Parallelle economieën in Cambodja. (Jeroen Cauwels). |
|
5. BESLUIT: WAT MET DE TOEKOMST?
Zoals dus uitvoerig blijkt uit de voorgaande uiteenzetting heeft Cambodia te lijden onder een hoge mate van wanbeheer op verschillende beleidsniveaus, die de rechtstreekse aanleiding zijn van het wegkwijnen van het nationale bosbestand en van de ecologische catastrofes die ermee gepaard gaan. Houtverwerkende firma’s weten langs een obscure, haast illegale weg de nodige concessies te bemachtigen, waardoor ze in staat blijken zichzelf voortdurend te blijven verrijken, ten koste van de Cambodiaanse staatsfinanciën en het milieu. De nefaste ecologische kwesties hebben op hun beurt dan weer een neerslag op de socio-economische situatie, die mede de politiek-institutionele gang van zaken bepaalt. Om een mogelijke halt hieraan te kunnen toebrengen is er met andere woorden nood aan een diepgaande hervorming van de beleidsstructuren en de administratie, waar vooral de vergevorderde corruptie en het dito nepotisme dient uitgeroeid te worden. Zonder een hoogdringend ingrijpen blijft de macht van de concessiehouders zich lineair uitbreiden, waardoor dit nodige ingrijpen op termijn tot een bittere illusie zal verworden.
Medewerkers van GW, die de Cambodiaanse problematiek al geruime tijd op de voet volgen, en zelfs de status van onafhankelijke toezichter op het bosbeheer hebben verworven, stippen in hun briefings de concrete beleidsproblemen aan, waaraan het land zijn voortdurende falen mede te danken heeft. Een overzicht van de mislukkingen [1]:
Landelijke bosbeheerders slagen er niet in om basismanagementtechnieken onder de knie te krijgen. Zo lukt het hen niet om op een correcte manier de omgekapte houtblokken van een hamerstempel te voorzien, waardoor ook illegaal gevelde blokken een legaal karakter verkrijgen.
Men slaagt er niet in om de herkomst, en daarmee dus ook de al dan niet legaliteit, van de houtblokken die de verwerkende zagerijen binnenkomen te bepalen.
Het inventaris-systeem, waardoor het hout voor 100 procent zekerheid kan gecontroleerd worden, raakt niet in uitvoering.
Officials van de DFW blijken niet in staat om illegale activiteiten te rapporteren, hoe nadrukkelijk en hoe grootschalig die ook mogen wezen.
Officials van de DFW stellen eveneens geen onderzoeken in naar mogelijke misbruiken, meer zelfs, onderzoeken uitgaande van GW en andere neutrale onderzoekers worden vaak actief tegengewerkt.
Het FMCU weigert om de 22 zaken die GW bij hen aanhangig heeft gemaakt in te voeren bij hun onderzoekseenheid.
Op juridisch vlak worden concessiehouders steevast bevoordeeld ten koste van de op til staande hervormingen in het bosbeheer en worden aanklagers van wantoestanden doorgaans zelf gestraft.
Op het hoogste administratief beleidsniveau slaagt men er niet in om een gegarandeerde juridische ruggensteun te verlenen aan de waarnemers om zaken aanhangig te kunnen maken, laat staan om een mogelijke vervolging van houtverwerkende bedrijven te garanderen.
er nog geen reeds lang aangevraagde lijst van legale en illegale zagerijen is opgemaakt, nodig om een efficiënte controle uit te oefenen.
het opsporingssysteem van houtblokken niet up to date is.
er voortdurend onsamenhangende en gewijzigde informatie wordt vrijgegeven betreffende het ‘log monitoring system’ en het hamerstempelen van houtblokken. Zonder een duidelijk uitgestippelde procedure blijven de concessiehouders zonder moeite buiten schot, aangezien zo niemand echt zicht heeft op de situatie.
het ‘log monitoring system’ werkt inefficiënt en is dus oncontroleerbaar, zelfs al zou de DFW de intentie hebben om het werkelijk te gebruiken.
Zoals dus al meermaals werd aangegeven, dienen er dringend veranderingen in de aanpak te worden doorgevoerd. De beoogde hervormingen, voorzien voor november 2001, lijken een eerste duidelijke stap in de juiste richting. Hun Sen vertoont klaarblijkelijk de indruk om het de houtkapindustrie, meer bepaald de CTIA, moeilijker te maken dan voorheen het geval was. Zo heeft men het plan opgevat om in de toekomst meer concessies te beëindigen dan er worden afgesloten, en lokale hervormingscommittees en symposia dienen de aandachtspunten aan een ruim publiek bekend te maken, mede in het kader van internationale fondsenverwerving [3]. De voorziene beleidspunten zijn er voornamelijk op gericht om het nog resterende bosbestand een blijvend bestaan te garanderen. Die evolutie kan op lange termijn alleen maar positieve gevolgen teweegbrengen. Hoewel een ingrijpen op korte termijn misschien kan betekenen dat de werkgelegenheid in de houtindustrie zal worden aangetast, of dat bepaalde concessiehoudende firma’s zullen wegtrekken uit Cambodia, wegen de positieve kanten van het hervorminsplan toch duidelijk zwaarder door dan dit. De gevolgen voor de ecologie brengen immers andere positieve gevolgen met zich mee. Wanneer het bosbestand bestendigd blijft, raken alle hiermee gerelateerde probleemsituaties ook vlugger uit het slop. Bij het afwegen tussen economie-ecologie haalt het langetermijndenken het zonder al te veel moeite. Op die manier hebben de met de landbouw verbonden mistoestanden eindelijk zicht op verbetering. Erosie, waternood en watersnood, en mislukken van rijstoogsten hangen allemaal samen met het overvloedig ontbossen van het Cambodiaanse tropisch woud. Het nieuwe management is een teken dat men eindelijk komaf wil maken met deze problemen. Voor de nationale beleidsvoerders kan dit op politiek vlak ook alleen maar positieve gevolgen hebben, aangezien een stabilisering in de sociaal-economische sector, ook een verbetering met zich kan meebrengen op politiek-institutioneel vlak. Hoe minder het land te kampen zal krijgen met catastrofes ten gevolge van ecologische vernielingen, hoe minder mogelijke kritische argumenten de oppositiepartijen kunnen blijven hanteren.
We dienen ons in deze context echter wel de vraag te stellen of de beloftes die de RGC maakt geen loze woorden zijn. Met andere woorden, zullen de huidige wanpraktijken effectief uit de wereld worden geholpen ? Niemand kan garanderen dat door het invoeren van een vernieuwing in de beleidsaspecten er plots een einde zal komen aan de corruptie, die de ware oorzaak blijkt van dergelijke situaties. Het valt af te wachten of de DFW nu eensklaps wel in staat zal blijken om illegale activiteiten op het spoor te komen, laat staan tot effectieve vervolgingen en rechtszaken tegen overtredende houtconcessiehouders over te gaan. Ook de rol die het militaire apparaat speelt in de hele zaak kan niet zomaar verdwijnen, en we mogen ook niet vergeten dat verschillende functionarissen van de RGC een belangrijk aandeel bezitten in de houtverwerkende nijverheid. De machtsbasis van de bedrijven van de CTIA is hierdoor al zodanig uitgebreid dat het moeilijk wordt om tot een revolutionaire ommekeer te komen. We mogen dus enerzijds hoopvol kijken naar de toekomst, maar anderzijds de nodige sceptische en pessimistische opvattingen niet zomaar uit het oog verliezen.
Maar we mogen onze aandacht niet enkel op Cambodia zelf focussen. Aangezien Cambodia zich binnen de Aziatische zone bevindt, en de problematiek niet louter nationaal mag worden bekeken, dienen de oplossingen ervoor niet enkel op lokaal en nationaal, maar ook op interregionaal en internationaal vlak te worden gezocht. Dankzij het werk van diverse drukkingsgroepen werd de stap in de juiste richting gezet. De inschakeling van Cambodia in regionale samenwerkingsorganen zoals de Asean kan eveneens een positieve stimulans betekenen om de ingeslagen weg verder te zetten. Bovendien kunnen internationale financiële instellingen zoals de Worldbank en de Asian Development Bank een bijkomende druk uitoefenen om zich aan internationaal uitgevaardigde regels te houden, daar Cambodia heel afhankelijk is van leningen uitgeschreven door dergelijke instellingen. Ook het Westen kan een actieve politieke rol spelen bij de oplossing van het conflict. Heel wat Westerse landen zijn namelijk importeur van Cambodiaans tropisch hardhout, hetzij in onverwerkte vorm, hetzij verwerkt als meubelstuk. Een strengere controle op deze ingevoerde waren kan eveneens een wereld van verschil uitmaken.
Om
dit werk af te sluiten kunnen we tenslotte nog eens samenvattend stellen dat de
besproken casus een goede aanloop vormt om de bredere transitieprocessen binnen
de Cambodiaanse samenleving te benaderen. Aangezien het fenomeen van de illegale
houtkap zijn problematiek zowel op het economisch vlak als op het
politiek-institutioneel en sociaal-cultureel vlak gesitueerd weet, kan dit
zonder veel moeite worden uitgebreid naar het algemeen maatschappelijk niveau.
Illegale houtkap, en de dieperliggende oorzaken en gevolgen ervan leggen precies
bloot wat er mis gaat binnen het pas sinds kort ‘stabiele’ land
[4].
De staat verkeert nog overduidelijk in het stadium van de overgang naar een
nieuwe maatschappij, en kent klaarblijkelijk nog heel wat kwaaltjes die de
positie van het overheidsgezag kunnen ondermijnen. Corruptie en aanverwante
praktijken zullen nergens volledig kunnen uitgeroeid worden, en dit werk was
hier ook geen pleidooi toe, maar wat zich in Cambodia voordoet is schadelijk
voor het optimaal functioneren van de maatschappij, en dient dus zo goed als
mogelijk aan banden te worden gelegd. Wil Cambodia zich op termijn bij zijn
‘Tijger’-buurtstaten voegen, zal men moeten trachten de ‘netwerkensamenleving’,
zoals ze zou kunnen getypeerd worden, om te vormen tot een gezonde economische,
politieke, institutionele en culturele maatschappij. Dat betekent in dit geval
ook breken met het gewelddadige verleden, en bouwen aan een stabiel, leefbaar
klimaat, waar ook de man-in-de-straat zijn wensen tot op een grotere hoogte kan
vervuld zien.
|
[4] Stabiel in de betekenis dat er een einde is gemaakt aan de gewelddadige burgeroorlog.