Van Vanbeselaere tot Huvenne. Het aankoopbeleid van het Koninklijk Museum voor Schone Kunsten Antwerpen. (Myrthe Wienese) |
home | lijst scripties | inhoud | vorige | volgende |
1.1 Onderzoeksonderwerp
Het Koninklijk Museum voor Schone Kunsten te Antwerpen (KMSKA)herbergt een mooie collectie beeldende kunst, overwegend schilderijen maar ook tekeningen en sculpturen. Het is gevestigd in een prachtig negentiende- eeuws museumgebouw, midden in de wijk het Zuid.
Rond het midden van de vijftiende eeuw verenigden schilders zich in een afzonderlijk gilde te Antwerpen met Sint Lucas als patroonheilige. De schilders hadden een eigen vergaderruimte en feestzaal, de schilderskamer, die gedecoreerd werd met werken die geschonken werden door de leden van het gilde. In feite ligt hier de basis van de kern van de collectie van het museum. Uit het gilde groeide in 1663 de Academie.[1] Het stadsbestuur van Antwerpen liet in de Handelsbeurs een gedeelte vrijmaken zodat de academie die kon gebruiken als leslokaal en er ook een kunstkamer kon inrichten.
Onder het Franse bewind (1794-1815) werden talrijke kunstwerken uit de schilderskamer door de revolutionairen in beslag genomen en samengebracht in depots of verzonden naar Parijs. Bij hun terugkeer in 1815 kwam een deel terecht in het museum van de Academie dat later het Koninklijk Museum voor Schone Kunsten zou worden. In het begin van de negentiende eeuw kreeg de Antwerpse Academie het statuut van Koninklijke Academie voor Beeldende Kunst. In 1852 werd op initiatief van de Academie het ‘Museum van de academiekers’ opgericht.[2] Vooraanstaande kunstenaars uit binnen- en buitenland werden geacht een kunstwerk te maken voor de het museum. Later besloot de Academie ook schilderijen, beelden en tekeningen te kopen. De aankopen gebeurden met toelage van de stad en de staat. In de loop van de jaren werd het statuut van het museum aangepast. Volgens een koninklijk besluit werd het in 1895 onafhankelijk van de Academie. In 1928 werd het museum een instelling van de staat wat inhield dat zij het personeel benoemde en betaalde. Pas in 1931 verwierf het museum rechtspersoonlijkheid.[3]
De kern van de museumcollectie met overwegend laat- zestiende en zeventiende- eeuwse werken werd al in 1840 aangevuld met het legaat van ridder Florent van Ertborn, burgermeester van Antwerpen onder koning Willem I.[4] Hij had een voorliefde voor primitieven en quattrocento meesters. Dankzij dit legaat deden kunstenaars als Van Eyck, Van der Weyden, Memling, maar ook Simone Martini en Jean Fouquet zijn intrede in het museum. Daarmee was de basis voor de collectie oude meesters gelegd. In de loop van de jaren werd deze verzameling uitgebreid met andere legaten, schenkingen en aankopen.
Het KMSKA inspireerde in de negentiende- eeuw als museum talloze kunstenaars. Inmiddels beleefde Antwerpen een economische heropbloei. Die welvaart stimuleerde de artistieke activiteit en de academie ging in Europa een belangrijke rol spelen; leerlingen en meesters van de academie schonken werk aan het museum. De collectie
negentiende meesters oversteeg uiteindelijk de meesters van de vorige eeuwen. Aan het eind van de negentiende- eeuw begonnen jonge kunstenaars tegen het academisme van hun voorgangers te reageren. Zij legden de basis voor het modernisme. Dankzij schenkingen bezit het museum de grootste Ensor- collectie en heeft het de grootste verzameling werken van Rik Wouters. Voor de verzameling negentiende- en twintigste eeuwse kunst heeft het museum ook veel te danken aan de schenkingen van Kunst van Heden. Deze vereniging wilde tentoonstellingen organiseren en het museum verrijken met moderne schilderkunst. Langzamerhand vormde zich een interessante collectie moderne kunst met schilderijen van Vlaamse impressionisten, symbolisten, surrealisten, expressionisten, animisten en abstracten (o.a. Gustave van de Woestyne, Jakob Smits, Constant Permeke, Jean Brusselmans, René Margritte) en daaromheen buitenlandse kunstenaars als George Grosz, Marc Chagall en Amedeo Modigliani.
Het onderzoeksonderwerp zal gaan over de museumcollectie van het Koninklijk Museum voor Schone Kunsten Antwerpen.
1.1.2 Positionering binnen de Belgische museumwereld
Het Koninklijk Museum voor Schone Kunsten draagt een bijzondere verantwoordelijkheid als cultuurmotor in het Vlaamse museumlandschap. Het heeft door zijn buitengewone collectie en zijn goed uitgebouwde infrastructuur alles in huis om op het internationale forum een belangrijke rol te spelen. Samen met de collecties van het MSK Gent en het Groeningemuseum Brugge/SMB biedt de collectie van het KMSKA een uniek representatief overzicht van de beeldende kunst van de Zuidelijke Nederlanden van de 14de tot de 20ste eeuw. Elk van de musea heeft een eigen zwaartepunt: het Groeningemuseum is beroemd om haar collectie Vlaamse primitieven, het KMSKA concentreert zich in zijn expertisevorming op de 16de tot en met de 19de eeuw en het MSK Gent doet hetzelfde voor de 19de en 20ste eeuw. De collecties sluiten op elkaar aan . Het KMSKA bundelt vanaf dit jaar dan ook de krachten met deze twee andere grote kunsthistorische musea die Vlaanderen rijk is (de Koepel). Enerzijds om intern beter te functioneren, anderzijds om het museumpubliek en externe partners nog beter te benaderen.
Het grootste museum van België is echter de Koninklijke Musea voor Schone Kunsten van België in Brussel. In het Museum voor Oude Kunst wordt een uitgebreide collectie schilderijen, beelden en tekeningen uit de 15de tot de 18de eeuw bewaard. De verzameling groeide rond een oorspronkelijke kern van kunstwerken die de revolutionairen op het einde van de 18de eeuw in beslag genomen hadden of die afkomstig waren uit de depots van de Franse Staat. Door de jaren heen werd dit oorspronkelijke bestand onophoudelijk aangevuld met aankopen, maar ook met schenkingen en legaten van talloze mecenassen. Het zwaartepunt wordt gevormd door de schilderkunst uit de voormalige Zuidelijke Nederlanden. In het Museum voor Moderne Kunst ziet men het logische vervolg van de artistieke ontwikkeling die begint in het Museum voor Oude Kunst, kortom de 19de en 20ste eeuw. Het Departement voor Moderne Kunst omvat ook het Antoine Wiertz- en het Constantin Meuniermuseum, die helemaal gewijd zijn aan het werk van deze belangrijke 19de-eeuwse Belgische kunstenaars.[5]
1.1.3 Organisatorische en financiële aspecten van het KMSKA
Het KMSKA heeft een complexe juridische structuur. Het is enerzijds een buitendienst van de administratie Cultuur wat impliceert dat personeel of de personeelsfunctie van de instelling behoort tot het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap en dus rechtstreeks door de Vlaamse Gemeenschap worden betaald. Daarnaast kan de instelling zoals andere entiteiten van de administratie beroep doen op de horizontale dienstverlening (personeel, juridisch advies) of het departement. Anderzijds is het KMSKA ook een Dienst Afzonderlijk Beheer (DAB) wat een beperkte flexibiliteit toelaat waardoor het voor bepaalde functies eigen personeel kan werven.[6] Aan het KMSKA zijn twee nevenorganisaties verbonden: Vrienden van het KMSKA (vzw) en de patrimoniumvennootschap Eigen Vermogen.[7] De kunstcollectie van het KMSKA is ondergebracht in de patrimoniumvennootschap Eigen Vermogen. De Vlaamse Gemeenschap is samen met de stad Antwerpen in onverdeeldheid eigenaar van dit patrimonium. De vrienden van het KMSKA heeft fondsen en publiekswerving als belangrijkste opdracht.
Sinds 1997 is het Koninklijk Museum voor Schone Kunsten één van de vijf wetenschappelijke instellingen van de Vlaamse Gemeenschap. De instelling is niet hiërarchisch maar administratief ingedeeld bij de Administratie Cultuur van het departement Welzijn Gezondheid en Cultuur van het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap.
Het museum krijgt een jaarlijkse dotatie, dat wil zeggen een vaste jaarlijkse overheidssubsidie. In 2002 werd de dotatie verminderd van 2,3 miljoen euro naar 2 miljoen euro en steeg over de volgende jaren geleidelijk terug naar 2,3 miljoen euro. Ter vergelijking; toen Vanbeselaere hoofdconservator werd van het Koninklijk Museum voor Schone Kunsten Antwerpen was de begroting voor aankopen vastgesteld op 1.500.000 BF (ca. 40.000 Euro). Twee jaar later was het aankoopbudget verhoogd naar 1.750.000 BF (ca. 45.000 Euro). In 1961 was het aankoopbedrag 2.000.000 BF (ca.50.000 Euro). Vanbeselaere vraagt dan aan de minister of het aankoopbedrag verhoogd kan worden omdat het bedrag niet meer toereikend is om eersterangs werk voor het museum aan te kopen. In 1973 is het aankoopbedrag tijdens het hoofdconservatorschap van Gilberte Gepts al verhoogd tot 3.000.000 BF (ca. 75.000 Euro).
Ter waarborging van een constante werking vraagt het museum voor de periode 2006-2010 een verhoging van 4% ten opzichte van de huidige dotatie. De dotatie stijgt zo van 2,4 miljoen euro in 2006 naar 2,9 miljoen euro in 2010. Door een aantal rechtstreekse tussenkomsten is de steun die het KMSKA ontvangt van de Vlaamse Gemeenschap een significant hoger bedrag dan de dotatie doet vermoeden. De dotatie bedraagt momenteel 2,3 miljoen euro en als men daarbij de rechtstreekse tussenkomsten (geschat op 3,3 miljoen euro en daarmee dus hoger dan de toegekende dotatie) optelt komt de totale steun aan 5,6 miljoen euro.[8]
Het KMSKA streeft ernaar om een Extern Verzelfstandigd Agentschap (EVA) te worden waarbij het de noodzakelijke autonomie zal verwerven om haar taken uit te voeren.
1.2 Projectkader
De verzameling van het KMSKA heeft een bijzonder profiel. Ze bestaat uit twee belangrijke kernen oude kunst die van grote invloed zijn geweest bij het ontstaan van de verzameling negentiende- eeuwse academici en de moderne meesters. De aanwinsten moeten passen in het collectieprofiel dat het KMSKA in het verloop van zijn geschiedenis kreeg. Bij voorkeur moet worden gedacht aan de bestaande lacunes in de verzameling. Het verwervingsbeleid zal in deze thesis nader onderzocht worden. Als toetssteen wordt het verzamelbeleid van de jaren vijftig tot heden in kaart gebracht om na te gaan waarom bepaalde werken werden verworven en om de consistentie van het aankoopbeleid te evalueren.
1.3 Doelstelling
Vanuit het projectkader wordt voor de thesis de volgende doelstelling uitgeschreven;
Het evalueren van het verzamelbeleid van 1948 tot heden van het Koninklijk Museum voor Schone Kunsten in Antwerpen.
1.4 Vraagstelling
Om de doelstelling te bereiken zal voor de thesis de volgende centrale hoofdvraag beantwoord worden;
Welk aankoopbeleid hebben de conservatoren afzonderlijk gevoerd gedurende hun hoofdconservatorschap in het Koninklijk Museum voor Schone Kunsten Antwerpen, te beginnen met Walther Vanbeselaere?
De volgende deelvragen kunnen worden afgeleid van de hoofdvraag. De deelvragen hebben te maken met de samenstelling van de verzameling, de aankopen en de tussenevaluatie.
Samenstelling van de verzameling
Om een goed beeld te krijgen hoe het aankoopbeleid is geweest, is het van belang om te weten hoe de samenstelling van de collectie was op het moment van aantreden als hoofdconservator. De eerste deelvraag zal daarom zijn:
1.Hoe was de samenstelling van de collectie op het moment van aantreden als hoofdconservator?
Aankoopbeleid
Nadat de samenstelling van de collectie bij aantreden als hoofdconservator is bezien, is het van belang te weten welke aankopen zijn gedaan. Op basis van de aankopen kan de ontwikkeling van de verzameling gevolgd worden. Een tweede vraag zal zijn:
2.Welke aankopen zijn er gedaan tijdens het hoofdconservatorschap?
Wanneer het duidelijk is welke aankopen zijn gedaan is het, in het licht van de ontwikkeling van de verzameling, belangrijk te weten waarom bepaalde werken van kunstenaars aangekocht werden. De derde deelvraag zal zijn:
3.Op basis van welke criteria werden werken voor het museum aangekocht?
Evaluatie
Naar aanleiding van de hierboven gestelde deelvragen kan een tussentijdse evaluatie per hoofdconservator gedaan worden. Wanneer alle tussentijdse evaluaties als geheel bekeken worden zal een beeld ontstaan van het aankoopbeleid
van de afgelopen vijftig jaar. Er kan dan vastgesteld worden of de hoofdconservatoren handelden in het belang van de ontwikkeling van de verzameling of dat zij juist inspeelden op de vraag van de markt. De laatste deelvraag zal zijn:
4.Hoe kan het aankoopbeleid van de hoofdconservator geëvalueerd worden?
1.5 Onderzoeksmethode
Om deze vragen te beantwoorden zal hoofdzakelijk het bureauonderzoek als onderzoeksmethodes worden toegepast. De bronnen van informatie richten zich op personen, documenten en literatuur. De personen fungeren in de thesis als informant en als deskundige. De laatste twee hoofdconservatoren kunnen inzicht verschaffen in het aankoopbeleid zoals zij dit ten tijde van hun hoofdconservatorschap voerden. In het kader van het onderzoek worden documenten als beleidsnota’s, jaarverslagen en commissieverslagen geraadpleegd om informatie te verkrijgen over gedane aankopen door het KMSKA. De literatuur zal geraadpleegd worden om informatie te verkrijgen over bepaalde hoofdconservatoren en over ontwikkelingen rondom het KMSKA. Kunsthistorische literatuur zal gebruikt worden om de aankopen in een bepaalde context te kunnen plaatsen. Een andere vorm van het verzamelen van data zal worden gedaan door middel van het houden van interviews met de huidige directeur van het KMSKA en de afgelopen twee hoofdconservatoren.
Om de eerste deelvraag over de samenstelling van de collectie bij aantreden als hoofdconservator te beantwoorden, zal gebruik gemaakt worden van jaarboeken jaarverslagen en bezitscatalogi. Ook de commissieverslagen zullen onderzocht worden.
Om de tweede deelvraag te beantwoorden worden de jaarboeken, jaarverslagen, commissieverslagen en catalogi onderzocht.
Om de derde deelvraag te beantwoorden wordt achtergrondinformatie over de hoofdconservator bestudeerd en zullen interviews gehouden worden met twee voormalige hoofdconservatoren, te weten; mevrouw Lydia Schoonbaert en de heer Leo Wuyts.[9]
Naar aanleiding van de antwoorden kan de vierde deelvraag beantwoord worden. Er is dan een overzicht tot stand gekomen van het aankoopbeleid van de afgelopen vijftig jaar, beginnend bij de heer Vanbesselaere en eindigend bij de huidige directeur, de heer Huvenne.
1.5.1 Onderzoeksontwerp
Het onderzoeksontwerp dat hierboven is beschreven kan als volgt uitgelegd worden. Het onderzoek bestaat uit verschillende fases. Literatuurstudie, data collectie en analyse zullen gedaan worden. Elk van deze fases zal leiden tot een product, te weten: de beschrijving en de evaluatie. Tot het bronnenmateriaal wordt de literatuurstudie en andere vormen van dataverzameling gerekend. Het verzamelde bronnenmateriaal leidt nu tot een beschrijving van het aankoopbeleid. De input voor de analyse komt van het beschrijvende gedeelte. Tenslotte zal deze geëvalueerd worden. Naar aanleiding van de evaluatie kan bekeken worden hoe het aankoopbeleid is uitgevoerd de afgelopen vijftig jaar.
In figuur 1. wordt het onderzoeksontwerp schematisch voorgesteld.
Figuur 1. Schematische voorstelling onderzoeksontwerp.
1.6 Structuur
De structuur van de thesis kan als volgt gezien worden. Hoofdstuk twee zal gaan over het aankoopbeleid gedurende het hoofdconservatorschap van de heer Vanbesselaere (1948-1972). Hoofdstuk drie zal gaan over het beleid dat mevrouw Gepts voerde gedurende haar hoofdconservatorschap bij het KMSKA (1973-1981). Dit hoofdstuk wordt vervolgd met het interim hoofdconservatorschap van de heer Wuyts. Het volgende hoofdstuk zal gaan over het verzamelbeleid tijdens het hoofdconservatorschap van mevrouw Schoonbaert (1985-1995). Dit hoofdstuk wordt vervolgd met het interim hoofdconservatorschap van de heer Erik Vandamme. Het laatste hoofdstuk stelt het aankoopbeleid van de heer Huvenne aan de orde (1997-heden). De conclusie geeft een evaluatie van het aankoopbeleid van de afgelopen vijftig jaar. Hierin wordt onder andere bekeken of het aankoopbeleid erop was gericht lacunes te vullen of dat er meer is aangekocht naar aanleiding van de vraag van de markt.
Het overzicht van de aankopen richt zich enkel op de schilderijen en de beeldhouwwerken die het Koninklijk Museum voor Schone Kunsten Antwerpen heeft verworven. De tekeningen worden buiten beschouwing gelaten omdat de omvang van de thesis anders te groot werd. Elk hoofdstuk begint met een inleiding die de een weergave geeft van de artistieke periode en om de aankopen in een context te kunnen plaatsen. Daarna volgt een paragraaf met
achtergrondinformatie over de desbetreffende hoofdconservator. Vervolgens volgt een beschrijving van de samenstelling van de verzameling op het moment van aantreden als hoofdconservator. Deze paragraaf wordt gevolgd door een beschrijving van de aankopen gedurende het beleid van de hoofdconservator. De aankopen zijn per jaar in een tabel gesorteerd waarbij de eerste aankopen geel zijn gearceerd. De beschrijving van de aankopen wordt aan het eind van elk hoofdstuk geëvalueerd. De evaluaties worden in de conclusie samengevat en geven een eindevaluatie of een hoofdconservator zich heeft ingezet om de lacunes in de verzameling aan te vullen dan wel heeft ingespeeld op de vraag van de markt of om persoonlijke smaak kunstwerken heeft verworven.
2. Walther Vanbeselaere [1948-1972]
2.1 Inleiding
Hoofdstuk 2 behandelt het hoofdconservatorschap ten tijde van Walther Vanbeselaere. Om zijn aankopen in een context te kunnen plaatsen wordt in de volgende paragrafen een overzicht gegeven van de artistieke periode van 1945 tot en met 1970. Hierna volgt een beschrijving van de aankopen. Het hoofdstuk wordt afgesloten met een evaluatie van de aankopen.
2.1.1 Artistieke situatie 1945-1960 internationaal
In de periode 1945-1960 vinden er enkele verschuivingen plaats op het kunstgebied: de Verenigde Staten namen de positie over van Europa en Antwerpen werd onttroond als kunsthoofdstad van Vlaanderen.
Veel Europese kunstenaars waren uit angst voor of onvrede met het nazisme uitgeweken naar Amerika, waardoor het centrum van de kunst was verplaatst van Parijs naar New York. De Parijse kring van kunstenaars die niet naar Amerika waren uitgeweken en in Frankrijk waren gebleven behoorden tot de École de Paris. Tot de echte vernieuwers behoorden zij niet. Vergeleken met wat zich in Amerika aan het ontwikkelen was, bleven de kunstenaars van de École de Paris de traditie trouw. Ook de beeldhouwkunst weigerde volledig met de traditie te breken. Veel kunstenaars werkten nog sterk in de traditie van Rodin, Bourdelle en Maillol en kan daarom weinig revolutionair genoemd worden.[10]
De stroming in de kunst die de geschiedenis in zou gaan als typisch Amerikaans is het Abstract Expressionisme.
Deze term is min of meer een aanduiding voor een algemene tendens in het New Yorkse kunstklimaat van die jaren. Dat kunstklimaat werd bepaald door twee richtingen: het uitbundige van de Action Painting en het beheerste en bezinnende van de Colorfield Painting.
Hoewel er direct na de oorlog in de Europese kunst weinig sprake was van innovatie, ontstond er in de jaren vijftig in Europa meer en meer kritiek op de traditionele schilderkunst. Veel kunstenaars wilden zich bevrijden van de regels die alle spontaniteit in de kiem hadden gedrukt. De vreugde om de herwonnen vrijheid openbaarde zich voornamelijk in de kunst. Voor die ‘andere kunst’ bestaan verschillende aanduidingen. Naast L’Art Informel worden Tachisme, Lyrische Abstractie en Cobra gebruikt voor hetzelfde fenomeen. Een andere term in de Europese schilderkunst van de jaren vijftig is de benaming Materie schilderkunst. Voor al deze bewegingen betekende artistieke vrijheid voor de kunstenaars het hoogste goed.
2.1.2 Artistieke situatie 1960-1970 internationaal
Aan het eind van de jaren vijftig, die voor het grootste deel in het teken van de abstracte kunst staan, duikt het realisme weer op met de kunst van het Franse Nouveau Réalisme. Samen met de tegelijkertijd in de Verenigde Staten en Engeland ontstane Pop Art keert de realiteit weer in de kunst terug. Het was echter niet meer de realiteit van Courbet of de onwaarschijnlijke realiteit van de Magisch Realisten. De ontwikkeling van de massamedia in de jaren vijftig had een jongere generatie kunstenaars een geheel nieuw arsenaal aan beelden gegeven. Het waren beelden van de banale werkelijkheid die de kunstenaars op hun doek schilderden. Het realisme van de Brits- Amerikaanse Pop Art en ook van het Franse Nouveau Réalisme is ook terug te vinden in het Nieuw Realisme en de Nieuwe Figuratie.
Na een overwegend abstracte periode was er in de jaren zestig sprake van een opkomend nieuw kunstklimaat. Een beeldende kunst waarin de afbeelding, het object en de figuratie weer in allerlei gedaanten zou optreden. De term Nieuwe Figuratie wordt in Nederland tegenwoordig alleen nog aangeduid in het werk van de Nederlander Lucassen en de Belgen Raveel en Elias. Het onderwerp van de Nieuwe Figuratie is voor een belangrijk deel de werkelijkheid van onwerkelijke scheppingen, het abstracte leven van realistische voorstellingen. De Nieuwe Figuratie geeft geen probleemloze figuratie maar zij geeft juist aan die problemen gestalte die aan figuratie inherent zijn.[11]
Een tweede belangrijke beweging in de jaren zestig is de Post- Painterly Abstraction. Hoewel de verschillen tussen Pop Art en Post- Painterly Abstraction groot zijn valt er wel een belangrijke overeenkomst aan te wijzen, namelijk het gebruik van harde kleuren en vormen en het zich ontdoen van alle emotie. Post- Painterly zette zich niet alleen af tegen de uitbundigheid van de Action Painting, maar ook tegen de Pop Art door de verwerping van herkenbare populaire beelden. De kunstenaars hadden het schildersgebaar volledig afgezworen en hun schilderkunst bestond uit uiterst eenvoudige composities van monochrome vlakken waaruit elke schilderachtige emotie verdwenen was.
Het verzet van Post-Painterly Abstraction tegen de exuberantie van het Abstract Expressionisme deed zich op vergelijkbare wijze voor in de beeldhouwkunst van de jaren zestig. De Minimal Art kan gezien worden als een ruimtelijke interpretatie van de Post- Painterly ideeën en is min of meer de reactie op de traditionele beeldhouwkunst.
Zo afstandelijk als de Post-Painterly Abstraction was, zo koel en simpel waren de geometrische vormen van de Minimal Art. De Minimal Art streefde naar volledige zuiverheid en integriteit van de kunst. Aanduidingen als Neo- Constructivisme en Primary Structures benadrukken nog maar eens de reductionistische ambities van deze minimale beeldhouwkunst.[12]
Rond 1960 tekende zich in de kunst een kentering af die alles te maken had met de objectiviteit van het kunstwerk. Deze verandering had zich ook geleidelijk voltrokken in het werk van de leden van de Nederlandse Informele Groep. De Informele Groep hief zich uiteindelijk op om te herrijzen in de Nul Groep. Deze groep keerde zich in de eerste plaats tegen het expressionisme van de jaren vijftig. Kunst zou voortaan niets meer zijn dan een uitdrukking van de subjectieve gevoelens van de kunstenaar maar een zo objectief mogelijke registratie van de alledaagse werkelijkheid.[13] Nul integreerde kunst en werkelijkheid.
Hoewel de naam Zero nog wel eens gehanteerd wordt voor de Nederlandse Nul groep, hoort de naam toe aan de in 1958 opgerichte Duitse groep van Heinz Mack, Otto Piene en Günther Uecker. Ondanks overeenkomsten tussen Nul en Zero, streefde Zero ernaar de werkingswijze van de natuur in het kunstwerk te imiteren. Ook vertonen Zero kunstenaars een hang naar symboliek en het kosmische die de Nul kunstenaars volledig vreemd is.
Verenigd onder de naam Nieuwe Tendenzen (naar de expositie Nove Tendencije in Zagreb 1961) verklaarden een aantal kunstenaars de dynamiek van de moderne tijd tot thema van de kunst. De kunstenaars die zich binnen deze beweging manifesteerden hielden zich bezig met allerlei technische en experimentele kunstvormen. Zo roept Op Art een ‘bewegingsillusie’ op en maakt de Kinetische kunst gebruik van de reële beweging.[14] Ze willen uitsluitend visueel optische problemen onderzoeken om de toeschouwer spontaan te laten deelnemen aan de bewegingen van vorm, kleur en licht. Het werkterrein wordt daarbij uitgebreid tot het ‘Environment’. Het kunstwerk is nu zo groot dat het publiek zich erin kan begeven. Verwant aan het Environment is de Happening waarbij de toeschouwer soms zelf geprovoceerd wordt tot een reactie en deelname.
2.1.3 Artistieke situatie in België 1945-1960
In 1939 stichten de schilders Louis van Lint, Gaston Bertrand en Anne Bonnet in Brussel La Route Libre en vervolgens Apport. Gedurende de oorlog stellen ze in de Galerie Apollo schilderijen tentoon die een eerste aanzet zijn tot een bevrijding van het academisme, het animisme en zich ook los maken van de (Vlaams) expressionistische traditie.[15] Uiteindelijk ontstaat hieruit in 1945 La Jeune Peinture Belge.[16] Deze groep stelde zich tot taak de Belgische kunst bekend te maken door het organiseren van tentoonstellingen in zowel binnen- als buitenland. Ondanks de verschillen en de diversiteit aan stijlen hebben de kunstenaars ook gemeenschappelijke wortels, zoals James Ensor en het Vlaamse expressionisme. De sporen van de Vlaamse traditie worden pas gewist wanneer in 1948 La Jeune Peinture Belge uiteen valt. Dan ontwikkelen de persoonlijkheden zich in de geometrische abstractie of in de Cobra richting.
Het algemene verlangen samen een nieuwe toekomst op te bouwen ging hand in hand met de artistieke behoefte aan vernieuwingen. Zo werd in 1948 de internationale Cobra groep opgericht. De groep ontstond door de Deen Asger
Jorn, de Nederlanders Karel Appel, Constant en Corneille en door de Belgen Dotremont en Noiret. Later traden ook nog toe: Jan Cox, Pierre Alechinsky, Hugo Claus en beeldhouwer Reinhoud. Hoewel een esthetisch programma ontbreekt, streeft Cobra naar vrije abstractie met figuratieve herkenningstekens.
Een derde richting in de jaren vijftig wordt gevormd door de geometrische abstractie. Men herontdekt het werk van de Belgen Jozef Peeters, Victor Servranckx en Paul Joostens. De overdaad van lyrische abstractie willen ze bestrijden door een zuivere kleur te geven aan een meetkundig lichaam.[17] Het Kubisme leverde hiervoor de juiste inspiratie. De grote doorbraak van die stroming valt samen met de activiteiten van het Antwerpse G58 die zich installeren in het Hessenhuis. Zij willen de mogelijkheden voor eigen kunstenaars uitbreiden en ze confronteren met buitenlandse tendensen. Of ze zich nu lyrisch, geometrisch (Jozef Peeters) of monochroom (Jef Verheyen) voordeed, G58- Hessenhuis werd de bekroning van de abstracte kunst.
2.1.4 Artistieke situatie in België 1960-1970
Wanneer een overzicht gegeven wordt van de meer recente kunst van België dan wordt vaak het jaar 1958 als oriëntatiepunt gebruikt. In dat jaar wordt ter gelegenheid van de wereldtentoonstelling in Brussel de tentoonstelling ‘50 jaar Moderne Kunst’ georganiseerd.[18] De tentoonstelling confronteert het publiek met de vooroorlogse en naoorlogse avant-garde. Alle aandacht gaat naar de buitenlandse kunstenaars en naar de gevestigde namen uit België. De situatie van de eigen kunst openbaart zich duidelijk aan de kunstenaars. De Belgische kunstenaar voelt zich sterk benadeeld en is op zoek naar nieuwe mogelijkheden om een andere visie en een andere kunst naar buiten te brengen.
Gent had met zijn Forum tentoonstellingen van 1961, 1962 en 1963, Antwerpen van de troon gestoten als kunsthoofdstad van Vlaanderen.[19] Tijdens deze tentoonstellingen werden nationale en internationale kunst met elkaar geconfronteerd. Jef Verheyen had G58- Hessenhuis verlaten en richtte samen met Engelbert Van Anderlecht De Nieuwe Vlaamse School op in 1960. Die school nam het op tegen Cobra en de Jeune Peinture. Het manifest van De Nieuwe Vlaamse School betekende een oorlogsverklaring aan de toen heersende politiek op het vlak van de plastische kunsten.[20]
Rond het midden van de jaren zestig komt de figuratie opnieuw sterk opzetten in België en dringt de abstracte kunst terug naar een tweede plaats. De Belgen Roger Raveel, Etienne Elias en Raoul De Keyser luidden in België het begin in van de Nieuwe Figuratie. En Camiel van Breedam had als vertegenwoordiger van het Nieuw Realisme als een van de eersten reliëfs gemaakt met fietselementen. Deze objectkunst betekende ook voor Paul van Hoeydonck en Vic Gentils een ware triomf.
2.2 Biografie Walther Vanbeselaere
Afbeelding 1. Walther Vanbeselaere
Walther Vanbeselaere werd geboren in Zevekote in 1908. Hij promoveerde tot doctor in de kunstgeschiedenis aan de Rijksuniversiteit Gent met een proefschrift over de Hollandse periode in het werk van Vincent van Gogh. Van 1938 tot 1945 was hij verbonden aan de Rijksuniversiteit Gent in de functie van hoofddocent. Na zijn aanstelling, eerst als conservator, werd hij in 1948 benoemd tot hoofdconservator van het Koninklijk Museum voor Schone
Kunsten Antwerpen. Als veertig jarige was hij voor die functie nog relatief jong. Verder had hij helemaal geen museale ervaring. In korte tijd werkte hij zich in en formuleerde duidelijk de doeleinden voor het museum, zijn uitbouw en zijn werking. Zijn taak als hoofdconservator betekende voor Vanbeselaere een mogelijkheid om niet alleen in woord en geschrift, maar ook door het inrichten van tentoonstellingen en het bepleiten van aankopen van werken van hun hand, zich in te zetten voor kunstenaars die hij omwille van hun grote artistieke kwaliteiten bijzonder waardeerde.[21]
2.3. Samenstelling van de verzameling
Walther Vanbeselaere kwam zoals hij dat zelf zegt terecht in een ‘Antwerps’ museum. “Het Antwerps museum was toen vrij lokaal georiënteerd. Als niet-chauvinist kon ik daar ruimer tegenaan kijken. De hedendaagse afdeling werd verwaarloosd omdat de commissie voor aankoop uitsluitend uit ‘Antwerpenaren’ bestond, eigenlijk daarbij vooral ‘Antwerps’ gericht was en niet scheutig was om ruimer te kijken.”[22]
Op een paar meldenswaardige uitzonderingen na, De man met de hoge hoed van David, het zelfportret van Ingres, enkele doeken van Breitner, een naakt van Modigliani, vertoonde de moderne en hedendaagse afdeling van het Koninklijk Museum op zijn moment van aantreden een door en door nationaal karakter. Dit is vooral te verklaren door het feit dat op het moment dat het nieuwe museumgebouw werd opengesteld, in 1890, het museum, én als instelling met een didactische opdracht én als beheer, nog nauw verbonden was aan de Academie voor Schone Kunsten. Het geloof in de kwaliteit van de eigen nationale productie was zo rotsvast, dat men er principieel niet aan dacht door werk van buitenlandse meesters de verzameling te verrijken. “Men kan deze museumpolitiek verdedigen, maar ook laken. In elk geval is het ten overstaan van buitenlandse bezoekers, en tegenover de eigen bevolking een normale plicht dat een museum in de eerste plaats werk van eigen bodem, in een zo rijk overzicht als mogelijk, ter lering en initiatie aanbiedt.”[23]
2.4. Aankoopbeleid
De tabel geeft een overzicht van de aankopen per jaar, gedurende het hoofdconservatorschap van Walther Vanbeselaere. De met geel gearceerde aankopen zijn eerste aankopen. De overige aankopen zijn aanvullingen op de verzameling.
Tabel 2.4.1 Aankopen 1948
|
Jaar |
Kunstenaar |
Titel |
Kunstwerk |
Stroming |
1. |
1948 |
Edward Agneessens |
Portret van Prof. Paul Errera |
Schilderij |
|
2. |
1948 |
Henri de Braekeleer |
Interieur van de St. Paulus kerk |
Schilderij |
Realisme |
3. |
1948 |
Philibert Cockx |
Lente |
Schilderij |
Fauvisme |
4. |
1948 |
Gustave Courbet |
Rotsen te Ornans |
Schilderij |
Realisme |
5. |
1948 |
Jan Degreef |
De Sint -Annakapel te Oudergem |
Schilderij |
Impressionistisch |
6. |
1948 |
Gustaaf Den Duyts |
Bosgezicht |
Schilderij |
|
7. |
1948 |
Othon Friesz. |
De Coudon gezien van Cap Brun |
Schilderij |
Fauvisme |
8. |
1948 |
Othon Friesz |
De haven van Le Hâvre |
Schilderij |
Fauvisme |
9. |
1948 |
René Guiette |
Coullioure in blauw |
Schilderij |
Expressionist |
1.0 |
1948 |
Evert Larock |
Morgen |
Schilderij |
Realisme |
11. |
1948 |
Henri Leys |
Feestmaal van de St. Lucas Gilde |
Schilderij |
Romantiek |
12. |
1948 |
Henri Leys |
Schets van een interieur |
Schilderij |
Romantiek |
13. |
1948 |
Charles Mertens |
Het kwartet |
Schilderij |
Realisme |
14. |
1948 |
Cedric Morris |
Landschap in de Pyreneeën |
Schilderij |
|
15. |
1948 |
Isodoor de Rudder |
Frans Courtens in zijn atelier |
Schilderij |
|
16. |
1948 |
Ferdinand Schirren |
De opschik |
Schilderij |
Fauvisme |
17. |
1948 |
Jozef Stevens |
De tantaluskwelling |
Schilderij |
Realisme |
18. |
1948 |
Jacob Van Es |
Stilleven |
Schilderij |
|
19. |
1948 |
Cornelis de Vos |
Het echtpaar Van den Berghe |
Schilderij |
|
20. |
1948 |
Herry met de Bles |
Johannes op Patmos |
Schilderij |
|
21. |
1948 |
Antoinne Bourdelle |
Buste van Ingres |
Buste (beeld) |
|
22. |
1948 |
Jozef Cantré |
Kop van Karel van de Woestyne |
Kop (beeld) |
|
23. |
1948 |
Hildo Krop |
Vrouwennaakt |
Beeld (mensen) |
|
In 1948 verwerft het Koninklijk Museum voor Schone Kunsten voor de verzameling moderne meesters zeven eerste aankopen. Het museum bezat namelijk nog geen werk van Gustave Courbet, Othon Friesz., René Guiette, Cedric Morris en Isodoor de Rudder en Jan Degreef. Hildo Krop bood het museum zijn kleine marmeren Vrouwennaakt aan. Tevens zou de commissie het, gezien de zeldzaamheid van het werk Staand naakt van Breitner, op prijs stellen dit stuk voor het museum aan te werven.[24]
Ook wordt Sint Jan op Patmos door Herry met de Bles gekocht van een particulier. Vanbeselaere zegt hierover: “Mijn eerste aankoop van een ‘oud’meester. Het dilemma blijft om werken van uitmuntende hoedanigheid te vinden en de ontoereikendheid van het museumbudget om werk van eerste rang te verwerven.”[25]
Tabel 2.4.2 Aankopen 1949
|
Jaar |
Kunstenaar |
Titel |
Kunstwerk |
Stroming |
1. |
1949 |
Jan Cox |
De twee zusters |
Schilderij |
Cobra |
2. |
1949 |
Henri Wolvens |
Grijze zee |
Schilderij |
Animisme |
3. |
1949 |
Walter Stevens |
Nieuwpoort |
Schilderij |
|
4. |
1949 |
Eugeen Laermans |
Badende kinderen |
Schilderij |
Realisme |
5. |
1949 |
Maurice De Vlaminck |
Stilleven |
Schilderij |
Fauvisme |
6. |
1949 |
Philibert Cockx |
Liggend naakt |
Schilderij |
Fauvisme |
7. |
1949 |
Hubert Malfait |
Gespan |
Schilderij |
Animisme |
8. |
1949 |
Theo Van Rijsselberghe |
Portret van Mevr. Van de Velde |
Schilderij |
Neo- Impress. |
9. |
1949 |
George Breitner |
Staand naakt |
Schilderij |
A’damse school |
10. |
1949 |
Frans Hens |
Overzetboot naar Sint Anna |
Schilderij |
|
11. |
1949 |
Adriaan Brouwer |
De tabaksroker |
Schilderij |
17de eeuw |
12. |
1949 |
Leo van Esbroeck |
De schilder |
Buste (beeld) |
|
13. |
1949 |
Georges Grard |
Staand Vrouwennaakt |
Beeld (mensen) |
|
14. |
1949 |
Rik Wouters |
Buste van Nel Wouters |
Buste (beeld) |
|
Burgemeester Craeybeckx, tevens voorzitter van de aankoopcommissie, heeft een voorliefde voor het werk van jonge kunstenaars en wil die ook in de verzameling opnemen. Dit wordt door alle leden goedgekeurd. Toch wordt opgemerkt dat het een grote uitzondering is wanneer jonge kunstenaars betekenisvol werk voortbrengen. “De jonge kunstenaars debuteren als epigonen van een of andere stroming en men moet toch wachten tot er een duidelijk karakter naar voren is gekomen. De aankopen van een museum zijn vooral bedoeld als het aanwerven van onbetwistbare kunstwerken. Er is dus voorzichtigheid geboden.”[26]
Wat later dat jaar herneemt Craeybeckx zijn voorstel tot aankoop van werk van jongeren en breidt dit uit tot aankoop van werk van levende kunstenaars. Er wordt besloten de ontbrekende leemten in de moderne verzameling aan te vullen en onder meer werk te kopen van Henri Wolvens, War Van Overstraeten, Hubert Malfait en Georges Grard te kopen. Over het werk van Wolvens zegt Vanbeselaere het volgende: “De generatie van 1900 was nauwelijks vertegenwoordigd. Daarom werd op mijn aandringen dit schilderij uit 1946 aangekocht.”[27]
Op 25 april 1949 werd de verzameling Schloss geveild. Vanbeselaere wijst de commissie erop dat enkele schilderijen voor het museum belangrijk zijn. Men besluit zich te richten op het werk van Brouwer. “Het schilderij van Brouwer is het eerste werk van deze geniale meester, naast Rubens en Rembrandt, de geniaalste uit de 17de eeuw, dat in ons museum terechtkomt en meteen het belangrijkste uit de openbare verzameling van ons land.”[28]
Herhaaldelijk wordt door Craeybeckx de wens uitgedrukt dat het museum werk van de schilders uit de jongste generatie zou aankopen. Door de leden van de Beheerraad werd positief gestemd maar zij zeggen ook dat het gewaagd is werk aan te kopen van een kunstenaar zonder artistiek verleden. Door Vanbeselaere wordt het volgende bedacht. Werken van de bijzonderste jongeren zullen in bruikleen gevraagd worden en in een aparte zaal tentoongesteld worden zodat ze toch vertegenwoordigd zijn. Zo kan ook eventueel worden overgegaan tot aankoop.
In 1949 worden er nog enkele werken gekocht. Van Hubert Malfait wordt Gespan gekocht. “Het is het enige werk waarmee deze meester, één der vooraanstaande animisten, is vertegenwoordigd.”[29] Het bedrag voor een werk van Theo Van Rijsselberghe is door de commissie aanvaard en zal ter goedkeuring voorgelegd worden aan de minister. Zijn Portret van Mevr. Van de Velde wordt als wenselijke verrijking van de verzameling opgevat en als zeer kenmerkend voor de pointillistische school. Tevens wordt Willy Finch van James Ensor aangeboden. Hoewel de Commissie van oordeel is dat Ensor al op een voortreffelijke wijze vertegenwoordigd is en dat slechts bij uitzondering een werk mag worden gekocht, is men van mening dat de aankoop van het portret een verrijking zou brengen en dat het niet te verantwoorden zou zijn een werk als dat te laten gaan. […]”ik heb mij obstinaat toegelegd op de uitbreiding van het Ensor ensemble”, voegt Vanbeselaere hier nog aan toe.[30]
Tabel 2.4.3 Aankopen 1950
|
Jaar |
Kunstenaar |
Titel |
Kunstwerk |
Stroming |
1. |
1950 |
Edgard Tytgat |
Mijn portret en mijn dorp |
Schilderij |
Expressionisme |
2. |
1950 |
Hippolyte Boulenger |
Les etangs du moulin gris |
Schilderij |
Realisme |
3. |
1950 |
Louis van Lint |
Chartres |
Schilderij |
Lyrisch abstract |
4. |
1950 |
Henri de Braekeleer |
Stillevensbenodigdheden |
Schilderij |
Realisme |
5. |
1950 |
Charles Dufresne |
Stilleven |
Schilderij |
Lyrisch abstract |
6. |
1950 |
Carlo De Roover |
Blauw vestje |
Schilderij |
|
7. |
1950 |
James Ensor |
Les toits d’Ostende |
Schilderij |
Symbolisme |
8. |
1950 |
Eugeen Laermans |
De oasis |
Schilderij |
Realisme |
9. |
1950 |
Léon Frédéric |
Naakt |
Schilderij |
|
10. |
1950 |
James Ensor |
Portret van Willy Finch |
Schilderij |
Symbolisme |
11. |
1950 |
Antonie Van Dyck |
Portret van de heer Vinck |
Schilderij |
Animisme |
12. |
1950 |
George Minne |
Het Voldersmonument |
Beeld |
Symbolisme |
13. |
1950 |
George Minne |
Grote dokwerker |
Beeld |
Symbolisme |
14. |
1950 |
Victor Rousseau |
Buste van Alice |
Buste (beeld) |
|
In januari 1950 houdt Edgard Tytgat een tentoonstelling in Gent. Hij biedt het museum enkele werken aan. Vanbeselaere wijst erop dat het karakteristieke werken betreft uit de eerste periode van de schilder waar het museum nog geen enkel werk van bezit. Het museum koopt uiteindelijk Mijn portret van de kunstenaar. Ook op het vormen van een overzichtelijk ensemble van deze kunstenaar heeft Vanbeselaere zich toegelegd. “Het jeugdportret uit de impressionistische periode bewijst ten overvloede hoe Tytgat vanaf het begin door volstrekte oorspronkelijkheid uitmuntte.”[31]
Op de zitting van 3 maart 1950 komt de commissie met een voorstel voor aankoop van Les etangs du moulin gris van Hippolyte Boulenger. Dit werk zou een leemte opvullen in de verzameling van de 19de eeuw.
Burgemeester Craeybeckx komt tijdens de zitting weer eens terug op zijn verzoek tot aankopen van de jongste generatie, in het bijzonder Jan Vaerten. Er wordt besloten om Louis Van Lint, Rudolf Meerbergen en Jan Vaerten uit te nodigen en hen een vijftal werken in te laten sturen om de mogelijkheid tot aankoop praktisch te toetsen. Op veiling Heineman kwam Stillevensbenodigheden van De Braekeleer vrij. Het museum vindt het wenselijk het werk te kopen want het heeft uit de laatste fase geen enkel stuk van betekenis.
Tijdens de zitting van 4 april 1950 wordt er besloten over de aankoop van werken uit de jongste generatie. Craeybeckx meent dat de jongeren in de kritiek gunstig worden beoordeeld en dat ze moeten kopen. De hoofdconservator is echter van mening dat deze jongeren nog geen voldragen kunst hebben weten te realiseren en dat ze in feite volgelingen zijn van de ‘École Paris’, namelijk van Braque, Picasso etc. Het is volgens hem niet de taak
van het museum aanmoedigend maar wel consacrerend werk te kopen. Vanbeselaere vindt het belangrijker de lacunes aan te vullen in het expressionistische werk.
Het museum ontvangt in mei 1950 van Carlo De Roover enkele werken. Het museum heeft Badende vrouw en vindt dat weinig karakteristiek. Blauw vestje oogt markanter en wordt daarom gekocht. In dat zelfde jaar wordt uit een particuliere verzameling Les toits d'Ostende aangeboden. Het werk vormt een aanwinst voor de afdeling moderne kunst Het is een monumentaal landschap uit de eerste periode en ook een van de belangrijkste werken van Ensor.
Tabel 2.4.4.Aankopen 1951
|
Jaar |
Kunstenaar |
Titel |
Kunstwerk |
Stroming |
1. |
1951 |
Aarre Heinonen |
Fins landschap |
Schilderij |
Figuratief |
2. |
1951 |
Henri Evenepoel |
Foire aux Invalides |
Schilderij |
Impressionisme |
3. |
1951 |
Jan Toorop |
Le bon verre |
Schilderij |
Symbolisme |
4. |
1951 |
Constant Permeke |
Biddende vrouw |
Schilderij |
Expressionisme |
5. |
1951 |
Constant Meunier |
Le mineur a la lanterne |
Schilderij |
Realisme |
6. |
1951 |
Anne Bonnet |
Haven in blauw |
Schilderij |
Geometrisch abstract |
7. |
1951 |
Henri de Braekeleer |
Hofke van Coûteaux |
Schilderij |
Realisme |
8. |
1951 |
Isodoor Opsomer |
Gezicht op Lier |
Schilderij |
Impressionistisch |
9. |
1951 |
Philibert Cockx |
Liggend naakt |
Schilderij |
Fauvisme |
10. |
1951 |
Constant Permeke |
De boer |
Schilderij |
Expressionisme |
11. |
1951 |
Edgard Tytgat |
Le sculpteur |
Schilderij |
Expressionisme |
12. |
1951 |
Jan Siberechts |
De nieuwsgierige koe |
Schilderij |
17de eeuw |
13. |
1951 |
Auguste Rodin |
Polyphème |
Beeld (myth.) |
|
In galerie George Giroux in Brussel heeft op 28 maart 1951 een veiling plaatsgevonden. De Foire aux Invalides van Evenepoel zou een belangrijke aanwinst zijn voor de verzameling Evenepoel. Vanbeselaere is blij met de aankoop. “Voor het nog steeds bescheiden Evenepoel ensemble betekende de aankoop een belangrijke verrijking.
De landschappen van deze meester uit de 19de eeuw zijn niet zo talrijk.”[32] De verzameling van Henri De Braekeleer wordt uitgebreid met Hofke van Coûteaux. Dit werk vormt een belangrijke aanwinst op het bestaande ensemble. Het museum heeft de mogelijkheid De Put van Jacob Smits te kopen. De raad is het erover eens dat De put een belangrijk werk is uit zijn laatste jaren en dat de verzameling van de meester op zeer gelukkige wijze aangevuld zou worden. Ook voor het vormen van het beste Jakob Smits ensemble heeft Vanbeselaere zich voortdurend ingezet.
In 1951 heeft Constant Permeke een tentoonstelling. Het museum denkt erover Boer te kopen. De aankoop zou kenschetsend voor het geheel zijn en het werk zou de reeks complementeren. Na een bezoek aan de Vierjarige Salon wordt op voorstel van Vanbeselaere besloten van Edgard Tytgat Le sculpteur aan te kopen. Het schilderij is karakteristiek voor de kunst van Tytgat en zou de verzameling rond deze kunstenaar goed aanvullen.
Tabel 2.4.5 Aankopen 1952
|
Jaar |
Kunstenaar |
Titel |
Kunstwerk |
Stroming |
1. |
1952 |
James Ensor |
Salon bourgeois |
Schilderij |
Symbolisme |
2. |
1952 |
Henri Evenepoel |
Portret van graaf Chevalier |
Schilderij |
Impressionisme |
3. |
1952 |
Gustave Van de Woestyne |
De likeurdrinkster |
Schilderij |
Symbolisme |
4. |
1952 |
Gaston Betrand |
De vierde dimensie |
Schilderij |
Abstract |
5. |
1952 |
Henri de Braekeleer |
Lezende vrouw |
Schilderij |
Realisme |
6. |
1952 |
Louis De Maeyer |
Zelfportret |
Schilderij |
|
7. |
1952 |
Rik Slabbinck |
Marokkaanse kruik |
Schilderij |
Fauvisme |
8. |
1952 |
Jacob Smits |
De put |
Schilderij |
Symbolisme |
9. |
1952 |
Guillaume Vogels |
Avondschemering |
Schilderij |
|
10. |
1952 |
Onbekend meester |
Drieluik van de Heilige Margaretha |
Schilderij |
|
11. |
1952 |
Pieter Brueghel |
De werken van onbarmhartigheid |
Schilderij |
16de eeuw |
12. |
1952 |
Joris Minne |
Vrouwentorso |
Beeld (mensen) |
|
13. |
1952 |
Charles Leplae |
Danseresje |
Beeld (mensen) |
|
14. |
1952 |
Mark Macken |
Vrede |
Beeld (mensen) |
|
15. |
1952 |
Oscar Jespers |
Suzanna |
Beeld (mensen) |
|
Een belangrijk werk dat wordt verworven is van de hand van Gustave van de Woestijne, De likeurdrinkster. Het schilderij is een belangrijke aanwinst van de jongste generatie uit de eerste groep van Sint- Martens- Latem. [33]
Het in bruikleen zijnde werk van Pieter Brueghel de Jonge De werken van barmhartigheid werd te koop aangeboden. Het werk is niet alleen documentair maar ook artistiek betekenisvol en het bevindt zich in goede staat.
Op een tentoonstelling in het atelier van Gaston Bertrand heeft het museum De vierde dimensie gekozen. Vanbeselaere is van oordeel dat het wenselijk zou zijn dit schilderij aan te kopen met het oog op het vormen van een zaaltje gewijd aan de abstracte richting.
Van Oscar Jespers koopt het museum het beeld Suzanna. Het is een van de belangrijkste werken uit de jongste productie van de kunstenaar en zou voor de verzameling van beeldhouwwerken een betekenisvolle aanwinst vormen.
Een andere belangrijke aanwinst dringt zich aan in de loop van dat jaar. Vanuit Parijs wordt een drieluik uit 1544 aangeboden. Vanbeselaere geeft aan dat dit werk het manieristische ensemble op een betekenisvolle manier zou
aanvullen. Het is van uitzonderlijke waarde en artistiek vooral dankzij de hoogstaande kwaliteit van het stichterportret en is zeer betekenisvol. Het zou een belangrijke aanwinst vormen in de verzameling oude meesters.[34]
Tabel 2.4.6 Aankopen 1953
|
Jaar |
Kunstenaar |
Titel |
Kunstwerk |
Stroming |
1. |
1953 |
Leo Bervoets |
Kleine baadster |
Schilderij |
Realisme |
2. |
1953 |
Henri Le Fauconnier |
Stilleven met buste |
Schilderij |
Lyrisch realisme |
3. |
1953 |
Constant Permeke |
Vespertijd |
Schilderij |
Expressionisme |
4. |
1953 |
Edgard Tytgat |
Wees |
Schilderij |
Expressionisme |
5. |
1953 |
Constant Permeke |
Landschap |
Schilderij |
Expressionisme |
6. |
1953 |
Jan van Beers |
Henriette van Beers |
Schilderij |
|
7. |
1953 |
Jean Brusselmans |
De zee, symfonie in grijs |
Schilderij |
Expressionisme |
8. |
1953 |
Jean Brusselmans |
De witte muur |
Schilderij |
Expressionisme |
9. |
1953 |
Leon Devos |
Haven |
Schilderij |
|
10. |
1953 |
Henri Evenepoel |
Terugkeer van de arbeid |
Schilderij |
Impressionisme |
11. |
1953 |
René Guiette |
Rode boot |
Schilderij |
Expressionisme |
12. |
1953 |
War van Overstraeten |
De stenen tafels |
Schilderij |
Animisme |
13. |
1953 |
Constant Permeke |
Groot landschap |
Schilderij |
Expressionisme |
14. |
1953 |
Louis Thevenet |
Piano met stilleven |
Schilderij |
Animisme |
15. |
1953 |
School van Quinten Metsijs |
Chr. verjaagt de kooplieden |
Schilderij |
16de eeuw |
16. |
1953 |
Cornelis van Oostzanen? |
Kruisiging |
Schilderij |
|
17. |
1953 |
Edgar Degas |
Rechtstaand naakt |
Beeld (mensen) |
|
18. |
1953 |
Joseph Jaekel |
Sint Sebastiaan |
Beeld (religieus) |
|
19. |
1953 |
Giacomo Manzu |
Vrouwenhoofd |
Kop (beeld) |
|
20. |
1953 |
Marcello Mascherini |
Suzanna |
Beeld (mensen) |
|
21. |
1953 |
Rik Wouters |
Aanschouwing |
Beeld |
Fauvisme |
22. |
1953 |
Aristide Maillol |
Vrouw met krab |
Beeld (mensen) |
|
23. |
1953 |
Giacomo Manzu |
Danspas |
Beeld |
|
Van Henri Le Fauconnier wordt Stilleven met buste gekocht. Een schilderij van deze Franse schilder werd al eerder aangeboden maar werd toen niet gekocht vanwege de matige kwaliteit ervan. De wens werd toen wel geuit om eerdaags een representatief werk te kopen van de kunstenaar die een rol speelde in de wording van het Vlaams expressionisme. Het gekochte werk is van grote documentaire betekenis.
De verzameling beeldhouwwerken wordt uitgebreid met twee beelden. Hoewel men het erover eens is dat het beeldje van Degas niet zijn beste werk is, zou het toch een interessante aanwinst vormen. Het tweede beeld is afkomstig van de Italiaanse beeldhouwer Giacomo Manzu, getiteld Danspas. Dankzij de oprichting van Middelheim en de ophefmakende biënnale internationale tentoonstellingen krijgt het museum de kans tot aankoop van voortreffelijk hedendaags werk.[35]
Tabel 2.4.7 Aankopen 1954
|
Jaar |
Kunstenaar |
Titel |
Kunstwerk |
Stroming |
1. |
1954 |
Henri de Braekleer |
De maaltijd |
Schilderij |
Realisme |
2. |
1954 |
Henri de Braekeleer |
Interieur van het Terninckgesticht |
Schilderij |
Realisme |
3. |
1954 |
Gustave Camus |
Rood stilleven |
Schilderij |
Animisme |
4. |
1954 |
James Ensor |
Ensor voor zijn schildersezel |
Schilderij |
Symbolisme |
5. |
1954 |
Henri Evenepoel |
Louise in de rouw |
Schilderij |
Impressionisme |
6. |
1954 |
Jack Godderis |
De hoeve |
Schilderij |
Expressionisme |
7. |
1954 |
Hans Hartung |
Doek 52/44 |
Schilderij |
L’Art Informel |
8. |
1954 |
Hans Hartung |
Doek 52/46 |
Schilderij |
L’Art Informel |
9. |
1954 |
Floris Jespers |
Vrouwen op oranje grond |
Schilderij |
Constructief expres. |
10. |
1954 |
Paul Joostens |
Processie te Veurne |
Schilderij |
Dadaïsme |
11. |
1954 |
Leon Navéz |
Payssage Bannuyls |
Schilderij |
Figuratief |
12. |
1954 |
Luc Peire |
Het zwarte schilderij |
Schilderij |
Geometrisch abstract |
13. |
1954 |
Léon de Smet |
Mijn tuin onder de sneeuw |
Schilderij |
Impressionisme |
14. |
1954 |
Walter Vaes |
Portret van James Ensor |
Schilderij |
|
15. |
1954 |
Walter Vaes |
De kleine slachterij |
Schilderij |
|
16. |
1954 |
Pieter Pourbus |
Portret van Olivier van Neuilant |
Schilderij |
16de eeuw |
17. |
1954 |
Marino Marini |
De grote danseres |
Beeld (mensen) |
|
In 1954 is er weer een veiling van Giroux. Het museum is erin geslaagd De maaltijd en Terninckgesticht van Henri De Braekeleer aan te kopen. Men is het erover eens dat het hier om één van de meesterwerken van de schilder gaat en het voor het ensemble van uitzonderlijke betekenis is. Het museum doet al jaren alle moeite om een compleet ensemble te krijgen.[36]
In het Paleis voor Schone Kunsten te Brussel is er een tentoonstelling van de Duitse schilder Hans Hartung. Hij is een van de meest vooraanstaande figuren in de abstracte richting. Vanbeselaere meent dan ook dat het wenselijk zou zijn in deze gelegenheid werk van de kunstenaar aan te kopen.
Van een particulier wordt Ensor bij zijn schildersezel gekocht De prijs voor dit oorspronkelijkste van alle zelfportretten van Ensor is heel laag en was opgevat als een buitenkans. Op deze wijze zal het museum ensemble voor werken van Ensor alle aspecten van het oeuvre omvatten.[37] Met een heel andere reden verwerft het museum in 1954 nog twee werken. Vanbeselaere heeft gehoord dat Walter Vaes ernstige financiële problemen heeft. In deze omstandigheden zou het billijk zijn als een werk van deze belangrijke Antwerpse schilder gekocht werd. Er volgt daarom een bezoek aan het atelier van Vaes. Er worden twee werken gekozen: Portret van James Ensor en De kleine slachterij. [38]
Tabel 2.4.8 Aankopen 1955
|
Jaar |
Kunstenaar |
Titel |
Kunstwerk |
Stroming |
1. |
1955 |
Henri de Braekeleer |
De maaltijd |
Schilderij |
Realisme |
2. |
1955 |
Emile Claus |
De markt voor de schouwburg in Antwerpen |
Schilderij |
|
3. |
1955 |
James Ensor |
Dame met waaier |
Schilderij |
Symbolisme |
4. |
1955 |
Lismonde |
Haven |
Schilderij |
|
5. |
1955 |
Marc Mendelson |
Midzomer |
Schilderij |
Lyrisch abstr. |
6. |
1955 |
Maurice Utrillo |
Straat te Sannois |
Schilderij |
|
7. |
1955 |
Jan Vaerten |
Homo Ludens |
Schilderij |
|
8. |
1955 |
Antoinne Bourdelle |
De vrijheid |
Kop (beeld) |
|
9. |
1955 |
Antoinne Bourdelle |
De welsprekendheid |
Kop (beeld) |
|
10. |
1955 |
Antoinne Bourdelle |
De kracht |
Kop (beeld) |
|
Door particulieren werden twee werken te koop aangeboden: Portret van de familie Van Nieulant door Pourbus en Portret van Louise door Evenepoel. Beide werken vormen een belangrijke verrijking van de verzameling.
Tabel 2.4.9 Aankopen 1956
|
Jaar |
Kunstenaar |
Titel |
Kunstwerk |
Stroming |
1. |
1956 |
Auguste Mambour |
Torso |
Schilderij |
|
2. |
1956 |
Jozef Vinck |
Ruimte |
Schilderij |
Animisme |
3. |
1956 |
Rik Wouters |
Portret van Edgard Tytgat |
Portret (beeld) |
Fauvisme |
4. |
1956 |
Rik Wouters |
Portret in halffiguur |
Portret (beeld) |
Fauvisme |
Naar aanleiding van de tentoonstelling van Jozef Vinck in 1956 meent de commissie dat het wenselijk zou zijn een werk te kopen van de kunstenaar, aangezien zijn oeuvre in de laatste tijd op een bijzonder markante wijze evolueert en het museum geen werk uit die recente periode heeft.
Tabel 2.4.10 Aankopen 1957
|
Jaar |
Kunstenaar |
Titel |
Kunstwerk |
Stroming |
1. |
1957 |
Henri de Braekeleer |
Schilderijen in het Terninckgesticht |
Schilderij |
Realisme |
2. |
1957 |
Paul Delvaux |
Roze strikken |
Schilderij |
Surrealisme |
3. |
1957 |
Gianni Dova |
Personnages op het scherm |
Schilderij |
Surrealisme |
4. |
1957 |
Eugeen Laermans |
Mansportret |
Schilderij |
Realisme |
5. |
1957 |
René Magritte |
Zestien september |
Schilderij |
Surrealisme |
6. |
1957 |
Isodoor Opsomer |
Vaas met bloemen |
Schilderij |
Impressionisme |
7. |
1957 |
Gust de Smet |
Rechtstaand naakt |
Schilderij |
Expressionisme |
8. |
1957 |
Roel D’Haese |
Bronzen toren |
Schilderij |
|
9. |
1957 |
Bernard Heiliger |
Ontwerp voor brugbeeld |
Schilderij |
|
10. |
1957 |
Oscar Jespers |
Portret van Paul Jespers |
Portret (beeld) |
|
11. |
1957 |
Fritz Koenig |
Vogel |
Beeld (dieren) |
|
12. |
1957 |
Heinz Leinfeillner |
Vegatief hoofd |
Kop (beeld) |
|
13. |
1957 |
Priska von Martin |
Amazone |
Beeld (ruiter) |
|
14. |
1957 |
Gabriël Marwede |
Moeder en kind |
Beeld (groeps-) |
|
15. |
1957 |
Toni Stadler |
Masker |
Kop (beeld) |
|
16. |
1957 |
Toni Stadler |
Gretchen |
Kop (beeld) |
|
17. |
1957 |
Hans Wimmer |
Gezadeld paard |
Beeld (dieren) |
|
18. |
1957 |
Fritz Wortruba |
Hoofd |
Kop (beeld) |
|
In 1957 wordt De galerij in het Terninckgesticht van De Braekeleer gekocht. Het is een van de eerste werken van allereerste kwaliteit nog in privaat bezit. Tevens wordt Bloemenstuk van Opsomer gekocht. Het werk vult het ensemble Opsomer op een gelukkige wijze aan aangezien het museum nog geen stilleven van de kunstenaar heeft.
Naar aanleiding van de veiling in Galerie Trusart werd een werk van Gust De Smet verworven. Het gaat om een belangrijk werk uit zijn laatste periode die nog onvoldoende vertegenwoordigd is in het museum.
De beelden verzameling werd aangevuld met een beeld van Oscar Jespers. Het museum oordeelt het passend om van deze kunstenaar, die ook voor de expressionistische schilderkunst belangrijk is geweest, een werk aan te kopen. Het wordt een bronzen bust, Portret van Paul Jespers. Het werk van de beeldhouwer Roel d'Haese is interessant en het museum heeft van de kunstenaar voor de jongste tendens in de beeldhouwkunst nog geen werk in het bezit. De prijs van Tour de bronze wordt gevraagd. Het beeld illustreert de jongere richting in de beeldhouwkunst op een markante manier.
Tabel 2.4.11 Aankopen 1958
|
Jaar |
Kunstenaar |
Titel |
Kunstwerk |
Stroming |
1. |
1958 |
Hippolyte Daeye |
De vink |
Schilderij |
Expressionisme |
2. |
1958 |
Paul Delvaux |
Ecce Homo |
Schilderij |
Surrealisme |
3. |
1958 |
Alice Frey |
Naakt met rood gordijn |
Schilderij |
|
4. |
1958 |
Vincent van Gogh |
Aardappelrooister |
Schilderij |
Hollandse periode |
5. |
1958 |
Nicaise De Keyser |
Karel V verlost de slaven op Tunis |
Schilderij |
Romantiek |
6. |
1958 |
Jacob Smits |
Malvina |
Schilderij |
Symbolisme |
7. |
1958 |
Walter Vaes |
Krab |
Schilderij |
|
8. |
1958 |
Rik Wouters |
Open venster op Bosvoorde |
Schilderij |
Fauvisme |
9. |
1958 |
Kerstiaan De Keuninck |
Verzoeking van de H. Antonius |
Schilderij |
17de eeuw |
10. |
1958 |
Henri Bouchard |
Ruiterstandbeeld van Karel de Stoute |
Beeld (ruiter) |
|
11. |
1958 |
Sietro Consagra |
Gesprek met de tijd |
Object (kunst-) |
|
12. |
1958 |
Fritz Koenig |
Camargue VII |
Object (kunst-) |
|
13. |
1958 |
Aristide Maillol |
Rosita |
Kop (beeld) |
|
In 1958 wordt op een veiling een werk van Vincent Van Gogh Aardappelrooiende boerin gekocht. Het is een zeer representatief werk voor de Hollandse periode. Van Walter Vaes, een van de meest representatieve Antwerpse schilders, werd bij de twee eerder gekochte schilderijen een derde, Krab, toegevoegd.
Van een pleister van Henri Bouchard, Ruiterstandbeeld van Karel de Stoute wordt een brons gegoten. Het is een bijzonder interessant werk dat voor het museum een aanwinst zou vormen. Hetzelfde geldt voor een beeld van Aristide Maillol. Een eerste exemplaar van zijn buste Rosita is voor het museum. Het gaat om een karakteristiek werk van Maillol. Fritz Koenig biedt een beeld aan. Het gaat om een bijzonder markant beeld van de beeldhouwer.
Voor het inrichten van een representatieve zaal avant-gardistisch verwerft het museum van Sietro Consagra Conversation avec le temps. Een belangrijk werk van Rik Wouters, Open venster te Bosvoorde wordt gekocht.
Tabel 2.4.12 Aankopen 1959
|
Jaar |
Kunstenaar |
Titel |
Kunstwerk |
Stroming |
1. |
1959 |
Karel Appel |
Vliegende man |
Schilderij |
Cobra |
2. |
1959 |
Jean Brusselmans |
Vaas met bloemen |
Schilderij |
Expressionisme |
3. |
1959 |
Roger Dudant |
Landschap |
Schilderij |
|
4. |
1959 |
Albert Kinert |
Hemel |
Schilderij |
Expressionisme |
5. |
1959 |
Jacques Maes |
Landschap |
Schilderij |
Animisme |
6. |
1959 |
Constant Permeke |
Marina |
Schilderij |
Expressionisme |
7. |
1959 |
Zlatko Prica |
Witte pomona |
Schilderij |
Abstract |
8. |
1959 |
Gust De Smet |
Stilleven |
Schilderij |
Expressionisme |
9. |
1959 |
Brabants meester |
Christus en Simon van Cyrene |
Beeld |
|
10. |
1959 |
George Ehrlich |
Meisjes op het strand |
Beeld (mensen) |
|
11. |
1959 |
Angenore Fabbri |
Dans met de steltloper |
Beeld (mensen) |
|
12. |
1959 |
Clemens Pasch |
Vriendinnen |
Beeld (mensen) |
|
13. |
1959 |
Henri Puvrez |
Staand naakt |
Beeld |
|
14. |
1959 |
Kosta Radovani |
Zittende vrouw |
Beeld |
|
15. |
1959 |
Lode Vleeshouwers |
Jong meisje |
Beeld |
|
L’Homme volant van Karel Appel wordt gekocht. Het is de eerste aankoop van na de oorlog op de voorgrond getreden schilder uit de Cobra groep. Bloemenstuk van Brusselmans wordt aangeboden. Het gaat om een karakteristiek werk van de kunstenaar. Marine van Constant Permeke wordt in 1959 te koop aangeboden. Vanbeselaere wijst erop dat het museum geen vroeg werk in het bezit heeft.
Drie beelden die tentoongesteld zijn in Middelheim worden gekocht. Het gaat om werk van Georg Ehrlich Meisje aan het strand, Clemens Pasch Vriendinnen, en Angelore Fabbri Dans met steltloper waarvan het museum tot dan toe nog geen werk van had.
Tabel 2.4.13 Aankopen 1960
|
Jaar |
Kunstenaar |
Titel |
Kunstwerk |
Stroming |
1. |
1960 |
Emiel Creado |
Hunne Hoogheden |
Schilderij |
Expressionisme |
2. |
1960 |
George Cretens |
Jong meisje |
Schilderij |
|
3. |
1960 |
Hélène Riedel |
Gouden avond |
Schilderij |
Abstract |
4. |
1960 |
Paul Maas |
A Nice |
Schilderij |
Expressionisme |
Tabel 2.4.14 Aankopen 1961
|
Jaar |
Kunstenaar |
Titel |
Kunstwerk |
Stroming |
1. |
1961 |
Henri de Braekeleer |
De molen van het kiel |
Schilderij |
Realisme |
2. |
1961 |
Gustave Camus |
Locquemeau |
Schilderij |
Animisme |
3. |
1961 |
Louis Dubois |
De boomgaard |
Schilderij |
Realisme |
4. |
1961 |
Albert van Dyck |
Oude baan te Schilde |
Schilderij |
Animisme |
5. |
1961 |
Albert van Dyck |
Frieda |
Schilderij |
Animisme |
6. |
1961 |
Jozef Peeters |
Compositie |
Schilderij |
Abstract |
7. |
1961 |
Constant Permeke |
Marine |
Schilderij |
Expressionisme |
8. |
1961 |
Constant Permeke |
Groot blond naakt |
Schilderij |
Expressionisme |
9. |
1961 |
Dis van Raemdonck |
De rede te Antwerpen |
Schilderij |
Lyrisch realisme |
10. |
1961 |
Ramah |
Portret van P.G. Van Hecke |
Schilderij |
Constructief kubisme |
11. |
1961 |
Hendrik Schaefels |
Zeegevecht |
Schilderij |
|
12. |
1961 |
Maurice Schelck |
Hoeve |
Schilderij |
Abstract |
13. |
1961 |
Gust De Smet |
Zondag |
Schilderij |
Expressionisme |
14. |
1961 |
Arthur Dupon |
Baron I. Opsomer |
Portret (beeld) |
|
15. |
1961 |
Arthur Dupon |
Buste van C. Huysmans |
Buste (beeld) |
|
16. |
1961 |
Piet Killaers |
Steiger |
Object (kunst-) |
|
17. |
1961 |
Christino Mallo |
Picador |
Beeld (ruiter) |
|
18. |
1961 |
Lorenzo Pepe |
Muilezelin |
Beeld (dieren) |
|
19. |
1961 |
Gustav Seitz |
Berthold Brecht |
Portret (beeld) |
|
20. |
1961 |
Francesco Somaini |
Grote gewonde |
Object (kunst-) |
|
Van Dis van Raemsdonck wordt in 1961 Rede te Antwerpen aangekocht. Men is van mening dat deze schilder waarvan nog geen werk door het museum werd aangekocht in het museum vertegenwoordigd mag worden. Na de retrospectieve tentoonstelling van Jozef Peeters wordt Compositie gekocht. Hij speelde een vooraanstaande rol in de doorbraak van de abstracte kunst in België. Zijn werk wordt een belangrijke historische getuigenis geacht. Ook worden er aankopen gedaan na een retrospectieve tentoonstelling van Gust De Smet. Hij is een belangrijke figuur in het Vlaams expressionisme en is nog onvoldoende vertegenwoordigd.[39]
Voor wat betreft de verzameling oude meesters verwerft het museum in 1962 Stilleven van Abraham van Beyeren. Deze kunstenaar is een van de weelderigste stillevenschilders van de Hollandse Gouden Eeuw en het werk wordt dan ook als een verrijking van de verzameling gezien.
Tabel 2.4.15 Aankopen 1962
|
Jaar |
Kunstenaar |
Titel |
Kunstwerk |
Stroming |
1. |
1962 |
Henri de Braekeleer |
Lezende vrouw |
Schilderij |
Realisme |
2. |
1962 |
Marthe Donas |
Stilleven |
Schilderij |
Abstract |
3. |
1962 |
Charles Mertens |
De kajuit |
Schilderij |
Realisme |
4. |
1962 |
Charles Mertens |
De rode herberg |
Schilderij |
Realisme |
5. |
1962 |
Jan Stobbaerts |
Veemarkt te Antwerpen |
Schilderij |
Impressionisme |
6. |
1962 |
Edgard Wiethase |
Terugkeer in het paddock |
Schilderij |
|
7. |
1962 |
Gustave Van de Woestyne |
Portret van Adrienne |
Schilderij |
Symbolisme |
8. |
1962 |
Abraham van Beyeren |
Stilleven |
Schilderij |
17de eeuw |
9. |
1962 |
Jacob Grief |
Stilleven |
Schilderij |
17de eeuw |
10. |
1962 |
Georges Grard |
Eddy |
Beeld (mensen) |
|
11. |
1962 |
Georges Grard |
Het water |
Beeld (mensen) |
|
12. |
1962 |
Georges Grard |
De aarde |
Beeld (mensen) |
|
Tabel 2.4.16 Aankopen 1963
|
Jaar |
Kunstenaar |
Titel |
Kunstwerk |
Stroming |
1. |
1963 |
Frist Van den Berghe |
Het stenen tijdperk |
Schilderij |
Expressionisme |
2. |
1963 |
Frits Van den Berghe |
De dochters van het vuur |
Schilderij |
Expressionisme |
3. |
1963 |
Jean Brusselmans |
Payottenland |
Schilderij |
Expressionisme |
4. |
1963 |
Jean Brusselmans |
Noordzee |
Schilderij |
Expressionisme |
5. |
1963 |
Jean Brusselmans |
Lente |
Schilderij |
Expressionisme |
6. |
1963 |
Hippolyte Daeye |
Baadster |
Schilderij |
Expressionisme |
7. |
1963 |
Hippolyte Daeye |
Naakt kind |
Schilderij |
Expressionisme |
8. |
1963 |
James Ensor |
De badkoets |
Schilderij |
Symbolisme |
9. |
1963 |
Louis van Lint |
Witte lente |
Schilderij |
Lyrisch abstract |
10. |
1963 |
Luc Peire |
Zaragoza |
Schilderij |
Geometrisch abstract. |
11. |
1963 |
Constant Permeke |
De man met de vest |
Schilderij |
Expressionisme |
12. |
1963 |
Constant Permeke |
Het gebakskraam |
Schilderij |
Expressionisme |
13. |
1963 |
Gust De Smet |
Meisje met boeket |
Schilderij |
Expressionisme |
14. |
1963 |
Gust De Smet |
Witte hemd op zwarte achtergrond |
Schilderij |
Expressionisme |
15. |
1963 |
Edgard Tytgat |
Het model |
Schilderij |
Expressionisme |
16. |
1963 |
Meester van Nederrijn |
St. Rochus |
Schilderij |
|
17. |
1963 |
Charles Leplae |
Staand meisje |
Beeld (mensen) |
|
18. |
1963 |
Mark Macken |
Regen |
Beeld |
|
19. |
1963 |
Clemens Pasch |
Zittend meisje |
Beeld (mensen) |
|
20. |
1963 |
Arnoldo Pomodoro |
Omaggio al cosmonauto |
Object (kunst-) |
|
Voor de verzameling moderne meesters stelt Vanbeselaere de aankoop voor van het schilderij Gebakskraam van Constant Permeke. Het is een van de belangrijkste werken uit de vroeg expressionistische periode van Permeke die in het museum nog niet vertegenwoordigd is. In 1963 komen er nog twee werken vrij van Gust De Smet die beiden figureerden op de retrospectieve tentoonstelling van een jaar geleden: Meisje met boeket en Witte hemd op zwarte achtergrond. De Commissie acht de werken van belang voor de verzameling van het museum.
Vanbeselaere stelt dat jaar aan de commissie voor, met het oog op het verrijken van de verzameling moderne kunst, dat leden van de commissie een bezoek zouden kunnen brengen aan ateliers van kunstenaars waarvan het werk door alle commissieleden waardevol wordt geacht, hetzij beeldhouwers of schilders en die door de kwaliteit van hun werk in aanmerking moeten komen om in het museum vertegenwoordigd te worden.
Tabel 2.4.17 Aankopen 1964
|
Jaar |
Kunstenaar |
Titel |
Kunstwerk |
Stroming |
1. |
1964 |
Henri de Braekeleer |
De Tenierplaats te Antwerpen |
Schilderij |
Realisme |
2. |
1964 |
Theo van Rijsselberghe |
Portret van Madame C. Meunier |
Schilderij |
Neo- Impressionisme |
3. |
1964 |
Pieter van Halen |
Het bad van Diana |
Schilderij |
17de eeuw |
4. |
1964 |
Jan Dries |
Ademend leven |
Object (kunst-) |
|
5. |
1964 |
Georges Grard |
De smeekbede |
Beeld (mensen) |
|
Het museum voert sinds enkele jaren een besparingspolitiek met in het vooruitzicht eventueel belangrijke aankopen voor de verrijking van de verzameling. Zo werd bijvoorbeeld in 1964 na een bezoek aan het Paleis voor Schone Kunsten te Brussel De Teniersplaats van Henri De Braekeleer te koop aangeboden. Het werk neemt in het oeuvre van De Braekeleer een uitzonderlijke plaats in, niet alleen omwille van het stadsbeeld dat uniek is maar tevens omwille van zijn louter poëtische hoedanigheden.[40]
In 1964 wordt ook een werk van Peter van Halen, Diana en haar nimfen, aangeboden. De commissie acht de aankoop gewenst gezien de hoedanigheid van het werk en het feit dat van deze Antwerpse meester met geen enkel werk voorkomt in openbare verzamelingen.
Tabel 2.4.18 Aankopen 1965
|
Jaar |
Kunstenaar |
Titel |
Kunstwerk |
Stroming |
1. |
1965 |
Lucebert |
Kluizenaar |
Schilderij |
Cobra |
2. |
1965 |
Jacob Smits |
In de loopgraven |
Schilderij |
Symbolisme |
3. |
1965 |
Paul Bril |
De roof van Ganymedes |
Schilderij |
16de / 17de eeuw |
4. |
1965 |
Roelant Saverij |
Het aardse paradijs |
Schilderij |
16de /17de eeuw |
5. |
1965 |
Onbekend meester |
Kruisiging |
Schilderij |
16de eeuw |
6. |
1965 |
Giacomo Benevelli |
Aggregaat in wording |
Object (kunst-) |
|
7. |
1965 |
Floriano Bodini |
De vermoorde |
Beeld (mensen) |
|
8. |
1965 |
Eugene Seiz |
Vrouwenfiguur |
Beeld (mensen) |
|
9. |
1965 |
Pol Spilliaert |
De zwarte bloem van Java |
Object (kunst-) |
|
10. |
1965 |
Luc Verlee |
Ever |
Beeld (dieren) |
|
Tabel 2.4.19 Aankopen 1966
|
Jaar |
Kunstenaar |
Titel |
Kunstwerk |
Stroming |
1. |
1966 |
Frits Van den Berghe |
Afstanden |
Schilderij |
Expressionisme |
2. |
1966 |
Valerius de Saedeleer |
Boomgaard in de winter |
Schilderij |
Symbolisme |
3. |
1966 |
Albert Servaes |
Winterlandschap |
Schilderij |
Expressionisme |
4. |
1966 |
Gust de Smet |
Hoeve |
Schilderij |
Expressionisme |
5. |
1966 |
Armand Vanderlick |
Stilleven met fles |
Schilderij |
Animisme |
6. |
1966 |
Goosens van der Weyden |
Triptiek van Abt Antonius |
Schilderij |
16de eeuw |
7. |
1966 |
Georges Grard |
De Afrikaanse |
Beeld(mensen) |
|
8. |
1966 |
Charles Leplae |
Liggend naakt |
Beeld (mensen) |
|
9. |
1966 |
Ernest Wijnants |
Jong meisje |
Beeld (mensen) |
|
Op de veiling van Campo in 1966 werd Winterlandschap van Albert Servaes gekocht en van Ernest Wijnants een beeld. De eerste heeft belang vanwege zijn vroege datum en al volkomen expressionistisch is door de fractuur. De tweede is een van de gevoeligste werken van de kunstenaar.
Het schilderij Boomgaard in de winter van Valerius De Saedeleer wordt aangeboden. Het schilderij is van goede kwaliteit en dateert uit de beste periode van de schilder en vormt een verrijking van het ensemble.
Tabel 2.4.20 Aankopen 1967
|
Jaar |
Kunstenaar |
Titel |
Kunstwerk |
Stroming |
1. |
1967 |
René Guiette |
Hemel |
Schilderij |
|
2. |
1967 |
René Guiette |
Essentie |
Schilderij |
|
3. |
1967 |
Louis De Maeyer |
De noodkreet |
Schilderij |
|
4. |
1967 |
Rudolf Meerbergen |
De stille machine |
Schilderij |
|
5. |
1967 |
Auguste Oleffe |
Golfbreker te Nieuwpoort |
Schilderij |
Fauvisme |
6. |
1967 |
Gust De Smet |
Kermis op de Vrijdagmarkt in Gent |
Schilderij |
Expressionisme |
7. |
1967 |
Meester van de 17de eeuw |
Portret van Cornelius Nutius |
Schilderij |
17de eeuw |
8. |
1967 |
Vic Gentils |
Zonexplosie |
Object (kunst-) |
|
9. |
1967 |
Charles De Rouck |
Waterplant |
Object (kunst-) |
|
10. |
1967 |
Erzsebet Schaar |
Deur |
Object (kunst-) |
|
Tabel 2.4.21 Aankopen 1968
|
Jaar |
Kunstenaar |
Titel |
Kunstwerk |
Stroming |
1. |
1968 |
Pierre Alechinsky |
De laatste dag |
Schilderij |
Cobra |
2. |
1968 |
Engelbert van Anderlecht |
Dode rede |
Schilderij |
Lyrisch abstract |
3. |
1968 |
Gaston Bertrand |
Florence III |
Schilderij |
Abstract |
4. |
1968 |
Jan Burssens |
In elkaar |
Schilderij |
Abstract |
5. |
1968 |
Jo Delahaut |
Kleur-Vorm |
Schilderij |
Geo abstract |
6. |
1968 |
Louis van Lint |
Duizendjarige aanwezigheid |
Schilderij |
Lyrisch abstract |
7. |
1968 |
Marc Mendelson |
Een bladzijde op wit geschreven |
Schilderij |
Lyrisch abstract |
8. |
1968 |
Antoine Mortier |
Het derde paar |
Schilderij |
Lyrisch abstract |
9. |
1968 |
Luc Peire |
Vertigo |
Schilderij |
Geometrisch abstract |
10. |
1968 |
Victor Servranckx |
Het domein van het water |
Schilderij |
Abstract |
11. |
1968 |
Dan van Severen |
Compositie met kruis |
Schilderij |
Geometrisch abstract |
12. |
1968 |
Jacob Smits |
Hooiwagen |
Schilderij |
Symbolisme |
13. |
1968 |
Guy Vandenbranden |
Compositie |
Schilderij |
Geometrisch abstract |
14. |
1968 |
Serge Vandercam |
Zelfportret |
Schilderij |
|
15. |
1968 |
Jef Verheyen |
Variatie |
Schilderij |
Zero |
16. |
1968 |
Pierre Vlerick |
Wandel Pjeeroo |
Schilderij |
|
17. |
1968 |
Roel D’Haese |
Song of evil |
Beeld (ruiter) |
|
18. |
1968 |
Paul Van Hoeydonck |
Spaceman |
Object (kunst-) |
Zero |
Na het atelierbezoek aan Vic Gentils trok Zonexplosie de aandacht. Het museum moet nodig aandacht gaan besteden aan het werk van hedendaagse kunstenaars die ook in beeldhouwkunst een geheel nieuwe en met geen enkel ander vergelijkbare opvatting zijn toegedaan. Gentils is de beste beeldhouwer uit de naoorlogse generatie.[41]
René Guiette stuurt na zijn retrospectieve tentoonstelling in 1967 drie werken naar het museum. Het museum heeft nog maar twee werken van deze kunstennaar. De getoonde werken zijn representatief voor de jongste periode van de schilder.
Van 18 februari tot 12 mei 1968 kon men in het Koninklijk Museum voor Schone Kunsten naar de tentoonstelling ‘Kontrasten 1947-67’. Dit was een overzichtstentoonstelling van de meest belangrijke nieuwe kunstenaars die in de loop van de laatste twintig jaar op het gebied van de schilderkunst naam gemaakt hadden, waaronder veel abstracten.
Het doel van de tentoonstelling was een beeld te geven van de artistieke en historische waarde van de naoorlogse generatie en de aankoop van werken te vergemakkelijken. “Behalve twee zeer belangrijke stukken, het brons The song of evil van Roel d´Haese en De laatste dag van Pierre Alechinsky die u al werden voorgelegd, werd besloten u de volgende reeks van aankopen ter goedkeuring in te dienen: Gaston Bertrand, Florence III. Eén van de eerste abstrakten. Van hem bezit het museum slechts één doek. Door dit tweede werk zou hij op behoorlijke wijze in het museum vertegenwoordigd zijn. Jan Burssens, In elkaar. Het museum heeft nog geen werk van hem en het is wenselijk dat dit wel het geval zou zijn. Jo Delahaut, Kleur-Vorm. Van deze zeer strenge en consequente geometrisch-abstracte schilder bezit het museum geen enkel werk. Marc Mendelson, Een bladzijde op wit geschreven. Het museum bezit één vroeg werk. De aankoop van een tweede werk is daarom volkomen gewettigd. Antoine Mortier, Het derde paar. Met Bertrand en Van Lint de voornaamste van de eerste golf van de abstracten. Tot op heden werd nog geen werk van hem gekocht. Luc Peire, Vertigo, Het museum bezit twee werken van deze kunstenaar. Dit werk illustreert de logica van zijn ontwikkeling. Engelbert van Anderlecht, Dode rede. Deze kunstenaar is tot op heden nog niet in het museum vertegenwoordigd. Guy Vandenbranden, Compositie. Het is wenselijk het geometrisch-abstracte werk in het museum vertegenwoordigd te zien. Serge Vandercam, Zelfportret, Er is tot op heden nog geen werk van de kunstenaar aanwezig. Zijn zelfportret zou een aanwinst betekenen voor de verzameling van het museum. Paul Van Hoeydonck, Spaceman. Tot op heden is er in het museum geen werk van hem aanwezig. Zijn aanwezigheid is voor een goed overzicht van de naoorlogse stroming onmisbaar. Pierre Vlerick, Wandel Pjeeroo. Momenteel is hij een van de opvallendste schilders. In een overzicht mag hij niet ontbreken.[42]
Tijdens de zitting van 4 november 1968 wordt de vraag gesteld of de aankooppolitiek aan het toeval overgelaten moet worden (d.m.v. veilingen) of dat de aankopen moeten worden geleid door een van tevoren bepaald plan dat binnen de grenzen van budgettaire mogelijkheden valt. In het laatste geval zou het gaan om het aanvullen van bestaande lacunes evenals het systematisch prospecteren van de hedendaagse kunst op nationaal en internationaal vlak. Vanbeselaere antwoordt dat de nadruk moet blijven liggen op de nationale productie.[43]
Tabel 2.4.21 Aankopen 1969
|
Jaar |
Kunstenaar |
Titel |
Kunstwerk |
Stroming |
1. |
1969 |
Serge Largot |
Compositie nr 37 |
Schilderij |
Abstract |
2. |
1969 |
Roger Somville |
Tragisch figuur |
Schilderij |
|
3. |
1969 |
Jean-Paul Laenen |
Transition |
Object (kunst-) |
|
4. |
1969 |
Julio Le Parc |
Cercle en contorsion sur trame |
Kinetisch |
Zero |
5. |
1969 |
Venancio Blanco |
Ekster |
Beeld (dieren) |
|
Tabel 2.4.22 Aankopen 1970
|
Jaar |
Kunstenaar |
Titel |
Kunstwerk |
Stroming |
1. |
1970 |
Prosper De Troyer |
De kruisdrager |
Schilderij |
Expressionisme |
2. |
1970 |
Jan Cox |
Twee heksen |
Schilderij |
Cobra |
3. |
1970 |
Henri Evenepoel |
Mijn zieke grootvader |
Schilderij |
Impressionisme |
4. |
1970 |
Robert Geenens |
De ontmoeting |
Schilderij |
Surrealisme |
5. |
1970 |
Maurice Van Saene |
Marine |
Schilderij |
Abstract |
6. |
1970 |
Henri Wolvens |
Boerentram |
Schilderij |
Animisme |
7. |
1970 |
Willy Anthoons |
Immanent teken |
Objetc (kunst-) |
|
8. |
1970 |
Rik Poot |
Zittende sphinx |
Beeld (mensen) |
|
9. |
1970 |
Pierre Caille |
Roi Narquis |
Object (kunst-) |
|
Tabel 2.4.23 Aankopen 1971
|
Jaar |
Kunstenaar |
Titel |
Kunstwerk |
Stroming |
1. |
1971 |
Lode Jacobs |
Quaedam |
|
Abstract |
2. |
1971 |
Carlo De Roover |
Amenophis |
|
|
3. |
1971 |
André Bogaert |
Reliëfcompositie in vilt |
Object (kunst-) |
|
4. |
1971 |
Henri Puvrez |
Portret van Hippolyte Daeye |
Portret (beeld-) |
|
5. |
1971 |
Günther Uecker |
Spiraal |
Object (kunst-) |
Zero |
6. |
1971 |
Luc Verlee |
Ontmoeting |
Object (kunst-) |
|
In 1971 volgt de aankoop van het beeld in terracotta van Portret van Hippolyte Daeye door Henri Puvrez. Het museum bezit al een portret van Daeye in brons maar dit beeld is beter van kwaliteit en behoort tot de best geslaagde portretten gebeeldhouwd door Puvrez. Van Prosper De Troyer wordt De kruisdrager verworven voor het museum. Het is een van de meest representatieve werken van deze expressionist.
Na de tentoonstelling ‘Magisch realisme in Nederland’ koopt het museum drie werken. Van de Nederlandse kunstenaar Pyke Koch koopt het museum het schilderij Het uur u. “Het is een laat werk van de meest poëtische van de drie Hollandse realisten. De indringende intensiteit van de innerlijke veelstemmigheid waarmee sfeer, licht, kleur en figuratie beladen is […] verheft elk werk van deze meester tot een unieke en onvervangbare kunstdaad.”[44] Van de hand van Raoul Hynckes, is het schilderij Stilleven met veer. “Een uitmuntend stilleven uit de laatste tijd van deze Hollandse magisch realist”.[45] Een werk van de schilder Carel Willink, Landschap met omgevallen beeld, behoort ook tot de aankopen uit de tentoonstelling.
Tabel 2.4.24 Aankopen 1972
|
Jaar |
Kunstenaar |
Titel |
Kunstwerk |
Stroming |
1. |
1972 |
Pyke Koch |
Het uur u |
Schilderij |
Magisch realisme |
2. |
1972 |
Raoul Hynckes |
Stilleven met veer |
Schilderij |
Magisch realisme |
3. |
1972 |
Carel Willink |
Landschap met omgevallen beeld |
Schilderij |
Magisch realisme |
4. |
1972 |
Djardje Sijakovic |
De troubadour van Ohrid |
Schilderij |
|
5. |
1972 |
Roel D’Haese |
Curtain call |
Beeld (groeps-) |
|
6. |
1972 |
Roel D’Haese |
Geste professionel |
Beeld(sculptuur-) |
|
7. |
1972 |
Roel D’Haese |
Sur les ramblas |
Beeld (groeps-) |
|
Na de tentoonstelling van Reinhoud D’Haese in 1972 wordt aan de aankoop van enkele beelden gedacht. Twee groepsbeelden en een afzonderlijk beeld worden uiteindelijk aan de verzameling beeldhouwkunst toegevoegd. Curtain call, Sur les ramblas en Geste professionnel kunnen samen als een ensemble gezien worden dat representatief is voor de kunst van D’Haese.
In paragraaf 2.5 worden het aankoopbeleid van Walther Vanbeselaere geanalyaseerd en wordt gekeken of de aankopen in een bepaalde kunsthistorische context geplaatst kunnen worden.
2.5 Evaluatie
In de periode dat Vanbeselaere hoofdconservator was van het Koninklijk Museum voor Schone Kunsten heeft hij in zijn aankopen de nadruk gelegd op Belgische kunstenaars van wie het werk internationaal inhoudelijk georiënteerd is maar nog niet als zodanig is erkend. De laatste jaren trad een duidelijke kentering in en de hedendaagse kunst werd ‘toegelaten’ in het museum. Toch werd dan nadrukkelijk gesteld dat het ging om ‘informatieve tentoonstellingen’ dus dat de museumleiding er niet achter stond.[46] Het accent dient te liggen op de kwaliteit, niet op de actualiteit. Dit standpunt plaatste Antwerpen buiten het hedendaagse kunstgebeuren in een periode waarin de abstracte kunst haar tweede bloei beleefde om gevolgd te worden door de doorbraak van de Amerikaanse kunst met pop art, minimal art en conceptuele kunst, experimentele bewegingen waarvoor het museum op beslissend moment gesloten bleef. En ook belangrijke Europese stromingen als Zero uit de jaren zestig ontbreken volledig in zijn aankopen.
De Europese kunststromingen van de jaren vijftig zijn in zijn aankopen echter wel mondjesmaat aan bod gekomen. L’Art Informel wordt vertegenwoordigd door Hans Hartung met twee werken. De Materie schilderkunst komt aan bod met een werk van de Nederlandse Vlaming Bram Bogaert. Cobra is in de museumverzameling opgenomen met werken van Alechinsky, Cox en Appel. Het grootste gedeelte van deze aanwinsten abstracte werken is lyrisch abstract van stijl en sluit daarmee aan bij de tweede bloei die de abstracte kunst beleefde. Maar het typische Amerikaans Abstract Expressionisme ontbreekt wel weer in de museumverzameling. De hoofdconservator hield het erbij dat zijn museum door de aard van zijn collectie hoofdzakelijk georiënteerd moest blijven op het verleden. In Vanbeselaere kan daarom moeilijk een baanbreker gezien worden die de moderne en hedendaagse kunststromingen op de voet volgde. Wat betreft de verzameling moderne meesters, was het de zorg van zowel de commissie als van mijzelf, vooral, maar niet uitsluitend, onze verzamelingen ‘nationale schilderkunst’ zoveel mogelijk te verrijken en dat is ons in zekere mate gelukt.”[47]
Wat betreft de verzameling oude meesters kon en kan slechts bij uitzondering een belangrijk stuk aan de verzameling van dit museum toegevoegd worden. Daartoe beschikken we immers niet over de noodzakelijke fondsen. Want als er al eens een werk van grote esthetische waarde op de markt kwam dan stegen de prijzen zo onthutsend hoog dat geen enkel Belgisch museum bij gebrek aan aankoopbudget, concurrerend kon optreden.”[48] “Voor de oude meesters was het belangrijk goed te conserveren en ze behoorlijk tentoon te stellen.
Het aankoopbeleid van Vanbeselaere was gedurende zijn hoofdconservatorschap gericht op de volgende speerpunten; het nationale karakter van de museumverzameling behouden en door geselecteerde aankopen de collectie verrijken. De collecties van de topfiguren Ensor, De Braekeleer, Smits en Permeke werden aangevuld. Het verwerven van werk van andere Vlaamse expressionisten, Belgische surrealisten en animisten en aandacht voor de eigentijdse richtingen, namelijk (lyrische) abstractie en concrete kunst.
De internationale biënnales van Middelheim hebben ertoe geleid dat het Koninklijk Museum voor Schone Kunsten in de jaren vijftig en zestig enkele beelden heeft kunnen aankopen van belangrijke vernieuwers in de beeldhouwkunst. In het verwerven van de beelden voor de museumverzameling was Vanbesealere meer internationaal georienteerd.
De onderstaande figuren visualiseren het aankoopbeleid van Walther Vanbeselaere. Hierbij worden de Oude meesters en Moderne meesters voor wat betreft de verzameling beelden en schilderijen met elkaar vergeleken. Ook wordt er gekeken naar de verhouding Vlaamse meesters en Internationale meesters in zijn aankopen.
Figuur 2 Verhouding Oude meesters-Moderne meesters 1948-1972
Voor Vanbeselaere was het voor wat betreft de verzameling oude meesters belangrijk deze goed te conserveren en ze behoorlijk tentoon te stellen. Wanneer er eens een schilderij op de markt kwam stegen de prijzen zo hoog dat geen enkel Belgisch museum concurrerend kon optreden. Voor de verzameling moderne kunst was het belangrijk deze zoveel mogelijk te verrijken.
Figuur 3 Verhouding Oude meesters-Moderne me