Alcoholverslaving bij vrouwen. (Yasmina Seery) |
|
FASE II
PROBLEEM- EN DOELFORMULERING
II.1.HERFORMULERING VAN DE PROBLEMATIEK
Het grootste probleem is het alcoholprobleem. Door zich te laten opnemen in een ontwenningskliniek, is de eerste stap door Jo zelf gezet. Men concentreert er zich in eerste instantie op de lichamelijke ontwenning. In de kliniek wordt in groep gewerkt en wordt o.a. vooral de functie van alcohol in haar leven uitgediept door middel van groepsgesprekken. Men probeert er de patiënten vooral inzicht in hun eigen alcoholproblematiek bij te brengen.
Bij een eerste bezoek aan haar een week later maken we kennis met een nuchtere Jo, die een eerder depressieve indruk maakt. Jo vertelt ons dat ze enkele dagen last heeft gehad met de lichamelijke ontwenningsverschijnselen: misselijkheid, beven, maagpijn,... Maar over het algemeen voelt ze zich momenteel lichamelijk goed. Alleen heel zwaarmoedig.
II.1.2.De zelfervaring van de verslaafde
Bij aanvang van de ontwenning wordt Jo geconfronteerd met een verbrokkeld en gehavend zelfbeeld. Van het unieke bouwwerk dat haar persoonlijkheid was of had kunnen zijn, vindt ze slechts een ruïne terug met in het beste geval enkele gaaf gebleven overblijfselen. Chaos en ondoorzichtelijkheid. Daarenboven ook sterk gekleurd door een negatief zelfgevoelen en een negatieve zelfbeoordeling.
Deze negatieve zelfervaring heeft verschillende bronnen, o.a. de eigen schuld- en insufficiëntiegevoelens in verband met haar kinderen, het gedefinieerd worden door de omgeving als zwakkeling door haar zusters, de zieke of de hulpeloze (soms hopeloze) door haar moeder, de gekke of marginale door haar omgeving en het eigen besef nog te hervallen en te falen in haar projecten. Meer fundamenteel blijkt zij vaak geteisterd door een sterke ambivalentie tussen het willen zelfstandig zijn en de reële afhankelijkheid van anderen. Momenten van zelfverheerlijking wisselen af met een intense behoefte aan contact en bevestiging. Extreme vormen van zelfbevestiging en van isolering alterneren met extreme vormen van contact zoeken en beslag leggen op anderen.
II.2.1.Een 'fully functioning person'
Het
belangrijkste werk zal erin bestaan de voorwaarden aan te brengen waardoor Jo
als persoon opnieuw volledig tot ontplooiing kan komen. Rogers is er met zijn
client-centered therapie van overtuigd dat ieder individu de natuurlijke
mogelijkheden in zich draagt om te groeien tot een 'fully functioning person',
voor zover de omstandigheden niet belemmerend zijn. (Rogers, 1957). In zijn
oorspronkelijk mensbeeld meent hij dat de persoon de intrinsieke potentie bezit
om in elk levensstadium een autonome en creatieve levensmanier te vinden. M.a.w.
een bevredigend en gelukkig leven ligt steeds binnen eenieders bereik. Er zijn
naderhand veel bedenkingen gemaakt bij deze mensvisie en niet het minst door de
cliënt- centered therapeuten zelf. Rogers blijkt erg beïnvloed te zijn door zijn
omgeving. In het naoorlogse Noord-Amerika immers leken er geen grenzen te zijn
aan de menselijke ontwikkeling en men ging ervan uit dat het individueel
'kunnen' haast onbeperkt was. Europese invloeden en zeker ook de
maatschappelijke en economische mislukkingen in de V.S. zelf (O.a. het
'Vietnam-debâcle') hebben geleid tot de vorming van een meer genuanceerd
mensbeeld. Iedere persoon bevat mogelijkheden tot groei en ontwikkeling, maar
tegelijk zijn er beperkingen en onvrijheden die zijn groei blijven bepalen. Met
H. Wijngaarden (1984) kunnen we het eens zijn wanneer hij zegt dat de
client-centered therapeut helpt om het persoonlijk kader te zien waarbinnen
iemand leert én zijn potentie te ontwikkelen en zijn beperktheden te aanvaarden.
De 'fully functioning person' wordt dus eerder als een persoonlijke utopie
gesteld, dan als een werkelijk te bereiken doel.
Toch proberen we te blijven geloven in de uniciteit van iedere persoon. Het is
de bewuste beleving van deze uniciteit die meebrengt dat men het leven als
zinvol ervaart.
Eens haar zelfwaardegevoel weer op peil gebracht is, zou het mogelijk worden ook de nevenproblemen concreter aan te pakken. Vooral het verlies van het hoederecht over de kinderen blijft voor Jo een bron van intens verdriet. Haar financiële situatie is afhankelijk van het feit dat ze geen job heeft, hoewel ze wel graag zou werken. En het niet-hebben van een job heeft er mee toe geleid dat ze geen sociale contacten meer heeft, waardoor ze in een isolement verzeild is geraakt. Al deze elementen samen geven haar steeds opnieuw een 'reden' om alcohol te gaan misbruiken.
Het elementairste veranderingdoel zal zijn dat Jo er in slaagt de alcohol te laten staan.
Het leek mij opportuun om mij vooral eerst te informeren rond de problematiek. Terwijl Jo opgenomen was in de ontwenningskliniek begon ik mijzelf te documenteren over vrouwen met alcoholproblemen.
|