De Bogomilen. De grootste puriteinen uit de Middeleeuwen. (Bart Rosseels) |
home | lijst scripties | inhoud | vorige | volgende |
Hoofdstuk IV: Bogomilen tijdens het Tweede Bulgaarse Rijk
1. Begin van het Tweede Bulgaarse Rijk
In 1185 werden de Bulgaren ten noorden van de Balkan aan een bijzonder zware belasting onderworpen. Twee bojaren, de broers Peter en Asen, profiteerden van de algemene ontevredenheid om een opstand te ontketenen vanuit Trnovo. Ze riepen de Bulgaarse onafhankelijkheid uit en benoemden de Bulgaarse monnik Vasilij tot aartsbisschop. De nieuwe aartsbisschop kroonde Peter tot tsaar van Bulgarije. Peter en Asen begonnen, door oorlog met het Byzantijnse rijk, het Bulgaarse Rijk te herstellen. In 1190 deed Peter afstand van de troon ten voordele van Asen. Asen werd in 1196 vermoord door ontevreden Bulgaarse edelen, waarna Peter opnieuw tsaar werd. Ook hij werd echter het slachtoffer van een samenzwering. Een derde broer, Kalojan, slaagde erin de macht van de tsaar te herstellen. Hij onderdrukte energiek de oppositie en keerde zich vervolgens tegen Byzantium.[243]
Kalojan streefde naar het herstel van het vroegere prestige van Bulgarije en knoopte met dat doel voor ogen onderhandelingen aan met paus Innocentius III, die de heerschappij over de hele christelijke wereld nastreefde. De onderhandelingen leidden in 1204 tot de Unie tussen de Roomse en Bulgaarse Kerk. De Bulgaarse Kerk bleef orthodox, maar erkende het gezag van de paus. Kalojan werd tot koning van Bulgarije gekroond en de aartsbisschop kreeg de titel “primaat”, wat door de Bulgaren als “patriarch” opgevat werd. In 1204 veranderde de politieke situatie op de Balkan drastisch. De Vierde Kruistocht eindigde met de inname van Constantinopel, waardoor er een einde kwam aan het Byzantijnse gezag op de Balkan. Het Latijnse keizerrijk, met Boudewijn van Vlaanderen aan het hoofd, verving het Byzantijnse rijk. De Byzantijnse aristocratie riep Kalojan ter hulp en beloofde hem de Byzantijnse keizerstitel als hij Constantinopel heroverde. Kalojan verpletterde de troepen van keizer Boudewijn I, die gevangen werd genomen, maar de Byzantijnse aristocratie veranderde van kamp, waarop Kalojan wraak op hen nam. Hij bedacht zichzelf met de titel Romeoubiec (Romeinendoder).[244]
Er is geen enkel bewijs dat de bogomilen een actieve rol zouden gespeeld hebben tijdens de revolutie of in de oorlogen tegen de Grieken. In 1205 lieten de ketters van Philippopolis echter opnieuw van zich horen. Als resultaat van de Vierde Kruistocht was Thracië in handen gekomen van een Franse baron, die hertog van Philippopolis werd. De lokale bevolking vroeg de Bulgaarse tsaar de streek te bevrijden en Kalojan viel Thracië binnen. De inwoners van Philippopolis gaven hun stad onmiddellijk over aan Kalojan en steunden zijn invasie. Zoals we van Anna Comnena weten, woonden er een eeuw voordien in de stad vooral paulicianen, maar ook bogomilen. Omdat er na Alexios I Comnenos geen actie tegen hen meer werd ondernomen, lijkt het weinig waarschijnlijk dat deze situatie drastisch veranderd was. De ketters steunden dus de Bulgaarse zaak tegen de kruisvaarders en schaarden zich aan de kant van de Bulgaarse overheid. De bogomilen namen nu dus een heel andere houding aan dan twee en een halve eeuw voordien. De situatie was uitermate gunstig voor een onbeperkte groei van het bogomilisme: de nationale haat tegen de Grieken, de voortdurende oorlogen en de religieuze tolerantie van de Bulgaarse autoriteiten, die beseften dat ze de ketters beter als bondgenoot konden hebben, droegen bij tot de verspreiding van het bogomilisme.[245]
In 1207 werd Kalojan vermoord. Eén van de samenzweerders tegen Kalojan was Boril, die de troon usurpeerde. Hij was de zoon van de zuster van Kalojan. Enkele edelen erkenden zijn gezag niet en stichtten onafhankelijke rijkjes. Op die manier ging de eenheid van de Bulgaarse staat teloor. Er was een sterke oppositie tegen het gezag van Boril, gedragen door het bogomilisme. Om de oppositie de kop in te drukken riep Boril in 1211 een concilie samen tegen de bogomilen.[246]
Volgens sommige onderzoekers is het Tweede Bulgaarse Rijk de context waarbinnen we het Slovo van Cosmas moeten plaatsen. Omdat deze discussie fundamenteel is voor de interpretatie van het bogomilisme, zal ik hier eerst de alternatieve visie van Georgiev weergeven, die het traktaat ten tijde van het concilie van Trnovo in 1211 plaatst.
2. Datering van het Slovo van Cosmas
Een historiografisch overzicht van deze problematiek geeft Marcel Dando in het artikel: “Peut-on avancer la date de composition du traité de Cosmas le prêtre contre les Bogomiles?”[247] Hij geeft hierin de visie weer van Emil Georgiev. Zeer problematisch in verband met de datering is dat we niet meer beschikken over het originele traktaat. Het oudste manuscript dateert uit de vijftiende eeuw. Om te achterhalen wanneer het traktaat geschreven is, moeten we dus een beroep doen op de inhoudelijke elementen van de tekst zelf. Aanvankelijk waren Blagoev en Trifonov geneigd andere data toe te kennen aan het traktaat. Het onderzoek van Vaillant deed de datum 972 beslissend ingang vinden. De meeste historici hebben zich nadien achter zijn visie geschaard, eventueel met kleine aanpassingen (969-972, na 972,…).[248] Dando geeft eerst kort de visie van Vaillant weer.
Volgens Vaillant was het een uniek traktaat, dat in drie delen kan ingedeeld worden. Hiermee zette hij zich af tegen de slavisten van de negentiende eeuw, die maar liefst dertien verschillende traktaten in het manuscript zagen. Over de datum vinden we twee directe gegevens in het traktaat.
“Dit is wat er gebeurd is in het Bulgaarse land: onder de regering van de goede christen keizer Peter, was er een priester genaamd Bogomil, “het medelijden van God waardig”, maar in werkelijkheid het medelijden van God zeer onwaardig, die voor de eerste keer begonnen is de ketterij te prediken in het land Bulgarije.”[249]
“Imiteer de nieuwe priester Johannes, die jullie zelf goed kennen, de oude herder en exarch van het Bulgaarse land.”[250]
Het eerste gegeven maakt ons duidelijk dat op dat moment de regering van Peter reeds ten einde was gekomen en dat het traktaat na 969 was geschreven. Op het einde van zijn traktaat roept Cosmas op de bisschoppen te imiteren: Gregorius van Nazianze, Basilius, Johannes Chrysostomus en “de nieuwe priester Johannes.” Vaillant identificeert deze Johannes met Johannes de Exarch, die een tijdgenoot was van tsaar Simeon (893-927). Cosmas noemt hem de oude exarch van Bulgarije, wat impliceert dat hij deze functie niet meer uitoefende. Dit feit is voor Vaillant van doorslaggevend belang om het traktaat na 972 te plaatsen, enkele maanden na de inname van Bulgarije door de Byzantijnen. Toen werd immers onmiddellijk het Bulgaars patriarchaat afgeschaft en daarmee ook het exarchaat. Vaillant stelt zich voor dat de oude exarch Johannes zich dan terugtrok in een klooster, waar hij nog geregeld vooraanstaande clerici ontving. Het traktaat bevat nog een derde, onrechtstreeks gegeven: Cosmas beschrijft de rampen die het land op dat ogenblik troffen. Bulgarije werd overspoeld door binnenvallende vijanden. Dit gebeurde precies in de periode vlak vóór 972, toen Bulgarije het slagveld vormde voor de Russische en Byzantijnse troepen.[251] Een ijzersterk argument is dit evenwel niet: Bulgarije heeft in zijn geschiedenis wel vaker te lijden gehad van invasies en interne chaos.
Laten we beginnen met het tweede gegeven. Johannes de Exarch was een tijdgenoot van tsaar Simeon (893-927). Hij droeg zijn bekende werk Sestodnev aan hem op. Bovendien noemde hij Simeon “prins” en geen “tsaar”. Hij moet zijn werk dus vóór 915 geschreven hebben, toen Simeon zich tot tsaar uitriep. Later werd hij tot priester gewijd en benoemd als exarch, maar de precieze data zijn onzeker. Indien hij in 972 nog leefde, moet hij meer dan tachtig jaar geworden zijn, wat zeker niet onmogelijk is. Georgiev plaatst de literaire activiteit van Johannes echter vroeger. Volgens hem moeten we Johannes aan het begin van de Bulgaarse literatuur plaatsen. De Bulgaarse literatuur kon pas ontstaan toen vanaf 885 de leerlingen van Cyrillus en Methodius het Slavische schrift invoerden in Bulgarije. Johannes de Exarch begon dus te schrijven vanaf het einde van de jaren ’80 van de negende eeuw. Hij was toen niet zo heel jong meer, want hij schreef zelf dat hij lang had geaarzeld vóór hij zich aan literaire activiteit in het Slavisch waagde. Dus moest hij in 972 zeker dood geweest zijn. Men kon dus geen levendige herinnering meer aan hem hebben, zoals Cosmas het beschrijft.[252]
Maar waarom haalde Cosmas enkel Johannes als na te volgen voorbeeld aan? In het Bulgarije van de negende en tiende eeuw liepen nog andere voorbeeldige christenen rond, zoals Clement en Naum, leerlingen van Cyrillus en Methodius. Het rijtje personen, die volgens Cosmas tot voorbeeld gehouden moeten worden, is op zijn minst merkwaardig: eerst komen een aantal personen uit een ver verleden, waar niemand nog een herinnering aan heeft (de Griekse Kerkvaders), vervolgens haalt hij één eigentijds voorbeeld aan. Waarom negeert hij de Slavische missionarissen, die zo belangrijk waren voor de ontwikkeling van Bulgarije? Volgens Trifonov is het simpel: Cosmas kende die personen helemaal niet. In de tijd van Cosmas was de herinnering aan de Slavische missionarissen én aan Johannes de Exarch vervaagd. De “nieuwe priester Johannes” is dus niet Johannes de Exarch. Dando hecht niet zoveel belang aan het feit dat Cosmas enkele grote figuren vergeet te vermelden. We mogen immers niet vergeten dat die personen ten tijde van Cosmas misschien niet dezelfde betekenis hadden als voor hedendaagse onderzoekers. Na de dood van Methodius ging de herinnering aan de broers verloren in de streken waar ze gewerkt hadden.[253]
Wie is die Johannes dan wel? Georgiev heeft keuze genoeg, want Johannes was een veel voorkomende naam in Bulgarije. Hij identificeert de nieuwe priester Johannes met patriarch Johannes van Trnovo. Volgens Paisi van Chilendar speelde hij een belangrijke rol bij de bevrijding van de Bulgaren van het Byzantijnse juk (1185). Hij zou Asen tot tsaar van Bulgarije gekroond hebben.[254]
Hoewel de eerste aanwijzing van Cosmas duidelijker is, is ook dit niet zonder discussie gebleven. Trifonov argumenteert dat we het traktaat later moeten plaatsen. De uitdrukking “in de jaren van de goede christen, tsaar Peter” duidt niet alleen aan dat de regering van Peter verstreken is, maar ook dat er al een tijdje overheen is gegaan. Men spreekt niet onmiddellijk na de dood van de koning over hem in de verleden tijd. Cosmas spreekt over de tsaar als over een heerser van een vervlogen tijd en niet als over een koning die pas gestorven is. Volgens Trifonov moeten we een tijdsspanne van minstens 15 à 20 jaar rekenen tussen de dood van Peter en het traktaat van Cosmas. Trifonov meent ook te kunnen aantonen dat Cosmas niet de directe opvolger is van de schrijvers uit de tijd van tsaar Simeon. Volgens hem werd het traktaat geschreven rond het jaar 1026.
Popruzenko is het hiermee niet eens. Hij wijst erop dat Cosmas in zijn traktaat het beeld schetst van een onafhankelijke Bulgaarse staat, met een Bulgaarse tsaar aan het hoofd, Bulgaarse bojaren en een eigen kerkelijke hiërarchie. In tegenstelling tot Vaillant oordeelt hij dat Cosmas zijn traktaat moet geschreven hebben vóór het einde van het Bulgaarse rijk en het begin van de Byzantijnse dominantie (972).
Kiselkov probeert beide visies te verzoenen. Hij situeert het traktaat rond het jaar 1042, onmiddellijk na de opstand van 1040-1041. Er was toen genoeg tijd overheen gegaan om Peter te beschouwen als de heerser uit een ver verleden en om de herinnering aan de Slavische missionarissen en Johannes de Exarch te doen vervagen. Bovendien was er een kortstondig herstel van de Bulgaarse staat onder Peter Deljan, die tot tsaar werd uitgeroepen.[255]
Het traktaat weerspiegelt een periode van oorlogen, vreemde invasies, wantoestanden en natuurrampen. Dit is geen doorslaggevend argument, want Bulgarije heeft in zijn geschiedenis veel van zulke periodes meegemaakt. Bovendien was de regering van Peter net een erg rustige periode, met een langdurige vrede met Byzantium. Cosmas beschrijft de ellende als een constante in zijn tijd. In de periode 969-972 was de moeilijke periode echter pas begonnen. Het einde van de twaalfde en begin van de dertiende eeuw was wel een lange periode van onrust, met voortdurende oorlogen tegen opstandige bojaren en vijanden van buitenaf.[256]
Tegelijk zegt Georgiev echter iets wat op het eerste gezicht hiermee in strijd lijkt. Hij zegt namelijk dat het traktaat een uiting is van een sterke politieke macht, die besloten had af te rekenen met de bogomilen. Hij wijst in dit verband op de gelijkenis met het werk tegen de bogomilen van Euthymios Zigabenos. Beide traktaten vormen het meest in het oog springende propagandamiddel in de strijd van de overheid tegen de bogomilen. Ze leveren het bewijs van een daadkrachtige regering, die in staat was de bogomilen actief te vervolgen. De traktaten zijn een momentopname van een sociale situatie met een versterking van de centrale macht, na een turbulente periode. In de tiende eeuw was de overheid niet krachtig genoeg om kettervervolgingen, beschreven door Cosmas, te organiseren. Ten tijde van tsaar Boril (1207-1218) vonden er wel kettervervolgingen plaats.[257]
Georgiev geeft nog een aantal andere argumenten tegen de traditionele datum. Ten eerste is het opvallend dat de Byzantijnse historici en kroniekschrijvers van de tiende eeuw niet spreken over de bogomilen of een andere religieuze beweging in Bulgarije. Ook patriarch Theophylactos spreekt in zijn brief aan tsaar Peter niet over pope Bogomil of over de ketterij der bogomilen. De enige literaire bron van de tiende eeuw waarin melding wordt gemaakt van de bogomilen, zou het traktaat van Cosmas zijn. Blagoev trekt hier een zeer extreme conclusie uit: het bogomilisme heeft nooit bestaan in Bulgarije. Aanwijzingen over bogomilen moeten we met een korrel zout nemen: het gaat niet om bogomilen maar om politieke tegenstanders, die er door de machthebbers om strategische redenen van beschuldigd werden bogomilen te zijn.[258]
De eerste historische informatie over de bogomilen vinden we pas in de twaalfde eeuw, met de literaire werken van Euthymios Zigabenos en Anna Comnena. Zij spreken trouwens niet over een Bulgaarse oorsprong van het bogomilisme. Euthymios Zigabenos vermeldt uitdrukkelijk dat de ketterij in zijn periode is verschenen en volgens het getuigenis van Anna Comnena lag de monnik Basileios aan de oorsprong. Het bogomilisme heeft zich in Bulgarije pas ontwikkeld vanaf het einde van de twaalfde eeuw. Het Synodicon van tsaar Boril getuigt dat het bogomilisme verrees na de troonsbestijging van Boril (1207). Het Synodicon van tsaar Boril is de weerslag van het grote concilie tegen de bogomilen, samengeroepen te Trnovo in 1211. De informatie die we er vinden komt sterk overeen met wat Cosmas ons weet te vertellen over de bogomilen.[259]
In het traktaat van Cosmas komt het bogomilisme naar voren als een duidelijke leer met welomschreven religieuze doctrines. Het bogomilisme had zich reeds getransformeerd van een religieuze sekte met dualistische ideeën tot een brede sociale beweging, die de basis van de staat aantastte. Voor deze transformatie was tijd nodig. Indien pope Bogomil zijn ideeën begon te verspreiden in de tijd van tsaar Peter, kon het bogomilisme in 972 deze hele evolutie nog niet hebben doorgemaakt. Het Bulgaarse bogomilisme onderscheidde zich op dat moment nog niet van het paulicianisme. De kolonisatie van paulicianen naar Macedonië vond echter pas plaats onder keizer Johannes Tzimisces (969-976), na 972.[260] Georgiev houdt hier geen rekening met eerdere overplantingen van paulicianen naar Thracië.
Georgiev bestudeert de verschillen tussen het bogomilisme, zoals het beschreven werd door Cosmas, en het bogomilisme in de Panoplia dogmatica van Euthymios Zigabenos. Volgens hem kan het bogomilisme slechts gezien worden als de ontwikkeling in een later stadium uit het bogomilisme van Zigabenos. Georgiev (of Dando) geeft hier echter geen verdere verklaring voor.[261]
Cosmas schetst een zeer bedroevend beeld van het monnikenwezen in Bulgarije. Vele monniken hadden geen geestelijke roeping en zagen in het klooster enkel een manier om een gemakkelijker leven te leiden. Dit stelt ons voor twee problemen. Ten eerste begon het monnikenwezen pas te ontstaan: hoe kon het dan al in verval zijn? Ten tweede was tsaar Peter een zeer vroom man. Hij werd op het einde van zijn leven zelf monnik en werd na zijn dood heilig verklaard. Hij zou nooit zo’n verval van de kloosters hebben toegelaten, als door Cosmas geschetst wordt. Ook de hogere clerus was volgens Cosmas in staat van verval. Hier duiken dezelfde problemen op. Traktaten over de wantoestanden van de clerus en vooral van de monniken duiken in Byzantium pas op in de twaalfde eeuw. Dit soort literatuur verschijnt in Bulgarije later dan in Byzantium, zoals ook het monnikenwezen er later was ontstaan. Het traktaat van Cosmas past niet in dit plaatje. Hetzelfde verhaal gaat op voor de literatuur. Ook hier schetst Cosmas een verval: hij spreekt over de verwaarlozing van boeken. Tijdens de regeringsperiode van Peter, die gekenmerkt werd door een lange periode van vrede, werd de literaire activiteit echter net vergemakkelijkt. Ook hier situeert het verval zich later. Langs de andere kant moeten er op dat moment genoeg boeken beschikbaar geweest zijn, want hij laat duidelijk verstaan dat de rijke particulieren een groot aantal boeken hadden. Cosmas pleit ervoor dat die boeken voor iedereen beschikbaar zouden worden. Deze rijkdom van boeken was er zeker nog niet in de tiende eeuw. Toen hadden enkel paleizen, kerken en kloosters boeken.[262]
Wanneer Cosmas over het monachisme schrijft, beklaagt hij zich ook over monniken die naar Rome reizen. In de tiende eeuw reisden er geen Bulgaarse monniken naar Rome. Dit was een gevolg van de band die was ontstaan tussen Rome en Bulgarije in de dertiende eeuw. Op dat moment was de ambitieuze Innocentius III paus. Hij wou de hele christelijke wereld regeren en zond daarom kronen naar de heersers van Oost-Europese staten. In ruil daarvoor onderwierpen zij hun Kerk formeel aan de jurisdictie van Rome. Dit gebeurde ook in Bulgarije onder Kalojan. In 1204 werd te Tirnovo de Unie van de Roomse en Bulgaarse Kerk uitgeroepen. Kalojan werd er gekroond door een pauselijke vertegenwoordiger. In het volgende decennium bezochten Bulgaarse monniken regelmatig Rome.[263]
Dando voegt hier zelf nog een argument aan toe. Het traktaat bevat een allusie op de liturgie van Sint-Pieter: “Heeft de apostel Petrus niet het officie samengesteld dat de Romeinen nu nog volgen?” Tchijevsky trekt hieruit de conclusie dat de liturgie van Sint-Pieter in 972 reeds gekend was. Dando besluit het omgekeerde: het traktaat van Cosmas werd na 972 geschreven. “Romeinen” betekent hier katholieken. Waarom werden er speciaal voor de katholieken in de oosterse wereld missen gecelebreerd volgens hun liturgie? Deze situatie was enkel mogelijk na 1204, toen Constantinopel veroverd werd door de kruisvaarders en het Latijnse keizerrijk gesticht werd.[264]
Een inhoudelijke analyse van het traktaat maakt duidelijk dat het is opgesteld als een redevoering. Cosmas richt vaak rechtstreeks het woord tot zijn lezers, alsof ze vlak voor hem zitten: hij schreef zijn traktaat met de bedoeling het uit te spreken. Georgiev geeft enkele uitdrukkingen uit het traktaat weer , die moeten aantonen dat het om een rede gaat. Hij richt zich tot zeer verschillende personen: ketters en orthodoxe christenen; monniken en bisschoppen; clerici en leken;… Zo’n divers publiek kon enkel aanwezig zijn op een groot concilie, waarop de ketters werden uitgenodigd om zich te verdedigen. In 1211 riep tsaar Boril een concilie samen te Trnovo, zoals beschreven staat in het Synodicon van Boril. Nog steeds volgens het synodicon waren op het concilie priesters, monniken, bojaren en een groot aantal andere personen aanwezig. De bogomilen waren er uitgenodigd om hun doctrines te verdedigen. Dit is precies het publiek, tot wie Cosmas zich richt.[265]
Het traktaat is onderverdeel in verschillende secties, voorzien van aparte titels. Slavisten in de negentiende eeuw beschouwden elk onderdeel als een apart traktaat. De onderverdelingen waren echter niet van Cosmas zelf, maar van latere kopiisten. Popruzenko heeft erop gewezen dat het traktaat uit twee delen bestaat: een veroordeling van de ketters en een onderricht aan de orthodoxe christenen. Hij beschouwt ze als twee verschillende traktaten, die later samengevoegd werden. Dit wordt echter tegengesproken door de inhoud van het traktaat zelf, dat één inleiding en één conclusie heeft.[266]
Georgiev beschouwt Cosmas als de belangrijkste redenaar op het concilie van Boril. Waarschijnlijk werd zijn redevoering in twee bedrijven uitgesproken. Eerst veroordeelde hij de bogomilen aan de hand van veelvuldige citaten uit de bijbel, waarna zij gearresteerd en weggeleid werden. Na deze dramatische scène hernam het concilie. Het publiek van Cosmas bestond nu enkel uit orthodoxe christenen. Zijn redevoering veranderde echter van toon: het werd een onderricht. Cosmas besefte immers dat de slechte zeden van de Bulgaarse clerus de verspreiding van het bogomilisme in de hand werkte. De uitroeiing van de ketters moest samen gaan met de verbetering van de moraal van de Bulgaarse clerus.[267]
Een doorslaggevend argument voor de datering ziet Georgiev in het feit dat het traktaat van Cosmas en het synodicon van Boril grote gelijkenissen vertonen. Dit is logisch: ze zijn het product van dezelfde partij op hetzelfde concilie. Georgiev geeft hiervoor vier bewijzen. Ten eerste geven ze dezelfde informatie over tsaar Peter en pope Bogomil. Geen van beide noemt Peter heilig. Blijkbaar was in het begin van de dertiende eeuw de herinnering aan Peter vervaagd. Cosmas en het synodicon spreken over het “Bulgaarse land”. Deze term komt pas in deze periode op. De Bulgaarse schrijvers van de tiende eeuw gebruikten steeds de term “Slavisch”. De veroordelingen in het synodicon komen overeen met de beschuldigingen van Cosmas aan het adres van de bogomilen. Tenslotte hebben beide werken dezelfde stijl: beschuldigend, satirisch, vol vergelijkingen en verontwaardigde uitroepen. De sterke gelijkenissen tussen het traktaat en het synodicon verklaart Georgiev door het feit dat Cosmas aan het concilie heeft deelgenomen en bijgedragen heeft aan de samenstelling van het synodicon.[268]
Een centrale positie in de redenering van Georgiev wordt ingenomen door een bepaald fragment van het synodicon van Boril. Obolensky vertaalt deze passage op de volgende manier:
“After the accession to the throne…of the most pious tsar Boril there sprang up like evil thorns the thrice accursed and hateful Bogomil heresy whose leaders had been the most foul “pop” Bogomil and his disciples.”
Volgens Georgiev is de correcte vertaling echter niet “had been”, maar “were”, wat duidt op een minder ver verleden. Het synodicon van Boril suggereert dus dat de activiteiten niet in een ver verleden, de tijd van tsaar Peter (de tiende eeuw), hadden plaatsgevonden, maar zeer recent. Dit fragment ligt aan de basis van de redenering van Georgiev.[269]
Wat valt er te zeggen over de visie van Georgiev? Georgiev (of is het Dando?) is niet altijd heel duidelijk. In de inleiding wordt verteld dat Blagoev voorstander is van een recentere datum; verderop in het artikel blijkt Blagoev plots het traktaat in de eerste jaren van de regering van Peter te situeren. Een andere vreemde zaak is dat hij eerst vermeldt dat we het bogomilisme, zoals Cosmas het beschrijft, na de beschrijving van de bogomilen door Zigabenus moeten plaatsen, en vervolgens stelt hij dat het bogomilisme van Cosmas nog nauwelijks afweek van het paulicianisme. Het is niet duidelijk hoe we de relatie tussen het Bulgaarse bogomilisme, het Byzantijnse bogomilisme en het paulicianisme moeten begrijpen.
Bovendien vergeet Georgiev een zeer voor de hand liggend argument voor zijn visie. In de geschiedenis van Bulgarije zijn er namelijk twee tsaren geweest met de naam Peter. Inderdaad, de eerste tsaar van het Tweede Bulgaarse Rijk was Peter van de Asen-dynastie, die in 1186 tot tsaar werd gekroond. Komen nu alle gegevens overeen met het traktaat? De dood van deze tsaar Peter was in 1211 reeds voldoende lang geleden om zijn regeringsperiode definitief als verleden te bestempelen. Hij kon een goede christen genoemd worden, omdat hij na zovele jaren een nieuwe Bulgaarse aartsbisschop had aangesteld, maar was niet heilig. Het was een woelige periode, met een voortdurende oorlog tegen Byzantium en Bulgaarse bojaren die een onafhankelijk rijkje wildenstichten of de troon met geweld usurperen. De eerste drie tsaren van het Tweede Bulgaarse Rijk waren vermoord. Tijdens de Byzantijnse heerschappij bestond de hogere clerus uit Grieken, die ver boven het gewone volk stonden. Een nieuwe ketterij, overgewaaid vanuit Byzantium, waar zij zich langzaam ontwikkeld had, werd in Bulgarije gepredikt door pope Bogomil, werd naar hem genoemd en droeg het verzet van het volk tegen alle wantoestanden.
De visie van Georgiev sluit aan bij de ideeën van Garsoïan, die ik in het vorige hoofdstuk besproken heb. Ik zal ze hier even kort herhalen. Aanvankelijk waren de paulicianen geen dualistische ketters. Ze geloofden in de ene God, die alles geschapen had. Jezus was niet geboren als de Zoon van God, maar werd omwille van zijn vroom leven door God “geadopteerd”. Dit was de doctrine van het adoptionisme. In het Byzantijnse rijk ontwikkelden de paulicianen dualistische en docetische doctrines. Dit gebeurde volgens Garsoïan onder invloed van iconoclastische ideeën, die, wanneer men ze strikt doordacht, gemakkelijk konden omslaan naar dualisme en docetisme. De nieuwe strekking werd zichtbaar aan het begin van de negende eeuw en verklaart waarom de ketterij toen uiteenviel in twee groepen, met elk een eigen leider. De leider van de dualistische strekking was Sergius (801-835).[270]
Waarom is deze visie nu problematisch voor de interpretatie van het bogomilisme? Indien het bogomilisme inderdaad een mengeling van paulicianisme en ascetische tendensen is, dan is het duidelijk dat enkel de dualistische variant van het paulicianisme invloed heeft uitgeoefend op de bogomilen. De eerste overplaatsingen van pauliciaanse ketters naar de Balkan vonden plaats onder de iconoclastische keizers van de achtste eeuw. Dit gebeurde echter vóór de evolutie binnen het paulicianisme. De ketters die toen verhuisden naar Thracië, waren dus geen dualisten. Zij konden niet aan de oorsprong van het bogomilisme liggen. Onder keizer Johannes Tzimisces (969-976) werden paulicianen overgeplaatst naar de streek rond Philippopolis. Zij konden wel dualistische ketters zijn, maar zij kwamen pas in de Balkan aan nà het ontstaan van het bogomilisme.
Georgiev biedt de oplossing voor ons probleem. In de tiende eeuw bestond er helemaal geen dualistische ketterij in Bulgarije. Het enige bewijs voor de aanwezigheid van bogomilen in het Bulgarije van de tiende eeuw is het werk van Cosmas. Historici hebben dit werk echter verkeerd gedateerd: het is niet in de tiende eeuw, maar in de dertiende eeuw geschreven. Het bogomilisme is ontstaan in de loop van de elfde eeuw in Byzantium. Onze eerste getuige is Euthymios van Peribleptos. Op het einde van de twaalfde eeuw, tijdens de regering van de tweede tsaar Peter, werd het bogomilisme in Bulgarije verspreid. De ketterij werd snel populair en tsaar Boril was genoodzaakt in 1211 een concilie tegen de bogomilen samen te roepen. Dit concilie heeft ons twee belangrijke bronnen nagelaten: het synodicon van Boril en het traktaat van Cosmas. Cosmas zegt trouwens niet dat het bogomilisme in Bulgarije is ontstaan; hij zegt enkel dat Bogomil de eerste was om de ketterij te verkondigen “in Bulgarije”. Hij laat de mogelijkheid dat de ketterij in Byzantium haar oorsprong vond dus volledig open.[271]
Moeten we de visie van Georgiev aanvaarden en de geschiedenis van de bogomilen volledig herinterpreteren? Vóór we deze vraag kunnen beantwoorden, moeten we ons eerst tot het Synodicon van Boril wenden.
3. Het synodicon van Boril
Het verslag van het concilie te Trnovo in 1211 tegen de bogomilen werd opgenomen in de provinciale versie van het Synodicon van de Orthodoxie en deze versie werd op bevel van tsaar Boril vertaald in het Bulgaars. Het werd bekend als het Synodicon van Boril.[272]
Het Synodicon van Boril is de enige bron uit deze periode die ons directe informatie verschaft over de bogomilen. We kunnen het synodicon in drie delen verdelen: doctrines van de bogomilen; doctrines, die niet in origine bogomilisch waren, maar misschien door de bogomilen waren aangenomen; informatie over de rituelen en organisatie van de kettergemeenschap. De eerste veroordeling was gericht tegen Bogomil zelf: “Aan pope Bogomil, die tijdens de regering van de Bulgaarse tsaar Peter deze manicheïstische ketterij geadopteerd heeft en verspreid in het land Bulgarije en er ook aan toegevoegd heeft dat Christus onze God enkel in schijn geboren was uit de Heilige Moeder van God en eeuwige maagd Maria, dat Hij in schijn gekruisigd was en dat Hij opgestegen is in Zijn vergoddelijkte lichaam en het in de lucht heeft achtergelaten; aan zijn vroegere en huidige leerlingen, gekend als apostelen, wees vervloekt.”[273] Deze definitie van het bogomilisme is problematisch. Docetisme was uiteraard al lang een kenmerk van de ketterij, maar aan welk “manicheïsme” werd dit toegevoegd? “Manicheïsme” was de term die men meestal gebruikte voor de paulicianen, maar docetisme was één van hun hoofddoctrines.[274] Tenzij Garsoïan gelijk heeft met haar bewering dat de paulicianen aanvankelijk niet docetisch waren, deze doctrine pas later aannamen, en dat er nog steeds paulicianen waren die de oude, niet-docetische traditie in ere hielden. Deze definitie van het bogomilisme pleit duidelijk vóór haar theorie.
De meeste andere doctrines zijn erg herkenbaar: afwijzing van de Wet van Mozes en het Oude Testament, van alle gebeden behalve het “Onze Vader”, van kerken, de orthodoxe liturgie, sacramenten, het kruis en iconen; Satan had Adam en Eva geschapen; het doopsel met water werd tegenover het doopsel door de Heilige Geest geplaatst. We vinden verder enkele kenmerken van de bogomilengemeenschap. Ze reciteerden het “Onze Vader” op vaste uren, maar niet op vaste plaatsen; ze bidden op de plaats waar ze op dat moment toevallig stonden. Daarnaast hielden ze gebedsbijeenkomsten. Dit gebeurde volgens het synodicon ’s nachts, in het geheim. Dit is nieuw en was waarschijnlijk een gevolg van de vervolgingen tegen de bogomilen. Een nieuw element is dat ze een geheim feest vierden op 24 juni, de geboortedag van Johannes de Doper. We weten dat de bogomilen niet positief tegenover deze figuur stonden; wat de bedoeling van dit feest was, kunnen we enkel gissen. We treffen één eigenaardige doctrine aan: “degenen die zeggen dat een vrouw zwanger wordt in haar schoot door de medewerking van Satan, die voortdurend daar blijft, zelfs tot de geboorte van het kind, en die niet kan verjaagd worden door het Heilig Doopsel, maar enkel door gebed en vasten.”[275] Dit is een typisch messaliaanse doctrine, maar was misschien overgenomen door de Bulgaarse bogomilen. Het is vreemd dat er geen enkele verwijzing is naar het ascetisme van de bogomilen. Nergens in het synodicon wordt het huwelijksverbod en de beperking van voedsel vermeld.[276] Waren de Bulgaarse bogomilen dit kenmerk verloren? Of was het zo evident dat het synodicon niet de moeite nam dit te vermelden? Of misschien oordeelde men dat dit ascetisme niet tegengesteld was aan de monastieke levenswijze en wou men het daarom niet veroordelen. We hebben er het raden naar.
Indien we het probleem van de datering van het traktaat van Cosmas willen oplossen, moeten we eerst zekerheid hebben over de datering van het Synodicon van Boril, of, beter gezegd, van de veroordelingen die het bevat. De veroordeling, gericht tegen Bogomil, lijkt sterk op de veroordeling in het Synodicon van de Orthodoxie, dat geprangd zat tussen de veroordelingen tegen Italos. We hadden er ons toen over verwonderd dat dit de enige Griekse bron was waarin Bogomil ter sprake kwam. Volgens Angelov is die passage overgenomen door het Synodicon van de Orthodoxie uit het Synodicon van Boril.[277] Het Synodicon van Boril had het ontleend aan een brief van patriarch Cosmas I van Jeruzalem (1075-1081) naar de aartsbisschop van Larissa in Thessalië, naar aanleiding van het probleem van de bogomilen.[278] “De duisternis van manicheïsme…is in het geheim binnengeslopen in bijna heel het land van de Bulgaren, inderdaad, in het grootste deel van wat de westelijke streek wordt genoemd, is het wijd verspreid geworden, en heeft het de streek tot de afgrond verdoemenis gebracht.”[279] Hij gaf de aartsbisschop opdracht om op elke zondag en feestdag in alle kerken onder zijn jurisdictie een veroordeling van de doctrines van de ketterij te laten voorlezen. Hij voegde aan zijn brief twaalf veroordelingen toe, waarvan er één opgenomen werd in het Synodicon van de Orthodoxie. Het Synodicon van Boril nam alle veroordelingen uit de brief over en voegde er nog vier andere aan toe, zoals een lijst van ketterleiders.[280] Het Synodicon van Boril was dus gebaseerd op veel vroegere getuigenissen en niet op gebeurtenissen die pas hadden plaatsgevonden, en bewijst dus helemaal niet dat het bogomilisme in Bulgarije pas op het einde van de twaalfde eeuw werd verspreid. Dit zet de visie van Georgiev meteen op losse schroeven.
4. Datum van het traktaat van Cosmas?
Wanneer we het traktaat van Cosmas vergelijken met het Synodicon van Boril, merken we inderdaad vele raakvlakken, maar er zijn ook opmerkelijke verschillen. Het synodicon gebruikt de term “Satan”, terwijl Cosmas steeds over “de duivel” spreekt. De doctrine dat Satan (of de duivel) Adam en Eva had geschapen, vinden we niet expliciet bij Cosmas. Cosmas vermeldt wel dat de bogomilen het christelijke doopsel verwierpen, maar niet dat ze een eigen doopsel hadden ontwikkeld, zoals we in het synodicon lezen. Deze doctrines waren alle ontwikkeld in een Byzantijnse omgeving. Eén van de krachtigste argumenten ligt, mijns inziens, in de opsomming van ketterleiders. Cosmas beperkt zich tot Bogomil. Het Synodicon van Boril vermeldt een hele reeks ketterleiders. De meeste namen ontmoeten we in geen andere bronnen, maar het synodicon neemt ook Bogomil en Basileios in de lijst op. Van Basileios weten we dat hij een reëel bestaand personage was, wat doet vermoeden dat we hier een opsomming aantreffen van authentieke bogomilen. Volgens Georgiev was het bogomilisme in Byzantium ontstaan en had Bogomil de ketterij verspreid in Bulgarije op het einde van de twaalfde eeuw (tijdens de regering van tsaar Peter, hadden wij eraan toegevoegd). Dus kwam Basileios volgens hem historisch vóór Bogomil. In de opsomming in het synodicon is het echter net omgekeerd: Bogomil staat vóór Basileios. Het is natuurlijk niet zeker dat de namen in een chronologische volgorde staan, maar dit was toch de gewoonte in zulke opsommingen van ketters. Indien we het traktaat van Cosmas in 1211 plaatsen, is het zeer vreemd dat hij slechts één ketterleider vermeldt en niet over Basileios spreekt. Basileios had de ketterij verspreid in het Byzantijnse rijk en hij was de meest bekende aanhanger, nadat hij in Constantinopel op een proces ter dood veroordeeld was.[281] Bovendien gebruikt Cosmas de term “bogomilen” niet, hoewel die naam courant gebruikt werd in de dertiende eeuw.[282] De traditionele oplossing is plausibeler: Cosmas schreef in de tiende eeuw, toen Bogomil de ketterij pas verspreid had in Bulgarije; in 1211 gaf het Synodicon van Boril een opsomming van alle gekende ketterleiders, waarbij men begon met de allereerste, Bogomil.
Georgiev geeft een heleboel argumenten, die zijn stelling moeten ondersteunen. We zullen ze hier niet in detail proberen te weerleggen, maar enkel een paar algemene kanttekeningen plaatsen. De discussie over de situatie waarin Cosmas schreef, lijkt een doodlopend straatje: volgens sommige onderzoekers weerspiegelt het traktaat een periode van rampspoed; anderen beweren dat zo’n traktaat enkel in een stabiele periode kan geschreven zijn. Men kan beide stellingen onderschrijven met behulp van het traktaat, afhankelijk van de datum die men wil verdedigen. Ook de discussie over Johannes de Exarch kunnen we maar beter terzijde schuiven, vermits Cosmas ons te weinig bijkomende informatie verstrekt. We mogen niet vergeten dat Johannes een veel voorkomende naam in Bulgarije was en misschien waren er meerdere exarchen met dezelfde naam geweest.[283] Georgiev hamert erop dat het verval van de seculiere clerus en de monniken nog niet kon plaatsgevonden hebben in de tiende eeuw, omdat beide fenomenen nog relatief nieuw waren in Bulgarije. Het is logisch dat verval steeds op een bloeiperiode volgt, maar moeten we de problemen in de Bulgaarse clerus van de tiende eeuw niet eerder als “kinderziektes” beschouwen? Het is een vreemde gedachte van Georgiev dat de clerus in Bulgarije geen grote problemen kon kennen omdat ze pas ontstaan was. Ook zijn argument dat de vrome christelijke tsaar Peter zo’n problemen binnen de clerus nooit zou hebben toegestaan, is eigenaardig: Peter komt in de geschiedenis niet naar voren als een erg krachtig heerser.[284]
Het voornaamste argument tegen de stelling van Georgiev is inhoudelijk: een inhoudelijke analyse maakt duidelijk dat het traktaat van Cosmas geschreven werd vóór de brief van Euthymios van Peribleptos. Georgiev beweert dat het traktaat van Cosmas na dat van Zigabenos moet geschreven zijn, maar hij geeft hier geen argumenten voor (ofwel heeft Dando ze achterwege gelaten). Ten tijde van Cosmas identificeerden de bogomilen zich nog vooral door zich af te zetten tegen de orthodoxe gebruiken. Toen waren de eigen rituelen nog onderontwikkeld. Aanvankelijk verwierpen de bogomilen enkel het christelijke doopsel. Van een eigen initiatieceremonie is pas sprake bij Euthymios van Peribleptos. Het ritueel was volledig ontwikkeld in de tijd van Zigabenos: het doopsel van de bogomilen was het doopsel van de Heilige Geest, tegengesteld aan het doopsel met water van de christenen. Op het moment dat Cosmas zijn traktaat schreef, had de bogomilengemeenschap nog geen duidelijke hiërarchie. Bij Euthymios van Peribleptos vinden we wel een duidelijk onderscheid tussen de volledig gewijde ketters en de volgelingen. Ten tijde van Zigabenos trok Basileios rond met twaalf apostelen, wat wijst op een verdere hiërarchisering. Tenslotte stond ook de mythe van de bogomilen bij Cosmas nog in haar kinderschoenen. We vonden enkel een paar verwijzingen naar parabels uit de bijbel. In de mythe die verteld wordt door Euthymios van Peribleptos werden de ideeën van de duivel als “onrechtvaardige hofmeester” en als “gevallen engel” aan elkaar gekoppeld en in één verhaal geweven. Bij Zigabenos was de mythe volledig ontwikkeld. We stellen dus een evolutie vast van het Slovo van Cosmas, over de Epistula van Euthymios van Peribleptos, tot de Panoplia dogmatica van Euthymios Zigabenos: de kosmologische mythe werd steeds complexer, de rituelen werden steeds meer ontwikkeld en er begon zich een steeds duidelijkere hiërarchie af te tekenen binnen de gemeenschap.[285] Een exactere datering dan die we eerder gegeven hebben, lijkt ons niet mogelijk: Cosmas schreef zijn traktaat na de dood van tsaar Peter (969) en vóór de brief van Euthymios van Peribleptos (midden elfde eeuw).
De stelling van Garsoïan in verband met de paulicianen, hoeft niet samen met de stelling van Georgiev naar de prullenmand verwezen te worden. De overplaatsing van paulicianen naar Thracië onder keizer Johannes Tzimisces (969-976) komt inderdaad te laat om de oorsprong van de bogomilen te verklaren, maar tussen de tijd van Sergius (801-835) en de tijd van Johannes Tzimisces hadden er nog andere overplaatsingen van paulicianen plaatsgevonden, onder andere onder keizer Theophilos (829-842).[286] De opmerking in het Synodicon van Boril dat de bogomilen het docetisme toegevoegd hebben aan het paulicianisme, ondersteunt haar theorie. Het wordt dan echter problematisch te verklaren waar de dualistische en docetische aspecten van het bogomilisme vandaan kwamen. Misschien moeten we helemaal niet naar een andere ketterij kijken om deze ontwikkelingen te verklaren: Garsoïan merkt op dat de ontwikkeling naar dualisme en docetisme ook kon plaatsvinden door de interne religieuze situatie.[287] Wat er ook van zij, het probleem van het paulicianisme ligt buiten ons onderzoeksveld.
home | lijst scripties | inhoud | vorige | volgende |
[243] Geschiedenis van Bulgarije, p. 95-97.
[244] Geschiedenis van Bulgarije, p. 98-99.
[245] OBOLENSKY, The Bogomils, p. 231-234.
[246] Geschiedenis van Bulgarije, p. 100-101.
[247] DANDO, “Peut-on avancer de 240 ans la date de composition du traité de Cosmas le prêtre contre les Bogomiles?», in: Cahiers d’études cathares 34 (1983), p. 3-25 en 35 (1984), p. 3-21.
[248] DANDO, “Peut-on avancer…?», I, p. 4.
[249] COSMAS, Slovo, vert. Peuch-Vaillant, Le traité contre les bogomiles de Cosmas le pretre, p. 54.
[250] ibidem, p. 127.
[251] ibid., p. 19-37.
[252] DANDO, “Peut-on avancer…?», I, p. 6.
[253] ibidem, I, p. 7 en II, p. 9.
[254] ibid., II, p. 4-5.
[255] ibid., I, p. 7-8.
[256] ibid., I, p. 13-14.
[257] ibid., I, p. 10 en 22.
[258] ibid., I, p. 7-8.
[259] ibid., I, p. 9-10.
[260] ibid., I, p. 10 en II, p. 11.
[261] ibid., I, p. 21-22.
[262] ibid., I, p. 10-12 en 22.
[263] ibid., I, p. 14.
[264] ibid., II, p. 12-15.
[265] ibid., I, p. 15-16.
[266] ibid., I, p. 17.
[267] ibid., I, p. 18.
[268] ibid., I, p. 19-21.
[269] ibid., II, p. 10.
[270] Zie hoofdstuk I.
[271] LOOS, Dualist Heresy in the Middle Ages, p. 60.
[272] Synodicon van Boril, vert. Peuch-Vaillant, Le traité contre les bogomiles de Cosmas le prêtre, p. 344-346.
[273] ibidem, p. 344.
[274] OBOLENSKY, The Bogomils, p. 238.
[275] Synodicon van Boril, vert. Peuch-Vaillant, Le traité contre les bogomiles de Cosmas le pretre, p. 345.
[276] OBOLENSKY, The Bogomils, p. 248-249.
[277] ANGELOV, “Nouvelles données sur le bogomilisme dans de synodikon de l’ortodoxie», in: les Balkans au moyen âge: la Bulgarie des Bogomils aux Turcs, IV, p. 9-21.
[278] COSMAS I, patriarch van Constantinopel, Epistola, vert. Gouillard, “Une source grecque du synodik de Boril», in: Travaux et Mémoires 4 (1970), p. 368-372. De belangrijkste reden om de brief aan de eerste patriarch met de naam Cosmas toe te schrijven, is dat hij Basileios niet veroordeelt. Omdat het proces van Basileios een belangrijke gebeurtenis was, kunnen we ervan uitgaan dat de brief vóór het proces werd geschreven, dus door patriarch Cosmas I.
[279] ibidem, p. 165.
[280] LOOS, Dualist Heresy in the Middle Ages, p. 228-229.
[281] OBOLENSKY, The Bogomils, p. 239-240.
[282] DANDO, “Peut-on avancer…?», II, p. 6. Dando geeft hier een argument van Angelov weer.
[283] Georgiev wijst hier zelf op: DANDO, “Peut-on avancer…?”, II, p. 3-5.
[284] Voor de regering van tsaar Peter, zie RUNCIMAN, A history of the first Bulgarian empire, p. 184-216.
[285] OBOLENSKY, The Bogomils, p. 218-219.
[286] DANDO, “Peut-on avancer…?», II, p. 16.
[287] GARSOÏAN, “Byzantine heresy: a reinterpretation”, in: Dumbarton Oaks Papers 25 (1971), p. 105.