Van Vanbeselaere tot Huvenne. Het aankoopbeleid van het Koninklijk Museum voor Schone Kunsten Antwerpen. (Myrthe Wienese) |
home | lijst scripties | inhoud | vorige | volgende |
1.1 Onderzoeksonderwerp
Het Koninklijk Museum voor Schone Kunsten te Antwerpen (KMSKA)herbergt een mooie collectie beeldende kunst, overwegend schilderijen maar ook tekeningen en sculpturen. Het is gevestigd in een prachtig negentiende- eeuws museumgebouw, midden in de wijk het Zuid.
Rond het midden van de vijftiende eeuw verenigden schilders zich in een afzonderlijk gilde te Antwerpen met Sint Lucas als patroonheilige. De schilders hadden een eigen vergaderruimte en feestzaal, de schilderskamer, die gedecoreerd werd met werken die geschonken werden door de leden van het gilde. In feite ligt hier de basis van de kern van de collectie van het museum. Uit het gilde groeide in 1663 de Academie.[1] Het stadsbestuur van Antwerpen liet in de Handelsbeurs een gedeelte vrijmaken zodat de academie die kon gebruiken als leslokaal en er ook een kunstkamer kon inrichten.
Onder het Franse bewind (1794-1815) werden talrijke kunstwerken uit de schilderskamer door de revolutionairen in beslag genomen en samengebracht in depots of verzonden naar Parijs. Bij hun terugkeer in 1815 kwam een deel terecht in het museum van de Academie dat later het Koninklijk Museum voor Schone Kunsten zou worden. In het begin van de negentiende eeuw kreeg de Antwerpse Academie het statuut van Koninklijke Academie voor Beeldende Kunst. In 1852 werd op initiatief van de Academie het ‘Museum van de academiekers’ opgericht.[2] Vooraanstaande kunstenaars uit binnen- en buitenland werden geacht een kunstwerk te maken voor de het museum. Later besloot de Academie ook schilderijen, beelden en tekeningen te kopen. De aankopen gebeurden met toelage van de stad en de staat. In de loop van de jaren werd het statuut van het museum aangepast. Volgens een koninklijk besluit werd het in 1895 onafhankelijk van de Academie. In 1928 werd het museum een instelling van de staat wat inhield dat zij het personeel benoemde en betaalde. Pas in 1931 verwierf het museum rechtspersoonlijkheid.[3]
De kern van de museumcollectie met overwegend laat- zestiende en zeventiende- eeuwse werken werd al in 1840 aangevuld met het legaat van ridder Florent van Ertborn, burgermeester van Antwerpen onder koning Willem I.[4] Hij had een voorliefde voor primitieven en quattrocento meesters. Dankzij dit legaat deden kunstenaars als Van Eyck, Van der Weyden, Memling, maar ook Simone Martini en Jean Fouquet zijn intrede in het museum. Daarmee was de basis voor de collectie oude meesters gelegd. In de loop van de jaren werd deze verzameling uitgebreid met andere legaten, schenkingen en aankopen.
Het KMSKA inspireerde in de negentiende- eeuw als museum talloze kunstenaars. Inmiddels beleefde Antwerpen een economische heropbloei. Die welvaart stimuleerde de artistieke activiteit en de academie ging in Europa een belangrijke rol spelen; leerlingen en meesters van de academie schonken werk aan het museum. De collectie
negentiende meesters oversteeg uiteindelijk de meesters van de vorige eeuwen. Aan het eind van de negentiende- eeuw begonnen jonge kunstenaars tegen het academisme van hun voorgangers te reageren. Zij legden de basis voor het modernisme. Dankzij schenkingen bezit het museum de grootste Ensor- collectie en heeft het de grootste verzameling werken van Rik Wouters. Voor de verzameling negentiende- en twintigste eeuwse kunst heeft het museum ook veel te danken aan de schenkingen van Kunst van Heden. Deze vereniging wilde tentoonstellingen organiseren en het museum verrijken met moderne schilderkunst. Langzamerhand vormde zich een interessante collectie moderne kunst met schilderijen van Vlaamse impressionisten, symbolisten, surrealisten, expressionisten, animisten en abstracten (o.a. Gustave van de Woestyne, Jakob Smits, Constant Permeke, Jean Brusselmans, René Margritte) en daaromheen buitenlandse kunstenaars als George Grosz, Marc Chagall en Amedeo Modigliani.
Het onderzoeksonderwerp zal gaan over de museumcollectie van het Koninklijk Museum voor Schone Kunsten Antwerpen.
1.1.2 Positionering binnen de Belgische museumwereld
Het Koninklijk Museum voor Schone Kunsten draagt een bijzondere verantwoordelijkheid als cultuurmotor in het Vlaamse museumlandschap. Het heeft door zijn buitengewone collectie en zijn goed uitgebouwde infrastructuur alles in huis om op het internationale forum een belangrijke rol te spelen. Samen met de collecties van het MSK Gent en het Groeningemuseum Brugge/SMB biedt de collectie van het KMSKA een uniek representatief overzicht van de beeldende kunst van de Zuidelijke Nederlanden van de 14de tot de 20ste eeuw. Elk van de musea heeft een eigen zwaartepunt: het Groeningemuseum is beroemd om haar collectie Vlaamse primitieven, het KMSKA concentreert zich in zijn expertisevorming op de 16de tot en met de 19de eeuw en het MSK Gent doet hetzelfde voor de 19de en 20ste eeuw. De collecties sluiten op elkaar aan . Het KMSKA bundelt vanaf dit jaar dan ook de krachten met deze twee andere grote kunsthistorische musea die Vlaanderen rijk is (de Koepel). Enerzijds om intern beter te functioneren, anderzijds om het museumpubliek en externe partners nog beter te benaderen.
Het grootste museum van België is echter de Koninklijke Musea voor Schone Kunsten van België in Brussel. In het Museum voor Oude Kunst wordt een uitgebreide collectie schilderijen, beelden en tekeningen uit de 15de tot de 18de eeuw bewaard. De verzameling groeide rond een oorspronkelijke kern van kunstwerken die de revolutionairen op het einde van de 18de eeuw in beslag genomen hadden of die afkomstig waren uit de depots van de Franse Staat. Door de jaren heen werd dit oorspronkelijke bestand onophoudelijk aangevuld met aankopen, maar ook met schenkingen en legaten van talloze mecenassen. Het zwaartepunt wordt gevormd door de schilderkunst uit de voormalige Zuidelijke Nederlanden. In het Museum voor Moderne Kunst ziet men het logische vervolg van de artistieke ontwikkeling die begint in het Museum voor Oude Kunst, kortom de 19de en 20ste eeuw. Het Departement voor Moderne Kunst omvat ook het Antoine Wiertz- en het Constantin Meuniermuseum, die helemaal gewijd zijn aan het werk van deze belangrijke 19de-eeuwse Belgische kunstenaars.[5]
1.1.3 Organisatorische en financiële aspecten van het KMSKA
Het KMSKA heeft een complexe juridische structuur. Het is enerzijds een buitendienst van de administratie Cultuur wat impliceert dat personeel of de personeelsfunctie van de instelling behoort tot het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap en dus rechtstreeks door de Vlaamse Gemeenschap worden betaald. Daarnaast kan de instelling zoals andere entiteiten van de administratie beroep doen op de horizontale dienstverlening (personeel, juridisch advies) of het departement. Anderzijds is het KMSKA ook een Dienst Afzonderlijk Beheer (DAB) wat een beperkte flexibiliteit toelaat waardoor het voor bepaalde functies eigen personeel kan werven.[6] Aan het KMSKA zijn twee nevenorganisaties verbonden: Vrienden van het KMSKA (vzw) en de patrimoniumvennootschap Eigen Vermogen.[7] De kunstcollectie van het KMSKA is ondergebracht in de patrimoniumvennootschap Eigen Vermogen. De Vlaamse Gemeenschap is samen met de stad Antwerpen in onverdeeldheid eigenaar van dit patrimonium. De vrienden van het KMSKA heeft fondsen en publiekswerving als belangrijkste opdracht.
Sinds 1997 is het Koninklijk Museum voor Schone Kunsten één van de vijf wetenschappelijke instellingen van de Vlaamse Gemeenschap. De instelling is niet hiërarchisch maar administratief ingedeeld bij de Administratie Cultuur van het departement Welzijn Gezondheid en Cultuur van het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap.
Het museum krijgt een jaarlijkse dotatie, dat wil zeggen een vaste jaarlijkse overheidssubsidie. In 2002 werd de dotatie verminderd van 2,3 miljoen euro naar 2 miljoen euro en steeg over de volgende jaren geleidelijk terug naar 2,3 miljoen euro. Ter vergelijking; toen Vanbeselaere hoofdconservator werd van het Koninklijk Museum voor Schone Kunsten Antwerpen was de begroting voor aankopen vastgesteld op 1.500.000 BF (ca. 40.000 Euro). Twee jaar later was het aankoopbudget verhoogd naar 1.750.000 BF (ca. 45.000 Euro). In 1961 was het aankoopbedrag 2.000.000 BF (ca.50.000 Euro). Vanbeselaere vraagt dan aan de minister of het aankoopbedrag verhoogd kan worden omdat het bedrag niet meer toereikend is om eersterangs werk voor het museum aan te kopen. In 1973 is het aankoopbedrag tijdens het hoofdconservatorschap van Gilberte Gepts al verhoogd tot 3.000.000 BF (ca. 75.000 Euro).
Ter waarborging van een constante werking vraagt het museum voor de periode 2006-2010 een verhoging van 4% ten opzichte van de huidige dotatie. De dotatie stijgt zo van 2,4 miljoen euro in 2006 naar 2,9 miljoen euro in 2010. Door een aantal rechtstreekse tussenkomsten is de steun die het KMSKA ontvangt van de Vlaamse Gemeenschap een significant hoger bedrag dan de dotatie doet vermoeden. De dotatie bedraagt momenteel 2,3 miljoen euro en als men daarbij de rechtstreekse tussenkomsten (geschat op 3,3 miljoen euro en daarmee dus hoger dan de toegekende dotatie) optelt komt de totale steun aan 5,6 miljoen euro.[8]
Het KMSKA streeft ernaar om een Extern Verzelfstandigd Agentschap (EVA) te worden waarbij het de noodzakelijke autonomie zal verwerven om haar taken uit te voeren.
1.2 Projectkader
De verzameling van het KMSKA heeft een bijzonder profiel. Ze bestaat uit twee belangrijke kernen oude kunst die van grote invloed zijn geweest bij het ontstaan van de verzameling negentiende- eeuwse academici en de moderne meesters. De aanwinsten moeten passen in het collectieprofiel dat het KMSKA in het verloop van zijn geschiedenis kreeg. Bij voorkeur moet worden gedacht aan de bestaande lacunes in de verzameling. Het verwervingsbeleid zal in deze thesis nader onderzocht worden. Als toetssteen wordt het verzamelbeleid van de jaren vijftig tot heden in kaart gebracht om na te gaan waarom bepaalde werken werden verworven en om de consistentie van het aankoopbeleid te evalueren.
1.3 Doelstelling
Vanuit het projectkader wordt voor de thesis de volgende doelstelling uitgeschreven;
Het evalueren van het verzamelbeleid van 1948 tot heden van het Koninklijk Museum voor Schone Kunsten in Antwerpen.
1.4 Vraagstelling
Om de doelstelling te bereiken zal voor de thesis de volgende centrale hoofdvraag beantwoord worden;
Welk aankoopbeleid hebben de conservatoren afzonderlijk gevoerd gedurende hun hoofdconservatorschap in het Koninklijk Museum voor Schone Kunsten Antwerpen, te beginnen met Walther Vanbeselaere?
De volgende deelvragen kunnen worden afgeleid van de hoofdvraag. De deelvragen hebben te maken met de samenstelling van de verzameling, de aankopen en de tussenevaluatie.
Samenstelling van de verzameling
Om een goed beeld te krijgen hoe het aankoopbeleid is geweest, is het van belang om te weten hoe de samenstelling van de collectie was op het moment van aantreden als hoofdconservator. De eerste deelvraag zal daarom zijn:
1.Hoe was de samenstelling van de collectie op het moment van aantreden als hoofdconservator?
Aankoopbeleid
Nadat de samenstelling van de collectie bij aantreden als hoofdconservator is bezien, is het van belang te weten welke aankopen zijn gedaan. Op basis van de aankopen kan de ontwikkeling van de verzameling gevolgd worden. Een tweede vraag zal zijn:
2.Welke aankopen zijn er gedaan tijdens het hoofdconservatorschap?
Wanneer het duidelijk is welke aankopen zijn gedaan is het, in het licht van de ontwikkeling van de verzameling, belangrijk te weten waarom bepaalde werken van kunstenaars aangekocht werden. De derde deelvraag zal zijn:
3.Op basis van welke criteria werden werken voor het museum aangekocht?
Evaluatie
Naar aanleiding van de hierboven gestelde deelvragen kan een tussentijdse evaluatie per hoofdconservator gedaan worden. Wanneer alle tussentijdse evaluaties als geheel bekeken worden zal een beeld ontstaan van het aankoopbeleid
van de afgelopen vijftig jaar. Er kan dan vastgesteld worden of de hoofdconservatoren handelden in het belang van de ontwikkeling van de verzameling of dat zij juist inspeelden op de vraag van de markt. De laatste deelvraag zal zijn:
4.Hoe kan het aankoopbeleid van de hoofdconservator geëvalueerd worden?
1.5 Onderzoeksmethode
Om deze vragen te beantwoorden zal hoofdzakelijk het bureauonderzoek als onderzoeksmethodes worden toegepast. De bronnen van informatie richten zich op personen, documenten en literatuur. De personen fungeren in de thesis als informant en als deskundige. De laatste twee hoofdconservatoren kunnen inzicht verschaffen in het aankoopbeleid zoals zij dit ten tijde van hun hoofdconservatorschap voerden. In het kader van het onderzoek worden documenten als beleidsnota’s, jaarverslagen en commissieverslagen geraadpleegd om informatie te verkrijgen over gedane aankopen door het KMSKA. De literatuur zal geraadpleegd worden om informatie te verkrijgen over bepaalde hoofdconservatoren en over ontwikkelingen rondom het KMSKA. Kunsthistorische literatuur zal gebruikt worden om de aankopen in een bepaalde context te kunnen plaatsen. Een andere vorm van het verzamelen van data zal worden gedaan door middel van het houden van interviews met de huidige directeur van het KMSKA en de afgelopen twee hoofdconservatoren.
Om de eerste deelvraag over de samenstelling van de collectie bij aantreden als hoofdconservator te beantwoorden, zal gebruik gemaakt worden van jaarboeken jaarverslagen en bezitscatalogi. Ook de commissieverslagen zullen onderzocht worden.
Om de tweede deelvraag te beantwoorden worden de jaarboeken, jaarverslagen, commissieverslagen en catalogi onderzocht.
Om de derde deelvraag te beantwoorden wordt achtergrondinformatie over de hoofdconservator bestudeerd en zullen interviews gehouden worden met twee voormalige hoofdconservatoren, te weten; mevrouw Lydia Schoonbaert en de heer Leo Wuyts.[9]
Naar aanleiding van de antwoorden kan de vierde deelvraag beantwoord worden. Er is dan een overzicht tot stand gekomen van het aankoopbeleid van de afgelopen vijftig jaar, beginnend bij de heer Vanbesselaere en eindigend bij de huidige directeur, de heer Huvenne.
1.5.1 Onderzoeksontwerp
Het onderzoeksontwerp dat hierboven is beschreven kan als volgt uitgelegd worden. Het onderzoek bestaat uit verschillende fases. Literatuurstudie, data collectie en analyse zullen gedaan worden. Elk van deze fases zal leiden tot een product, te weten: de beschrijving en de evaluatie. Tot het bronnenmateriaal wordt de literatuurstudie en andere vormen van dataverzameling gerekend. Het verzamelde bronnenmateriaal leidt nu tot een beschrijving van het aankoopbeleid. De input voor de analyse komt van het beschrijvende gedeelte. Tenslotte zal deze geëvalueerd worden. Naar aanleiding van de evaluatie kan bekeken worden hoe het aankoopbeleid is uitgevoerd de afgelopen vijftig jaar.
In figuur 1. wordt het onderzoeksontwerp schematisch voorgesteld.
Figuur 1. Schematische voorstelling onderzoeksontwerp.
1.6 Structuur
De structuur van de thesis kan als volgt gezien worden. Hoofdstuk twee zal gaan over het aankoopbeleid gedurende het hoofdconservatorschap van de heer Vanbesselaere (1948-1972). Hoofdstuk drie zal gaan over het beleid dat mevrouw Gepts voerde gedurende haar hoofdconservatorschap bij het KMSKA (1973-1981). Dit hoofdstuk wordt vervolgd met het interim hoofdconservatorschap van de heer Wuyts. Het volgende hoofdstuk zal gaan over het verzamelbeleid tijdens het hoofdconservatorschap van mevrouw Schoonbaert (1985-1995). Dit hoofdstuk wordt vervolgd met het interim hoofdconservatorschap van de heer Erik Vandamme. Het laatste hoofdstuk stelt het aankoopbeleid van de heer Huvenne aan de orde (1997-heden). De conclusie geeft een evaluatie van het aankoopbeleid van de afgelopen vijftig jaar. Hierin wordt onder andere bekeken of het aankoopbeleid erop was gericht lacunes te vullen of dat er meer is aangekocht naar aanleiding van de vraag van de markt.
Het overzicht van de aankopen richt zich enkel op de schilderijen en de beeldhouwwerken die het Koninklijk Museum voor Schone Kunsten Antwerpen heeft verworven. De tekeningen worden buiten beschouwing gelaten omdat de omvang van de thesis anders te groot werd. Elk hoofdstuk begint met een inleiding die de een weergave geeft van de artistieke periode en om de aankopen in een context te kunnen plaatsen. Daarna volgt een paragraaf met
achtergrondinformatie over de desbetreffende hoofdconservator. Vervolgens volgt een beschrijving van de samenstelling van de verzameling op het moment van aantreden als hoofdconservator. Deze paragraaf wordt gevolgd door een beschrijving van de aankopen gedurende het beleid van de hoofdconservator. De aankopen zijn per jaar in een tabel gesorteerd waarbij de eerste aankopen geel zijn gearceerd. De beschrijving van de aankopen wordt aan het eind van elk hoofdstuk geëvalueerd. De evaluaties worden in de conclusie samengevat en geven een eindevaluatie of een hoofdconservator zich heeft ingezet om de lacunes in de verzameling aan te vullen dan wel heeft ingespeeld op de vraag van de markt of om persoonlijke smaak kunstwerken heeft verworven.
2. Walther Vanbeselaere [1948-1972]
2.1 Inleiding
Hoofdstuk 2 behandelt het hoofdconservatorschap ten tijde van Walther Vanbeselaere. Om zijn aankopen in een context te kunnen plaatsen wordt in de volgende paragrafen een overzicht gegeven van de artistieke periode van 1945 tot en met 1970. Hierna volgt een beschrijving van de aankopen. Het hoofdstuk wordt afgesloten met een evaluatie van de aankopen.
2.1.1 Artistieke situatie 1945-1960 internationaal
In de periode 1945-1960 vinden er enkele verschuivingen plaats op het kunstgebied: de Verenigde Staten namen de positie over van Europa en Antwerpen werd onttroond als kunsthoofdstad van Vlaanderen.
Veel Europese kunstenaars waren uit angst voor of onvrede met het nazisme uitgeweken naar Amerika, waardoor het centrum van de kunst was verplaatst van Parijs naar New York. De Parijse kring van kunstenaars die niet naar Amerika waren uitgeweken en in Frankrijk waren gebleven behoorden tot de École de Paris. Tot de echte vernieuwers behoorden zij niet. Vergeleken met wat zich in Amerika aan het ontwikkelen was, bleven de kunstenaars van de École de Paris de traditie trouw. Ook de beeldhouwkunst weigerde volledig met de traditie te breken. Veel kunstenaars werkten nog sterk in de traditie van Rodin, Bourdelle en Maillol en kan daarom weinig revolutionair genoemd worden.[10]
De stroming in de kunst die de geschiedenis in zou gaan als typisch Amerikaans is het Abstract Expressionisme.
Deze term is min of meer een aanduiding voor een algemene tendens in het New Yorkse kunstklimaat van die jaren. Dat kunstklimaat werd bepaald door twee richtingen: het uitbundige van de Action Painting en het beheerste en bezinnende van de Colorfield Painting.
Hoewel er direct na de oorlog in de Europese kunst weinig sprake was van innovatie, ontstond er in de jaren vijftig in Europa meer en meer kritiek op de traditionele schilderkunst. Veel kunstenaars wilden zich bevrijden van de regels die alle spontaniteit in de kiem hadden gedrukt. De vreugde om de herwonnen vrijheid openbaarde zich voornamelijk in de kunst. Voor die ‘andere kunst’ bestaan verschillende aanduidingen. Naast L’Art Informel worden Tachisme, Lyrische Abstractie en Cobra gebruikt voor hetzelfde fenomeen. Een andere term in de Europese schilderkunst van de jaren vijftig is de benaming Materie schilderkunst. Voor al deze bewegingen betekende artistieke vrijheid voor de kunstenaars het hoogste goed.
2.1.2 Artistieke situatie 1960-1970 internationaal
Aan het eind van de jaren vijftig, die voor het grootste deel in het teken van de abstracte kunst staan, duikt het realisme weer op met de kunst van het Franse Nouveau Réalisme. Samen met de tegelijkertijd in de Verenigde Staten en Engeland ontstane Pop Art keert de realiteit weer in de kunst terug. Het was echter niet meer de realiteit van Courbet of de onwaarschijnlijke realiteit van de Magisch Realisten. De ontwikkeling van de massamedia in de jaren vijftig had een jongere generatie kunstenaars een geheel nieuw arsenaal aan beelden gegeven. Het waren beelden van de banale werkelijkheid die de kunstenaars op hun doek schilderden. Het realisme van de Brits- Amerikaanse Pop Art en ook van het Franse Nouveau Réalisme is ook terug te vinden in het Nieuw Realisme en de Nieuwe Figuratie.
Na een overwegend abstracte periode was er in de jaren zestig sprake van een opkomend nieuw kunstklimaat. Een beeldende kunst waarin de afbeelding, het object en de figuratie weer in allerlei gedaanten zou optreden. De term Nieuwe Figuratie wordt in Nederland tegenwoordig alleen nog aangeduid in het werk van de Nederlander Lucassen en de Belgen Raveel en Elias. Het onderwerp van de Nieuwe Figuratie is voor een belangrijk deel de werkelijkheid van onwerkelijke scheppingen, het abstracte leven van realistische voorstellingen. De Nieuwe Figuratie geeft geen probleemloze figuratie maar zij geeft juist aan die problemen gestalte die aan figuratie inherent zijn.[11]
Een tweede belangrijke beweging in de jaren zestig is de Post- Painterly Abstraction. Hoewel de verschillen tussen Pop Art en Post- Painterly Abstraction groot zijn valt er wel een belangrijke overeenkomst aan te wijzen, namelijk het gebruik van harde kleuren en vormen en het zich ontdoen van alle emotie. Post- Painterly zette zich niet alleen af tegen de uitbundigheid van de Action Painting, maar ook tegen de Pop Art door de verwerping van herkenbare populaire beelden. De kunstenaars hadden het schildersgebaar volledig afgezworen en hun schilderkunst bestond uit uiterst eenvoudige composities van monochrome vlakken waaruit elke schilderachtige emotie verdwenen was.
Het verzet van Post-Painterly Abstraction tegen de exuberantie van het Abstract Expressionisme deed zich op vergelijkbare wijze voor in de beeldhouwkunst van de jaren zestig. De Minimal Art kan gezien worden als een ruimtelijke interpretatie van de Post- Painterly ideeën en is min of meer de reactie op de traditionele beeldhouwkunst.
Zo afstandelijk als de Post-Painterly Abstraction was, zo koel en simpel waren de geometrische vormen van de Minimal Art. De Minimal Art streefde naar volledige zuiverheid en integriteit van de kunst. Aanduidingen als Neo- Constructivisme en Primary Structures benadrukken nog maar eens de reductionistische ambities van deze minimale beeldhouwkunst.[12]
Rond 1960 tekende zich in de kunst een kentering af die alles te maken had met de objectiviteit van het kunstwerk. Deze verandering had zich ook geleidelijk voltrokken in het werk van de leden van de Nederlandse Informele Groep. De Informele Groep hief zich uiteindelijk op om te herrijzen in de Nul Groep. Deze groep keerde zich in de eerste plaats tegen het expressionisme van de jaren vijftig. Kunst zou voortaan niets meer zijn dan een uitdrukking van de subjectieve gevoelens van de kunstenaar maar een zo objectief mogelijke registratie van de alledaagse werkelijkheid.[13] Nul integreerde kunst en werkelijkheid.
Hoewel de naam Zero nog wel eens gehanteerd wordt voor de Nederlandse Nul groep, hoort de naam toe aan de in 1958 opgerichte Duitse groep van Heinz Mack, Otto Piene en Günther Uecker. Ondanks overeenkomsten tussen Nul en Zero, streefde Zero ernaar de werkingswijze van de natuur in het kunstwerk te imiteren. Ook vertonen Zero kunstenaars een hang naar symboliek en het kosmische die de Nul kunstenaars volledig vreemd is.
Verenigd onder de naam Nieuwe Tendenzen (naar de expositie Nove Tendencije in Zagreb 1961) verklaarden een aantal kunstenaars de dynamiek van de moderne tijd tot thema van de kunst. De kunstenaars die zich binnen deze beweging manifesteerden hielden zich bezig met allerlei technische en experimentele kunstvormen. Zo roept Op Art een ‘bewegingsillusie’ op en maakt de Kinetische kunst gebruik van de reële beweging.[14] Ze willen uitsluitend visueel optische problemen onderzoeken om de toeschouwer spontaan te laten deelnemen aan de bewegingen van vorm, kleur en licht. Het werkterrein wordt daarbij uitgebreid tot het ‘Environment’. Het kunstwerk is nu zo groot dat het publiek zich erin kan begeven. Verwant aan het Environment is de Happening waarbij de toeschouwer soms zelf geprovoceerd wordt tot een reactie en deelname.
2.1.3 Artistieke situatie in België 1945-1960
In 1939 stichten de schilders Louis van Lint, Gaston Bertrand en Anne Bonnet in Brussel La Route Libre en vervolgens Apport. Gedurende de oorlog stellen ze in de Galerie Apollo schilderijen tentoon die een eerste aanzet zijn tot een bevrijding van het academisme, het animisme en zich ook los maken van de (Vlaams) expressionistische traditie.[15] Uiteindelijk ontstaat hieruit in 1945 La Jeune Peinture Belge.[16] Deze groep stelde zich tot taak de Belgische kunst bekend te maken door het organiseren van tentoonstellingen in zowel binnen- als buitenland. Ondanks de verschillen en de diversiteit aan stijlen hebben de kunstenaars ook gemeenschappelijke wortels, zoals James Ensor en het Vlaamse expressionisme. De sporen van de Vlaamse traditie worden pas gewist wanneer in 1948 La Jeune Peinture Belge uiteen valt. Dan ontwikkelen de persoonlijkheden zich in de geometrische abstractie of in de Cobra richting.
Het algemene verlangen samen een nieuwe toekomst op te bouwen ging hand in hand met de artistieke behoefte aan vernieuwingen. Zo werd in 1948 de internationale Cobra groep opgericht. De groep ontstond door de Deen Asger
Jorn, de Nederlanders Karel Appel, Constant en Corneille en door de Belgen Dotremont en Noiret. Later traden ook nog toe: Jan Cox, Pierre Alechinsky, Hugo Claus en beeldhouwer Reinhoud. Hoewel een esthetisch programma ontbreekt, streeft Cobra naar vrije abstractie met figuratieve herkenningstekens.
Een derde richting in de jaren vijftig wordt gevormd door de geometrische abstractie. Men herontdekt het werk van de Belgen Jozef Peeters, Victor Servranckx en Paul Joostens. De overdaad van lyrische abstractie willen ze bestrijden door een zuivere kleur te geven aan een meetkundig lichaam.[17] Het Kubisme leverde hiervoor de juiste inspiratie. De grote doorbraak van die stroming valt samen met de activiteiten van het Antwerpse G58 die zich installeren in het Hessenhuis. Zij willen de mogelijkheden voor eigen kunstenaars uitbreiden en ze confronteren met buitenlandse tendensen. Of ze zich nu lyrisch, geometrisch (Jozef Peeters) of monochroom (Jef Verheyen) voordeed, G58- Hessenhuis werd de bekroning van de abstracte kunst.
2.1.4 Artistieke situatie in België 1960-1970
Wanneer een overzicht gegeven wordt van de meer recente kunst van België dan wordt vaak het jaar 1958 als oriëntatiepunt gebruikt. In dat jaar wordt ter gelegenheid van de wereldtentoonstelling in Brussel de tentoonstelling ‘50 jaar Moderne Kunst’ georganiseerd.[18] De tentoonstelling confronteert het publiek met de vooroorlogse en naoorlogse avant-garde. Alle aandacht gaat naar de buitenlandse kunstenaars en naar de gevestigde namen uit België. De situatie van de eigen kunst openbaart zich duidelijk aan de kunstenaars. De Belgische kunstenaar voelt zich sterk benadeeld en is op zoek naar nieuwe mogelijkheden om een andere visie en een andere kunst naar buiten te brengen.
Gent had met zijn Forum tentoonstellingen van 1961, 1962 en 1963, Antwerpen van de troon gestoten als kunsthoofdstad van Vlaanderen.[19] Tijdens deze tentoonstellingen werden nationale en internationale kunst met elkaar geconfronteerd. Jef Verheyen had G58- Hessenhuis verlaten en richtte samen met Engelbert Van Anderlecht De Nieuwe Vlaamse School op in 1960. Die school nam het op tegen Cobra en de Jeune Peinture. Het manifest van De Nieuwe Vlaamse School betekende een oorlogsverklaring aan de toen heersende politiek op het vlak van de plastische kunsten.[20]
Rond het midden van de jaren zestig komt de figuratie opnieuw sterk opzetten in België en dringt de abstracte kunst terug naar een tweede plaats. De Belgen Roger Raveel, Etienne Elias en Raoul De Keyser luidden in België het begin in van de Nieuwe Figuratie. En Camiel van Breedam had als vertegenwoordiger van het Nieuw Realisme als een van de eersten reliëfs gemaakt met fietselementen. Deze objectkunst betekende ook voor Paul van Hoeydonck en Vic Gentils een ware triomf.
2.2 Biografie Walther Vanbeselaere
Afbeelding 1. Walther Vanbeselaere
Walther Vanbeselaere werd geboren in Zevekote in 1908. Hij promoveerde tot doctor in de kunstgeschiedenis aan de Rijksuniversiteit Gent met een proefschrift over de Hollandse periode in het werk van Vincent van Gogh. Van 1938 tot 1945 was hij verbonden aan de Rijksuniversiteit Gent in de functie van hoofddocent. Na zijn aanstelling, eerst als conservator, werd hij in 1948 benoemd tot hoofdconservator van het Koninklijk Museum voor Schone
Kunsten Antwerpen. Als veertig jarige was hij voor die functie nog relatief jong. Verder had hij helemaal geen museale ervaring. In korte tijd werkte hij zich in en formuleerde duidelijk de doeleinden voor het museum, zijn uitbouw en zijn werking. Zijn taak als hoofdconservator betekende voor Vanbeselaere een mogelijkheid om niet alleen in woord en geschrift, maar ook door het inrichten van tentoonstellingen en het bepleiten van aankopen van werken van hun hand, zich in te zetten voor kunstenaars die hij omwille van hun grote artistieke kwaliteiten bijzonder waardeerde.[21]
2.3. Samenstelling van de verzameling
Walther Vanbeselaere kwam zoals hij dat zelf zegt terecht in een ‘Antwerps’ museum. “Het Antwerps museum was toen vrij lokaal georiënteerd. Als niet-chauvinist kon ik daar ruimer tegenaan kijken. De hedendaagse afdeling werd verwaarloosd omdat de commissie voor aankoop uitsluitend uit ‘Antwerpenaren’ bestond, eigenlijk daarbij vooral ‘Antwerps’ gericht was en niet scheutig was om ruimer te kijken.”[22]
Op een paar meldenswaardige uitzonderingen na, De man met de hoge hoed van David, het zelfportret van Ingres, enkele doeken van Breitner, een naakt van Modigliani, vertoonde de moderne en hedendaagse afdeling van het Koninklijk Museum op zijn moment van aantreden een door en door nationaal karakter. Dit is vooral te verklaren door het feit dat op het moment dat het nieuwe museumgebouw werd opengesteld, in 1890, het museum, én als instelling met een didactische opdracht én als beheer, nog nauw verbonden was aan de Academie voor Schone Kunsten. Het geloof in de kwaliteit van de eigen nationale productie was zo rotsvast, dat men er principieel niet aan dacht door werk van buitenlandse meesters de verzameling te verrijken. “Men kan deze museumpolitiek verdedigen, maar ook laken. In elk geval is het ten overstaan van buitenlandse bezoekers, en tegenover de eigen bevolking een normale plicht dat een museum in de eerste plaats werk van eigen bodem, in een zo rijk overzicht als mogelijk, ter lering en initiatie aanbiedt.”[23]
2.4. Aankoopbeleid
De tabel geeft een overzicht van de aankopen per jaar, gedurende het hoofdconservatorschap van Walther Vanbeselaere. De met geel gearceerde aankopen zijn eerste aankopen. De overige aankopen zijn aanvullingen op de verzameling.
Tabel 2.4.1 Aankopen 1948
|
Jaar |
Kunstenaar |
Titel |
Kunstwerk |
Stroming |
1. |
1948 |
Edward Agneessens |
Portret van Prof. Paul Errera |
Schilderij |
|
2. |
1948 |
Henri de Braekeleer |
Interieur van de St. Paulus kerk |
Schilderij |
Realisme |
3. |
1948 |
Philibert Cockx |
Lente |
Schilderij |
Fauvisme |
4. |
1948 |
Gustave Courbet |
Rotsen te Ornans |
Schilderij |
Realisme |
5. |
1948 |
Jan Degreef |
De Sint -Annakapel te Oudergem |
Schilderij |
Impressionistisch |
6. |
1948 |
Gustaaf Den Duyts |
Bosgezicht |
Schilderij |
|
7. |
1948 |
Othon Friesz. |
De Coudon gezien van Cap Brun |
Schilderij |
Fauvisme |
8. |
1948 |
Othon Friesz |
De haven van Le Hâvre |
Schilderij |
Fauvisme |
9. |
1948 |
René Guiette |
Coullioure in blauw |
Schilderij |
Expressionist |
1.0 |
1948 |
Evert Larock |
Morgen |
Schilderij |
Realisme |
11. |
1948 |
Henri Leys |
Feestmaal van de St. Lucas Gilde |
Schilderij |
Romantiek |
12. |
1948 |
Henri Leys |
Schets van een interieur |
Schilderij |
Romantiek |
13. |
1948 |
Charles Mertens |
Het kwartet |
Schilderij |
Realisme |
14. |
1948 |
Cedric Morris |
Landschap in de Pyreneeën |
Schilderij |
|
15. |
1948 |
Isodoor de Rudder |
Frans Courtens in zijn atelier |
Schilderij |
|
16. |
1948 |
Ferdinand Schirren |
De opschik |
Schilderij |
Fauvisme |
17. |
1948 |
Jozef Stevens |
De tantaluskwelling |
Schilderij |
Realisme |
18. |
1948 |
Jacob Van Es |
Stilleven |
Schilderij |
|
19. |
1948 |
Cornelis de Vos |
Het echtpaar Van den Berghe |
Schilderij |
|
20. |
1948 |
Herry met de Bles |
Johannes op Patmos |
Schilderij |
|
21. |
1948 |
Antoinne Bourdelle |
Buste van Ingres |
Buste (beeld) |
|
22. |
1948 |
Jozef Cantré |
Kop van Karel van de Woestyne |
Kop (beeld) |
|
23. |
1948 |
Hildo Krop |
Vrouwennaakt |
Beeld (mensen) |
|
In 1948 verwerft het Koninklijk Museum voor Schone Kunsten voor de verzameling moderne meesters zeven eerste aankopen. Het museum bezat namelijk nog geen werk van Gustave Courbet, Othon Friesz., René Guiette, Cedric Morris en Isodoor de Rudder en Jan Degreef. Hildo Krop bood het museum zijn kleine marmeren Vrouwennaakt aan. Tevens zou de commissie het, gezien de zeldzaamheid van het werk Staand naakt van Breitner, op prijs stellen dit stuk voor het museum aan te werven.[24]
Ook wordt Sint Jan op Patmos door Herry met de Bles gekocht van een particulier. Vanbeselaere zegt hierover: “Mijn eerste aankoop van een ‘oud’meester. Het dilemma blijft om werken van uitmuntende hoedanigheid te vinden en de ontoereikendheid van het museumbudget om werk van eerste rang te verwerven.”[25]
Tabel 2.4.2 Aankopen 1949
|
Jaar |
Kunstenaar |
Titel |
Kunstwerk |
Stroming |
1. |
1949 |
Jan Cox |
De twee zusters |
Schilderij |
Cobra |
2. |
1949 |
Henri Wolvens |
Grijze zee |
Schilderij |
Animisme |
3. |
1949 |
Walter Stevens |
Nieuwpoort |
Schilderij |
|
4. |
1949 |
Eugeen Laermans |
Badende kinderen |
Schilderij |
Realisme |
5. |
1949 |
Maurice De Vlaminck |
Stilleven |
Schilderij |
Fauvisme |
6. |
1949 |
Philibert Cockx |
Liggend naakt |
Schilderij |
Fauvisme |
7. |
1949 |
Hubert Malfait |
Gespan |
Schilderij |
Animisme |
8. |
1949 |
Theo Van Rijsselberghe |
Portret van Mevr. Van de Velde |
Schilderij |
Neo- Impress. |
9. |
1949 |
George Breitner |
Staand naakt |
Schilderij |
A’damse school |
10. |
1949 |
Frans Hens |
Overzetboot naar Sint Anna |
Schilderij |
|
11. |
1949 |
Adriaan Brouwer |
De tabaksroker |
Schilderij |
17de eeuw |
12. |
1949 |
Leo van Esbroeck |
De schilder |
Buste (beeld) |
|
13. |
1949 |
Georges Grard |
Staand Vrouwennaakt |
Beeld (mensen) |
|
14. |
1949 |
Rik Wouters |
Buste van Nel Wouters |
Buste (beeld) |
|
Burgemeester Craeybeckx, tevens voorzitter van de aankoopcommissie, heeft een voorliefde voor het werk van jonge kunstenaars en wil die ook in de verzameling opnemen. Dit wordt door alle leden goedgekeurd. Toch wordt opgemerkt dat het een grote uitzondering is wanneer jonge kunstenaars betekenisvol werk voortbrengen. “De jonge kunstenaars debuteren als epigonen van een of andere stroming en men moet toch wachten tot er een duidelijk karakter naar voren is gekomen. De aankopen van een museum zijn vooral bedoeld als het aanwerven van onbetwistbare kunstwerken. Er is dus voorzichtigheid geboden.”[26]
Wat later dat jaar herneemt Craeybeckx zijn voorstel tot aankoop van werk van jongeren en breidt dit uit tot aankoop van werk van levende kunstenaars. Er wordt besloten de ontbrekende leemten in de moderne verzameling aan te vullen en onder meer werk te kopen van Henri Wolvens, War Van Overstraeten, Hubert Malfait en Georges Grard te kopen. Over het werk van Wolvens zegt Vanbeselaere het volgende: “De generatie van 1900 was nauwelijks vertegenwoordigd. Daarom werd op mijn aandringen dit schilderij uit 1946 aangekocht.”[27]
Op 25 april 1949 werd de verzameling Schloss geveild. Vanbeselaere wijst de commissie erop dat enkele schilderijen voor het museum belangrijk zijn. Men besluit zich te richten op het werk van Brouwer. “Het schilderij van Brouwer is het eerste werk van deze geniale meester, naast Rubens en Rembrandt, de geniaalste uit de 17de eeuw, dat in ons museum terechtkomt en meteen het belangrijkste uit de openbare verzameling van ons land.”[28]
Herhaaldelijk wordt door Craeybeckx de wens uitgedrukt dat het museum werk van de schilders uit de jongste generatie zou aankopen. Door de leden van de Beheerraad werd positief gestemd maar zij zeggen ook dat het gewaagd is werk aan te kopen van een kunstenaar zonder artistiek verleden. Door Vanbeselaere wordt het volgende bedacht. Werken van de bijzonderste jongeren zullen in bruikleen gevraagd worden en in een aparte zaal tentoongesteld worden zodat ze toch vertegenwoordigd zijn. Zo kan ook eventueel worden overgegaan tot aankoop.
In 1949 worden er nog enkele werken gekocht. Van Hubert Malfait wordt Gespan gekocht. “Het is het enige werk waarmee deze meester, één der vooraanstaande animisten, is vertegenwoordigd.”[29] Het bedrag voor een werk van Theo Van Rijsselberghe is door de commissie aanvaard en zal ter goedkeuring voorgelegd worden aan de minister. Zijn Portret van Mevr. Van de Velde wordt als wenselijke verrijking van de verzameling opgevat en als zeer kenmerkend voor de pointillistische school. Tevens wordt Willy Finch van James Ensor aangeboden. Hoewel de Commissie van oordeel is dat Ensor al op een voortreffelijke wijze vertegenwoordigd is en dat slechts bij uitzondering een werk mag worden gekocht, is men van mening dat de aankoop van het portret een verrijking zou brengen en dat het niet te verantwoorden zou zijn een werk als dat te laten gaan. […]”ik heb mij obstinaat toegelegd op de uitbreiding van het Ensor ensemble”, voegt Vanbeselaere hier nog aan toe.[30]
Tabel 2.4.3 Aankopen 1950
|
Jaar |
Kunstenaar |
Titel |
Kunstwerk |
Stroming |
1. |
1950 |
Edgard Tytgat |
Mijn portret en mijn dorp |
Schilderij |
Expressionisme |
2. |
1950 |
Hippolyte Boulenger |
Les etangs du moulin gris |
Schilderij |
Realisme |
3. |
1950 |
Louis van Lint |
Chartres |
Schilderij |
Lyrisch abstract |
4. |
1950 |
Henri de Braekeleer |
Stillevensbenodigdheden |
Schilderij |
Realisme |
5. |
1950 |
Charles Dufresne |
Stilleven |
Schilderij |
Lyrisch abstract |
6. |
1950 |
Carlo De Roover |
Blauw vestje |
Schilderij |
|
7. |
1950 |
James Ensor |
Les toits d’Ostende |
Schilderij |
Symbolisme |
8. |
1950 |
Eugeen Laermans |
De oasis |
Schilderij |
Realisme |
9. |
1950 |
Léon Frédéric |
Naakt |
Schilderij |
|
10. |
1950 |
James Ensor |
Portret van Willy Finch |
Schilderij |
Symbolisme |
11. |
1950 |
Antonie Van Dyck |
Portret van de heer Vinck |
Schilderij |
Animisme |
12. |
1950 |
George Minne |
Het Voldersmonument |
Beeld |
Symbolisme |
13. |
1950 |
George Minne |
Grote dokwerker |
Beeld |
Symbolisme |
14. |
1950 |
Victor Rousseau |
Buste van Alice |
Buste (beeld) |
|
In januari 1950 houdt Edgard Tytgat een tentoonstelling in Gent. Hij biedt het museum enkele werken aan. Vanbeselaere wijst erop dat het karakteristieke werken betreft uit de eerste periode van de schilder waar het museum nog geen enkel werk van bezit. Het museum koopt uiteindelijk Mijn portret van de kunstenaar. Ook op het vormen van een overzichtelijk ensemble van deze kunstenaar heeft Vanbeselaere zich toegelegd. “Het jeugdportret uit de impressionistische periode bewijst ten overvloede hoe Tytgat vanaf het begin door volstrekte oorspronkelijkheid uitmuntte.”[31]
Op de zitting van 3 maart 1950 komt de commissie met een voorstel voor aankoop van Les etangs du moulin gris van Hippolyte Boulenger. Dit werk zou een leemte opvullen in de verzameling van de 19de eeuw.
Burgemeester Craeybeckx komt tijdens de zitting weer eens terug op zijn verzoek tot aankopen van de jongste generatie, in het bijzonder Jan Vaerten. Er wordt besloten om Louis Van Lint, Rudolf Meerbergen en Jan Vaerten uit te nodigen en hen een vijftal werken in te laten sturen om de mogelijkheid tot aankoop praktisch te toetsen. Op veiling Heineman kwam Stillevensbenodigheden van De Braekeleer vrij. Het museum vindt het wenselijk het werk te kopen want het heeft uit de laatste fase geen enkel stuk van betekenis.
Tijdens de zitting van 4 april 1950 wordt er besloten over de aankoop van werken uit de jongste generatie. Craeybeckx meent dat de jongeren in de kritiek gunstig worden beoordeeld en dat ze moeten kopen. De hoofdconservator is echter van mening dat deze jongeren nog geen voldragen kunst hebben weten te realiseren en dat ze in feite volgelingen zijn van de ‘École Paris’, namelijk van Braque, Picasso etc. Het is volgens hem niet de taak
van het museum aanmoedigend maar wel consacrerend werk te kopen. Vanbeselaere vindt het belangrijker de lacunes aan te vullen in het expressionistische werk.
Het museum ontvangt in mei 1950 van Carlo De Roover enkele werken. Het museum heeft Badende vrouw en vindt dat weinig karakteristiek. Blauw vestje oogt markanter en wordt daarom gekocht. In dat zelfde jaar wordt uit een particuliere verzameling Les toits d'Ostende aangeboden. Het werk vormt een aanwinst voor de afdeling moderne kunst Het is een monumentaal landschap uit de eerste periode en ook een van de belangrijkste werken van Ensor.
Tabel 2.4.4.Aankopen 1951
|
Jaar |
Kunstenaar |
Titel |
Kunstwerk |
Stroming |
1. |
1951 |
Aarre Heinonen |
Fins landschap |
Schilderij |
Figuratief |
2. |
1951 |
Henri Evenepoel |
Foire aux Invalides |
Schilderij |
Impressionisme |
3. |
1951 |
Jan Toorop |
Le bon verre |
Schilderij |
Symbolisme |
4. |
1951 |
Constant Permeke |
Biddende vrouw |
Schilderij |
Expressionisme |
5. |
1951 |
Constant Meunier |
Le mineur a la lanterne |
Schilderij |
Realisme |
6. |
1951 |
Anne Bonnet |
Haven in blauw |
Schilderij |
Geometrisch abstract |
7. |
1951 |
Henri de Braekeleer |
Hofke van Coûteaux |
Schilderij |
Realisme |
8. |
1951 |
Isodoor Opsomer |
Gezicht op Lier |
Schilderij |
Impressionistisch |
9. |
1951 |
Philibert Cockx |
Liggend naakt |
Schilderij |
Fauvisme |
10. |
1951 |
Constant Permeke |
De boer |
Schilderij |
Expressionisme |
11. |
1951 |
Edgard Tytgat |
Le sculpteur |
Schilderij |
Expressionisme |
12. |
1951 |
Jan Siberechts |
De nieuwsgierige koe |
Schilderij |
17de eeuw |
13. |
1951 |
Auguste Rodin |
Polyphème |
Beeld (myth.) |
|
In galerie George Giroux in Brussel heeft op 28 maart 1951 een veiling plaatsgevonden. De Foire aux Invalides van Evenepoel zou een belangrijke aanwinst zijn voor de verzameling Evenepoel. Vanbeselaere is blij met de aankoop. “Voor het nog steeds bescheiden Evenepoel ensemble betekende de aankoop een belangrijke verrijking.
De landschappen van deze meester uit de 19de eeuw zijn niet zo talrijk.”[32] De verzameling van Henri De Braekeleer wordt uitgebreid met Hofke van Coûteaux. Dit werk vormt een belangrijke aanwinst op het bestaande ensemble. Het museum heeft de mogelijkheid De Put van Jacob Smits te kopen. De raad is het erover eens dat De put een belangrijk werk is uit zijn laatste jaren en dat de verzameling van de meester op zeer gelukkige wijze aangevuld zou worden. Ook voor het vormen van het beste Jakob Smits ensemble heeft Vanbeselaere zich voortdurend ingezet.
In 1951 heeft Constant Permeke een tentoonstelling. Het museum denkt erover Boer te kopen. De aankoop zou kenschetsend voor het geheel zijn en het werk zou de reeks complementeren. Na een bezoek aan de Vierjarige Salon wordt op voorstel van Vanbeselaere besloten van Edgard Tytgat Le sculpteur aan te kopen. Het schilderij is karakteristiek voor de kunst van Tytgat en zou de verzameling rond deze kunstenaar goed aanvullen.
Tabel 2.4.5 Aankopen 1952
|
Jaar |
Kunstenaar |
Titel |
Kunstwerk |
Stroming |
1. |
1952 |
James Ensor |
Salon bourgeois |
Schilderij |
Symbolisme |
2. |
1952 |
Henri Evenepoel |
Portret van graaf Chevalier |
Schilderij |
Impressionisme |
3. |
1952 |
Gustave Van de Woestyne |
De likeurdrinkster |
Schilderij |
Symbolisme |
4. |
1952 |
Gaston Betrand |
De vierde dimensie |
Schilderij |
Abstract |
5. |
1952 |
Henri de Braekeleer |
Lezende vrouw |
Schilderij |
Realisme |
6. |
1952 |
Louis De Maeyer |
Zelfportret |
Schilderij |
|
7. |
1952 |
Rik Slabbinck |
Marokkaanse kruik |
Schilderij |
Fauvisme |
8. |
1952 |
Jacob Smits |
De put |
Schilderij |
Symbolisme |
9. |
1952 |
Guillaume Vogels |
Avondschemering |
Schilderij |
|
10. |
1952 |
Onbekend meester |
Drieluik van de Heilige Margaretha |
Schilderij |
|
11. |
1952 |
Pieter Brueghel |
De werken van onbarmhartigheid |
Schilderij |
16de eeuw |
12. |
1952 |
Joris Minne |
Vrouwentorso |
Beeld (mensen) |
|
13. |
1952 |
Charles Leplae |
Danseresje |
Beeld (mensen) |
|
14. |
1952 |
Mark Macken |
Vrede |
Beeld (mensen) |
|
15. |
1952 |
Oscar Jespers |
Suzanna |
Beeld (mensen) |
|
Een belangrijk werk dat wordt verworven is van de hand van Gustave van de Woestijne, De likeurdrinkster. Het schilderij is een belangrijke aanwinst van de jongste generatie uit de eerste groep van Sint- Martens- Latem. [33]
Het in bruikleen zijnde werk van Pieter Brueghel de Jonge De werken van barmhartigheid werd te koop aangeboden. Het werk is niet alleen documentair maar ook artistiek betekenisvol en het bevindt zich in goede staat.
Op een tentoonstelling in het atelier van Gaston Bertrand heeft het museum De vierde dimensie gekozen. Vanbeselaere is van oordeel dat het wenselijk zou zijn dit schilderij aan te kopen met het oog op het vormen van een zaaltje gewijd aan de abstracte richting.
Van Oscar Jespers koopt het museum het beeld Suzanna. Het is een van de belangrijkste werken uit de jongste productie van de kunstenaar en zou voor de verzameling van beeldhouwwerken een betekenisvolle aanwinst vormen.
Een andere belangrijke aanwinst dringt zich aan in de loop van dat jaar. Vanuit Parijs wordt een drieluik uit 1544 aangeboden. Vanbeselaere geeft aan dat dit werk het manieristische ensemble op een betekenisvolle manier zou
aanvullen. Het is van uitzonderlijke waarde en artistiek vooral dankzij de hoogstaande kwaliteit van het stichterportret en is zeer betekenisvol. Het zou een belangrijke aanwinst vormen in de verzameling oude meesters.[34]
Tabel 2.4.6 Aankopen 1953
|
Jaar |
Kunstenaar |
Titel |
Kunstwerk |
Stroming |
1. |
1953 |
Leo Bervoets |
Kleine baadster |
Schilderij |
Realisme |
2. |
1953 |
Henri Le Fauconnier |
Stilleven met buste |
Schilderij |
Lyrisch realisme |
3. |
1953 |
Constant Permeke |
Vespertijd |
Schilderij |
Expressionisme |
4. |
1953 |
Edgard Tytgat |
Wees |
Schilderij |
Expressionisme |
5. |
1953 |
Constant Permeke |
Landschap |
Schilderij |
Expressionisme |
6. |
1953 |
Jan van Beers |
Henriette van Beers |
Schilderij |
|
7. |
1953 |
Jean Brusselmans |
De zee, symfonie in grijs |
Schilderij |
Expressionisme |
8. |
1953 |
Jean Brusselmans |
De witte muur |
Schilderij |
Expressionisme |
9. |
1953 |
Leon Devos |
Haven |
Schilderij |
|
10. |
1953 |
Henri Evenepoel |
Terugkeer van de arbeid |
Schilderij |
Impressionisme |
11. |
1953 |
René Guiette |
Rode boot |
Schilderij |
Expressionisme |
12. |
1953 |
War van Overstraeten |
De stenen tafels |
Schilderij |
Animisme |
13. |
1953 |
Constant Permeke |
Groot landschap |
Schilderij |
Expressionisme |
14. |
1953 |
Louis Thevenet |
Piano met stilleven |
Schilderij |
Animisme |
15. |
1953 |
School van Quinten Metsijs |
Chr. verjaagt de kooplieden |
Schilderij |
16de eeuw |
16. |
1953 |
Cornelis van Oostzanen? |
Kruisiging |
Schilderij |
|
17. |
1953 |
Edgar Degas |
Rechtstaand naakt |
Beeld (mensen) |
|
18. |
1953 |
Joseph Jaekel |
Sint Sebastiaan |
Beeld (religieus) |
|
19. |
1953 |
Giacomo Manzu |
Vrouwenhoofd |
Kop (beeld) |
|
20. |
1953 |
Marcello Mascherini |
Suzanna |
Beeld (mensen) |
|
21. |
1953 |
Rik Wouters |
Aanschouwing |
Beeld |
Fauvisme |
22. |
1953 |
Aristide Maillol |
Vrouw met krab |
Beeld (mensen) |
|
23. |
1953 |
Giacomo Manzu |
Danspas |
Beeld |
|
Van Henri Le Fauconnier wordt Stilleven met buste gekocht. Een schilderij van deze Franse schilder werd al eerder aangeboden maar werd toen niet gekocht vanwege de matige kwaliteit ervan. De wens werd toen wel geuit om eerdaags een representatief werk te kopen van de kunstenaar die een rol speelde in de wording van het Vlaams expressionisme. Het gekochte werk is van grote documentaire betekenis.
De verzameling beeldhouwwerken wordt uitgebreid met twee beelden. Hoewel men het erover eens is dat het beeldje van Degas niet zijn beste werk is, zou het toch een interessante aanwinst vormen. Het tweede beeld is afkomstig van de Italiaanse beeldhouwer Giacomo Manzu, getiteld Danspas. Dankzij de oprichting van Middelheim en de ophefmakende biënnale internationale tentoonstellingen krijgt het museum de kans tot aankoop van voortreffelijk hedendaags werk.[35]
Tabel 2.4.7 Aankopen 1954
|
Jaar |
Kunstenaar |
Titel |
Kunstwerk |
Stroming |
1. |
1954 |
Henri de Braekleer |
De maaltijd |
Schilderij |
Realisme |
2. |
1954 |
Henri de Braekeleer |
Interieur van het Terninckgesticht |
Schilderij |
Realisme |
3. |
1954 |
Gustave Camus |
Rood stilleven |
Schilderij |
Animisme |
4. |
1954 |
James Ensor |
Ensor voor zijn schildersezel |
Schilderij |
Symbolisme |
5. |
1954 |
Henri Evenepoel |
Louise in de rouw |
Schilderij |
Impressionisme |
6. |
1954 |
Jack Godderis |
De hoeve |
Schilderij |
Expressionisme |
7. |
1954 |
Hans Hartung |
Doek 52/44 |
Schilderij |
L’Art Informel |
8. |
1954 |
Hans Hartung |
Doek 52/46 |
Schilderij |
L’Art Informel |
9. |
1954 |
Floris Jespers |
Vrouwen op oranje grond |
Schilderij |
Constructief expres. |
10. |
1954 |
Paul Joostens |
Processie te Veurne |
Schilderij |
Dadaïsme |
11. |
1954 |
Leon Navéz |
Payssage Bannuyls |
Schilderij |
Figuratief |
12. |
1954 |
Luc Peire |
Het zwarte schilderij |
Schilderij |
Geometrisch abstract |
13. |
1954 |
Léon de Smet |
Mijn tuin onder de sneeuw |
Schilderij |
Impressionisme |
14. |
1954 |
Walter Vaes |
Portret van James Ensor |
Schilderij |
|
15. |
1954 |
Walter Vaes |
De kleine slachterij |
Schilderij |
|
16. |
1954 |
Pieter Pourbus |
Portret van Olivier van Neuilant |
Schilderij |
16de eeuw |
17. |
1954 |
Marino Marini |
De grote danseres |
Beeld (mensen) |
|
In 1954 is er weer een veiling van Giroux. Het museum is erin geslaagd De maaltijd en Terninckgesticht van Henri De Braekeleer aan te kopen. Men is het erover eens dat het hier om één van de meesterwerken van de schilder gaat en het voor het ensemble van uitzonderlijke betekenis is. Het museum doet al jaren alle moeite om een compleet ensemble te krijgen.[36]
In het Paleis voor Schone Kunsten te Brussel is er een tentoonstelling van de Duitse schilder Hans Hartung. Hij is een van de meest vooraanstaande figuren in de abstracte richting. Vanbeselaere meent dan ook dat het wenselijk zou zijn in deze gelegenheid werk van de kunstenaar aan te kopen.
Van een particulier wordt Ensor bij zijn schildersezel gekocht De prijs voor dit oorspronkelijkste van alle zelfportretten van Ensor is heel laag en was opgevat als een buitenkans. Op deze wijze zal het museum ensemble voor werken van Ensor alle aspecten van het oeuvre omvatten.[37] Met een heel andere reden verwerft het museum in 1954 nog twee werken. Vanbeselaere heeft gehoord dat Walter Vaes ernstige financiële problemen heeft. In deze omstandigheden zou het billijk zijn als een werk van deze belangrijke Antwerpse schilder gekocht werd. Er volgt daarom een bezoek aan het atelier van Vaes. Er worden twee werken gekozen: Portret van James Ensor en De kleine slachterij. [38]
Tabel 2.4.8 Aankopen 1955
|
Jaar |
Kunstenaar |
Titel |
Kunstwerk |
Stroming |
1. |
1955 |
Henri de Braekeleer |
De maaltijd |
Schilderij |
Realisme |
2. |
1955 |
Emile Claus |
De markt voor de schouwburg in Antwerpen |
Schilderij |
|
3. |
1955 |
James Ensor |
Dame met waaier |
Schilderij |
Symbolisme |
4. |
1955 |
Lismonde |
Haven |
Schilderij |
|
5. |
1955 |
Marc Mendelson |
Midzomer |
Schilderij |
Lyrisch abstr. |
6. |
1955 |
Maurice Utrillo |
Straat te Sannois |
Schilderij |
|
7. |
1955 |
Jan Vaerten |
Homo Ludens |
Schilderij |
|
8. |
1955 |
Antoinne Bourdelle |
De vrijheid |
Kop (beeld) |
|
9. |
1955 |
Antoinne Bourdelle |
De welsprekendheid |
Kop (beeld) |
|
10. |
1955 |
Antoinne Bourdelle |
De kracht |
Kop (beeld) |
|
Door particulieren werden twee werken te koop aangeboden: Portret van de familie Van Nieulant door Pourbus en Portret van Louise door Evenepoel. Beide werken vormen een belangrijke verrijking van de verzameling.
Tabel 2.4.9 Aankopen 1956
|
Jaar |
Kunstenaar |
Titel |
Kunstwerk |
Stroming |
1. |
1956 |
Auguste Mambour |
Torso |
Schilderij |
|
2. |
1956 |
Jozef Vinck |
Ruimte |
Schilderij |
Animisme |
3. |
1956 |
Rik Wouters |
Portret van Edgard Tytgat |
Portret (beeld) |
Fauvisme |
4. |
1956 |
Rik Wouters |
Portret in halffiguur |
Portret (beeld) |
Fauvisme |
Naar aanleiding van de tentoonstelling van Jozef Vinck in 1956 meent de commissie dat het wenselijk zou zijn een werk te kopen van de kunstenaar, aangezien zijn oeuvre in de laatste tijd op een bijzonder markante wijze evolueert en het museum geen werk uit die recente periode heeft.
Tabel 2.4.10 Aankopen 1957
|
Jaar |
Kunstenaar |
Titel |
Kunstwerk |
Stroming |
1. |
1957 |
Henri de Braekeleer |
Schilderijen in het Terninckgesticht |
Schilderij |
Realisme |
2. |
1957 |
Paul Delvaux |
Roze strikken |
Schilderij |
Surrealisme |
3. |
1957 |
Gianni Dova |
Personnages op het scherm |
Schilderij |
Surrealisme |
4. |
1957 |
Eugeen Laermans |
Mansportret |
Schilderij |
Realisme |
5. |
1957 |
René Magritte |
Zestien september |
Schilderij |
Surrealisme |
6. |
1957 |
Isodoor Opsomer |
Vaas met bloemen |
Schilderij |
Impressionisme |
7. |
1957 |
Gust de Smet |
Rechtstaand naakt |
Schilderij |
Expressionisme |
8. |
1957 |
Roel D’Haese |
Bronzen toren |
Schilderij |
|
9. |
1957 |
Bernard Heiliger |
Ontwerp voor brugbeeld |
Schilderij |
|
10. |
1957 |
Oscar Jespers |
Portret van Paul Jespers |
Portret (beeld) |
|
11. |
1957 |
Fritz Koenig |
Vogel |
Beeld (dieren) |
|
12. |
1957 |
Heinz Leinfeillner |
Vegatief hoofd |
Kop (beeld) |
|
13. |
1957 |
Priska von Martin |
Amazone |
Beeld (ruiter) |
|
14. |
1957 |
Gabriël Marwede |
Moeder en kind |
Beeld (groeps-) |
|
15. |
1957 |
Toni Stadler |
Masker |
Kop (beeld) |
|
16. |
1957 |
Toni Stadler |
Gretchen |
Kop (beeld) |
|
17. |
1957 |
Hans Wimmer |
Gezadeld paard |
Beeld (dieren) |
|
18. |
1957 |
Fritz Wortruba |
Hoofd |
Kop (beeld) |
|
In 1957 wordt De galerij in het Terninckgesticht van De Braekeleer gekocht. Het is een van de eerste werken van allereerste kwaliteit nog in privaat bezit. Tevens wordt Bloemenstuk van Opsomer gekocht. Het werk vult het ensemble Opsomer op een gelukkige wijze aan aangezien het museum nog geen stilleven van de kunstenaar heeft.
Naar aanleiding van de veiling in Galerie Trusart werd een werk van Gust De Smet verworven. Het gaat om een belangrijk werk uit zijn laatste periode die nog onvoldoende vertegenwoordigd is in het museum.
De beelden verzameling werd aangevuld met een beeld van Oscar Jespers. Het museum oordeelt het passend om van deze kunstenaar, die ook voor de expressionistische schilderkunst belangrijk is geweest, een werk aan te kopen. Het wordt een bronzen bust, Portret van Paul Jespers. Het werk van de beeldhouwer Roel d'Haese is interessant en het museum heeft van de kunstenaar voor de jongste tendens in de beeldhouwkunst nog geen werk in het bezit. De prijs van Tour de bronze wordt gevraagd. Het beeld illustreert de jongere richting in de beeldhouwkunst op een markante manier.
Tabel 2.4.11 Aankopen 1958
|
Jaar |
Kunstenaar |
Titel |
Kunstwerk |
Stroming |
1. |
1958 |
Hippolyte Daeye |
De vink |
Schilderij |
Expressionisme |
2. |
1958 |
Paul Delvaux |
Ecce Homo |
Schilderij |
Surrealisme |
3. |
1958 |
Alice Frey |
Naakt met rood gordijn |
Schilderij |
|
4. |
1958 |
Vincent van Gogh |
Aardappelrooister |
Schilderij |
Hollandse periode |
5. |
1958 |
Nicaise De Keyser |
Karel V verlost de slaven op Tunis |
Schilderij |
Romantiek |
6. |
1958 |
Jacob Smits |
Malvina |
Schilderij |
Symbolisme |
7. |
1958 |
Walter Vaes |
Krab |
Schilderij |
|
8. |
1958 |
Rik Wouters |
Open venster op Bosvoorde |
Schilderij |
Fauvisme |
9. |
1958 |
Kerstiaan De Keuninck |
Verzoeking van de H. Antonius |
Schilderij |
17de eeuw |
10. |
1958 |
Henri Bouchard |
Ruiterstandbeeld van Karel de Stoute |
Beeld (ruiter) |
|
11. |
1958 |
Sietro Consagra |
Gesprek met de tijd |
Object (kunst-) |
|
12. |
1958 |
Fritz Koenig |
Camargue VII |
Object (kunst-) |
|
13. |
1958 |
Aristide Maillol |
Rosita |
Kop (beeld) |
|
In 1958 wordt op een veiling een werk van Vincent Van Gogh Aardappelrooiende boerin gekocht. Het is een zeer representatief werk voor de Hollandse periode. Van Walter Vaes, een van de meest representatieve Antwerpse schilders, werd bij de twee eerder gekochte schilderijen een derde, Krab, toegevoegd.
Van een pleister van Henri Bouchard, Ruiterstandbeeld van Karel de Stoute wordt een brons gegoten. Het is een bijzonder interessant werk dat voor het museum een aanwinst zou vormen. Hetzelfde geldt voor een beeld van Aristide Maillol. Een eerste exemplaar van zijn buste Rosita is voor het museum. Het gaat om een karakteristiek werk van Maillol. Fritz Koenig biedt een beeld aan. Het gaat om een bijzonder markant beeld van de beeldhouwer.
Voor het inrichten van een representatieve zaal avant-gardistisch verwerft het museum van Sietro Consagra Conversation avec le temps. Een belangrijk werk van Rik Wouters, Open venster te Bosvoorde wordt gekocht.
Tabel 2.4.12 Aankopen 1959
|
Jaar |
Kunstenaar |
Titel |
Kunstwerk |
Stroming |
1. |
1959 |
Karel Appel |
Vliegende man |
Schilderij |
Cobra |
2. |
1959 |
Jean Brusselmans |
Vaas met bloemen |
Schilderij |
Expressionisme |
3. |
1959 |
Roger Dudant |
Landschap |
Schilderij |
|
4. |
1959 |
Albert Kinert |
Hemel |
Schilderij |
Expressionisme |
5. |
1959 |
Jacques Maes |
Landschap |
Schilderij |
Animisme |
6. |
1959 |
Constant Permeke |
Marina |
Schilderij |
Expressionisme |
7. |
1959 |
Zlatko Prica |
Witte pomona |
Schilderij |
Abstract |
8. |
1959 |
Gust De Smet |
Stilleven |
Schilderij |
Expressionisme |
9. |
1959 |
Brabants meester |
Christus en Simon van Cyrene |
Beeld |
|
10. |
1959 |
George Ehrlich |
Meisjes op het strand |
Beeld (mensen) |
|
11. |
1959 |
Angenore Fabbri |
Dans met de steltloper |
Beeld (mensen) |
|
12. |
1959 |
Clemens Pasch |
Vriendinnen |
Beeld (mensen) |
|
13. |
1959 |
Henri Puvrez |
Staand naakt |
Beeld |
|
14. |
1959 |
Kosta Radovani |
Zittende vrouw |
Beeld |
|
15. |
1959 |
Lode Vleeshouwers |
Jong meisje |
Beeld |
|
L’Homme volant van Karel Appel wordt gekocht. Het is de eerste aankoop van na de oorlog op de voorgrond getreden schilder uit de Cobra groep. Bloemenstuk van Brusselmans wordt aangeboden. Het gaat om een karakteristiek werk van de kunstenaar. Marine van Constant Permeke wordt in 1959 te koop aangeboden. Vanbeselaere wijst erop dat het museum geen vroeg werk in het bezit heeft.
Drie beelden die tentoongesteld zijn in Middelheim worden gekocht. Het gaat om werk van Georg Ehrlich Meisje aan het strand, Clemens Pasch Vriendinnen, en Angelore Fabbri Dans met steltloper waarvan het museum tot dan toe nog geen werk van had.
Tabel 2.4.13 Aankopen 1960
|
Jaar |
Kunstenaar |
Titel |
Kunstwerk |
Stroming |
1. |
1960 |
Emiel Creado |
Hunne Hoogheden |
Schilderij |
Expressionisme |
2. |
1960 |
George Cretens |
Jong meisje |
Schilderij |
|
3. |
1960 |
Hélène Riedel |
Gouden avond |
Schilderij |
Abstract |
4. |
1960 |
Paul Maas |
A Nice |
Schilderij |
Expressionisme |
Tabel 2.4.14 Aankopen 1961
|
Jaar |
Kunstenaar |
Titel |
Kunstwerk |
Stroming |
1. |
1961 |
Henri de Braekeleer |
De molen van het kiel |
Schilderij |
Realisme |
2. |
1961 |
Gustave Camus |
Locquemeau |
Schilderij |
Animisme |
3. |
1961 |
Louis Dubois |
De boomgaard |
Schilderij |
Realisme |
4. |
1961 |
Albert van Dyck |
Oude baan te Schilde |
Schilderij |
Animisme |
5. |
1961 |
Albert van Dyck |
Frieda |
Schilderij |
Animisme |
6. |
1961 |
Jozef Peeters |
Compositie |
Schilderij |
Abstract |
7. |
1961 |
Constant Permeke |
Marine |
Schilderij |
Expressionisme |
8. |
1961 |
Constant Permeke |
Groot blond naakt |
Schilderij |
Expressionisme |
9. |
1961 |
Dis van Raemdonck |
De rede te Antwerpen |
Schilderij |
Lyrisch realisme |
10. |
1961 |
Ramah |
Portret van P.G. Van Hecke |
Schilderij |
Constructief kubisme |
11. |
1961 |
Hendrik Schaefels |
Zeegevecht |
Schilderij |
|
12. |
1961 |
Maurice Schelck |
Hoeve |
Schilderij |
Abstract |
13. |
1961 |
Gust De Smet |
Zondag |
Schilderij |
Expressionisme |
14. |
1961 |
Arthur Dupon |
Baron I. Opsomer |
Portret (beeld) |
|
15. |
1961 |
Arthur Dupon |
Buste van C. Huysmans |
Buste (beeld) |
|
16. |
1961 |
Piet Killaers |
Steiger |
Object (kunst-) |
|
17. |
1961 |
Christino Mallo |
Picador |
Beeld (ruiter) |
|
18. |
1961 |
Lorenzo Pepe |
Muilezelin |
Beeld (dieren) |
|
19. |
1961 |
Gustav Seitz |
Berthold Brecht |
Portret (beeld) |
|
20. |
1961 |
Francesco Somaini |
Grote gewonde |
Object (kunst-) |
|
Van Dis van Raemsdonck wordt in 1961 Rede te Antwerpen aangekocht. Men is van mening dat deze schilder waarvan nog geen werk door het museum werd aangekocht in het museum vertegenwoordigd mag worden. Na de retrospectieve tentoonstelling van Jozef Peeters wordt Compositie gekocht. Hij speelde een vooraanstaande rol in de doorbraak van de abstracte kunst in België. Zijn werk wordt een belangrijke historische getuigenis geacht. Ook worden er aankopen gedaan na een retrospectieve tentoonstelling van Gust De Smet. Hij is een belangrijke figuur in het Vlaams expressionisme en is nog onvoldoende vertegenwoordigd.[39]
Voor wat betreft de verzameling oude meesters verwerft het museum in 1962 Stilleven van Abraham van Beyeren. Deze kunstenaar is een van de weelderigste stillevenschilders van de Hollandse Gouden Eeuw en het werk wordt dan ook als een verrijking van de verzameling gezien.
Tabel 2.4.15 Aankopen 1962
|
Jaar |
Kunstenaar |
Titel |
Kunstwerk |
Stroming |
1. |
1962 |
Henri de Braekeleer |
Lezende vrouw |
Schilderij |
Realisme |
2. |
1962 |
Marthe Donas |
Stilleven |
Schilderij |
Abstract |
3. |
1962 |
Charles Mertens |
De kajuit |
Schilderij |
Realisme |
4. |
1962 |
Charles Mertens |
De rode herberg |
Schilderij |
Realisme |
5. |
1962 |
Jan Stobbaerts |
Veemarkt te Antwerpen |
Schilderij |
Impressionisme |
6. |
1962 |
Edgard Wiethase |
Terugkeer in het paddock |
Schilderij |
|
7. |
1962 |
Gustave Van de Woestyne |
Portret van Adrienne |
Schilderij |
Symbolisme |
8. |
1962 |
Abraham van Beyeren |
Stilleven |
Schilderij |
17de eeuw |
9. |
1962 |
Jacob Grief |
Stilleven |
Schilderij |
17de eeuw |
10. |
1962 |
Georges Grard |
Eddy |
Beeld (mensen) |
|
11. |
1962 |
Georges Grard |
Het water |
Beeld (mensen) |
|
12. |
1962 |
Georges Grard |
De aarde |
Beeld (mensen) |
|
Tabel 2.4.16 Aankopen 1963
|
Jaar |
Kunstenaar |
Titel |
Kunstwerk |
Stroming |
1. |
1963 |
Frist Van den Berghe |
Het stenen tijdperk |
Schilderij |
Expressionisme |
2. |
1963 |
Frits Van den Berghe |
De dochters van het vuur |
Schilderij |
Expressionisme |
3. |
1963 |
Jean Brusselmans |
Payottenland |
Schilderij |
Expressionisme |
4. |
1963 |
Jean Brusselmans |
Noordzee |
Schilderij |
Expressionisme |
5. |
1963 |
Jean Brusselmans |
Lente |
Schilderij |
Expressionisme |
6. |
1963 |
Hippolyte Daeye |
Baadster |
Schilderij |
Expressionisme |
7. |
1963 |
Hippolyte Daeye |
Naakt kind |
Schilderij |
Expressionisme |
8. |
1963 |
James Ensor |
De badkoets |
Schilderij |
Symbolisme |
9. |
1963 |
Louis van Lint |
Witte lente |
Schilderij |
Lyrisch abstract |
10. |
1963 |
Luc Peire |
Zaragoza |
Schilderij |
Geometrisch abstract. |
11. |
1963 |
Constant Permeke |
De man met de vest |
Schilderij |
Expressionisme |
12. |
1963 |
Constant Permeke |
Het gebakskraam |
Schilderij |
Expressionisme |
13. |
1963 |
Gust De Smet |
Meisje met boeket |
Schilderij |
Expressionisme |
14. |
1963 |
Gust De Smet |
Witte hemd op zwarte achtergrond |
Schilderij |
Expressionisme |
15. |
1963 |
Edgard Tytgat |
Het model |
Schilderij |
Expressionisme |
16. |
1963 |
Meester van Nederrijn |
St. Rochus |
Schilderij |
|
17. |
1963 |
Charles Leplae |
Staand meisje |
Beeld (mensen) |
|
18. |
1963 |
Mark Macken |
Regen |
Beeld |
|
19. |
1963 |
Clemens Pasch |
Zittend meisje |
Beeld (mensen) |
|
20. |
1963 |
Arnoldo Pomodoro |
Omaggio al cosmonauto |
Object (kunst-) |
|
Voor de verzameling moderne meesters stelt Vanbeselaere de aankoop voor van het schilderij Gebakskraam van Constant Permeke. Het is een van de belangrijkste werken uit de vroeg expressionistische periode van Permeke die in het museum nog niet vertegenwoordigd is. In 1963 komen er nog twee werken vrij van Gust De Smet die beiden figureerden op de retrospectieve tentoonstelling van een jaar geleden: Meisje met boeket en Witte hemd op zwarte achtergrond. De Commissie acht de werken van belang voor de verzameling van het museum.
Vanbeselaere stelt dat jaar aan de commissie voor, met het oog op het verrijken van de verzameling moderne kunst, dat leden van de commissie een bezoek zouden kunnen brengen aan ateliers van kunstenaars waarvan het werk door alle commissieleden waardevol wordt geacht, hetzij beeldhouwers of schilders en die door de kwaliteit van hun werk in aanmerking moeten komen om in het museum vertegenwoordigd te worden.
Tabel 2.4.17 Aankopen 1964
|
Jaar |
Kunstenaar |
Titel |
Kunstwerk |
Stroming |
1. |
1964 |
Henri de Braekeleer |
De Tenierplaats te Antwerpen |
Schilderij |
Realisme |
2. |
1964 |
Theo van Rijsselberghe |
Portret van Madame C. Meunier |
Schilderij |
Neo- Impressionisme |
3. |
1964 |
Pieter van Halen |
Het bad van Diana |
Schilderij |
17de eeuw |
4. |
1964 |
Jan Dries |
Ademend leven |
Object (kunst-) |
|
5. |
1964 |
Georges Grard |
De smeekbede |
Beeld (mensen) |
|
Het museum voert sinds enkele jaren een besparingspolitiek met in het vooruitzicht eventueel belangrijke aankopen voor de verrijking van de verzameling. Zo werd bijvoorbeeld in 1964 na een bezoek aan het Paleis voor Schone Kunsten te Brussel De Teniersplaats van Henri De Braekeleer te koop aangeboden. Het werk neemt in het oeuvre van De Braekeleer een uitzonderlijke plaats in, niet alleen omwille van het stadsbeeld dat uniek is maar tevens omwille van zijn louter poëtische hoedanigheden.[40]
In 1964 wordt ook een werk van Peter van Halen, Diana en haar nimfen, aangeboden. De commissie acht de aankoop gewenst gezien de hoedanigheid van het werk en het feit dat van deze Antwerpse meester met geen enkel werk voorkomt in openbare verzamelingen.
Tabel 2.4.18 Aankopen 1965
|
Jaar |
Kunstenaar |
Titel |
Kunstwerk |
Stroming |
1. |
1965 |
Lucebert |
Kluizenaar |
Schilderij |
Cobra |
2. |
1965 |
Jacob Smits |
In de loopgraven |
Schilderij |
Symbolisme |
3. |
1965 |
Paul Bril |
De roof van Ganymedes |
Schilderij |
16de / 17de eeuw |
4. |
1965 |
Roelant Saverij |
Het aardse paradijs |
Schilderij |
16de /17de eeuw |
5. |
1965 |
Onbekend meester |
Kruisiging |
Schilderij |
16de eeuw |
6. |
1965 |
Giacomo Benevelli |
Aggregaat in wording |
Object (kunst-) |
|
7. |
1965 |
Floriano Bodini |
De vermoorde |
Beeld (mensen) |
|
8. |
1965 |
Eugene Seiz |
Vrouwenfiguur |
Beeld (mensen) |
|
9. |
1965 |
Pol Spilliaert |
De zwarte bloem van Java |
Object (kunst-) |
|
10. |
1965 |
Luc Verlee |
Ever |
Beeld (dieren) |
|
Tabel 2.4.19 Aankopen 1966
|
Jaar |
Kunstenaar |
Titel |
Kunstwerk |
Stroming |
1. |
1966 |
Frits Van den Berghe |
Afstanden |
Schilderij |
Expressionisme |
2. |
1966 |
Valerius de Saedeleer |
Boomgaard in de winter |
Schilderij |
Symbolisme |
3. |
1966 |
Albert Servaes |
Winterlandschap |
Schilderij |
Expressionisme |
4. |
1966 |
Gust de Smet |
Hoeve |
Schilderij |
Expressionisme |
5. |
1966 |
Armand Vanderlick |
Stilleven met fles |
Schilderij |
Animisme |
6. |
1966 |
Goosens van der Weyden |
Triptiek van Abt Antonius |
Schilderij |
16de eeuw |
7. |
1966 |
Georges Grard |
De Afrikaanse |
Beeld(mensen) |
|
8. |
1966 |
Charles Leplae |
Liggend naakt |
Beeld (mensen) |
|
9. |
1966 |
Ernest Wijnants |
Jong meisje |
Beeld (mensen) |
|
Op de veiling van Campo in 1966 werd Winterlandschap van Albert Servaes gekocht en van Ernest Wijnants een beeld. De eerste heeft belang vanwege zijn vroege datum en al volkomen expressionistisch is door de fractuur. De tweede is een van de gevoeligste werken van de kunstenaar.
Het schilderij Boomgaard in de winter van Valerius De Saedeleer wordt aangeboden. Het schilderij is van goede kwaliteit en dateert uit de beste periode van de schilder en vormt een verrijking van het ensemble.
Tabel 2.4.20 Aankopen 1967
|
Jaar |
Kunstenaar |
Titel |
Kunstwerk |
Stroming |
1. |
1967 |
René Guiette |
Hemel |
Schilderij |
|
2. |
1967 |
René Guiette |
Essentie |
Schilderij |
|
3. |
1967 |
Louis De Maeyer |
De noodkreet |
Schilderij |
|
4. |
1967 |
Rudolf Meerbergen |
De stille machine |
Schilderij |
|
5. |
1967 |
Auguste Oleffe |
Golfbreker te Nieuwpoort |
Schilderij |
Fauvisme |
6. |
1967 |
Gust De Smet |
Kermis op de Vrijdagmarkt in Gent |
Schilderij |
Expressionisme |
7. |
1967 |
Meester van de 17de eeuw |
Portret van Cornelius Nutius |
Schilderij |
17de eeuw |
8. |
1967 |
Vic Gentils |
Zonexplosie |
Object (kunst-) |
|
9. |
1967 |
Charles De Rouck |
Waterplant |
Object (kunst-) |
|
10. |
1967 |
Erzsebet Schaar |
Deur |
Object (kunst-) |
|
Tabel 2.4.21 Aankopen 1968
|
Jaar |
Kunstenaar |
Titel |
Kunstwerk |
Stroming |
1. |
1968 |
Pierre Alechinsky |
De laatste dag |
Schilderij |
Cobra |
2. |
1968 |
Engelbert van Anderlecht |
Dode rede |
Schilderij |
Lyrisch abstract |
3. |
1968 |
Gaston Bertrand |
Florence III |
Schilderij |
Abstract |
4. |
1968 |
Jan Burssens |
In elkaar |
Schilderij |
Abstract |
5. |
1968 |
Jo Delahaut |
Kleur-Vorm |
Schilderij |
Geo abstract |
6. |
1968 |
Louis van Lint |
Duizendjarige aanwezigheid |
Schilderij |
Lyrisch abstract |
7. |
1968 |
Marc Mendelson |
Een bladzijde op wit geschreven |
Schilderij |
Lyrisch abstract |
8. |
1968 |
Antoine Mortier |
Het derde paar |
Schilderij |
Lyrisch abstract |
9. |
1968 |
Luc Peire |
Vertigo |
Schilderij |
Geometrisch abstract |
10. |
1968 |
Victor Servranckx |
Het domein van het water |
Schilderij |
Abstract |
11. |
1968 |
Dan van Severen |
Compositie met kruis |
Schilderij |
Geometrisch abstract |
12. |
1968 |
Jacob Smits |
Hooiwagen |
Schilderij |
Symbolisme |
13. |
1968 |
Guy Vandenbranden |
Compositie |
Schilderij |
Geometrisch abstract |
14. |
1968 |
Serge Vandercam |
Zelfportret |
Schilderij |
|
15. |
1968 |
Jef Verheyen |
Variatie |
Schilderij |
Zero |
16. |
1968 |
Pierre Vlerick |
Wandel Pjeeroo |
Schilderij |
|
17. |
1968 |
Roel D’Haese |
Song of evil |
Beeld (ruiter) |
|
18. |
1968 |
Paul Van Hoeydonck |
Spaceman |
Object (kunst-) |
Zero |
Na het atelierbezoek aan Vic Gentils trok Zonexplosie de aandacht. Het museum moet nodig aandacht gaan besteden aan het werk van hedendaagse kunstenaars die ook in beeldhouwkunst een geheel nieuwe en met geen enkel ander vergelijkbare opvatting zijn toegedaan. Gentils is de beste beeldhouwer uit de naoorlogse generatie.[41]
René Guiette stuurt na zijn retrospectieve tentoonstelling in 1967 drie werken naar het museum. Het museum heeft nog maar twee werken van deze kunstennaar. De getoonde werken zijn representatief voor de jongste periode van de schilder.
Van 18 februari tot 12 mei 1968 kon men in het Koninklijk Museum voor Schone Kunsten naar de tentoonstelling ‘Kontrasten 1947-67’. Dit was een overzichtstentoonstelling van de meest belangrijke nieuwe kunstenaars die in de loop van de laatste twintig jaar op het gebied van de schilderkunst naam gemaakt hadden, waaronder veel abstracten.
Het doel van de tentoonstelling was een beeld te geven van de artistieke en historische waarde van de naoorlogse generatie en de aankoop van werken te vergemakkelijken. “Behalve twee zeer belangrijke stukken, het brons The song of evil van Roel d´Haese en De laatste dag van Pierre Alechinsky die u al werden voorgelegd, werd besloten u de volgende reeks van aankopen ter goedkeuring in te dienen: Gaston Bertrand, Florence III. Eén van de eerste abstrakten. Van hem bezit het museum slechts één doek. Door dit tweede werk zou hij op behoorlijke wijze in het museum vertegenwoordigd zijn. Jan Burssens, In elkaar. Het museum heeft nog geen werk van hem en het is wenselijk dat dit wel het geval zou zijn. Jo Delahaut, Kleur-Vorm. Van deze zeer strenge en consequente geometrisch-abstracte schilder bezit het museum geen enkel werk. Marc Mendelson, Een bladzijde op wit geschreven. Het museum bezit één vroeg werk. De aankoop van een tweede werk is daarom volkomen gewettigd. Antoine Mortier, Het derde paar. Met Bertrand en Van Lint de voornaamste van de eerste golf van de abstracten. Tot op heden werd nog geen werk van hem gekocht. Luc Peire, Vertigo, Het museum bezit twee werken van deze kunstenaar. Dit werk illustreert de logica van zijn ontwikkeling. Engelbert van Anderlecht, Dode rede. Deze kunstenaar is tot op heden nog niet in het museum vertegenwoordigd. Guy Vandenbranden, Compositie. Het is wenselijk het geometrisch-abstracte werk in het museum vertegenwoordigd te zien. Serge Vandercam, Zelfportret, Er is tot op heden nog geen werk van de kunstenaar aanwezig. Zijn zelfportret zou een aanwinst betekenen voor de verzameling van het museum. Paul Van Hoeydonck, Spaceman. Tot op heden is er in het museum geen werk van hem aanwezig. Zijn aanwezigheid is voor een goed overzicht van de naoorlogse stroming onmisbaar. Pierre Vlerick, Wandel Pjeeroo. Momenteel is hij een van de opvallendste schilders. In een overzicht mag hij niet ontbreken.[42]
Tijdens de zitting van 4 november 1968 wordt de vraag gesteld of de aankooppolitiek aan het toeval overgelaten moet worden (d.m.v. veilingen) of dat de aankopen moeten worden geleid door een van tevoren bepaald plan dat binnen de grenzen van budgettaire mogelijkheden valt. In het laatste geval zou het gaan om het aanvullen van bestaande lacunes evenals het systematisch prospecteren van de hedendaagse kunst op nationaal en internationaal vlak. Vanbeselaere antwoordt dat de nadruk moet blijven liggen op de nationale productie.[43]
Tabel 2.4.21 Aankopen 1969
|
Jaar |
Kunstenaar |
Titel |
Kunstwerk |
Stroming |
1. |
1969 |
Serge Largot |
Compositie nr 37 |
Schilderij |
Abstract |
2. |
1969 |
Roger Somville |
Tragisch figuur |
Schilderij |
|
3. |
1969 |
Jean-Paul Laenen |
Transition |
Object (kunst-) |
|
4. |
1969 |
Julio Le Parc |
Cercle en contorsion sur trame |
Kinetisch |
Zero |
5. |
1969 |
Venancio Blanco |
Ekster |
Beeld (dieren) |
|
Tabel 2.4.22 Aankopen 1970
|
Jaar |
Kunstenaar |
Titel |
Kunstwerk |
Stroming |
1. |
1970 |
Prosper De Troyer |
De kruisdrager |
Schilderij |
Expressionisme |
2. |
1970 |
Jan Cox |
Twee heksen |
Schilderij |
Cobra |
3. |
1970 |
Henri Evenepoel |
Mijn zieke grootvader |
Schilderij |
Impressionisme |
4. |
1970 |
Robert Geenens |
De ontmoeting |
Schilderij |
Surrealisme |
5. |
1970 |
Maurice Van Saene |
Marine |
Schilderij |
Abstract |
6. |
1970 |
Henri Wolvens |
Boerentram |
Schilderij |
Animisme |
7. |
1970 |
Willy Anthoons |
Immanent teken |
Objetc (kunst-) |
|
8. |
1970 |
Rik Poot |
Zittende sphinx |
Beeld (mensen) |
|
9. |
1970 |
Pierre Caille |
Roi Narquis |
Object (kunst-) |
|
Tabel 2.4.23 Aankopen 1971
|
Jaar |
Kunstenaar |
Titel |
Kunstwerk |
Stroming |
1. |
1971 |
Lode Jacobs |
Quaedam |
|
Abstract |
2. |
1971 |
Carlo De Roover |
Amenophis |
|
|
3. |
1971 |
André Bogaert |
Reliëfcompositie in vilt |
Object (kunst-) |
|
4. |
1971 |
Henri Puvrez |
Portret van Hippolyte Daeye |
Portret (beeld-) |
|
5. |
1971 |
Günther Uecker |
Spiraal |
Object (kunst-) |
Zero |
6. |
1971 |
Luc Verlee |
Ontmoeting |
Object (kunst-) |
|
In 1971 volgt de aankoop van het beeld in terracotta van Portret van Hippolyte Daeye door Henri Puvrez. Het museum bezit al een portret van Daeye in brons maar dit beeld is beter van kwaliteit en behoort tot de best geslaagde portretten gebeeldhouwd door Puvrez. Van Prosper De Troyer wordt De kruisdrager verworven voor het museum. Het is een van de meest representatieve werken van deze expressionist.
Na de tentoonstelling ‘Magisch realisme in Nederland’ koopt het museum drie werken. Van de Nederlandse kunstenaar Pyke Koch koopt het museum het schilderij Het uur u. “Het is een laat werk van de meest poëtische van de drie Hollandse realisten. De indringende intensiteit van de innerlijke veelstemmigheid waarmee sfeer, licht, kleur en figuratie beladen is […] verheft elk werk van deze meester tot een unieke en onvervangbare kunstdaad.”[44] Van de hand van Raoul Hynckes, is het schilderij Stilleven met veer. “Een uitmuntend stilleven uit de laatste tijd van deze Hollandse magisch realist”.[45] Een werk van de schilder Carel Willink, Landschap met omgevallen beeld, behoort ook tot de aankopen uit de tentoonstelling.
Tabel 2.4.24 Aankopen 1972
|
Jaar |
Kunstenaar |
Titel |
Kunstwerk |
Stroming |
1. |
1972 |
Pyke Koch |
Het uur u |
Schilderij |
Magisch realisme |
2. |
1972 |
Raoul Hynckes |
Stilleven met veer |
Schilderij |
Magisch realisme |
3. |
1972 |
Carel Willink |
Landschap met omgevallen beeld |
Schilderij |
Magisch realisme |
4. |
1972 |
Djardje Sijakovic |
De troubadour van Ohrid |
Schilderij |
|
5. |
1972 |
Roel D’Haese |
Curtain call |
Beeld (groeps-) |
|
6. |
1972 |
Roel D’Haese |
Geste professionel |
Beeld(sculptuur-) |
|
7. |
1972 |
Roel D’Haese |
Sur les ramblas |
Beeld (groeps-) |
|
Na de tentoonstelling van Reinhoud D’Haese in 1972 wordt aan de aankoop van enkele beelden gedacht. Twee groepsbeelden en een afzonderlijk beeld worden uiteindelijk aan de verzameling beeldhouwkunst toegevoegd. Curtain call, Sur les ramblas en Geste professionnel kunnen samen als een ensemble gezien worden dat representatief is voor de kunst van D’Haese.
In paragraaf 2.5 worden het aankoopbeleid van Walther Vanbeselaere geanalyaseerd en wordt gekeken of de aankopen in een bepaalde kunsthistorische context geplaatst kunnen worden.
2.5 Evaluatie
In de periode dat Vanbeselaere hoofdconservator was van het Koninklijk Museum voor Schone Kunsten heeft hij in zijn aankopen de nadruk gelegd op Belgische kunstenaars van wie het werk internationaal inhoudelijk georiënteerd is maar nog niet als zodanig is erkend. De laatste jaren trad een duidelijke kentering in en de hedendaagse kunst werd ‘toegelaten’ in het museum. Toch werd dan nadrukkelijk gesteld dat het ging om ‘informatieve tentoonstellingen’ dus dat de museumleiding er niet achter stond.[46] Het accent dient te liggen op de kwaliteit, niet op de actualiteit. Dit standpunt plaatste Antwerpen buiten het hedendaagse kunstgebeuren in een periode waarin de abstracte kunst haar tweede bloei beleefde om gevolgd te worden door de doorbraak van de Amerikaanse kunst met pop art, minimal art en conceptuele kunst, experimentele bewegingen waarvoor het museum op beslissend moment gesloten bleef. En ook belangrijke Europese stromingen als Zero uit de jaren zestig ontbreken volledig in zijn aankopen.
De Europese kunststromingen van de jaren vijftig zijn in zijn aankopen echter wel mondjesmaat aan bod gekomen. L’Art Informel wordt vertegenwoordigd door Hans Hartung met twee werken. De Materie schilderkunst komt aan bod met een werk van de Nederlandse Vlaming Bram Bogaert. Cobra is in de museumverzameling opgenomen met werken van Alechinsky, Cox en Appel. Het grootste gedeelte van deze aanwinsten abstracte werken is lyrisch abstract van stijl en sluit daarmee aan bij de tweede bloei die de abstracte kunst beleefde. Maar het typische Amerikaans Abstract Expressionisme ontbreekt wel weer in de museumverzameling. De hoofdconservator hield het erbij dat zijn museum door de aard van zijn collectie hoofdzakelijk georiënteerd moest blijven op het verleden. In Vanbeselaere kan daarom moeilijk een baanbreker gezien worden die de moderne en hedendaagse kunststromingen op de voet volgde. Wat betreft de verzameling moderne meesters, was het de zorg van zowel de commissie als van mijzelf, vooral, maar niet uitsluitend, onze verzamelingen ‘nationale schilderkunst’ zoveel mogelijk te verrijken en dat is ons in zekere mate gelukt.”[47]
Wat betreft de verzameling oude meesters kon en kan slechts bij uitzondering een belangrijk stuk aan de verzameling van dit museum toegevoegd worden. Daartoe beschikken we immers niet over de noodzakelijke fondsen. Want als er al eens een werk van grote esthetische waarde op de markt kwam dan stegen de prijzen zo onthutsend hoog dat geen enkel Belgisch museum bij gebrek aan aankoopbudget, concurrerend kon optreden.”[48] “Voor de oude meesters was het belangrijk goed te conserveren en ze behoorlijk tentoon te stellen.
Het aankoopbeleid van Vanbeselaere was gedurende zijn hoofdconservatorschap gericht op de volgende speerpunten; het nationale karakter van de museumverzameling behouden en door geselecteerde aankopen de collectie verrijken. De collecties van de topfiguren Ensor, De Braekeleer, Smits en Permeke werden aangevuld. Het verwerven van werk van andere Vlaamse expressionisten, Belgische surrealisten en animisten en aandacht voor de eigentijdse richtingen, namelijk (lyrische) abstractie en concrete kunst.
De internationale biënnales van Middelheim hebben ertoe geleid dat het Koninklijk Museum voor Schone Kunsten in de jaren vijftig en zestig enkele beelden heeft kunnen aankopen van belangrijke vernieuwers in de beeldhouwkunst. In het verwerven van de beelden voor de museumverzameling was Vanbesealere meer internationaal georienteerd.
De onderstaande figuren visualiseren het aankoopbeleid van Walther Vanbeselaere. Hierbij worden de Oude meesters en Moderne meesters voor wat betreft de verzameling beelden en schilderijen met elkaar vergeleken. Ook wordt er gekeken naar de verhouding Vlaamse meesters en Internationale meesters in zijn aankopen.
Figuur 2 Verhouding Oude meesters-Moderne meesters 1948-1972
Voor Vanbeselaere was het voor wat betreft de verzameling oude meesters belangrijk deze goed te conserveren en ze behoorlijk tentoon te stellen. Wanneer er eens een schilderij op de markt kwam stegen de prijzen zo hoog dat geen enkel Belgisch museum concurrerend kon optreden. Voor de verzameling moderne kunst was het belangrijk deze zoveel mogelijk te verrijken.
Figuur 3 Verhouding Oude meesters-Moderne meesters 1948-1972
Beelden van oude meesters worden vrij zeldzaam op de markt aangeboden. Dit percentage verschilt daarmee dus aanzienlijk wanneer het vergeleken wordt met het percentage aankopen moderne beelden. Het hoge percentage is te verklaren door de internationale biënnales van Middelheim die vanaf de jaren vijftig werden georganiseerd. In de aankoop van de beelden is Vanbeselaere afgeweken van zijn punt dat de collectie hoofdzakelijk georiënteerd moest blijven op het verleden en op de eigen meesters.
Figuur 4 Verhouding Vlaamse kunstenaars-Internationale kunstenaars 1948-1972
In de periode dat Vanbeselaere hoofdconservator was heeft hij in zijn aankopen de nadruk gelegd op Belgische kunstenaars van wie het werk internationaal georienteerd was maar nog niet als zodanig erkend. Voor de verzameling moderne meesters was het zijn zorg de verzameling ‘nationale schilderkunst’ zoveel mogelijk te verrijken. Figuur 4 laat zien dat de Vanbeselaere en de aankoopcommissie daarin geslaagd zijn.
3.1 Inleiding
Hoofdstuk 3 behandelt het hoofdconservatorschap ten tijde van Gilberte Gepts. Om haar aankopen in een context te kunnen plaatsen wordt in de volgende paragrafen een overzicht gegeven van de artistieke periode van na 1970. Hierna volgt een beschrijving van de aankopen. Het hoofdstuk wordt afgesloten met een evaluatie van de aankopen.
3.1.1 Artistieke situatie vanaf 1970 internationaal
Een radicale verandering valt op na 1970. Kunstenaars gaan op zoek naar een totaalbeeld. Ze willen een relatie scheppen tussen mens, werk en omgeving enerzijds en kunst, wetenschap en industrie anderzijds. Het object komt centraal te staan. Met de fundamentelen en de conceptuele kunst werd de dematerialisatie van de kunst ingezet. Alle nieuwe richtingen verdringen het subjectieve element in de kunst om het object centraal te stellen. Door velen werd de traditionele schilderkunst genegeerd om ideologische problemen over kunst te bestuderen en te analyseren. Daarbij maakte men gebruik van teksten, film, video, foto’s, performances en environments. Nieuw in die tijd is ook dat in alle toenmalige richtingen, die aansluiting zochten bij internationale tendensen, zoals concept- art, analytische schilderkunst, land- art, art povera, het onderscheid tussen schilder- en beeldhouwkunst wegvalt.
Eén van de belangrijkste kenmerken van de kunst uit de jaren zeventig is dat men ervan overtuigd is dat het denkproces dat aan het kunstwerk vooraf gaat even belangrijk is als het kunstwerk zelf. De kwaliteit van het idee bepaalt de waarde van het product, niet de esthetische vormgeving. In plaats van een afgewerkt product zal de kunstenaar nu informatie en documentatie verschaffen zodat de toeschouwer zelf het idee kan vaststellen. In 1969 brak concept- art in al haar vormen (o.a. land- art) door en leeft tot op heden voort. Land- art (ontstaan in Amerika) en arte povera (ontstaan in Italië) benadrukken beide vooral de creatie en niet zozeer de voltooiing van het kunstwerk.
Bovengenoemde richtingen hadden de kunst beroofd van alle kwaliteiten die altijd al tot de kunst hadden behoord. Reacties op deze kunst die in feite alleen in het hoofd bestond konden dus niet uitblijven. De fundamentele schilderkunst staat bij het proces tegen de conceptuele kunst voorop. De fudamentele schilders willen in hun abstracte werk het eigen terrein van de schilderkunst aftasten. Het systematisch bloot leggen van de fundamenten van de schilderkunst en het ontleden van de middelen die de kunstenaar hanteert.[49] Gelijktijdig met de conceptuele kunst ontstond het Amerikaanse hyperrealisme, in Europa het Fotorealisme. Het terugverlangen naar echte schilderkunst is niet alleen kenmerkend voor het hyperrealisme maar ook voor het neo- expressionisme dat probeerde de schilderkunst de centrale plaats in de moderne kunst terug te geven en dat tevens het beginpunt was van het postmodernisme.
3.1.1 Artistieke situatie in België vanaf 1970
Jef Gheys is een kunstenaar die land- art brengt in Vlaanderen. In 1970 wordt hij uitgenodigd om deel te nemen aan een tentoonstelling in het Koninklijk Museum voor Schone Kunsten in Antwerpen. Zijn antwoord is het opblazen van het museum. Het is een aanval op de structuren op het museum dat in geheiligde afzondering bestaat en waarvoor de kunstenaar in een soort gevangenis dingen maakt.[50] Een zekere verbinding met arte povera wordt gevonden in de individuele mythologie. Hierin wil de kunstenaar zijn eigen ervaringen weergeven door middel van symbolen of mythen die hij uit zijn eigen verleden opdiept. Voor inspiratie zoekt hij in zelf geknutselde voorwerpen. In Antwerpen volgen Hugo Heyrman en Panamarenko die richting. Performances duiden vanaf 1975 op een hernieuwde belangstelling voor het subjectieve element in de kunst. Het accent ligt op het theatrale karakter omdat het lichaam als uitdrukkingsmiddel een belangrijke rol speelt. De voorstellingen worden opgenomen en groeien daarna uit tot videoperformances. In België kende performances weinig succes.
3.2 Biografie Gilberte Gepts
Afbeelding 2 Gilberte Gepts
Gilberte Geptst studeerde kunstgeschiedenis en oudheidkunde aan de Rijksuniversiteit Gent. In 1945 promoveerde zij op het proefschrift ‘Guillielmus en Guillielmus-Ignnatius Kerrick, Antwerpse beeldhouwers.’ Haar voorkeur voor beeldhouwkunst uitte zich ook in de artikelen die zij schreef. [51] In 1946 werd Gilberte Gepts aangesteld als medewerkster bij het Koninklijk Museum voor Schone Kunsten in Antwerpen. Tot 1960 was zij conservator. In 1973 nam zij het stokje over van Vanbeselaere en werd zij de eerste vrouwelijke hoofdconservator in Vlaanderen. Gepts aanvaardde deze functie niet als vanzelfsprekende bekroning van haar loopbaan. Zij zag het ook als een uitdaging en een middel om een doel te dienen dat zij hoger achtte dan een beheerstaak. Haar taak als hoofdconservator was om in het museum de voorwaarde te scheppen voor een beter functioneren van zowel de oude als de moderne kunst.
3.3 Samenstelling van de verzameling
Na vijfentwintig jaar hoofdconservatorschap onder Walther Vanbeselaere was in de eerste plaats de collectie negentiende eeuw aangevuld met werken van Henri de Braekeleer, James Ensor, Jakob Smits en Constant Permeke. Verder had hij de collectie aangevuld met onder andere Gustaaf de Smet, Jean Brusselmans, Frits Van den Berghe en
Edgard Tytgat. Dat Vanbeselaere in die richting heeft gewerkt heeft twee oorzaken. “Volgens mij moeten wij in de eerste plaats een nationaal museum zijn, een museum waar een belangrijke selectie van het beste uit onze eigen
nationale schilderkunst te zien moet zijn. Daarbij ben ik ervan overtuigd dat wij in ons verleden steeds sterk zijn geweest wanneer wij onafhankelijk waren van buitenlandse invloeden. Wij zijn Vlaams van traditie gebleven.”[52]
Toch heeft Vanbeselaere de verzameling niet alleen aangevuld. De verzameling schilderijen van het Koninklijk Museum voor Schone Kunsten werd verrijkt met zesenvijftig schilderijen van kunstenaars waarvan het museum nog geen werk van in het bezit had. Ongeveer de helft van de zesenvijftig schilderijen is afkomstig van eigentijdse richtingen, namelijk abstracte, en concrete kunst. De verzameling beelden van het museum kreeg ook een aanzienlijke impuls door de internationale biënnales in Middelheim. Er werden eenenvijftig beelden verworven van beeldhouwers waarvan het museum nog geen werk in het bezit had.
Gilberte Gepts kwam dus aan in een museum waarvan de verzameling schilderijen overwegend nationaal gericht was, maar waar het aantal schilderijen afkomstig van eigentijdse richtingen in de kunst een kleine groei kende.
De verzameling beelden van moderne kunstenaars kende eenzelfde groei door de internationale biënnales.
3.4 Aankoopbeleid
De tabel geeft een overzicht van de aankopen per jaar, gedurende het hoofdconservatorschap van Gilberte Gepts. De met geel gearceerde aankopen zijn eerste aankopen. De overige aankopen zijn aanvullingen op de verzameling.
Tabel 3.4.1 Aankopen 1973
|
Jaar |
Kunstenaar |
Titel |
Kunstwerk |
Stroming |
1. |
1973 |
Fausto Melotti |
De dans |
Object (kunst-) |
|
2. |
1973 |
Uli Pohl |
Kubus II |
Object (kunst-) |
|
3. |
1973 |
Gio Pomodoro |
Marat Spirale |
Object (kunst-) |
|
De hoofdconservator deelt mede dat gezien het grote belang van de jongste biënnale van Middelheim (1973), het museum bereid is enkele beelden te kopen. Burgemeester Craeybeckx geeft de lijst van beelden waarop de stad een optie heeft. Hij duidt de werken aan die naar oordeel van de commissie geschikt zijn voor de verzameling actuele kunst van het museum: Hede Bühl, De wachter, Uli Pohl, Kubus II, Heinz Mack, Vlammenwoud, Gio Pomodoro, Marat spirale, Fausta Melottti, De dans, Andrea Cascella, Cavaliere nero en Levende steen. De prijzen liggen echter te hoog waardoor het noodzakelijk wordt een keuze te maken. Uiteindelijk worden de beelden van Melotti, Pomodoro en Pohl verworven voor het museum.
Tabel 3.4.2 Aankopen 1974
|
Jaar |
Kunstenaar |
Titel |
Kunstwerk |
Stroming |
1. |
1974 |
Meester van Frankfort |
Dubbelportret |
Schilderij |
|
2. |
1974 |
Jan Cox |
Mijn vader in coma |
Schilderij |
Cobra |
3. |
1974 |
Jacob Smits |
Portret van een man |
Schilderij |
Symbolisme |
4. |
1974 |
Jacob Smits |
Portret van Malvina |
Schilderij |
Symbolisme |
5. |
1974 |
Joe Tilson |
Labyrint Ecbatan |
Schilderij |
|
6. |
1974 |
Xavier De Cocx |
Bij de beek |
Schilderij |
|
7. |
1974 |
Paul van Hoeydonck |
Space torso |
Object (kunst-) |
Zero |
8. |
1974 |
Camiel Van Breedam |
Het grote orgel |
Assemblage |
Nieuw Realisme |
9. |
1974 |
Bert De Leeuw |
24x23x22…x1 1970 |
Object (kunst-) |
|
Het werk My father in coma van Jan Cox werd door de commissie voor aankoop gevraagd. In dit werk komt een aspect voor dat niet terug te vinden is in De twee zusters en Twee heksen, twee werken die het museum al in haar bezit heeft. Tevens werd Dubbelportret van de kunstenaar en zijn vrouw van de Meester van Franfort verworven. Het betreft een werk van onbetwistbare betekenis voor de vroege Antwerpse schildersschool. Voor het museum dat al een ander belangrijk werk heeft van deze meester betekent het een schitterende verrijking.
Uit de tentoonstelling van Joe Tilson werd Labyrint Ecbatan 1973 verworven. De commissie oordeelde dat met de aankoop een belangrijk werk van een vooraanstaand Britse kunstenaar werd verworven. Deze geïsoleerde aankoop beantwoordt echter niet aan de intentie om tot een planning in het aankoopbeleid te komen.
Herhaaldelijk werd de wens uitgesproken om een duidelijke beleidslijn uit te stippelen betreffende de aankopen voor de actuele kunst, vooral de stromingen van de 20ste eeuw. In de verzameling van het museum komen voor wat betreft de laatste stroming belangrijke hiaten voor. De collectie is overwegend afgestemd op het laat- impressionisme, expressionisme en het animisme maar het werk van de eerste generatie constructivisten en surrealisten is niet of nauwelijks vertegenwoordigd. Ook de naoorlogse en hedendaagse kunst is in geringe mate aanwezig.
Er moeten daarom twee vragen gesteld worden. Moet men zoals in het verleden hoofdzakelijk nationale kunst opnemen of kan internationale kunst ook opgenomen worden en moet men zich richten op bepaalde stijlrichtingen of moet men zo gevarieerd mogelijk zijn? De commissie is van oordeel dat aan de nationale kunst voorrang gegeven zal worden maar dat ook internationale kunst gekocht zal worden. Voor eigen land wordt een lijst gemaakt van kunstenaars waarvan het werk in de verzameling aanwezig moet zijn. De commissie denkt in ieder geval aan Pol Mara, Roger Raveel, Vic Gentils en Etienne Elias.[53]
Tabel 3.4.3 Aankopen 1975
|
Jaar |
Kunstenaar |
Titel |
Kunstwerk |
Stroming |
1. |
1975 |
Victor Servranckx |
Opus 20 |
Schilderij |
Abstract |
2. |
1975 |
Jef Verheyen |
Morgen |
Schilderij |
Zero |
3. |
1975 |
Arman |
Accumulatie van scheerapparaten |
Assemblage |
Nieuw Realisme |
4. |
1975 |
Walter Leblanc |
Twisting strings |
Object (kunst-) |
Zero |
Naar aanleiding van de tentoonstelling van de veiling van Campo zijn er een aantal werken die de verzameling hedendaagse kunst in haar diverse aspecten op een verantwoorde manier kunnen verrijken: Arman, Accumulatie van scheerapparaten, Walter Leblanc, Torsies en Jef Verheyen, Morgen. Van Leblanc werd uiteindelijk een ander beeld verworven.
Tabel 3.4.4 Aankopen 1976
|
Jaar |
Kunstenaar |
Titel |
Kunstwerk |
Stroming |
1. |
1976 |
Jozef Peeters |
Kompositie |
Schilderij |
Abstract |
2. |
1976 |
Roel D´Haese |
Jason |
Beeld (mensen) |
|
3. |
1976 |
Remy Cornelissen |
Hooglied der liefde |
Beeld (sculptuur) |
|
4. |
1976 |
Paul De Vree |
Some like it hot |
Mixed media |
|
In 1976 verklaart de commissie zich akkoord dat het museum een werk van Roel D’Haese zou aankopen. Op de tentoonstelling ging de voorkeur uit naar het grote bronzen beeld Jason dat door een particulier te koop werd aangeboden. Het museum bezit op dat ogenblik al twee werken van Roel D’Haese: Bronzen toren en Song of evil verworven onder het hoofdconservatorschap van Walther Vanbeselaere.
Op de veiling van Campo werd Kompositie van Jozef Peeters aangekocht. Naar aanleiding van deze veiling kon weer eens worden vastgesteld dat de marktwaarde van de zogenaamde ‘experimentele’ kunstwerken aan een dalende koers onderhevig is. Het publiek schenkt enkel zijn vertrouwen aan geijkte waarden. Deze conjunctuur maakt het voor het museum interessant om de hiaten in de collectie aan te vullen.[54]
Tabel 3.4.5 Aankopen 1977
|
Jaar |
Kunstenaar |
Titel |
Kunstwerk |
Stroming |
1. |
1977 |
Pieter Paul Rubens |
Minerva en Hercules verdrijven Mars |
Schilderij |
17de eeuw |
2. |
1977 |
Marc Mendelson |
Ciertos signos lo presagian |
Schilderij |
Lyrisch abstract. |
3. |
1977 |
Maurice Wyckaert |
Quatre bras |
Schilderij |
Lyrisch abstract |
Enkele commissieleden bezoeken in 1977 de tentoonstellingen van Marc Mendelson en Maurice Wyckaert in Lens Fine Art. Het museum verwerft voor de verzameling het werk Ciertos signos lo presagian. Het werk is illustratief voor een fase in het werk van Mendelson die nog niet in de collectie vertegenwoordigd is.
Als gevolg van de wens op aanvulling van de verzameling moderne kunst werden uit een verzameling verschillende schilderijen van René Magritte te koop aangeboden. Het museum koopt Le cap des tempêtes dat als markant werk de collectie van de surrealisten kan verrijken.
Door de Brod Gallery in Londen werd een olieverfschets van de hand van Rubens te koop aangeboden. De overweging dat deze schets als een ‘aandenken’ aan de pasgehouden, succesvolle Rubens tentoonstelling kan gelden, vormt een argument van sentimentele aard ten gunste van de aankoop.[55]
Door galerie Campo wordt Processie op de Grote Markt te Antwerpen van Jan Michiel Ruyten aangeboden. Ruyten behoorde tot de meest vooraanstaande kunstenaars van de Antwerpse School omstreeks het midden van de negentiende eeuw. Hoewel in de museumverzameling drie werken van hem voorkomen, is het typerend voor de aard van de 19de eeuwse museumcollectie dat deze uit zijn latere periode dateren. Dit schilderij stamt juist uit zijn vroege periode. Het schilderij bezit een historische waarde omdat er juist uit die periode zo weinig werken werden verworven. De Processie op de Grote Markt te Antwerpen betekent een belangrijke aanwinst om de lacune aan te vullen die er zijn in de negentiende eeuwse verzameling.[56]
Naar aanleiding van de internationale kunstbeurs in Brussel in 1978 werd een werk van Fernando Botero, La premiere dame gekocht. Deze schilder is een van de belangrijkste actuele figuratieve schilders. Door The Antwerp Gallery werd Acrylschildering van Oliviero Cezar te koop aangeboden. Datzelfde jaar wordt een bezoek gebracht aan het atelier van Roger Raveel. Na overleg wordt De wandeling gekocht dat in zich de markantste kenmerken omvat van de vroegere productie van de kunstenaar en dat ook nog eens van bijzondere kwaliteit is.
Tabel 3.4.6 Aankopen 1978
|
Jaar |
Kunstenaar |
Titel |
Kunstwerk |
Stroming |
1. |
1978 |
Fernando Botero |
De appel |
Schilderij |
Nieuwe figuratie |
2. |
1978 |
Fernando Botero |
La première dame |
Schilderij |
Nieuwe figuratie |
3. |
1978 |
Etienne Elias |
Bekering van een provo |
Schilderij |
Nieuwe figuratie |
4. |
1978 |
Etienne Elias |
Kat en man |
Schilderij |
Nieuwe figuratie |
5. |
1978 |
Oliviero Cezar |
Acrylschildering |
Schilderij |
Fotorealisme |
6. |
1978 |
Roger Raveel |
De wandeling |
Schilderij |
Nieuwe figuratie |
7. |
1978 |
Jan Michiel Ruyten |
Processie op de Grote Mart te Antwerpen |
Schilderij |
|
8. |
1978 |
René Magritte |
Le cap des tempêtes |
Schilderij |
Surrealisme |
Door Gallery Lens Fine Art worden werken van Etienne Elias te koop aangeboden, Kat en man en De bekoring van een provo. De schilderijen die beide zijn ontstaan in 1967 kunnen op verschillende vlakken als pendanten worden beschouwd. Zowel in de visie als in de stijl behoren ze tot de nieuw- figuratieve kunst die rond de figuur van Roger Raveel naar voren kwam.
Tabel 3.4.7 Aankopen 1979
|
Jaar |
Kunstenaar |
Titel |
Kunstwerk |
Stroming |
1. |
1979 |
Jacob Jordaens |
De aanbidding van de herders |
Schilderij |
17de eeuw |
2. |
1979 |
Frits Van den Berghe |
De ongekende tempel |
Schilderij |
Expres. |
3. |
1979 |
Fred Bervoets |
Bevreemdend personnage |
Schilderij |
Figuratief |
4. |
1979 |
Walter Goosens |
Zelfportret |
Schilderij |
Figuratief |
5. |
1979 |
François Lamorinière |
Landschap met reizigers bij ondergaande zon |
Schilderij |
Realisme |
6. |
1979 |
François Lamorinière |
Laantje nabij Putte |
Schilderij |
Realisme |
In 1979 heeft het museum voor de afdeling oude meesters een werk van uitzonderlijke betekenis kunnen verwerven door de aankoop van De aanbidding van de herders, een jeugdwerk van Jacob Jordaens. Er werd nuttig gebruik gemaakt van het feit dat religieuze onderwerpen van groot of middelgroot formaat op de kunstmarkt minder afnemers kennen dan profane onderwerpen die beter schijnen te passen bij verzamelaars.[57]
Als aanvulling van de verzameling Vlaamse expressionisten werd van een particulier De Onbekende tempel van Frits Van den Berghe gekocht. Het museum bezit al drie schilderijen uit de zogenaamde surrealistische periode. De Ongekende tempel schilderij is een van de eerste werken die deze periode inluiden.
Van twee jonge Antwerpse kunstenaars werd ook werk aangekocht. Het betreft een zelfportret van Walter Goossens en Bevreemdend personage van Fred Bervoets.
Tabel 3.4.8 Aankopen 1980
|
Jaar |
Kunstenaar |
Titel |
Kunstwerk |
Stroming |
1. |
1980 |
Bram Bogart |
Groen-wit-rood |
Schilderij |
Materie |
2. |
1980 |
Pol Bury |
700 points blancs 1970 |
Schilderij |
Zero |
3. |
1980 |
Lucio Fontana |
Concetto spaziale |
Schilderij |
Zero |
4. |
1980 |
Walter Leblanc |
Twisted strings- wit 1970 |
Schilderij |
Zero |
5. |
1980 |
Otto Piene |
Grosse sonne |
Schilderij |
Zero |
6. |
1980 |
Jef Verheyen |
Sombere ruimte 1959 |
Schilderij |
Zero |
7. |
1980 |
Carel Willink |
Zelfportret 1873 |
Schilderij |
Magisch realisme |
8. |
1980 |
Herman Goepfert |
Beeldobject KF 77 |
Object (kunst-) |
Zero |
9. |
1980 |
Christian Megert |
Spiegelboek |
Assemblage |
Zero |
In principe bieden de door het museum tijdelijk ingerichte tentoonstellingen een uitstekende gelegenheid om werken aan te kopen voor de verzameling. Naar aanleiding van de tentoonstelling ‘Zero Internationaal Antwerpen’ (1979-1980) wordt het wenselijk geacht een aantal werken te kopen. Op het verlanglijstje staan kunstenaars als Lucio
Fontana, Otto Piene, Walter Leblanc, Pol Bury en beelden van Herman Goepfert en Günther Uecker.
De hoofdconservator wijst op de noodzaak de museumverzameling, in het bijzonder de hedendaagse kunst, zo veel mogelijk in een internationaal verband te zien. Representatief werk van buitenlandse kunstenaars fungeert als referentiekader voor de kunstproductie in eigen land. Met dit argument wordt een werk van Lucio Fontana aangekocht, Concettto Spaziale.
Tabel 3.4.9 Aankopen 1981
|
Jaar |
Kunstenaar |
Titel |
Kunstwerk |
Stroming |
1. |
1981 |
Hilde Van Sumere |
Symmetrisch gedicht |
Object (kunst-) |
|
2. |
1981 |
Günther Uecker |
Spijkerobject |
Object (kunst-) |
Zero |
Na een bezoek aan het atelier van Hilde van Sumere beslist de commissie tot de aankoop van Symmetrisch gedicht. Het beeld werd gezien op de Middelheim tentoonstelling van 1981.
Door Galerie Edith Wahlandt Swäbisch Gmünd wordt een nagelobject uit 1979 te koop aangeboden. Het is een werk van de kunstenaar Günther Uecker dat ook op de tentoonstelling ‘Zero Internationaal Antwerpen’ te zien was.
Op 15 september 1981 overleed hoofdconservator Gilberte Gepts. Zij zal worden opgevolgd door de heer Leo Wuyts.
Wuyts was tot dan toe wetenschappelijk bibliothecaris. Hij werd bij ministerieel besluit, met ingang van december 1981, belast met de uitoefening van de hogere functie van hoofdconservator.
Tabel 3.4.10 Aankopen 1982
|
Jaar |
Kunstenaar |
Titel |
Kunstwerk |
Stroming |
1. |
1982 |
Fred Bervoets |
Ruzie in de galerij |
Schilderij |
|
2. |
1982 |
Floris Jespers |
Suzanna en de ouderlingen |
Schilderij |
|
Tabel 3.4.11 Aankopen 1983
|
Jaar |
Kunstenaar |
Titel |
Kunstwerk |
Stroming |
1. |
1983 |
Ignatius Van Regemorter |
Kroegtafereel |
Schilderij |
|
Dit werk van Regemorter sluit aan bij een eerder werk van de kunstenaar dat al in het bezit is van het museum Twistende kaartspelers. Van Regemorter keert zich in beide werken tot de humoristische zedenschildering. Het genretafereel sluit aan bij de 17de eeuwse meesters als Jan Steen.
Tabel 3.4.12 Aankopen 1984
|
Jaar |
Kunstenaar |
Titel |
Kunstwerk |
Stroming |
1. |
1984 |
Bert de Leeuw |
Quarantaine 1960 |
Schilderij |
|
2. |
1984 |
Gustave Van de Woestyne |
Gaston en zijn zuster 1923 |
Schilderij |
Symbolisme |
Naar aanleiding van de tentoonstelling ‘Informele kunst in België en Nederland 1955-1960’ hecht de commissie zijn goedkeuring aan de aankoop van Quarantaine van Bert De Leeuw.
Het schilderij Gaston en zijn zuster dat in de overzichtstentoonstelling van 1979 van Gustave Van de Woestyne in het museum een sleutelpositie innam werd door de eigenaar te koop aangeboden. Hoewel het museum over een aanzienlijk ensemble beschikt zou het schilderij toch een belangrijke aanvulling betekenen. Het schilderij past in de lijn van De likeurdrinkster.
In paragraaf 3.5 worden het aankoopbeleid van Gilberte Gepts geanalyaseerd en wordt gekeken of de aankopen in een bepaalde kunsthistorische context geplaatst kunnen worden.
3.5 Evaluatie
Herhaaldelijk werd tijdens het hoofdconservatorschap van Gilberte Gepts de wens uitgesproken om een duidelijke beleidslijn uit te stippelen betreffende de aankopen voor actuele kunst, vooral de stromingen van de 20ste eeuw.
Gilberte Gepts heeft wat betreft de aanvullingen op de verzameling de weg voortgezet die Vanbeselaere was begonnen. Voor het museum heeft zij zeven abstracte werken verworven. De stroming in de kunst waar Vanbeselaere de eerste werken voor het museum van aanschafte. De materie werken van Bogart en De Leeuw verwijzen ook nog naar de jaren vijftig. Duidelijk in haar aankopen is dat zij het hier, wat betreft de herinnering aan Vanbeselaere, bij laat. Gepts wilde zich meer richtten op de actuele stromingen in de kunst. De werken van Roger Raveel, Etienne Elias en Fernando Botero, kunstenaars van de nieuwe figuratie, getuigen hiervan. Gilberte Gepts heeft ook een aantal actuele werken kunnen verwerven naar aanleiding van de tentoonstellingen de zij heeft georganiseerd. Zo was daar eind jaren zeventig de tentoonstelling ‘Zero Internationaal Antwerpen’ Het museum heeft toen enkele werken kunnen aanschaffen van Zero kunstenaars waarvan het werk te zien was op de tentoonstelling, onder andere Lucio Fontana, Otto Piene, Günther Uecker, Christian Megert, Walter Leblanc (op- art) en Pol Bury.
Hoewel Gepts in haar aankopen de nadruk heeft willen leggen op de actuele stromingen in de kunst zijn dit overwegend werken die gemaakt zijn in de vorige decennia, namelijk de jaren vijftig en zestig. Uit de jaren zeventig, de periode dat Gepts hoofdconservator was, kunnen de werken van Bervoets (neo- expressionistisch) en het werk van Cezar (hyperealistisme) toegeschreven worden.
In de onderstaande figuren wordt het aankoopbeleid van Gilberte Gepts gevisualiseerd. Hierbij wordt gekeken naar de verhouding eerste aankopen en aanvullingen voor wat betreft de beelden en de schilderijen. Er wordt ook gekeken naar de verhouding Vlaamse kunstenaars en internationale kunstenaars. Omdat Gilberte Gepts nauwelijks oude meesters heeft veworven worden die niet meegenomen in dit visuele overzicht.
Figuur 5 Verhouding eerste aankopen-aanvullingen schilderijen 1972-1985
De verzameling naoorlogse en hedendaagse kunst was slecht vertegenwoordigd in de museumverzameling. Gepts heeft haar best gedaan deze kunst ook in de verzameling op te nemen zodat een beter overzicht gegeven kon worden van de ontwikkeling in de kunst.
Figuur 6 Verhouding eerste aankopen-aanvullingen beelden 1972-1985
Gilberte Gepts had vanwege haar opleiding een voorkeur voor de beeldhouwkunst. Net als tijdens Vanbeselaere was ook nu het grootste gedeelte van de beelden afkomstig van de biënnales van Middelheim.
Figuur 7 Verhouding Vlaamse meesters-internationale meesters 1972-1985
De commissie oordeelde dat aan de nationale kunst voorrang werd gegeven maar dat er ook internationale kunst gekocht zou worden. Voor eigen land werd een lijst gemaakt van kunstenaars die in ieder geval in de verzameling aanwezig moesten zijn.
Figuur 8 Verhouding Vlaamse beeldhouwers-internationale beeldhouwers 1972-1985
De percentages in figuur 8 zijn hoger in vergelijking met figuur 7 omdat veel van de aankopen afkomstig waren van de internationale biënnales in Middelheim.
4. Lydia Schoonbaert [1985-1995]
4.1 Inleiding
Hoofdstuk 4 behandelt het hoofdconservatorschap ten tijde van Lydia Schoonbaert. In hetzelfde jaar dat zij de leiding kreeg over het KMSKA werd het MUHKA opgericht. Paragraaf 4.2 geeft een overzicht van de oprichting van dit museum voor hedendaagse kunst. Hierna volgt een beschrijving van de aankopen. Het hoofdstuk wordt afgesloten met een evaluatie van de aankopen.
4.2 Het MUHKA
Walther Vanbeselaere opperde al dat er een museum voor hedendaagse kunst moest komen. “De leiding hiervan moet toevertrouwd worden aan een jongere omdat zij meer begrip kunnen opbrengen voor de kunstuitingen van nu en ook met enthousiasme het kunstgebeuren van nu kunnen verdedigen.” [58] Toch zou het ruim veertig jaar duren voor het MUHKA eindelijk zijn deuren opende. In 1947 wilde Lode Craeybeckx een multifunctioneel gebouw voor culturele activiteiten oprichten. Hij stelde voor om in het stadspark een Paleis van de Bevrijding te bouwen, een plaats voor concerten en andere culturele manifestaties, maar in het bijzonder voor moderne kunst. Door de slechte financiële situatie van het naoorlogse Antwerpen werden deze plannen echter al snel opgeborgen.
In het begin van de jaren zestig deed Craeybeckx als burgemeester een tweede poging om een (rijks)museum voor moderne kunst te bouwen. Het idee werd echter niet meer losgelaten en verschillende partijen begonnen te ijveren voor de oprichting van een museum voor moderne kunst in Antwerpen. Een museum voor moderne/hedendaagse kunst werd ondertussen steeds meer als een noodzaak ervaren in Antwerpen. De bloeiende kunstscène met een uitgebreid galeriecircuit, vele verzamelaars van hedendaagse kunst en niet in het minst een groot aantal belangrijke kunstenaars voelde hoe langer hoe meer de behoefte aan een dergelijke openbare ruimte.
Op initiatief van het Ministerie van Nederlandse Cultuur werd in 1970 het Internationaal Cultureel Centrum (I.C.C.) opgericht. Het I.C.C. was de eerste publieke instelling voor hedendaagse kunst in Vlaanderen, vijf jaar later gevolgd door het Museum voor Hedendaagse Kunst in Gent. De beginperiode van het I.C.C. kan gezien worden als de onmiddellijke voorloper van het MUHKA. Hedendaagse kunst stond centraal, maar omdat het idee was gegroeid uit de culturele- centragedachte, was er ook plaats voor concerten, poëzie en cursussen. De roep om een museum voor hedendaagse kunst in Antwerpen was nu echter te luid geworden om te worden genegeerd en werd uiteindelijk op het hoogste bevoegde politieke niveau gehoord. Op 20 september 1985 werd het MUHKA officieel opgericht en op 20 juni 1987 werd het museum in gebruik genomen. Met de komst van een museum voor hedendaagse kunst was het voor het Koninklijk Museum voor Schone Kunsten geen zaak meer zich nog verder te richten op de hedendaagse (Vlaamse) kunst. Het museum biedt daarom een overzicht van de kunst in Vlaanderen tot omstreeks 1970.
4.2 Biografie Lydia Schoonbaert
Afbeelding 3 Lydia Schoonbaert
Lydia Schoonbaert promoveerde tot doctor in de Kunstgeschiedenis en Oudheidkunde aan de Universiteit van Gent op het proefschrift ‘Historiek en analyse van de passie en de kruiswegen van Albert Servaes. Na een periode als conservator bij het Koninklijk Museum voor Schone Kunsten werd zij in 1985, na Gilberte Gepts, de tweede vrouwelijke hoofdconservator van dit museum.
4.3 Samenstelling van de verzameling
Lydia Schoonbaert kwam aan in een museum met (nog steeds) overwegend Vlaamse kunst maar waar de meer actuele kunststromingen ook kansen kreeg. Na het hoofdconservatorschap van Walter Vanbeselaere en Gilberte Gepts was de samenstelling van de verzameling niet drastisch veranderd maar werd er wel geïnvesteerd in het aanvullen van moderne kunst voor de museumverzameling. Gilberte Gepts had tijdens haar hoofdconservatorschap de nadruk willen leggen op de actuele kunststromingen. Abstracte werken en materie schilderkunst vertegenwoordigen in de museumverzameling de jaren vijftig.
Mede door de tentoonstelling ‘Zero Internationaal Antwerpen’ heeft Gilberte Gepts werken kunnen aanschaffen die kenmerkend zijn voor de jaren zestig. Daartoe behoren ook enkele aangekochte werken uit de Nieuwe Figuratie. Hierdoor werd de museumverzameling enigszins verbreed met actuele richtingen die speelden in het kunstgebeuren. De beelden verzameling van het museum was aangevuld met enkele assemblages en beeldobjecten en had daarmee een goede actuele impuls gekregen. Werken van Jacob Jordaens en Pieter Paul Rubens kwamen de verzameling oude meesters opvullen.
4.4 Aankoopbeleid
De tabel geeft een overzicht van de aankopen per jaar, gedurende het hoofdconservatorschap van Lydia Schoonbaert. De met geel gearceerde aankopen zijn eerste aankopen. De overige aankopen zijn aanvullingen op de verzameling.
Tabel 4.4.1 Aankopen 1985
|
Jaar |
Kunstenaar |
Titel |
Kunstwerk |
Stroming |
1. |
1985 |
Louis Van Engelen |
Zelfportret in atelier |
Schilderij |
|
2. |
1985 |
Hugo Heyrman |
Liquid space |
Schilderij |
Fotorealisme |
3. |
1985 |
Walter Leblanc |
Collage |
Schilderij |
Zero |
4. |
1985 |
Jozef van Lerius |
Voorstudie van Lady Godiva |
Schilderij |
|
5. |
1985 |
René Magritte |
Madame Recamier |
Object (kunst-) |
|
In 1985 acht de voorzitter van de commissie, burgemeester H.B. Cools, het noodzakelijk dat een grondige herziening van de aankoopstrategie wordt ondernomen. In overleg met de wetenschappelijke staf zal de hoofdconservator een lijst opstellen van de leemten die in de verzameling voorkomen. Zo kan er ook meer gericht gekeken worden op tentoonstellingen en veilingen.
Door een particulier wordt een Voorstudie van Lady Godiva door Jozef Lerius aangeboden. Door bemiddeling van een particulier wordt Zelfportret in atelier van Louis van Engelen aangeboden. De commissie keurt een aankoop goed van de kunstenaar Heyrman. Er zal een atelierbezoek volgen om een keuze te maken. De commissie kiest voor Liquid space.
Tabel 4.4.2 Aankopen 1986
|
Jaar |
Kunstenaar |
Titel |
Kunstwerk |
Stroming |
1. |
1986 |
Jan Kiemeney |
Vriendschap |
Schilderij |
|
2. |
1986 |
Peter Snyers |
De maand januari |
Schilderij |
|
3. |
1986 |
Peter Snyers |
De maand juli |
Schilderij |
|
Door een Londense galerie worden in 1986 twee werken van Snyers aangeboden, De maand januari en De maand juli. Van deze kunstenaar bezit het museum al drie werken. De hier aangeboden maanden zijn echter van hogere kwaliteit.
Tabel 4.4.3 Aankopen 1987
|
Jaar |
Kunstenaar |
Titel |
Kunstwerk |
Stroming |
1. |
1987 |
Onbekend Frans meester |
St. Jacob van Compostella |
Beeld |
16de eeuw |
2. |
1987 |
Henri De Braekeleer |
Grootmoeders feest |
Schilderij |
Realisme |
3. |
1987 |
Nicaise De Keyser |
Scène d’interieur chez Craesbeek |
Schilderij |
Romantiek |
4. |
1987 |
Marcel Maeyer |
Kermistent |
Schilderij |
Fotorealisme |
5. |
1987 |
Frits Van den Berghe |
P.G. Van Hecke en zijn vrouw |
Schilderij |
Expressionisme |
In 1987 komt er een herziening van het aankoopbeleid. De beleidsnota blijft echter uit omdat er onzekerheid is betreffende de grenzen waarbinnen het beleid wordt gevoerd. Het Museum voor Hedendaagse Kunst Antwerpen (MUHKA) wordt namelijk opgericht.[59]
Door kunsthandel Gramo in Antwerpen wordt een werk van Frits Van den Berghe aangeboden, Dubbelportret van P.G. Van Hecke en zijn vrouw. Het is een belangrijke aanwinst en een topwerk van het Latems expressionisme.
Het schilderij Grootmoeders feest is één van de intimistische binnentaferelen waar De Braekeleer om bekend staat en waarvan het museum er al meerdere in het bezit heeft.
Tabel 4.4.4 Aankopen 1988
|
Jaar |
Kunstenaar |
Titel |
Kunstwerk |
Stroming |
1. |
1988 |
Lucas Gassel |
De Emmaüsgangers |
Schilderij |
16de eeuw |
2. |
1988 |
Gerard Thomas |
De ontvanger |
Schilderij |
17de eeuw |
3. |
1988 |
Albert Servaes |
De stervende |
Schilderij |
Expressionisme |
4. |
1988 |
Albert Ciamberlani |
Landschap met figuren |
Schilderij |
|
In 1988 wordt door kunsthandel Derom uit Brussel Landschap met figuren van Ciamberlani aangeboden.
In het begin van 1988 wordt een werk van Albert Servaes, De stervende, wordt aangeboden door een privé verzamelaar. Het aangeboden werk is een belangrijk schilderij. De verzameling oude meesters wordt aangevuld met werken van Gerard Thomas, De ontvanger en Lucas Gassel De Emmaüsgangers.
Tabel 4.4.5 Aankopen 1989
|
Jaar |
Kunstenaar |
Titel |
Kunstwerk |
Stroming |
1. |
1989 |
Paul Van Hoeydonck |
Lichtwerk 1960 |
Schilderij |
Zero |
2. |
1989 |
Nicaise De Keyser |
Margaretha in de kerk |
Schilderij |
Romantiek |
3. |
1989 |
Charles Verlat |
Zelfportret 1863 |
Schilderij |
|
In 1989 werd de verzameling moderne meesters aangevuld met vier werken. Van Paul van Hoeydonck werd Lichtwerk 1960 gekocht. Het is één van de monochrome werken uit zijn reeks Lichtwerken.
Van Nicaise De Keyser werd Margaretha in de kerk gekocht. Het betreft één van de destijds hoog geprezen schilderijen van de meester waarvan dergelijk werk niet in de museumverzameling voorhanden is. Het derde werk in rij is afkomstig van Charles Verlat. Vanuit Galerie d’Arenburg in Brussel werd Zelfportret 1863 aangeboden. Het is een van de merkwaardigste zelfportretten die aansluit bij de realistische conceptie en is vrij uitzonderlijk vertegenwoordigd in de museumverzameling.
Tabel 4.4.6 Aankopen 1990
|
Jaar |
Kunstenaar |
Titel |
Kunstwerk |
Stroming |
1. |
1990 |
Jacob Jordaens |
Levade |
Schilderij |
17de eeuw |
2. |
1990 |
James Ensor |
Man van smarten |
Schilderij |
Symbolisme |
3. |
1990 |
Anoniem Antwerps meester |
Moeder Gods uit Kalvarie |
Beeld |
|
4. |
1990 |
Anoniem Antwerps meester |
St. Jan uit Kalvarie |
Beeld |
|
In 1990 wordt van Jacob Jordaens, Levade gekocht uit de collectie van een privé verzamelaar. Het is een van de vier bewaarde ‘modelli’ door Jordaens geschilderd als ontwerp voor één uit acht tapijten bestaande suite met als titel De rijschool. Ook verwerft het museum een portret van James Ensor. Het aangebodene betreft het werk Man van smarten. Sinds de bruikleen van De intrede van Christus te Brussel uit het museum verdween bleek inhoudelijk en artistiek een behoorlijk lege plek in het ensemble ontstaan te zijn. Dit schilderij brengt de Christus identificatie opnieuw in de verzameling Ensor. De man van smarten behoort als voorstelling tot de Christelijke iconografie. Het kleine schilderijtje betekent een kostbare aanwinst voor het patrimonium van het museum. De verzameling beelden van oude meesters werd dat jaar aangevuld met twee beelden.Van een anoniem Antwerps meester verwerft het museum twee werken, Moeder Gods uit Kalvarie en St. Jan uit Kalvarie. Het zijn twee specimen van de zeldzaam bewaarde grote Antwerpse beelden die voorzien zijn van het Antwerps kenmerk: het Antwerps handje.
Tabel 4.4.7 Aankopen 1991
|
Jaar |
Kunstenaar |
Titel |
Kunstwerk |
Stroming |
1. |
1991 |
Adam van Noort |
Het laatste avondmaal |
Schilderij |
16de eeuw |
2. |
1991 |
Pieter Paul Rubens |
Triomfboog van Filips II |
Schilderij |
17de eeuw |
In 1991 koopt het museum Het laatste avondmaal de schilder van Adam van Noort. Van deze Antwerpse meester bezat het museum nog geen enkel werk. Het is een laat- maniëristisch werk en typisch Antwerps voor het einde van de 16de eeuw en tegelijkertijd representatief voor de stijl van Adam van Noort. Dat zelfde jaar wordt de verzameling oude meesters nog een maal verrijkt met een aankoop van een ontwerp van de hand van Rubens. Het betreft het ontwerp voor de triomfboog van Filips II met aan de voorzijde de bekroning van Jupiter en Juno. Uit allerlei documenten blijkt dat dergelijke uitgezaagde en beschilderde figuren vaak op triomfbogen voorkwamen ter gelegenheid van Blijde Inkomsten.
Tabel 4.4.8 Aankopen 1992
|
Jaar |
Kunstenaar |
Titel |
Kunstwerk |
Stroming |
1. |
1992 |
Michiel de Gast |
Koning David in een landschap met ruïnes |
Schilderij |
|
2. |
1992 |
Edmond Van Dooren |
Het paar |
Schilderij |
Abstract |
3. |
1992 |
Paul Joostens |
De sybille |
Schilderij |
Dadaïsme |
In 1992 verwerft het museum Koning David in een landschap met ruïnes, van de hand van Michiel de Gast. Het paneeltje zou nog uit zijn Romeinse tijd dateren wat bevestigd wordt door de uitheemse houtsoort in plaats van het traditionele eik waarop is geschilderd.
Naar aanleiding van de tentoonstelling ‘Avant-garde in België 1917-1929’ uit 1991 ziet de commissie enkele aankopen van werken uit die tentoonstelling tegemoet. Het museum heeft graag De sybille van Paul Joostens. Het is een topwerk uit de vroege periode die niet vertegenwoordigd is in de museumverzameling. Tevens verwerft het museum Het paar van Edmond Van Dooren. De keuzes betreffen werken waarvan de verwerving belangrijk wordt geacht als aanvulling van de museumverzameling in verband met de historische avant-garde.
Het wordt voor het museum steeds moeilijker om met het budget waarover het museum beschikt goede werken van oude meesters aan te kopen. Het museum mikt niet alleen op grote namen. Het streven is de hiaten in de collectie aan te vullen met werken van Vlaamse kunstenaars die in het museum nog niet vertegenwoordigd zijn.[60]
Tabel 4.4.9 Aankopen 1993
|
Jaar |
Kunstenaar |
Titel |
Kunstwerk |
Stroming |
1. |
1993 |
Artus Quellinus de Oude |
Aeneas draagt zijn vader uit het brandende Troje |
Beeld |
17de eeuw |
In 1993 wordt voor de verzameling beelden van oude meesters verworven, Aeneas draagt zijn vader Anchises uit het brandende Troje van Artus Quellinus de Oude. Het is een werk van een van de grootste Vlaamse beeldhouwers van zijn tijd. Aangezien de collectie beeldhouwkunst van de 17de eeuw door omstandigheden zeer bescheiden is gebleven betekent het beeld een zeer interessante aanwinst.
Tabel 4.4.10 Aankopen 1994
|
Jaar |
Kunstenaar |
Titel |
Kunstwerk |
Stroming |
1. |
1994 |
Jacob Jordaens |
De jonge Bacchus |
Schilderij |
17de eeuw |
2. |
1994 |
Vic Gentils |
Hommage aan Van Eyck |
Object (kunst-) |
|
3. |
1994 |
George Minne |
Mannentorso |
Beeld |
Symbolisme |
In 1994 werd De jonge Bacchus van Jacob Jordaens verworven. Het werd door het museum gekocht uit een privé verzameling. Het werk voorziet in een hiaat in de Jordaens collectie.
Het museum heeft al meerdere beelden van Minne in de verzameling. Mede door de aankoop van deze torso is de artistieke ontwikkeling van Minne goed te volgen. De strengheid en hardheid van zijn vroegere werk verandert in realistische busten en figuren en eindigt in beelden met soepele diagonale bewegingen.
In de grote overzichtstentoonstelling ‘Vic Gentils’ werd het oeuvre van de Antwerpse kunstenaar al uitvoerig belicht. Gentils was tot dan toe met twee werken vertegenwoordigd in het museum. In 1994 komt daar de monumentale Hommage aan Van Eyck bij. Dit assemblage object vormt een interessante aanvulling op de al aanwezige werken.
In 1995 eindigt Lydia Schoonbaert haar loopbaan als hoofdconservator van het Koninklijk Museum voor Schone Kunsten. Over haar vroegere functie zegt zij: ”voor mij was het van meet af aan duidelijk dat het zwaartepunt van mijn beleid niet bij het verwerven van kunstwerken zou liggen. Eerst moest er gezorgd worden voor de beschadigde werken daarna systematisch het reinigen en restaureren.[61] Lydia Schoonbaert werd opgevolgd door Erik Vandamme.
Erik Vandamme was sinds 1971 verbonden aan het Koninklijk Museum voor Schone Kunsten. Vanaf 1991 was hij naast afdelingshoofd Schilderkunst Oude Meesters eveneens benoemd tot departementshoofd Oude kunst.
Tabel 4.4.11 Aankopen 1995
|
Jaar |
Kunstenaar |
Titel |
Kunstwerk |
Stroming |
1. |
1995 |
Dirk Bouts |
Madonna en kind |
Schilderij |
15de eeuw |
2. |
1995 |
Petrus Christi |
Madonna |
Schilderij |
15de eeuw |
3. |
1995 |
Lucas Gassel |
Landschap met de vlucht naar Egypte |
Schilderij |
16de eeuw |
4. |
1995 |
Jan Jozef II Horemans |
Havengezicht in het Oosten |
Schilderij |
18de eeuw |
6. |
1995 |
Joachim Patinir |
De brand van Sodom |
Schilderij |
16de eeuw |
7. |
1995 |
Jacobus Ignatius De Roore |
De stad Antwerpen brengt hulde |
Schilderij |
18de eeuw |
8. |
1995 |
Vlaams meester |
Nar |
Schilderij |
|
9. |
1995 |
Oscar Jespers |
De man met de trui |
Beeld |
|
In 1995 kon het museum uit privé-bezit een tot dan toe onbekend gebleven werk van Lucas Gassel verwerven. De museumverzameling werd verrijkt met Landschap met de vlucht naar Egypte. Het schilderij is een groot formaat en representatief voorbeeld van de Vlaamse landschapsschilderkunst uit de eerste helft van de 16de eeuw. Zulke werken zijn in de kunsthandel zeldzaam geworden. Het museum verwerft verder nog een werk dat is toegeschreven aan Quinten Metsijs, getiteld Landschap, een werk uit de groep Dirk Bouts, Madonna met kind, van Joachim Patinir, De brand van Sodom, van een Vlaams kunstenaar, Nar, van Jan Jozef Horemans II, Havengezicht in het Oosten, van Petrus Christi, Madonna, van Jacobus Igantius De Roore, De stad Antwerpen brengt hulde aan de Oostenrijkse dynastie.
In 1995 wordt bij veiling van Campo wordt een beeld van Oscar Jespers, De man met de trui, te koop aangeboden. Jespers is een van de belangrijkste beeldhouwers in het Vlaamse expressionisme en was tot dan toe in het museum vertegenwoordigd met vier beelden die elk een verschillende fase in zijn oeuvre belichten. De man met de trui is één van zijn vroegere werken met een sterk impressionistische inslag dat de invloed van Rodin en Wouters laat zien. Later werk laat een abstraherende tendens zien. Hierdoor vormt het beeld een interessante aanvulling op het bestaande Jespers ensemble.
Tabel 4.4.12 Aankopen 1996
|
Jaar |
Kunstenaar |
Titel |
Kunstwerk |
Stroming |
1. |
1996 |
Frans Floris |
Adam en Eva met hun kinderen |
Schilderij |
|
2. |
1996 |
Frans Floris |
De bewening van Abel |
Schilderij |
|
3. |
1996 |
Quinten Metsijs |
Landschap |
Schilderij |
16de /17de eeuw |
4. |
1996 |
James Ensor |
De golfbreker |
Schilderij |
|
De verzameling oude meesters wordt eveneens in 1996 aangevuld met een aantal werken.Van Frans Floris wordt De bewening van Abel en Adam en Eva en hun kinderen aangeboden door galerie Silvano Modi in Milaan. Het zijn bijbelse taferelen die renaissancistisch zijn behandeld. Beide aanwinsten zijn uiterst representatief voor het in de artistieke avant-garde van de 16de eeuw hoogst aangeschreven genre: het historiestuk of de verheven psychologische uitbeelding van feiten uit de religieuze of wereldlijke geschiedenis, of van allegorische taferelen.[62] Binnen de verzameling van het museum is het 16de en 17de eeuwse historiestuk zeer ondervertegenwoordigd. In het derde kwart van de 16de eeuw, het historische hoogtepunt van de Antwerpse bloei was Frans Floris een van de belangrijkste kunstenaars. Er bevinden zich geen dergelijke werken van Frans Floris in de verzameling en de aankoop van deze twee kapitale stukken was daarom ook een verantwoorde stap in de uitbouw van de museumcollectie.
Door een particulier wordt een werk van James Ensor, De golfbreker aangeboden. Hoewel er in het werk van James Ensor maar één enkele geschilderde voorstudie voor een schilderij bestaat is het toch duidelijk dat niet alle werken een zelfde graad van ‘afwerking’ vertonen. In tegenstelling tot Namiddag te Oostende en Het burgersalon, beiden in de verzameling van het museum, werd De golfbreker wel degelijk opgevat als een studie of een schets.
Tabel 4.4.13 Aankopen 1997
|
Jaar |
Kunstenaar |
Titel |
Kunstwerk |
Stroming |
1. |
1997 |
Franco-Vlaamse school |
De vier evangelisten |
Schilderij |
|
2. |
1997 |
Boheemse school |
Keizer Augustus en de Tibertijnse sybille |
Schilderij |
|
3. |
1997 |
Pierre Quast |
Vrolijk gezelschap |
Schilderij |
|
4. |
1997 |
Mattias Van Bree |
De dood van Rubens |
Schilderij |
|
5. |
1997 |
Jan Cox |
Twee honden vechten om een lijk |
Schilderij |
Cobra |
6. |
1997 |
Gijsbrecht Leytens |
Winterlandschap |
Schilderij |
17de eeuw |
7. |
1997 |
Nicaise De Keyser |
Titiaan |
Schilderij |
Romantiek |
De gehele collectie Oude meesters omvat hooguit tien werken uit de periode omstreeks 1400. Op een tweetal werken na; De Kalvarie van Hendrik van Rijn en het werkje uit de Keulse school met Christus als man van smarten, gaat het om Italiaanse schilderijen waarvan de paneeltjes van Simone Martini het hoogtepunt vormen. Voor een appel en een ei heeft het museum twee prachtige niet-Italiaanse werkjes uit de Internationale school kunnen verwerven. Het museumbestand betreffende dit soort werken werd in een klap verdubbeld.[63] Het gaat om De vier evangelisten uit de Franco- Vlaamse school en Keizer Augustus en de Tibertijnse sybille van de Boheemse school.
Van Pierre Quast koopt het museum Vrolijk gezelschap. Het schilderij wordt opgenomen in de permanent geëxposeerde werken. Door een particulier wordt De dood van Rubens door Mattias Van Bree aangeboden. Er is een nauwe band tussen dit werk en het schilderij in het museum, Koning Wilhelm I. Van Jan Cox wordt Twee honden vechten om een lijk door een particulier te koop aangeboden. Een werk van Gijsbrecht Leytens, Winterlandschap, wordt voor de moderne verzameling verworven. Ook wordt Titiaan, een werk van Nicaise De Keyser, verworven.
In paragraaf 4.5 worden het aankoopbeleid van Lydia Schoonbaert en Erik Vandamme geanalyaseerd en wordt gekeken of de aankopen in een bepaalde kunsthistorische context geplaatst kunnen worden.
4.5. Evaluatie
Lydia Schoonbaert heeft ruim tien jaar de functie van hoofdconservator vervuld. In die jaren is zij een andere weg ingeslagen dan waar Gilberte Gepts mee was begonnen. Bij Lydia Schoonbaert heeft de nadruk gelegen op de achttiende en negentiende eeuwse meesters. Zij heeft voornamelijk werken gekocht die aanvullingen waren op de al aanwezige werken in de museumverzameling om zo een compleet mogelijk ensemble te krijgen. Wat betreft de moderne meesters heeft zij aangekocht wat haar voorgangers ook deden. Typische Vlaamse kunstenaars als Henri De Braekeleer, Nicase De Keyser, Frits Van den Berghe James Ensor en Albert Servaes (een belangrijke vertegenwoordiger van het Vlaamse expressionisme) kwamen de museumverzameling met werken verrijken. Daarnaast had Lydia Schoonbaert ook wel oog voor meer andere (Vlaamse) kunststromingen. Twee geometrisch abstracte werken vergrootten het ensemble abstracte werken in de museumverzameling. De jaren zestig kwamen aan bod met de monochrome (reliëf) werken van Leblanc en Van Hoeydonck. Twee kunstenaars die evolueerden in de richting van Zero. Werken van Heyrman en Maeyer vertegenwoordigen in de museumverzameling het hyperrealisme. De verzameling oude meesters werd verrijkt met werken van Vlaamse oude meesters uit de zeventiende eeuw, waaronder Peter Paul Rubens en Jacob Jordaens. Rubens, Jordaens en Van Dyck kregen vanaf het eerste begin al een ereplaats in het musem. Het museum heeft de grootste verzameling werken van Rubens in haar bezit en elke aanwinst van een werk van Rubens geeft daarom beter zicht in de ontwikkeling die Rubens doormaakte.
Toen Erik Vandamme het stokje van Lydia Schoonbaert overnam veranderde er iets aan het het aankoopbeleid. Vandamme was departementshoofd Oude Meesters. Zijn interesse voor de oude meesters wordt dan ook weerspiegeld in zijn aankopen. Maar liefst elf schilderijen kwamen de verzameling oude kunst verrijken. Dit varieerde van meesters van de vijftiende eeuw tot meesters van de achttiende eeuw. Deze aankopen paste goed in de aanwezige collectie 16de en 17de eeuwse werken, die in de negentiende eeuw aanzienlijk gegroeid was door het legaat van ridder Florent van Ertborn (1784-1840). Deze werken, met onder andere Jan van Eyck, Rogier van der Weyden, Hans Memling, Quinten Metsys, en Joachim Patinir, vormen de kern van de verzameling oude schilderkunst van het museum[64]
Onderstaande figuren visualiseren de aankopen in de periode 1985-1997. Hierbij wordt gekeken naar de verhouding eerste aankopen en aanvullingen betreffende de verzameling schilderijen en beelden. Omdat er in de periode Schoonbaert-Vandamme aanzienlijk veel werken van oude meesters werden verworven worden de oude meesters ook in het visuele overzicht opgenomen.
Figuur 9 Verhouding Eerste aankoop-Aanvullingen schilderijen 1985-1997
De aandacht van Lydia Schoonbaert lag bij het conserveren van de verzameling. In de aankopen heeft zij zich meer gericht op het aanvullen van de verzameling zodat bepaalde ensembles beter vertegenwoordigd werden in de museumverzameling.
Figuur 10 Verhouding Vlaamse meesters-Internationale meesters 1985-1997
Gezien de aard van de collectie moderne kunst heeft ook Lydia Schoonbaert de nadruk gelegd op het verrijken van de verzameling Vlaamse meesters zodat ook van deze meesters een zo compleet mogelijk ensemble ontstaat.
Figuur 11 Verhouding Vlaamse oude meesters-Internationale oude meesters 1985-1997
De museumverzameling Oude meesters bestaat uit twee belangrijke kernen waarin de beeldende kunst uit de Zuidelijke Nederlanden de overhand heeft. De aanwinsten moeten dus ook passen in het collectieprofiel van het KMSKA. Dat verklaart het hoge percentage Vlaamse oude meesters.
Figuur 12 Verhouding Oude-Moderne kunst 1985-1997
De verhouding wordt in figuur 12 bijna rechtgetrokken omdat ook de aankopen van Erik Vandamme worden meegenomen. Hij heeft overwegend werken van oude meesters verworven voor de museumverzameling.
5.1 Inleiding
Met de komst van het Museum voor Hedendaagse Kunst Antwerpen was het voor het Koninklijk Museum voor Schone Kunsten niet meer aan de orde om hedendaagse kunstwerken te verwerven. De verzameling van het Koninklijk Musum voor Schone Kunsten biedt nu een overzicht van de kunst in Vlaanderen en België van de veertiende eeuw tot omstreeks de jaren zeventig van de twintigste eeuw. Paragraaf 5.4 geeft een beschrijving van de aankopen. Het hoofdstuk wordt ook weer afgesloten met een evaluatie van de aankopen.
5.2 Biografie Paul Huvenne
Afbeelding 4 Paul Huvenne
Met de aanstelling van Paul Huvenne in november 1997 wordt de functie van hoofdconservator vervangen door de functie van algemeen directeur. Huvenne is doctor in de kunstgeschiedenis en de oudheidkunde en is al meerdere malen onderscheiden. Tijdens zijn loopbaan kreeg Huvenne onder meer de museale leiding van het Rubenshuis waar hij enkele belangrijke tentoonstellingen realiseerde (‘Antwerpse meesters in de Hermitage’ en ‘Het Rubens Cantoor’) In 1997 levert Huvenne het concept voor de tentoonstelling ‘Van Memling tot Pourbus’ in Brugge.Onder zijn leiding werd in 1994 de grote Van Dyck tentoonstelling georganiseerd.
5.3 Samenstelling van de verzameling
Na het hoofdconservatorschap van Lydia Schoonbaert was de museumverzameling aangevuld met werken van opnieuw Vlaamse meesters zoals Van den Berghe, De Keyser en De Braekeleer. Ook de verzameling moderne kunst was aangevuld. Stromingen uit de jaren vijftig (Lyrisch en Geometrisch Abstracte kunst, Materie en Cobra), de jaren zestig (Nieuwe Figuratie, Zero en Op- Art) en de jaren zeventig (Hyperrealisme en Neo- Expressionisme) waren nu vertegenwoordigd in de verzameling waardoor een completer beeld was ontstaan van de actuele stromingen in de kunst. Met het interim hoofdconservatorschap van Erik Vandamme werd de verzameling oude meesters, gevormd door het legaat van ridder Florent van Ertborn, aanzienlijk aangevuld met zestiende- en zeventiende eeuwse meesters.
De tabel geeft een overzicht van de aankopen per jaar, gedurende het hoofdconservatorschap van Paul Huvenne.
5.4 Aankoopbeleid
Naar aanleiding van de tentoonstelling ‘G. Vantongerloo’ in galerie R. Van de Velde overweegt het museum om werk aan te kopen van George Vantongerloo. Het werk van deze kunstenaar ontbreekt momenteel in de verzameling. Het is essentieel om een goed geheel van de eerste generatie Belgische abstracte kunstenaars uit te bouwen. Een goed werk betekent een degelijke aanwinst voor de verzameling moderne kunst.
Tabel 5.4.1 Aankopen 1998
|
Jaar |
Kunstenaar |
Titel |
Kunstwerk |
Stroming |
1. |
1998 |
Antoon van Dyck |
De extase van de Heilige Augustinus van Hippo |
Schilderij |
17de eeuw |
In 1998 werd op een Londense veiling De extase van de Heilige Augustinus van Hippo van Antoon van Dyck verworven. Het is een olieverfschets van een schilderij dat sinds 1958 in het museum wordt bewaard.
Tabel 5.4.2 Aankopen 1999
|
Jaar |
Kunstenaar |
Titel |
Kunstwerk |
Stroming |
1. |
1999 |
Peter Paul Rubens |
Keukenmeid slager en jongen bij een tafel |
Schilderij |
17de eeuw |
2. |
1999 |
Jacob Denys |
Portret van Willem Kerricx en zijn zoon |
Schilderij |
|
In 1999 verwerft het museum door aankoop Het portret van Willem Kerrickx en zijn zoon Willem Ignatius van Jacob Denys. Van de kunstenaar bezit het museum twee monumentale religieuze schilderijen die langdurig in bruikleen zijn en een portret. Gezien de rijke documentaire waarde is het schilderij een interessante aanwinst voor de collectie oude kunst. In dat jaar verwerft het museum ook nog een olieverfschets van de hand van Rubens, getiteld Keukenmeid, slager en een jongen bij een tafel.
Wat het jaar 2000 betreft werden achtenvijftig dossiers geopend met een aanbod van achtennegentig kunstobjecten. De aanbiedingen werden voorgelegd aan de afdeling collectieonderzoek en indien interessant aan de directieraad. Het werk van Adèle Kindt is nog in behandeling en werd door de directieraad weerhouden. Verder kon er in 2000 geen enkele aankoop genoteerd worden.
Tabel 5.4.3 Aankopen 2001
|
Jaar |
Kunstenaar |
Titel |
Kunstwerk |
Stroming |
1. |
2001 |
Adèle Kindt |
De waarzegster |
Schilderij |
|
Voor het jaar 2001 werden er dertig dossiers behandeld en vierendertig objecten aangeboden. Hiervan werden er één enkele verworven. In 2001 kocht het museum het werk De waarzegster van Adèle Kindt. Door deze verwerving beschikt het museum over een charmant schilderij van een van de belangrijkste vrouwelijke kunstenaars uit de 19de eeuw. Het is een representatief voorbeeld van de genre schilderkunst dat midden negentiende eeuw bij de burgerij bijzonder populair was.
In 2002 werd er één dossier behandeld en twee objecten aangeboden. Geen van deze twee objecten werden verworven voor het museum.
Tabel 5.4.4 Aankopen 2003
|
Jaar |
Kunstenaar |
Titel |
Kunstwerk |
Stroming |
1. |
2003 |
Michaelina Wautier |
Voorstelling van een jonge man |
Schilderij |
17de eeuw |
2. |
2003 |
Lucas Franchois II |
Aanbidding door de herders |
Schilderij |
|
In de zomer van 2003 heeft het KMSKA een tot nog toe onbekend werk van de kunstenares Michaelina Wautier aangekocht getiteld Voorstelling van een jonge man. Deze zeventiende eeuwse schilderes was een tot dan toe mysterieuze figuur in de kunstgeschiedenis.[65] Tevens werd door Whitfield Fine Art een werk van Lucas Franchois II, leerling van Rubens, verworven, Aanbidding door de herders.
In 2004 werden er vier voorstellen tot aankoop en vier voorstellen voor schenking genoteerd. Alle voorstellen werden afgewezen.
Tabel 5.4.5 Aankopen 2005
|
Jaar |
Kunstenaar |
Titel |
Kunstwerk |
Stroming |
1. |
2005 |
Abraham Janssens |
Onbekend |
Schilderij |
|
In september 2005 werd een werk uit de omgeving van Luca Cambiaso geveild. De toeschrijving aan een Florentijns meester was niet juist. Een kenner van de Koninklijke Musea voor Schone Kunsten in Brussel kende het werk en wist te vertellen dat het hier om de Antwerpse meester Abraham Janssens ging. Het Koninklijk Museum voor Schone Kunsten Antwerpen kan het nu noteren als de laatste aankoop. Het gaat hier om een a- typisch en vroeg werk van Abraham Jansens dat nog niet voorkomt in de verzameling. Door de kunsthistorische waarde vormt het schilderij een interessante aanvulling op de museumverzameling.
In paragraaf 5.5 worden het aankoopbeleid van Paul Huvenne geanalyaseerd en wordt gekeken of de aankopen in een bepaalde kunsthistorische context geplaatst kunnen worden.
5.5 Evaluatie
De heer dr. Huvenne stelt enkele duidelijke regels in verband met het aankoopbeleid. Dit moet actief zijn en verantwoord in verband met de collectie. Inspanning voor conservatie en restauratie van de collectie staan voorop. Aankopen dienen alleen gedaan te worden bij uitzonderlijke aanbiedingen.
De heer Huvenne heeft tot nu toe aankopen gedaan die de verzameling oude meesters uit de Zuidelijke Nederlanden verrijken. Van Dyck, Rubens, Denys en Janssens zijn kunstenaars afkomstig uit Antwerpen en Lucas Franchois was als leerling van Rubens werkzaam in Antwerpen. In dat rijtje zijn alleen Michaelina Wautier en Adèle Kindt niet afkomstig uit Antwerpen maar wel van Vlaamse afkomst. En dus wordt ook in het beleid van Paul Huvenne de nadruk gelegd op de Zuid- Nederlandse kunst. En blijft de herinnering aan Walther Vanbeselaere, die zei dat het museum in de eerste plaats een nationaal museum moet zijn, een museum waar een belangrijke selectie van het beste uit onze eigen nationale schilderkunst te zien moet zijn, nog altijd in stand.
In de conclusie zal per hoofdconservator een antwoord gegeven worden op de centrale hoofdvraag. Tevens zullen de deelvragen beantwoord worden.
De doelstelling voor de thesis was;
Het evalueren van het verzamelbeleid van 1948 tot heden van het Koninklijk Museum voor Schone Kunsten Antwerpen.
Om deze doelstelling te bereiken zal de volgende hoofdvraag beantwoord worden;
Welk aankoopbeleid hebben de conservatoren afzonderlijk gevoerd gedurende hun hoofdconservatorschap in het Koninklijk Museum voor Schone Kunsten Antwerpen, te beginnen met Walther Vanbeselaere?
Walther Vanbeselaere
In de periode dat Vanbeselaere hoofdconservator was van het Koninklijk Museum voor Schone Kunsten heeft hij in zijn aankopen de nadruk gelegd op voornamelijk Belgische kunstenaars. Het accent diende te liggen op de kwaliteit, niet op de actualiteit. Dit standpunt plaatste Antwerpen buiten het hedendaagse kunstgebeuren in een periode waarin de abstracte kunst haar tweede bloei beleefde om gevolgd te worden door de doorbraak van de Amerikaanse kunst met Pop Art, Minimal Art en Conceptuele kunst, experimentele bewegingen waarvoor het museum op beslissend moment gesloten bleef. De hoofdconservator hield het erbij dat zijn museum door de aard van zijn collectie hoofdzakelijk georiënteerd moest blijven op het verleden. De persoonlijke smaak van de hoofdconservator is bij deze aankopen ongetwijfeld van grote invloed geweest.
Toch moet benadrukt worden dat ondanks zijn voorkeur voor andere (Vlaamse) stromingen in de kunst, de hoofdconservator zich ook heeft gericht op de meer hedendaagse kunststromingen.
Het Europese antwoord op het Amerikaans Abstract expressionisme wordt in het museum vertegenwoordigd met twee werken van de Informele kunstenaar Hans Hartung. Ook de Materie schilderkunst komt aan bod met een werk van de Nederlandse Vlaming Bram Bogaert. Cobra is in de museumverzameling opgenomen met werken van Alechinsky, Cox en Appel. Het ensemble abstracte werken in de museumverzameling heeft in 1968 een goede impuls gekregen door de tentoonstelling ‘Kontrasten 1947-67’. Maar ook voor die tentoonstelling werden abstracte werken verworven. Het grootste gedeelte van deze aanwinsten is lyrisch abstract van stijl en daarmee aansluitend bij de tweede bloei die de abstracte kunst beleefde. Ondanks dat Walther Vanbeselaere wel aandacht heeft geschonken aan enkele belangrijke Europese kunststromingen uit de jaren vijftig kan niet gezegd worden dat er een goed overzicht gegeven wordt in de museumverzameling. Een belangrijke stroming uit de jaren vijftig, het typische Amerikaans Abstract Expressionisme ontbreekt volledig. Daarbij zijn het ook overwegend Belgische kunstenaars waarvan werk werd aangekocht.
Ook voor wat betreft de jaren zestig zijn er hiaten in de museumverzameling te ontdekken. Net als veel andere musea heeft het Koninklijk Museum voor Schone Kunsten Antwerpen de boot gemist met één van de belangrijkste kunststromingen van de afgelopen eeuw, de Pop Art. Ongetwijfeld heeft de aankoopcommissie van het museum gedacht dat dit een fase was in de kunst die weer zou overwaaien. Het Franse Nouveau Réalisme en de Nederlandse
Nieuwe Figuratie, het Europese antwoord op de Amerikaanse Pop Art, ontbreekt in zijn geheel in de aankopen gedurende het hoofdconservatorschap van Walther Vanbeselaere.
Op het gebied van de beeldhouwkunst heeft Vanbeselaere veel aangekocht. Naast de belangrijke traditionele beeldhouwers als Rodin, Maillol en Bourdelle heeft Vanbeselaere, door de internationale biënnales, beelden kunnen aankopen van enkele belangrijke Italiaanse vernieuwers uit de jaren vijftig. Spijtig genoeg heeft Vanbeselaere de abstractie in de beeldhouwkunst van de jaren zestig niet opgenomen in de museumverzameling. Daarnaast zijn werken uit belangrijke stromingen als Zero, Kinetische kunst en Assemblages op een hand te tellen.
Gilberte Gepts
Herhaaldelijk werd door Gilberte Gepts gewezen op het ontbreken van de naoorlogse en hedendaagse kunst in de museumverzameling. Zij heeft enigszins geprobeerd een inhaalslag te maken maar dat is haar maar in zekere mate gelukt. De Nieuwe Figuratie is in de museumverzameling vertegenwoordigd door werken van de Belgische kunstenaars Elias en Raveel en de Colombiaan Botero. Ook het Franse Nouveau Réalisme komt aan bod met een werk van Arman. De tentoonstelling ‘Zero Internationaal Antwerpen’, stelde Gepts in staat werken aan te kopen van kunstenaars die werkten in de richting van Zero. De jaren zeventig komen aan bod met werken van Bervoets die neo- expressionistisch van stijl zijn en met een werk van Oliveira Cezar dat hyperrealistisch van stijl is. Hoewel Gepts in haar aankopen de nadruk heeft willen leggen op de actuele stromingen in de kunst zijn dit overwegend werken die gemaakt zijn in de vorige decennia, namelijk de jaren vijftig en zestig.
Lydia Schoonbaert
Toen Lydia Schoonbaert aankwam als hoofdconservator bij het Koninklijk Museum voor Schone Kunsten Antwerpen kwam er al vrij snel een herziening van het aankoopbeleid. Met de komst van het Museum voor Hedendaagse Kunst Antwerpen was het namelijk niet meer noodzakelijk om hedendaagse kunst te verwerven. In haar aankoopbeleid heeft de nadruk gelegen op de achttiende en negentiende eeuwse meesters. Zij heeft voornamelijk werken gekocht die aanvullingen waren op de al aanwezige werken in de museumverzameling om zo een compleet mogelijk ensemble te krijgen. Daarnaast had Lydia Schoonbaert ook wel oog voor meer andere (Vlaamse) kunststromingen. Twee geometrisch abstracte werken vergrootten het ensemble abstracte werken in de museumverzameling. De jaren zestig kwamen aan bod met de monochrome (reliëf) werken van Leblanc en Van Hoeydonck en werken van Heyrman en Maeyer vertegenwoordigen in de museumverzameling het hyperrealisme.
Paul Huvenne
Net als bij Lydia Schoonbaert staan ook bij Paul Huvenne restauratie en conservatie voorop in zijn beleid. De weinige aankopen die hij tot nu toe heeft gedaan betreffen allen Zuid - Nederlandse meesters. Dit wordt wellicht veroorzaakt door zijn voorkeur voor de oude meesters.
De hoofdconservatoren van het Koninklijk Museum voor Schone Kunsten Antwerpen hebben, wanneer de aankopen van de afgelopen vijftig jaar overzien worden, een redelijk systematisch beleid gevoerd. Het Koninklijk Museum voor Schone Kunsten Antwerpen heeft een collectie die op het verleden gericht is. Walther Vanbeselaere richtte zich in zijn aankoopbeleid daarom ook op het behouden van het nationale karakter van de museumverzameling. Deze trend is in feite ook doorgezet door de volgende hoofdconservatoren. Hoewel een ieder zijn eigen aankoopbeleid heeft gevoerd is wél duidelijk te zien dat ook zij in hun aankopen aandacht hebben gegeven aan de aard van de collectie.
Gilberte Gepts heeft wel geprobeerd meer hedendaagse kunst te verwerven maar ook hier gaf de aankoopcommissie aan dat aan de nationale productie voorrang moest krijgen. En vanaf Lydia Schoonbaert kreeg het museum te maken met het Museum voor Hedendaagse Kunst Antwerpen en is de aankoopcommissie afgestapt van het verwerven van hedendaagse kunst na 1970. Door het Vlaamse karakter te benadrukken plaatste Antwerpen zich buiten het hedendaagse kunstgebeuren. Hedendaagse kunst is wel aanwezig in de museumverzameling maar heel beperkt en het geeft geen goed overzicht hoe de kunst zich heeft ontwikkeld na de Tweede Wereldoorlog.
Naast het verrijken van de verzameling moderne meesters heeft de nadruk ook gelegen op het verwerven van oude meesters. De kern van de museumcollectie bestaat uit overwegend laat- zestiende en zeventiende eeuwse werken. Deze werden aangevuld met het legaat van ridder Florent van Ertborn. Zij vormen de kern van de verzameling oude schilderkunst van het museum. De verzameling oude meesters kreeg pas echt een impuls tijdens het interim hoofdconservatorschap van Erik Vandamme die departementshoofd oude kunst was. Voor het museum is het belangrijk de hiaten in de collectie aan te vullen met werken van Vlaamse kunstenaars die in het museum nog niet vertegenwoordigd zijn. Het Koninklijk Museum voor Schone Kunsten Antwerpen concentreert zich in zijn expertisevorming op de 16de tot en met de 19de eeuw. Naast de aankopen van Rubens, Jordaens en Van Dijck, die vanaf het begin al een speciale plek hadden in het museum, zijn bijna alle aankopen oude meesters eerste aankopen geweest. Het museum kan zo een beter overzicht bieden van de Zuid- Nederlandse kunst van voor de achttiende eeuw. Het wordt voor het museum steeds moeilijker om met het budget waarover het museum beschikt goede werken van oude meesters aan te kopen Wanneer een eersterangs werk op de markt komt stijgen de prijzen zo onthutsend hoog dat het budget niet toerijkend is.
De onderstaande figuren visualiseren het aankoopbeleid dat gevoerd is door de hoofdconservatoren van het KMSKA vanaf 1948 tot heden. De figuren 2 en 3 visualiseren de verhouding oude meesters en moderne meesters in de verzameling schilderijen en beelden. De figuren 4 en 5 visualiseren de verhouding nationale meesters en internationale meesters in de verzameling schilderijen en beelden.
Figuur 2 Verhouding Oude meesters - Moderne meesters
Het wordt voor het museum steeds moeilijker een eersterangs werk van een oude meester te verwerven. Wanneer er een op de markt verschijnt, stijgen de prijs zo hoog dat het aankoopbudget niet meer toereikend is. Schilderijen van worden over het algemeen meer aangeboden en zijn vaak minder duur dan de (hedendaagse) meesters.
Figuur 3 Verhouding Oude meesters – Moderne meesters (beeldhouwers)
Het overgrote deel van de aangekochte beelden in de verzameling van het museum is afkomstig van de biënnales van Middelheim. Beelden van de hand van oude meesters worden vrij uitzonderlijk te koop aangeboden of waren niet van die kwaliteit dat ze opgenomen konden worden in de beeldenverzameling van het Koninklijk Museum voor Schone Kunsten.
Figuur 4 Verhouding Vlaamse kunstenaars – Internationale kunstenaars
De aard van de collectie van het Koninklijk Museum voor Schone Kunsten is gericht op het verleden. In het aankoopbeleid van alle hoofdconservatoren is te zien dat de nadruk, naast eigen voorkeuren, ook ligt bij het verrijken van de verzameling nationale meesters.
Figuur 5 Verhouding Vlaamse beeldhouwers – Internationale beeldhouwers
In het begin van de jaren vijftig ging de eerste internationale biënnale in Middelheim van start. Figuur 5 laat goed zien dat de verhoudingen duidelijk anders liggen in vergelijking met figuur 4. Door de tentoonstelling kreeg het museum de gelegenheid om zich voor wat betreft de beeldenverzameling internationaal te oriënteren.
Baudouin, Frans. ‘Dr. Walther Vanbeselaere (1908-1988) een levensschets’, in: Vlaanderen. Jaar 37. nr. 4 sept-okt 1988, in: Albrecht, C. Bibliografie Dr. Walther Vanbeselaere 1978-1988.
Callewaert, Marc. ‘Afscheid zonder weemoed.’ Gazet van Antwerpen 04-07-1973, in: Albrecht, C. Bibliografie Dr. Walther Vanbeselaere 1971-1974.
Florquin, Joos. ‘In de reeks “ten huize van…” Walther Vanbeselaere. nr. 18. Uitzending BRT TV 15-1-1970.’
in: Albrecht, C.Bibliografie Dr. Walther Vanbeselaere 1964-1970.
‘Walther Vanbeselaere’, in: Gazet van Antwerpen 15-01-1970, in: Albrecht, C. Bibliografie Dr. Walther Vanbeselaere 1964-1970.
‘25 jaar hoofdconservator van het museum voor schone kunsten. Gesprek met Walther Vanbeselaere’. De Nieuwe Gazet 16-06-1973, in: Albrecht, C. Bibliografie Dr. Walther Vanbeselaere 1971-1974.
Dierickx, H. Schilder- en beeldhouwkunst in Vlaanderen na 1945. Antwerpen 1985.
Geirlandt, Karel J. (red). Kunst in België na 1945. Antwerpen 2001.
Gepts, Gilberte. ‘Verslag van de hoofdconservator over het jaar 1978’, in: Jaarboek 1979 KMSKA. Antwerpen 1979.
Heijden van der, Marijke en Stumpel, Jeroen. ‘De Nieuwe Figuratie van Lucassen, Freijmuth en Holstein’, in: Imanse, Geurt (red.). De Nederlandse identiteit in de kunst na 1945. Amsterdam 1984.
http://www.wvc.vlaanderen.be/erfgoed/instellingen. ‘Zakelijke en organisatorische aspecten’, in: Zakelijk Advies administratie KMSKA beleidsplan 2006-2010.
Maréchal, Els. Het Museumboek. Koninklijk Museum voor Schone Kunsten. Antwerpen 2003.
KMSKA Beleidsnota 1998-2002. Krijtlijnen voor het beleid 1998-2004. Antwerpen (mei) 2003.
Koninklijk Museum voor Schone Kunsten Antwerpen. Zittingen van den Beheerraad. 18-X-1948/27-XI-1951.
Koninklijk Museum Antwerpen. Zittingen van de Beheerraad, 28-I-1952/28-XI-1955.
Koninklijk Museum Antwerpen. Zittingen van de Beheerraad. 06-II-1961/23-XI-1964.
Koninklijk Museum Antwerpen. Verslag van de Bijzondere Commissie 1974-1981.
Monballieu, A. (red.). ‘Aanwinsten tijdens de ambtsperiode 1948’, in: Jaarboek 1973 KMSKA. Antwerpen 1973.
Monballieu, A. (red.). ‘In Memorian Dr. Gilberte Gepts- Buysaert hoofdconservator’, in: Jaarboek 1983 KMSKA. Antwerpen 1982.
Schoonbaert, Lydia. ‘Afscheid van de hoofdconservator’. Museumkrant. Jaargang 2 (december 1994). Nummer 5.
Vanbeselaere, Walther. Koninklijk Museum voor Schone Kunsten te Antwerpen. Moderne Meesters. Musea van België. Brussel 1958.
Vandamme, Erik. ‘Aanwinsten’. Museumkrant Jaargang 3 (September 1996). Nummer 11.
Vandamme, Erik. ‘Aanwinsten’. Museumkrant. Jaargang 4 (Oktober 1997). Jaargang 4. Nummer 16.
Vandenbroeck, Paul. ‘Aanwinsten’. Museumkrant. Jaargang 10. (December 2003). Nummer 4.
Vandenbroeck, Paul. ‘Aanwinsten’. Museumkrant. Jaargang 1. (oktober 1993). Nummer 1.
Visscher De-D’Haeye, Bernadette. Geschiedenis van de schilderkunst van België van de 14de eeuw tot vandaag. La Renaissance du Livre. Brussel 1995.
Visser De, Ad. De tweede helft. Beeldende kunst na 1945. Nijmegen 1998.
Wesseling, Janneke. ‘De Nulbeweging’, in: Imanse Geurt (red.). De Nederlandse identiteit in de kunst na 1945. Amsterdam 1984.
‘Brief aan de Minister van Cultuur. Aankopen naar aanleiding van de tentoonstelling ‘Kontrasten 1947-67’. Vraag om goedkeuring,’ in: Bestand KMSKA. Wetenschappelijk archiefdeel Werving kunstwerken. Aankopen 1950-1985.
home | lijst scripties | inhoud | vorige | volgende |
[1] Els Maréchal, Het Museumboek. Koninklijk Museum voor Schone Kunsten, Antwerpen 2003, 8.
[2] Ib.
[3] Ibidem, 9.
[4] KMSKA Beleidsnota 1998-2002, Krijtlijnen voor het beleid 1998-2004, Antwerpen (mei) 2000, 13.
[5] Antoine Wiertz is een wat omstreden kunstenaar uit de Belgische romantiek. Constantin Meunier wijdde zijn talent aan de sociale en industriële aspecten van België, aanvankelijk in de schilder- en tekenkunst en vanaf 1885 opnieuw in de beeldhouwkunst.
[6] http://www.wvc.vlaanderen.be/erfgoed/instellingen ‘Zakelijke en organisatorische aspecten’ in: Zakelijk Advies administratie KMSKA- beleidsplan 2006-2010, 1
[7] VZW staat voor Vereniging Zonder Winstoogmerk
[8] Zakelijk Advies administratie, op.cit. (z.n. 6), 6
[9] Helaas hebben mevrouw Schoonbaert en de heer Wuyts niet gereageerd op mijn brieven betreffende het houden van een interview over hun periode als hoofdconservator bij het KMSKA. Om de derde deelvraag te beantwoorden worden daarom jaarverslagen, jaarboeken en commissieverslagen onderzocht.
[10] Ad de Visser, De tweede helft. Beeldende kunst na 1945, Nijmegen 1998, 29.
[11] Marijke van der Heijden en Jeroen Stumpel, ‘De Nieuwe Figuratie van Lucassen, Freijmuth en Holstein’, in: Geurt Imanse (red.) De Nederlandse identiteit in de kunst na 1945, Amsterdam 1984, 141.
[12] De Visser, op.cit. (z.n. 10), 76.
[13] Janneke Wesseling, ‘De Nulbeweging’, in: Geurt Imanse (red.), De Nederlandse identiteit in de kunst na 1945, Amsterdam 1984, 81.
[14] De Visser, op.cit. (z.n. 10), 163.
[15] In reactie op de excessen van het expressionisme en de non figuratieve kunst ontstaat er in de jaren rond 1930 een nieuwe figuratieve kunst in België. De intimistische kunst die terugkeert naar de poëzie van het alledaagse wordt het animisme genoemd. De voorkeur van de animisten gaat uit naar thema’s als stillevens, landschappen en portretten waarin geen extremen van tragiek voorkomen.
[16] De naam van de beweging is afkomstig van de tentoonstelling La Jeune Peinture die in september en oktober 1944 in de galerie Gaston Apollo gehouden werd. Hieraan namen o.a. deel: Gaston Bertrand, Anne Bonnet, Jan Cox, Marc Mendelson, Louis Van Lint, Jack Godderis en Rik Slabbinck. Later komen Jo Delahaut, Luc Peire en Lismonde ook bij de groep.
[17] H. Dierickx, Schilder- en beeldhouwkunst in Vlaanderen na 1945, Antwerpen 1985, 11.
[18] Bernadette De Visscher-D’Haeye, Geschiedenis van de schilderkunst van België van de 14de eeuw tot vandaag, La Renaissance du Livre, Brussel 1995, 375.
[19] Dierickx, op.cit. (z.n. 17), 14.
[20] Ib.
[21] Frans Baudouin, ‘Dr. Walther Vanbeselaere (1908-1988) een levensschets’, in: Vlaanderen, jaar 37, nr. 4 sept-okt 1988, in: C. Albrecht, Bibliografie Dr. Walther Vanbeselaere 1978-1988.
[22] Joos Florquin, ‘In de reeks “ten huize van…” Walther Vanbeselaere’, nr. 18, Uitzending: BRT TV 15-1-1970, in: C. Albrecht, Bibliografie Dr. Walther Vanbeselaere 1964-1970.
[23] Walther Vanbeselaere, Koninklijk Museum voor Schone Kunsten te Antwerpen, Moderne meesters, Musea van België, Brussel 1958.
[24] Koninklijk Museum voor Schone Kunsten- Zittingen van den Beheerraad, 18-X-1948/27-XI-1951, 9.
[25] A. Monballieu (red.), ‘Aanwinsten tijdens de ambtsperiode 1948-1972’, in: Jaarboek 1973, Antwerpen 1973, 8.
[26] Zittingen Beheerraad, op.cit. (z.n.24), 10.
[27] Monballieu, op. cit. (z.n.25), 12.
[28] Ibidem, 33.
[29] Monballieu, op.cit. (z.n.25), 20
[30] Ibidem, 24.
[31] Ibidem, 26.
[32] Ibidem, 31.
[33] Omstreeks 1900 ontvluchten enkele Vlaamse kunstenaars de industriestad en vestigen zich in het kleine nog ongerepte dorp Sint-Martens-Latem in de buurt van Gent. De schilders van Latem zoeken in de eerste plaats naar direct contact met de natuur, maar ook met zichzelf en hun verleden.
[34]Koninklijk Museum Antwerpen- Zittingen van de Beheerraad 28-I-1952/28-XI-1955, 183.
[35] In 1950 werd in het Middelheim park voor het eerst een internationale beeldententoonstelling georganiseerd. Op voorstel van Burgemeester Craeybeckx besloot de gemeente een permanent openluchtmuseum voor beeldhouwkunst op te richten. Vanaf 1951 en om de twee jaar werden gedurende de zomermaanden de internationaal vermaarde biënnales voor beeldhouwkunst georganiseerd. In 1989 sloot de 20ste biënnale de reeks.
[36] Zittingen Beheerraad, op.cit (z.n. 34), 274.
[37] Ibidem, 256.
[38] Ibidem, 310.
[39] Koninklijk Museum Antwerpen-Zittingen van de Beheerraad 06-II-1961/23-XI-1964, 536.
[40] Ibidem, 600.
[41] Monballieu, op.cit. (z.n.25), 139.
[42] ‘Brief aan de Minister van Cultuur, Aankopen naar aanleiding van de tentoonstelling ‘Kontrasten 1947-67’, Vraag om goedkeuring’, in: Bestand KMSKA, Wetenschappelijk archiefdeel Werving kunstwerken, Aankopen 1950-1985.
[43] Zittingen beheerraad, op.cit. (z.n.39), 723.
[44] Monballieu,op.cit. (z.n.25), 163.
[45] Ibidem, 164.
[46] Marc Callewaert, ‘Afscheid zonder weemoed’, Gazet van Antwerpen, 04-07-1973, in: C. Albrecht. Bibliografie Dr. Walther Vanbeselaere 1971-1974.
[47] Zie ook; figuur 4 Verhouding Vlaamse kunstenaars-Internationale kunstenaars 1948-1972.
[48] ‘Walther Vanbeselaere’, Gazet van Antwerpen 15-01-1970, in: C. Albrecht. Bibliografie Dr. Walther Vanbeselaere 1964-1970.
[49] De Visser, op.cit. (z.n. 10), 288.
[50] Karel J. Geirlandt (red.), Kunst in Belgie na 1945, Antwerpen 2001, 162.
[51] A. Monballieu (red.), ‘In Memorian Dr. Gilberte Gepts-Buysaert hoofdconservator’, in: Jaarboek 1983 KMSKA, Antwerpen 1982, 308.
[52] Joos Florquin, op.cit. (z.n. 22).
[53] Koninklijk Museum Antwerpen, Verslag van de Bijzondere Commissie 1974-1981, 933.
[54] Ibidem, 964.
[55] Ibidem, 987. Hier wordt de jubileumtentoonstelling ‘P.P. Rubens. Schilderijen. Schetsen. Tekeningen’ (1977) bedoeld.
[56] Gilberte Gepts, ‘Verslag van de hoofdconservator over het jaar 1978’, in: Jaarboek 1979 KMSKA, Antwerpen 1980, 303.
[57] Ibidem, 338.
[58] Joos Florquin, op.cit. (z.n 22).
[59] MUHKA staat voor Museum voor Hedendaagse Kunst Antwerpen. Het museum heeft een verzameling nationale en internationale kunst vanaf 1970.
[60] Paul Vandenbroeck, ‘Aanwinsten’, Museumkrant, jaargang 1 (oktober 1993), nummer 1, 4-5.
[61] Lydia Schoonbaert, ‘Afscheid van de hoofdconservator’, Museumkrant, jaargang 2, (december 1994), nummer 5, 3.
[62] Erik Vandamme, ‘Aanwinsten’, Museumkrant, jaargang 3,(1996), nummer 11, 7.
[63] Erik Vandamme, ‘Aanwinsten’, Museumkrant, jaargang 4, (oktober 1997), nummer 16, 2.
[64] Maréchal, op.cit (z.n. 1), 9.
[65] Paul Vandenbroeck, ‘Aanwinsten’, Museumkrant, jaargang 10, (december 2003), nummer 4. 10.