbazen. Op dit punt heeft de DeVlag zich niet terughoudend opgesteld. Haar wortels als Vlaamse beweging mochten vrijelijk doorsijpelen in De Gazet, daar de lezers zulke standpunten toch niet zouden aanvoelen als zijnde extreem. Eén derde van de Vlaamse standpunten zit, onder het reeds geformuleerde voorbehoudheid van de diverse subcategorieën, verweven in de columns van Reinaart, Tijl en Marleen. Ongeveer één vijfde van de Vlaamse standpunten treffen we aan in de rubriek ‘Men zegge het voort’.

4.3.3. De standpunten ter verheerlijking van de arbeider en gewone man hadden we talrijker hopen terug te vinden. De boulevardblad-formule vereist namelijk een extreme gerichtheid op de gewone man in de straat. De Gazet leverde wel die zaken die de gewone man bezighielden, maar ging blijkbaar niet zo ver in het werven van lezers door de volksklasse, waaruit men die lezers recruteren wil, keer op keer op te hemelen. Het valt hier wel op dat 8 van de 9 artikels in deze onderzoekscategorie in De Gazet-nummers van de eerste week teruggevonden werden : we zouden hier dan toch durven denken aan een weldoordachte zet om een lezerspubliek op te bouwen. Nadat het lezerspubliek zich min of meer gestabiliseerd had, zal De Gazet het niet meer nodig geacht hebben hun potentiële lezers op te hemelen !

 

4.3.4. De 9,5 % standpunten met betrekking op de Grootgermaanse gedachte dienen sterk gerelativeerd te worden. Als consequentie aan het streven naar een nieuwe orde hadden we namelijk kritiek op de oude orde verbonden, waar drie van de zeven artikels onder deze onderzoekscategorie betrekking op hadden. Het feit dat de redactie zelf slechts tweemaal, en dan nog in zeer bedekte termen, dé grondgedachte van de DeVlag-ideologie durfde aan te raken, kan verklaard worden uit twee invalshoeken. Allereerst had de Propaganda Abteilung reeds in 1941 de Belgische kranten verzocht een einde te maken aan de toenemende polemieken omtrent de toekomst van België[101]. Daarenboven zal de DeVlag-leiding terecht bijzonder weigerachtig gestaan hebben ten opzichte van het propageren van harde SS- standpunten, uit vrees een aanzienlijk deel van hun zorgvuldig opgebouwde lezerspubliek te verliezen.

 

4.3.5. Dezelfde redenering geldt voor het vrij geringe aantal standpunten van antisemitische inslag. De artikels in kwestie zijn wel in scherpe bewoordingen opgesteld, maar dergelijke artikels komen te weinig frequent voor om echt te spreken van een antisemitische strekking, en dus van een duidelijke DeVlag-strekking, van De Gazet. Het feit dat de gewone man geen aanstoot nam aan het occasionele striemende artikel gericht tegen de Joden, bewijst ons inziens de diepe worteling van het antisemitisme in de oorlogsjaren en de daaraan voorafgaande jaren.

 

4.3.6. Het lage aantal standpunten dat expliciet ‘reclame’ voor de DeVlag bevat, was uiteraard, zeker voor de beginperiode van De Gazet, te verwachten. Wanneer duidelijk als deel van de strategie achter het blad bepaald wordt dat de achterban geheim gehouden dient te worden, zal men uiteraard niet overgaan tot artikels, advertenties, en dergelijke meer die één politieke beweging duidelijk aanprijzen. De drie artikels die we toch onder deze categorie konden onderbrengen, verschenen wel ver in de jaargang van 1944 (8 februari, dinsdag 22 augustus en donderdag 24 augustus), wat er mogelijk toch wel op wijst dat men van plan was geleidelijk aan de strekking van De Gazet te introduceren.

 

 

Algemeen Besluit

 

De verkregen resultaten leerden ons dat de vooropgestelde onderzoeksvraag bevestigend beantwoord dient te worden : we treffen in De Gazet inderdaad harde DeVlag-standpunten aan. 16,5 % van de 405 onderzochte artikels bleek te corresponderen met één of meer van de vijf afgebakende onderzoekscategorieën. De vraag of dit aantal voldoende is om van een duidelijk merkbare DeVlag-strekking te kunnen spreken, moeten wij echter ontkennend beantwoorden. Voor de hedendaagse lezer, die via andere kanalen reeds op de hoogte is van de strekking van De Gazet, is het niet bijzonder moeilijk deze strekking te bewijzen aan de hand van standpunten uit De Gazet. Het probleem zit echter in het feit dat dit bewijs dan vooral aangetoond wordt aan de hand van veel kleinere, minder belangrijke, standpunten van de DeVlag, zoals vlaamsgezindheid of sympathie voor de arbeidende volksklasse. De echt harde standpunten die de Devlag overgenomen heeft van de Duitse SS  - denken we vooral aan de Grootgermaanse gedachte, antisemitisme, racisme, enz.  -, vinden slechts zelden hun weg naar de kolommen van De Gazet. Uiteraard vormen de niet aflatende waarschuwingen voor het dreigende bolsjevistische gevaar en de scherpe veroordelingen van de geallieerde luchtbombardementen een waardige indicatie voor een mogelijke DeVlag-strekking. Het probleem dat zich bij deze twee standpunten stelt, is echter het feit dat deze beide overtuigingen ook elders te Vlaanderen, in andere politieke bewegingen en persorganen, uitgedragen werden, niet in het minst omwille van de grondige richtlijnen vanwege de Propaganda Abteilung.  

 

Voor de contemporaine lezer lijkt het ons bijgevolg een zware taak geweest te zijn de ware achterban van De Gazet te achterhalen, net omwille van de initiële voorzichtigheid vanwege de DeVlag en de doorgedreven regulering vanwege de Propaganda Abteilung, die een inhoudelijke uniformisering van de Belgische dagbladen in de hand werkte. Slechts een handvol artikels hadden door de contemporaine lezer als volwaardige indicatoren voor een DeVlag-strekking van de Gazet beschouwd kunnen worden : de voorzichtige aanrakingen van het Grootgermaanse thema, de aankondiging die specifiek gericht is op studenten die lid zijn van de Devlag en de uitingen allerhande van sympathie jegens de Duitsers, voor zover deze natuurlijk ontsproten aan de eigen overtuiging van de redactie. 

 

We hebben, ondanks de beperkte steekproef, wel een duidelijk zicht kunnen krijgen op de rubrieken waarin de teruggevonden harde standpunten bij voorkeur verwerkt werden. Het gaat om twee rubrieken, met name ‘Men zegge het voort’ en het occasionele artikel in de rechterhoek van de frontpagina, waarin de opinie van de journalist gegeven werd omtrent oorlogsontwikkelingen (meestal in het stuk op de frontpagina) of dagelijkse gebeurtenissen, politieke of culturele thema’s. Deze beide rubrieken waren samen goed voor 46 % van het totaal aantal harde standpunten.

 

Om tenslotte na te gaan in hoeverre er sprake was van een vooropgestelde DeVlag-strategie met betrekking tot de inhoud van De Gazet, ontbrak ons het nodige feitenmateriaal. Slechts voor twee onderzoekscategorieën (categorieën 4 en 6) werd een significant verschil opgemerkt tussen de beginperiode en eindfase van De Gazet. Beide zouden evenwel daadwerkelijk kunnen wijzen in de richting van een uitgewerkte en nagevolgde strategie : in de beginperiode werd, met het oog op het aantrekken van een zo ruim mogelijk lezerspubliek, de klemtoon gelegd op verheerlijking van de arbeider en volksklasse, terwijl expliciete ‘reclame’, in een zeer brede zin van het woord, voor de DeVlag slechts ver in de tweede jaargang met mondjesmaat toegelaten werd.

 

 

BIJLAGE. Tabel : Spreiding van de teruggevonden harde standpunten

 

 

 

‘Men zegge het voort’

Rechterhoek frontpagina

Columns

Invasie-kroniek

Sluikgazet

geen vaste rubriek

Cat. 1 : Antisemitisme

3

3

-

-

-

-

Cat. 2 : Grootgermaanse gedachte

1

2

-

-

-

4

Cat. 3 : Vlaamse volksaard

3

1

5

-

-

6

Cat. 4 : Arbeider

2

3

2

-

-

2

Cat. 5 :

 

 

 

 

 

 

5.1. Pro Duitsland en nationaal-socialisme

1

2

-

-

-

1

5.2. Contra USSR en bolsjevisme

2

1

-

-

-

2

5.3. Contra geallieerden

4

4

-

4

1

3

5.4. Oproepen tot steun aan Duitsland

1

-

-

-

-

4

5.5. Contra verzetslieden

-

-

-

-

-

4

Cat. 6 : DeVlag-‘reclame’

-

-

-

-

-

3

 

De tabel geeft de spreiding, doorheen de verschillende rubrieken van De Gazet, weer van het aantal harde standpunten per onderzoekscategorie. Wegens de uitgebreidheid van de vijfde onderzoekscategorie hebben we ervoor geopteerd deze categorie in zijn respectievelijke subcategorieën onder te verdelen. Voor alle duidelijkheid hernemen we hieronder het procentuele aandeel van elke onderzoekscategorie en rubriek in het totaal aantal van 74 standpunten :

 

* Categorie 1 : 8,5 %

* Rubriek 1 ‘Men zegge het voort’ : 25,5 %

* Categorie 2 : 9,5 %

* Rubriek 2 ‘Rechterhoek frontpagina’ : 20,5 %

* Categorie 3 : 20 %

* Rubriek 3 ‘Columns Tijl, Reinaart, Marleen’ : 9,5%

* Categorie 4 : 12 %

* Rubriek 4 ‘Kleine Groote Invasie-Kroniek’ : 5,5 %

* Categorie 5 : 46 %

* Rubriek 5 ‘De Sluikgazet’ : 1%

* Categorie 6 : 4 %

* Geen vaste rubriek : 38 %

 

 

Bronvermelding

 

 

Tijdschriften en kranten :

Gelijktijdige drukwerken :

Literatuur :

 

home lijst scripties inhoud  

 

[1] BALTHAZAR, 1982, pp. 35-36 & 43-48; DE BENS, 1973, pp. 62-72; DE JONGHE, 1972, pp. 13-19 & 58-77; LAMBERTY et.al., 1979, pp. 23-25; VAN LAEKEN & VERHOEYEN, 1985, pp. 10-11, 30-33, 36-37, 56-57 & 64-65; VERHOEYEN, 1993, pp. 12-16, 36-42  & 222.

[2] Deze bevoegde dienst is de ‘Generalquartiermeister, Abteilung Kriegsverwaltung’, cfr. DE JONGHE, 1972, p. 15.

[3] DE JONGHE, 1973, pp. 16-17.

[4] De dienst Abwehr bestond uit Abwehr I (offensieve spionage, militaire inlichtingen), Abwehr II (sabotage en propaganda) en Abwehr III (contraspionage ter beveiliging van het eigen leger), cfr. VERHOEYEN, 1993, p. 396.

[5] Het dient wel gezegd dat deze Flamenpolitik steeds ondergeschikt was aan de algemene oorlogsvoering (in de woorden van Reeder : “[de Flamenpolitik is] …nicht Selbstzweck, sondern Mittel zum Zweck”). Zo bleven er een aantal vitale sectoren (magistratuur, economische instellingen, …) van het Vlaamse openbare leven nog in grote mate gesloten voor Vlamingen, cfr. WILLEQUET, 1986, p.153.

[6] VAN LAEKEN & VERHOEYEN, 1985, p. 30-31.

[7] In een instructie van juli 1940 spoort Hitler de Militärverwaltung reeds aan de Vlamingen te bevoordelen en de Walen geen gunsten toe te kennen, cfr. VERHOEYEN, 1993, p. 16.

[8] Beter bekend onder de naam ‘Bormscommissie’, naar de voorzitter August Borms, cfr. LAMBERTY et. al., 1979, p. 24.

[9] VAN LAEKEN & VERHOEYEN, 1985, p. 30-31.

[10] BALTHAZAR, 1982, p. 46 : ‘…in korte tijd konden VNV-aanhangers honderden leidende posities innemen in de administratie, in de gemeentebesturen en in de nieuw opgerichte organisaties (…) dit zou de onmisbare ruggegraat vormen waarop enerzijds de Militärverwaltung (vooral Reeder) en anderzijds de VNV-leiding zelf steunden om verder te collaboreren…’.

[11] Of in de woorden van Gottlob Berger, SS-Obergruppenführer en vanaf november 1941 algemeen voorzitter van de DeVlag : ‘Wir werden Flandern heimholen !’ (wij zullen Vlaanderen weer thuisbrengen), cfr. LAMBERTY et.al., 1979, p. 60.

[12] Hitler deelde deze opvatting, maar vreesde de gevolgen van een Zivilverwaltung in België. Ten eerste vormde de aanwezigheid van Leopold III, krijgsgevangen maar nog steeds staatshoofd, een hinderpaal en ten tweede was de economische exploitatie van België onontbeerlijk voor Duitsland. Zulke exploitatie verliep best met vrijwillige medewerking van Belgische zijde. De verrregaande structurele wijzigingen van een Zivilverwaltung zouden deze vrijwillige medewerking waarschijnlijk uitgesloten hebben, cfr. VAN LAEKEN & VERHOEYEN, 1985, pp. 57-58. Hitler zou voor België pas op 18 juli 1944 overgaan tot de vestiging van een Zivilverwaltung, onder leiding van Reichskommisar Grohé, cfr. VAN LAEKEN & VERHOEYEN, 1985, pp. 56-57. 

[13] Bekend als ‘hineinregieren’, cfr. VAN LAEKEN & VERHOEYEN, 1985, p.36 : ‘…het in- en doordringen van een centrale Duitse dienst uit Berlijn tot een gelijkaardig domein van het bezettingsbestuur in België…’. DE JONGHE, 1972, p. 76 : ‘…een treffende formule vat de methode van het Hineinregieren en haar werking samen : nebeneinander, durcheinander, gegeneinander’, hiermee wijzend op de evolutie van coëxistentie naar tegenwerking tussen de bestaande dienst van het bezettingsbestuur en de nieuw indringende Duitse dienst.

[14] VAN LAEKEN & VERHOEYEN, 1985, pp. 32-33 : De Germanische Leitstelle – oorspronkelijke naam : Germanische Freiwilligen Leitstelle – vormde afdeling VI van het SS-Hauptamt, de politieke vleugel van de Duitse SS. De instelling was bevoegd voor de ‘Germaanse arbeid’ van de NSDAP in Denemarken, Noorwegen, Nederland en België. In België werd de Germanische Leitstelle vertegenwoordigd door de Dienststelle onder leiding van Richard Jungclaus, die onder andere instond voor de financiering van de DeVlag, de Algemene SS Vlaanderen, de Nationaal-Socialistische Jeugd Vlaanderen (NSJV), Rex, Rijksschool Vlaanderen, enz.

[15] Overeenkomstig de overtuiging dat een volk een historisch-culturele eenheid (met als bindmiddel een gemeenschappelijke taal) vormt die ten allen tijde beschermd en gevrijwaard moet worden, zagen de Duitsers de Belgische staat als een kunstmatige creatie en als verlengstuk van het Franse imperialisme. Vandaar dat de bezetter middels hun Flamenpolitik de Vlaamse volksaard wilde beschermen en bevoordelen, cfr. VAN LAEKEN & VERHOEYEN, 1985, p. 91-92.

[16] Opgericht in september 1940 door Gottlob Berger, op bevel van Himmler. In de zomer van 1942 werd de naam veranderd in Germaansche SS, cfr. DE BENS, 1973, pp. 222-224 & s.n., 1998. DHONDT & HUYSE, 1991, p. 291 : ‘…Himmler wilde van de Algemene SS Vlaanderen een wapen maken tegen het volgens hem te klerikale en te weinig nationaal-socialistische VNV…’. De Algemene SS Vlaanderen werd achtereenvolgens geleid door René Lagrou, Jef De Langhe, Raf Van Hulse, Jef François en Tony Van Dijck, cfr. VAN LAEKEN & VERHOEYEN, 1985, p. 9.

[17] Wanneer blijkt dat de Algemene SS Vlaanderen niet het verwachte succes kent, richt de SS zich volledig op de DeVlag, cfr. DE BENS, 1973, p. 215.

[18] VAN LAEKEN & VERHOEYEN, 1985, pp. 64-65 : De Propaganda Abteilung (PA) ontstond in juli 1940 uit de Propaganda Kompanie en had als doel de belangrijkste nieuwsmedia onder controle te houden. Ook financierde zij allerlei propaganda en culturele manifestaties uitgaande van de collaboratiebewegingen.

[19] Op basis van DE BENS, 1973, pp. 62-123.

[20] Zo werd de PA ingericht naar het model van het Promi, cfr. DE BENS, 1973, pp. 73-74. Op de conflicten tussen de Militärverwaltung en het Promi die zich rond de PA afspeelden, zullen we hier niet dieper ingaan. We verwijzen hiervoor naar DE BENS, 1973, pp. 75-78.

[21] Ingesteld in juni 1940. In de eerste weken van de bezetting was de PA vrijwel aangewezen op improvisatie van richtlijnen voor de reeds heropgestarte kranten, cfr. DE BENS, 1973, pp. 115-116.

[22] Zo ontstonden meer en meer polemieken tussen de Belgische kranten, onder andere aangaande de toekomst van België binnen het Duitse rijk, de Vlaams-Waalse tegenstellingen, e.d.m., cfr. DE BENS, 1973, p. 119.

[23] Samengevat aan de hand van DE BENS, 1973, pp. 111-123 en LUYKX, 1974, p. 94.

[24] Voor deze beknopte biografie van Jef Van de Wiele hebben we ons gebaseerd op de volgende auteurs : DE LENTDECKER, 1985, pp. 83-89; DELEU et.al., 1973, pp. 1827-1828 & 2063-2064; DE SCHRIJVER et. al., 1998, pp. 994-996 & 3730-3732; SEBERECHTS, 1991, pp. 13-15; WILLEQUET, 1986, p.157-158.

[25] De militaire suborganisatie van de SS. Gedurende de oorlog werden tevens in de bezette gebieden leden voor de Waffen-SS gerecruteerd, cfr. DHONDT & HUYSE, 1991, p. 298.

[26] VAN LAEKEN & VERHOEYEN, 1985, p. 91 : In september 1942 werden te Antwerpen drie Vlaamse volksscholen geopend. In het superviserend schoolcomité bevond zich een vertegenwoordiging van de gewest- of celleiding van de DeVlag. De Vlaamse Scholen zouden in 1943 het voorwerp vormen van een conflict tussen Van de Wiele en de Vlaamse Opvoedkundige Beweging (VOB) : Van de Wiele vond dat bepaalde financiën, bestemd voor de scholen, voor de DeVlag-bureaucratie gehouden moesten worden. De VOB zou daarop ontbonden worden en de Vlaamse Scholen bleven in handen van de DeVlag.

[27] VERHOEYEN, 1993, pp. 424-426 : Eind 1942 opgericht door Robert Verbelen, Sturmbannführer voor Brabant van de Algemene SS-Vlaanderen, en bedoeld als een stootgroep ter uitvoering van vergeldingsacties als antwoord op verzetsaanslagen. In juni 1944 opgenomen binnen de structuren van de DeVlag, waarvan Verbelen sinds april 1943 stafleider was.

[28] Officieel gesticht, op initiatief van Hauptbannführer Bennewitz (leider van de Duitse afdeling van de Ghitlerjugend in België), op 14 november 1943 tijdens een plechtigheid in de Zoo van Antwerpen, georganiseerd door de Reichsjugendführung en de DeVlag. De oprichting van deze jeugdbeweging, vooral gericht op aansporing tot deelname aan de Waffen-SS, is te kaderen in de SS-initiatieven om de Militärverwaltung te Brussel buitenspel te zetten. De Militärverwaltung verkoos namelijk het VNV te behouden als enige politieke deelnemers van Vlaamse kant, terwijl de SS via de Algemene SS-Vlaanderen en de DeVlag haar positie in bezet België wilde verstevigen. De HitlerJugend-Vlaanderen werd opgericht om de ‘VNV-jeugdbeweging’, de Nationaal-Socialistische Jeugd Vlaanderen (NSJV), te verzwakken. Cfr. DE SCHRIJVER et.al., 1998, pp. 1451-1452 & VAN LAEKEN & VERHOEYEN, 1985, p. 38

[29] Onder leiding van M. Gravez-Haegens en gericht op het verspreiden van de nationaal-socialistische ideeën onder vrouwen. In de praktijk hield men zich echter vooral bezig met het voorbereiden van jonge vrouwen op hun taak als moeder en echtgenote, door middel van cursussen en demonstraties over kinderverzorging en huishouden, cfr. DE SCHRIJVER et.al., 1998, p. 3621.

[30] Andere leden waren R. Lagrou (binnenlandse zaken), R. Van Roosbroeck (kunsten en wetenschappen), C. Verschaeve (geestelijk adviseur), G. Van Bergen (financiën), J. Haesaerts (techniek en wederopbouw), S. Verdoodt (justitie), R. Verbelen (politie), P. Le Roy (propaganda) en H. Gravez (gezondheidszorg), allen personen die binnen de DeVlag  - uitgezonderd Réne Lagrou (SS) en Cyriel Verschaeve (DeVlag- sympathisant) -  leidende functies vervuld hadden, cfr. DELEU et. al., 1973, p. 1828 & SEBERECHTS, 1991, p. 85-86.

[31] DELEU et.al., 1973, p. 1827; DE SCHRIJVER et.al., 1998, pp. 994-996; SEBERECHTS, 1991, pp. 14-15, 17, 23 & 29; VAN LAEKEN & VERHOEYEN, 1985, p. 95.

[32] Geboren in 1912 en overleden op een onbekende datum, cfr. VAN LAEKEN & VERHOEYEN, 1985, p. 95.

[33] De PA was zoals gezegd formeel ondergeschikt aan de Militärverwaltung te Brussel, maar in de praktijk sterk beïnvloed door het Propagandaministerie te Berlijn. Zo kon Wilkening een aantal malen optreden ten voordele van de DeVlag zonder de Militärverwaltung opde hoogte te stellen van zijn daden, cfr. VAN LAEKEN & VERHOEYEN, 1985, pp. 64-65.

[34] Tussen oktober 1942 en mei 1945 stortte de Germanische Leitstelle in totaal een bedrag van 80,5 miljoen frank in de kas van de DeVlag, cfr. SEBERECHTS, 1991, p. 29.

[35] Een voortzetting van het eerder, binnen de schoot van Germania, opgerichte tijdschrift ‘Germania’, cfr. DELEU et. al., 1973, p. 2064.

[36] Van de Wiele was tevens redactiesecretaris van een ander tijdschrift, ‘Nieuw Vlaanderen’, cfr. DELEU et. al., 1973, p. 2064.

[37] Seberechts wijst er wel op dat ook in deze aanvangsfase al enkele artikels van nationaal-socialistische inslag hun weg naar ‘De Vlag’ vonden, bv. artikels van K.L. Pesch over de rassenleer en artikels rond de Germaanse aspecten van de geschiedenis en cultuur van de Nederlanden en Duitsland, cfr. SEBERECHTS, 1991, p. 15.

[38] En dus tevens het streven naar de inrichting van een Zivilverwaltung om de annexatie voor te bereiden.

[39] Richard Jungclaus werd op 1 april 1942 aangesteld als hoofd van de Aussenstelle te Brussel, d.i. een plaatselijk kantoor dat instond voor contacten met de collaborerende groepen in het bezet gebied, cfr. SEBERECHTS, 1991, p.25. Hij krijgt tevens de titel van ‘Führer des SS-Abschnitts Flanders (Algemene SS Vlaanderen)’. In feite werd Jungclaus Himmler’s politieke vertegenwoordiger inzake ‘Volkstum’ en als dusdanig bevoegd voor het toezicht op alle groeperingen onder SS-controle, dus tevens over de DeVlag, cfr. VAN LAEKEN & VERHOEYEN, 1985, p.43.

[40] Een samenwerking die zijn meest bekende uitwas vond in de opname in de deVlag-structuren, in juni 1944, van het beruchte Veiligheidskorps onder leiding van R. Verbelen, cfr. DE BENS, 1973, p. 216 en 226.

[41] DE BENS, 1973, p. 226.

[42] DERINE, 1977, pp. 24-25 : Symptomatisch voor de opgang van de DeVlag en het verval van het VNV zijn ondermeer : de overstap in 1944 van Cyriel Verschaeve van het VNV naar de DeVlag; het opdringen van DeVlag-publikaties aan Vlaamse arbeiders in Duitsland ten nadele van VNV-publikaties; de bevoordeling van de DeVlag, in het kader van het Arbeidsfront (cfr. WILLEQUET, 1986, p. 158),  bij de werving van Vlaamse arbeiders; de recrutering van Vlaamse oostfronters en Waffen SS-leden die in 1943 exclusief in handen van de DeVlag kwam.

[43] SEBERECHTS, 1991, p. 26.

[44] Belangrijk is hier het feit dat Reeder de DeVlag niet volledig wenste uit te schakelen : hij streefde eerder, het principe ‘divide et impera’ indachtig, naar een coëxistentie tussen DeVlag (culturele aspecten) en VNV (dagelijks politiek leven). Zo verplichtte hij, met de DeVlag achter de hand, het VNV de weg van de gewillige collaboratie te blijven bewandelen, cfr. DERINE, 1977, p. 57.

[45] DE BENS, 1973, p. 240.

[46] DE SCHRIJVER et.al., 1998, p. 996.

[47] We behandelen hier de structuur van de DeVlag tijdens de oorlogsjaren, dit wil zeggen vanaf de heropstarting van het tijdschrift ‘De Vlag’ in augustus 1940. Voor de weergave van de structuur van de DeVlag in deze periode hebben we ons hoofdzakelijk gebaseerd op SEBERECHTS, 1991 en STEENHAUT & VAN DE STEEN, 1977, pp. II-VIII.

[48] Dit feit is belangrijker dan het op het eerste gezicht lijkt : Seberechts stelt dat men de cellenstructuur slechts terugvindt bij politieke partijen of bewegingen die zich ‘aan het uiteinde van het politieke spectrum bevinden, nl. fascistische of communistische organisaties’, cfr. SEBERECHTS, 1991, p. 19.

[49] DE BENS, 1973, p. 212, verwijzend naar een verklaring van Jef Van de Wiele (23 augustus 1946) omtrent de structuur van de DeVlag.

[50] De DeVlag kende territoriale cellen en bedrijfscellen : de eersten omvatten een bepaald grondgebied, de laatsten waren slechts in één enkele onderneming actief, cfr. SEBERECHTS, 1991, p. 39.

[51] Dit personeelsambt herbergde onder andere een afdeling ‘Sibbekunde’, die toezag op de volmaakte afstamming van de DeVlag-werknemers, cfr. SEBERECHTS, 1991, p. 39.

[52] Seberechts vermeldt de volgende referaten en hun titularissen : Cultuur (Dr. F. De Pillecyn), Kunst (Edg. Leonard), Economie (Dr. M. D’Haese & Dr. Van Bergen), Sociale Politiek (Jan Acke), Techniek (Ir. J. Valck), Vrouwenwerken (Mevr. Gravez), Toneel (F. Haepers) en Muziek (W. Weyler), cfr. SEBERECHTS, 1991, p. 25 verwijzend naar een artikel van J. Henskens in ‘De Vlag’, jaargang 4, 1941, p. 28.

[53] Nota van J. Van de Wiele, 22 augustus 1944, aangehaald in SEBERECHTS, 1991, p. 36.

[54] Waarschijnlijk werd Verbelen, Sturmbannführer voor Brabant van de Algemene SS Vlaanderen, door de SS in die functie benoemd om de banden tussen Algemene SS Vlaanderen en DeVlag nog strakker aan te halen, cfr. SEBERECHTS, 1991, p. 37.

[55] Hoewel de DeVlag zichzelf duidelijk als a-politiek profileerde, cfr. CUYT, 1943, p. 5 (een pamflet gericht aan de Vlaamse arbeiders in Duitsland) : ‘…Wij doen echter aan geen politiek, wij keeren den politieken mesthoop van de vroegere Belgische partijen buiten, desnoods met een stalen bezem, en wij richten op : een Arbeidsgemeenschap (…) waarin alle Vlamingen, alle Vlaamsche arbeiders worden opgenomen, van welke politieke kleur ze ook vroeger mogen geweest zijn (…) Partijen hebben wij niet noodig, maar tot een arbeidsgemeenschap behooren we allen …’.

[56] CUYT, 1943, p. 15 : ‘…niet het Duitsche rijk, maar het Rijk waarin alle Vlamingen en Nederlanders, samen met de Duitsche arbeidskameraden, als gelijkberechtigde Germanen zullen wonen, moet eens ons vaderland worden…’.

[57] SEBERECHTS, 1991, p. 45.

[58] Zo wordt in een DeVlag-pamflet de wereldoorlog gelijkgesteld met een wereldrevolutie van ‘den arbeider’ tegen het ‘Engelsch-Joodsch grootkapitaal’, cfr. CUYT, 1943, p. 7-8.

[59] CUYT, 1943, p. 9 : ‘…deze oorlog is een strijd tusschen twee wereldbeschouwingen : de kommunistische en de nationaalsocialistische. Er blijft hier geen middenweg open (…) het oude, parlemantaire, demokratische regiem heeft uitgediend…’.

[60] Aangehaald in VAN LAEKEN & VERHOEYEN, 1985, pp. 27-28 & in SEBERECHTS, 1991, pp. 45-46. Voor een diepgaande bespreking van de stellingen van de DeVlag aangaande ‘De mens in de Noords-Germaanse wereld’, ‘De Rijksgedachte’, ‘Het Jodenprobleem’, ‘Kerk en Godsdienst’, ‘Wereldbeschouwing, Scholing en Propaganda’, verwijzen we naar SEBERECHTS, 1991, pp. 46-60. In hoofdstuk III van dit werk wordt ook dieper ingegaan op vijf DeVlag-standpunten.

[61] De twee gecursiveerde getallen zijn waarschijnlijk wel als overdrijvingen te interpreteren, cfr. DE BENS, 1973, p. 218.

[62] De eerste drie getallen zijn schattingen, gebaseerd enerzijds op schattingen van het Militair Bestuur en anderzijds op een mededeling van Pol Le Roy, propagandaleider van de DeVlag, cfr. SEBERECHTS, 1991, pp. 19-20. De twee laatste aantallen worden aangehaald in DE BENS, 1973, pp. 217-218 en zijn terug te voeren op mededelingen (Tätigkeitsberichten) van het Militair Bestuur. De auteur voegt er wel aan toe dat de werkelijke ledenaantallen voor deze periode waarschijnlijk lager zullen liggen.

[63] SEBERECHTS, 1991, p. 20, verwijzend naar een artikel van Jos Henskens in de ‘De Vlag’, jaargang 4, 1941, 1, p. 3.

[64] SEBERECHTS, 1991, p. 38, verwijzend naar een maandverslag van de DeVlag voor de periode 26 juli - 25 augustus 1943.

[65] DE BENS, 1973, p. 225.

[66] Ingesloten in een DeVlag-pamflet uit 1943 (CUYT, 1943), gericht aan de Vlaamse arbeiders in Duitsland, zit een ‘Aanvraag om aansluiting’. Geïnteresseerden dienen ‘van Arische afstamming’ te zijn. Het lidgeld wordt geïnd in betalingen van 0,50 RM per maand.

[67] DE BENS, 1973, p. 214. De Persdienst werd geleid door Angenet, die later tevens de plaats van Firmin Parasie zou innemen als hoofd van de Dienst Pers-Inlichtingen.

[68] De verderzetting van het tijdschrift ‘Onze Week’. De naam werd in oktober 1941 gewijzigd, cfr. DE BENS, 1973, p. 240, voetnoot 133.

[69] DE BENS, 1973, p. 239, voetnoot 128.

[70] SEBERECHTS, 1991, p. 62 : ‘…Het blad was en bleef een tijdschrift voor intellectuelen, ongeschikt voor massaconsumptie…’.

[71] ‘Balming : Het zwaard van Siegfried. Balming helpt ons Vlaanderen veroveren. Balming wordt daarom door alle DeVlag-leden gelezen en gepropageerd’, cfr. SEBERECHTS, 1991, p. 61, verwijzend naar een artikel in het ‘Onze Maand, Gewestelijk Mededeelingsblad DeVlag-Scheldeland III’, jaargang 1, 1944, 2.

[72] DE BENS, 1973, p. 240.

[73] SEBERECHTS, 1991, p. 62.

[74] DE BENS, 1973, p. 227.

[75] De rijksuitgave werd gelanceerd op 1 mei 1942. De nationale krant ‘Het Vlaamsche Land’ verscheen al vanaf 1 januari 1941. Zowel in deze nationale uitgave als in de regionale editie ‘De Gazet van Mechelen’ was er van een DeVlag-invloed geen sprake, cfr. DE BENS, 1973, pp. 228-233.

[76] DE BENS, 1973, p. 233 haalt een uitspraak van SS-Sturmbannführer Wim Fret aan : ‘Het dagblad Het Vlaamsche Land - Rijksuitgave, dat met de goedkeuring van het rijkspropagandaministerie wordt uitgegeven, is het eenig Vlaamsch dagblad welk 100 % ter beschikking staat van de DeVlag’.

[77] DERINE, 1977, p. 55, verwijzend naar een verklaring van ‘Volk en Staat’-hoofdredacteur Brans in ‘t Pallieterke van 7 maart 1974.

[78] Onder hoofdredactie van S. De Jonghe, die tevens de eindredactie van de rijksuitgave van Het Vlaamsche Land op zich nam, cfr. DE BENS, 1973, p. 236.

[79] DE BENS, 1973, p. 237 & p. 150.

[80] Aangehaald in DE BENS, 1973, p. 238.

[81] DE BENS, 1973, p. 241.

[82] DE BENS, 1973, p.241.

[83] Ibidem

[84] Citaat van Adolf Hitler uit ‘Mein Kampf’, aangehaald in SEBERECHTS, 1991, p. 52.

[85] Ibidem

[86] Ibidem

[87] SEBERECHTS, 1991, p. 53-54.

[88] SEBERECHTS, 1991, p. 49. Van de Wiele over Anschluss : ‘…men kan een eenheid niet aansluiten : die eenheid is er (…) gij zijt Vlaming, Nederduitscher, Germaan. Gij zijt het tweede en het derde omdat ge het eerste zijt (…) Het Rijk leeft in ieder van ons (…) Dat is een eenheid. Deze eenheid willen wij zoo sterk, zoo staalsterk als maar eenigzins mogelijk is ook in politieke vormen tot uiting zien komen. Wie uit een eenheid een eenheid wil maken en daarbij spreekt van anschluss, dat is een roddelaar …’.

[89] CUYT, 1943, p. 15.

[90] Ibidem

[91] Het is af te raden onder deze traditionele waarden tevens verdediging van tradities op het vlak van kerk en godsdienst op te nemen. De DeVlag durfde niet openlijk stelling te nemen omtrent godsdienstkwesties : SS-ideeën omtrent geloof (o.a. ‘ontjoodsing’ van de katholieke godsdienst) werden niet gepropageerd uit vrees de steun van het Vlaamse volk te verliezen, cfr. SEBERECHTS, 1991, pp. 54-56.

[92] CUYT, 1943, pp. 7-8.

[93] CUYT, 1943, p. 9.

[94] CUYT, 1943, p. 10.

[95] CUYT, 1943, p. 11.

[96] DE BENS, 1973, p. 92.

[97] DE BENS, 1973, p. 118.

[98] Dit artikel is uiteraard ook onder de subcategorieën 4.1.5.2 en 4.1.5.3. te rangschikken.

[99] Onder de naam ‘Fabriekswacht’ in 1941 opgericht om vliegvelden en andere voor de Luftwaffe belangrijke installaties te bewaken. Vanaf 1943 omgedoopt tot Vlaamse Wachtbrigade en definitief opgenomen in de structuren van de Luftwaffe, cfr. DHONDT & HUYSE, 1991, p. 293.

[100] PA-directief van 6 april 1943 aan Belgapress, aangehaald in DE BENS, 1973, p. 528-529.

[101] Standpunt overgemaakt in een persconferentie op 15 januari 1941 en neergeschreven in het PA-rapport van 31 januari 1941; Aangehaald in DE BENS, 1973, p. 526.