De Bogomilen. De grootste puriteinen uit de Middeleeuwen. (Bart Rosseels) |
home | lijst scripties | inhoud | vorige | volgende |
Besluit
Een schitterende conclusie vinden we bij Runciman in The Medieval Manichee op pagina 174-175:
“Soon after…the Gnostic churches lost touch, and divided into two main streams. The one, the more strictly Dualist...lingered in Armenia and travelled with Armenian colonists to the Balkans. The other, the Monarchian stream, remained to a greater extent the repository of Gnostic tales and Early Christian usages, and, revitalized by an evangelical movement known as Messalianism,...came also to Thrace and to the Balkans. There the two branches joined up again, though each retained its fundamentel doctrine, and jointly they swept over Europe.”
Deze zin is een synthese van de hele geschiedenis van het bogomilisme. Runciman merkt twee belangrijke tendensen op vóór de opkomst van de bogomilen. Enerzijds was er het dualisme, dat het hoofdelement vormde van vele ketterijen; anderzijds was er een evangelische en ascetische stroming. Beide elementen bleven bewaard in een ketterij: het dualisme in het paulicianisme en het ascetisme in het messalianisme. In Bulgarije werden de twee aspecten samengevoegd tot een nieuwe ketterij, het bogomilisme. De ketterij kwam naar West-Europa onder de vorm van het katharisme. Bogomilisme en katharisme is dus dezelfde ketterij.
Zonder expliciet naar Runciman te verwijzen, werden regelmatig bepaalde aspecten van zijn theorie besproken. Ik zal ze hier kort samenvatten. Hoewel de oosterse bronnen het bogomilisme een mengeling van paulicianisme en messalianisme noemden, waren de messalianen in de tiende eeuw waarschijnlijk reeds verdwenen. Bovendien was er een wezenlijk verschil tussen bogomilen en messalianen: na het doopsel mochten de messalianen hun ascetisch leven vaarwel zeggen en in losbandigheid leven, terwijl de bogomilen hun ascetische levensstijl altijd moesten volhouden. Runciman stelde terecht dat de bogomilen een ascetische stroming gekoppeld hebben aan het dualisme, maar de interventie van de messalianen was daarbij niet nodig: neiging tot ascetisme was steeds aanwezig binnen het christendom en ascetische groepen balanceerden steeds op de rand van ketterij. Dit was in Bulgarije niet anders. De specifieke Bulgaarse context, met de invoering van het christendom en alle problemen dat dit met zich meebracht, liet toe dat deze ketterse tendensen zich ten volle ontplooiden.
De theorie van de erfenis van het paulicianisme blijft wel overeind: pauliciaanse ketters waren reeds enkele eeuwen actief in Bulgarije als ijverige missionarissen. De hypothese van Garsoïan dat de paulicianen pas aan het begin van de negende eeuw dualisten waren geworden, bleek niet problematisch: nadien hadden er nog overplaatsingen van paulicianen naar de Balkan plaatsgevonden en we mogen evenmin de bekeringsdrang van de paulicianen vergeten. Sommige Bulgaren koppelden het dualistische geloof van de paulicianen aan een ascetische levensstijl en zo ontstond het bogomilisme. Het ascetisme is trouwens reeds een ethisch dualisme (afwijzing van de wereld) en kon gemakkelijk verzoend worden met een kosmologisch dualisme.
Hoewel het prille begin van het katharisme duister blijft, is het duidelijk dat vanaf de tweede helft van de twaalfde eeuw de bogomilen een bepalende invloed hebben uitgeoefend op de katharen. De katharen beschouwden de bogomilen als hun oosterse broeders, of beter gezegd, vaders. De bogomilen waren de spirituele leermeesters van de katharen: ze hadden hun doctrines, levenswijze, rituelen en organisatie doorgegeven aan het westen.
De enige storende factor in deze hypothese was het dualisme. De katharen waren verdeeld in absolute en gematigde dualisten. Sommige katharen namen een middenpositie in. Volgens de oosterse bronnen kenden de bogomilen enkel het gematigd dualisme. Nochtans stellen de westerse bronnen uitdrukkelijk dat het schisma tussen absoluut en gematigd dualisme afkomstig was van de bogomilen. In hoofdstuk V werd geschetst hoe het absoluut dualisme uit het gematigd dualisme zou kunnen ontstaan zijn, via de tussenvorm van de kwade geest met de vier gezichten. Als plaats van oorsprong van het absoluut dualisme werd het kerngebied van het Byzantijnse rijk voorgesteld, omdat Nicetas vandaar afkomstig was en omdat er een echte fascinatie voor demonologie bestond. Dit maakte het aannemelijk dat aan het hoofd van de horde demonen een slechte god stond. Deze interpretatie problematiseert echter de rol van de paulicianen. Hoewel hun dualisme niet zo absoluut was als dat van sommige katharen, was het zeker evenmin zo gematigd als dat van de vroege bogomilen. De paulicianen kenden het concept van de duivel als zoon van God niet.
De meeste onderzoekers zien de geschiedenis van het dualisme erg rechtlijnig. Ik zou hier een nieuwe optie willen suggereren en deze geschiedenis als een golfbeweging voorstellen. Aanvankelijk namen de bogomilen gewoon het dualisme van de paulicianen over, dat sterk aanleunde bij het absoluut dualisme. Dit is trouwens de doctrine die we terugvinden in de brief van Theophylactos, die vóór het traktaat van Cosmas komt. Ten tijde van Cosmas hadden de bogomilen enkele christelijke concepten overgenomen (de duivel als gevallen engel en als de onrechtvaardige hofmeester), die volledig ontwikkeld werden tot een bogomilische mythe, die we aantreffen bij Euthymios van Peribleptos en Euthymios Zigabenos. De Interrogatio Iohannis werd de bijbel van het gematigd dualisme. In het Byzantijnse rijk vond opnieuw een omslag plaats naar het absoluut dualisme.
Waarschijnlijk stelt deze golfbeweging de realiteit nog veel te eenvoudig voor en was de werkelijkheid veel complexer. Misschien circuleerden er onder de bogomilen wel even verschillende geloofsopvattingen als onder de katharen van Noord-Italië. We vinden in de oosterse bronnen enkele indicaties dat de geloofsopvattingen van de bogomilen erg divers waren, maar de auteurs weigerden in detail te treden. Dit zou een natuurlijk gevolg zijn van hun allegorische interpretatiemethode van heilige geschriften. Ondanks deze verschillen waren de hoofdkenmerken van alle bogomilen en katharen echter dezelfde en vormden ze één grote ketterij, zoals Runciman (samen met vele andere onderzoekers) terecht stelt.
Runciman suggereert dat binnen de evangelische, ascetische stroming, die zich op de rand van het christendom bevond, reeds het gematigd dualisme werd ontwikkeld. Volgens hem kwamen in Bulgarije het absoluut dualisme en het gematigd dualisme samen in één ketterij, het bogomilisme, waarin beide stromingen naast elkaar bleven bestaan. Het is echter moeilijk te verklaren hoe en waarom beide stromingen dezelfde organisatie en rituelen aangenomen hadden en waarom ze zich als één ketterij gingen beschouwen. Mijn suggestie is dat in Bulgarije in de tiende eeuw het zaad van het kosmologisch dualisme door de paulicianen werd uitgestrooid op de vruchtbare bodem van het ascetisme (een ethisch dualisme), dat inherent was aan het christendom. De grond werd omgewoeld door alle religieuze, sociale en economische wantoestanden in Bulgarije op dat moment. De vrucht was een nieuwe ketterij, die zich over grote delen van Europa verspreidde. Mettertijd groeiden er een gematigd dualistische en absoluut dualistische tak, die echter dezelfde wortels hadden. Deze ketterij was het bogomilisme.
home | lijst scripties | inhoud | vorige | volgende |